Datum uitspraak:
Datum publicatie:
Zaaknummer:
Soort procedure:
Zittingsplaats:
Instantie:

Inhoudsindicatie:

incident tot voeging en tussenkomst. Geen belang bij voeging gelet op toewijzing vordering tot tussenkomst.

Uitspraak



vonnis

RECHTBANK DEN HAAG

Team handel

zaaknummer / rolnummer: C/09/505516 / HA ZA 16-192

Vonnis in incident van 17 augustus 2016

in de zaak van

de stichting

STICHTING FOCWA GARANTIEFONDS,

gevestigd te Teylingen,

eiseres in de hoofdzaak,

eiseres in het incident tot het treffen van een voorlopige voorziening in conventie,

verweerster in het incident tot het treffen van een voorlopige voorziening in reconventie,

verweerster in het incident tot voeging en tussenkomst,

advocaat mr. I.I.L. Jansen te Utrecht,

tegen

1. de vereniging

VERENIGING FOCWA SCHADEHERSTEL,

gevestigd te Sassenheim,

2. de stichting

STICHTING AUTOMOTIVE GARANTIEFONDS,

gevestigd te Sassenheim,

gedaagden in de hoofdzaak,

verweersters in het incident tot het treffen van een voorlopige voorziening in conventie,

eiseressen in het incident tot het treffen van een voorlopige voorziening in reconventie,

verweersters in het incident tot voeging en tussenkomst,

advocaat mr. E.L. Abbink Spaink te Rotterdam,

en

de vereniging met volledige rechtsbevoegdheid

FEDERATIE FOCWA,

gevestigd te Sassenheim,

eiseres in het incident tot voeging en tussenkomst,

advocaat mr. E.L. Abbink Spaink te Rotterdam.

Eiseres zal hierna worden aangeduid als De Stichting. Gedaagden zullen worden aangeduid als Schadeherstel en Automotive en gezamenlijk als Schadeherstel c.s. (vrouwelijk enkelvoud). Eiseres in het incident tot voeging en tussenkomst zal hierna worden aangeduid als De Federatie.

1 De procedure

1.1.

Het verloop van de procedure blijkt uit:

- de dagvaarding van 8 februari 2016 tevens houdende de incidentele vordering tot het treffen van een voorlopige voorziening ex artikel 223 Rv, met producties 1 tot en met 16;

de incidentele conclusie tot voeging en tussenkomst van De Federatie van 4 mei 2016, met producties 1 tot en met 4;

de conclusie van antwoord in de hoofdzaak en het incident, tevens conclusie van eis in reconventie in zowel de hoofdzaak als het incident ex 223 Rv, tevens antwoord in het incident tot voeging en tussenkomst van 4 mei 2016, met producties 1 tot en met 76;

de incidentele conclusie van antwoord van De Stichting van 25 mei 2016, met daarbij een proceskostenoverzicht.

1.2.

Vonnis in het incident tot voeging en tussenkomst is nader bepaald op heden.

2 Vorderingen en grondslagen in de hoofdzaak

2.1.

In de hoofdzaak vordert De Stichting – samengevat – een verklaring voor recht dat Schadeherstel c.s. met het gebruik van de aanduiding FOCWA inbreuk maakt althans heeft gemaakt op de handelsnaamrechten, Benelux-merkenrechten en/of auteursrechten van De Stichting, althans op andere wijze onrechtmatig hebben gehandeld jegens De Stichting en dat zij voor de door De Stichting geleden schade aansprakelijk is en gehouden is deze schade te vergoeden, op te maken bij staat. Daarnaast vordert De Stichting een inbreukverbod, een verbod op het verspreiden van nieuwsberichten, en een gebod tot rectificatie, een en ander op straffe van een dwangsom en met veroordeling van Schadeherstel c.s. in de proceskosten conform artikel 1019h Rv .

2.2.

Ter onderbouwing van haar vorderingen stelt De Stichting het volgende.

De Stichting exploiteert sinds 1985 onder de handelsnaam Stichting FOCWA Garantiefonds een garantieregeling voor autoherstelbedrijven. Deze garantieregeling vervult een waarborgfunctie voor de deelnemers in geval van geschillen en calamiteiten. Daarnaast is De Stichting houdster van het Beneluxwoord-/beeldmerk FOCWA GARANTIEBEDRIJF, ingeschreven op 13 juli 1990 onder nummer 0483375. Ook heeft zij een auteursrecht op het door de deelnemers aan hun klanten te verstrekken FOCWA-garantiebewijs. Tot in ieder geval eind 2014 was De Stichting nauw verbonden met De Federatie en de daartoe behorende zelfstandige verenigingen, waaronder Schadeherstel, die ook de naam FOCWA gebruikten. Nadat in december 2014 discussie is ontstaan tussen De Stichting en Schadeherstel c.s., is de relatie verstoord geraakt. Schadeherstel is vervolgens, al dan niet in samenwerking met Automotive, onder de naam FOCWA AUTOMOTIVE GARANTIEFONDS een schadeherstelgarantiefonds gestart.

Door het gebruik van voormelde handelsnaam handelt Schadeherstel c.s. in strijd met artikel 5 van de Handelsnaamwet . Voorts maakt zij door het gebruik van de aanduiding FOCWA inbreuk op de merkrechten van De Stichting in de zin van artikel 2.20 lid 1 sub a en b en lid 2 sub d van het Benelux-verdrag inzake de intellectuele eigendom (merken en tekeningen of modellen) (BVIE). Daarnaast maakt Schadeherstel c.s. inbreuk op de auteursrechten van De Stichting met betrekking tot het FOCWA-garantiebewijs.

Voorts handelt Schadeherstel c.s. onrechtmatig en in strijd met de regels van ongeoorloofde mededinging door zich in de branche te presenteren als het ‘nieuwe FOCWA Garantiefonds’ en ‘Garantiefonds nieuwe stijl’, en daarbij misleidende, onjuiste en verwarrende mededelingen over De Stichting te doen aan haar deelnemers waarbij zij de indruk wekt dat De Stichting niet meer bestaat. Tevens creëert Schadeherstel c.s. met opzet verwarring als gevolg waarvan De Stichting schade ondervindt. De Stichting heeft daarom belang bij toewijzing van de gevorderde verklaring voor recht, het inbreukverbod en de nevenvorderingen.

2.3.

In reconventie vordert Schadeherstel c.s. – zakelijk weergegeven – (i) een verklaring voor recht dat De Stichting misbruik maakt van haar bevoegdheid door met een beroep op haar handelsnaam-, merk- en auteursrechten Schadeherstel c.s. te verhinderen een nieuwe garantieregeling aan te bieden met gebruik van de aanduiding FOCWA en door met een beroep op regels van ongeoorloofde mededinging Schadeherstel te verhinderen te communiceren over De Stichting in relatie tot het nieuwe garantiefonds, alsmede een verklaring voor recht dat De Stichting gehouden is de schade te vergoeden, nader op te maken bij staat, die Schadeherstel c.s. hebben geleden door voormeld onrechtmatig handelen van De Stichting. Daarnaast vordert Schadeherstel c.s. (ii) dat De Stichting ieder onrechtmatig handelen jegens Schadeherstel c.s. staakt en haar te gebieden zich te onthouden van iedere handeling die (a) onder de leden van Schadeherstel en derden onduidelijkheid schept over hun respectieve verplichtingen, dan wel verwarring wekt over de hoedanigheid en activiteiten van Schadeherstel en De Stichting, waaronder het aanschrijven van de leden van Schadeherstel over de door hen beweerdelijk gepleegde wanprestatie en het benaderen van derden met verzoeken tot het doorvoeren van adreswijzigingen en (b) het doen van uitingen (bijvoorbeeld door middel van het plaatsen van nieuwsberichten) waarin De Stichting verkondigt en insinueert dat Schadeherstel samen met De Federatie fraude zou hebben gepleegd;

(iii) De Stichting te veroordelen over te gaan tot rectificatie door middel van de in de conclusie van eis in reconventie vermelde tekst op de in die conclusie vermelde wijze;

ii en iii op straffe van een dwangsom en met veroordeling van De Stichting in de proceskosten op de voet van artikel 1019h Rv .

2.4.

Aan deze vordering heeft Schadeherstel c.s. het volgende ten grondslag gelegd. De Stichting en Schadeherstel zijn gewezen partners in een – inmiddels ontspoorde – samenwerking. De Stichting is door De Federatie opgericht en zij voerde namens De Federatie, en later namens Schadeherstel een door hen gedelegeerde taak uit, te weten het verzorgen van de FOCWA-garantieregeling. Nadat De Stichting zich op onrechtmatige wijze had onttrokken aan de (bestuurlijke) invloed die Schadeherstel over haar kon uitoefenen, is de samenwerking ontspoord en heeft Schadeherstel - samen met Automotive - een nieuw garantiefonds opgericht. De leden van Schadeherstel hebben hun vertrouwen in en hun overeenkomsten met De Stichting massaal opgezegd. Schadeherstel c.s. wil snel door met het ongehinderd aanbieden van een nieuw garantiefonds aan de leden van Schadeherstel. Hiertoe is van belang dat De Stichting zich onthoudt van uitlatingen over vermeende fraude door Schadeherstel c.s. en dat zij haar andere onrechtmatige verwarring wekkende handelingen staakt. De intellectuele eigendomsrechten waarop De Stichting zich in deze procedure beroept zijn alle tot stand gekomen en aan De Stichting gegund in het kader van de uitvoering van voormelde, gedelegeerde taak. Partijen zijn geen concurrenten van elkaar, zodat de regels van oneerlijke mededinging toepassing missen.

3 Het geschil in het incident tot voeging en tussenkomst

3.1.

De Federatie vordert in het incident dat het haar wordt toegestaan in de hoofdzaak tussen te komen alsmede zich daarin te mogen voegen aan de zijde van Schadeherstel c.s., met veroordeling van De Stichting in de kosten van het incident.

3.2.

De Federatie heeft aan haar vordering tot voeging en tussenkomst het volgende ten grondslag gelegd. De Federatie is de centrale organisatie van een verbond van verenigingen binnen de carrosseriebranche en de bij die verenigingen aangesloten leden. Schadeherstel was sinds 1988 als orgaan actief binnen De Federatie en is sinds 2009 verzelfstandigd tot een vereniging. De leden van Schadeherstel zijn tevens leden van De Federatie. Op grond van haar statuten is De Stichting gehouden Schadeherstel bij te staan in aangelegenheden met betrekking tot de naam FOCWA.

De handelsnaamrechten van De Federatie op de naam FOCWA gaan terug tot 1936. Daarnaast ontwerpt De Federatie de huisstijl van de FOCWA-organisatie. Op grond van haar statuten is De Federatie gehouden de merknaam FOCWA te bewaken en erop toe te zien dat de FOCWA-merken met toestemming van en in overeenstemming met het belang van de leden van De Federatie en de aan haar verbonden entiteiten worden gebruikt. In 2015 heeft De Federatie de eerder aan De Stichting verleende voorwaardelijke toestemming om de handelsnaam FOCWA te gebruiken herroepen. Indien De Federatie en Schadeherstel hun (individuele) leden geen garantieregeling kunnen aanbieden die duidelijk afkomstig is uit de FOCWA-organisatie, zal dit mogelijk een grote uitstroom van leden teweegbrengen. Toewijzing van de vorderingen van De Stichting zou De Federatie op financieel gebied dan ook ernstig aantasten. De vorderingen van De Stichting verplichten De Federatie daarom om zich in de hoofdzaak aan de zijde van Schadeherstel c.s. te voegen. Doet De Federatie dat niet, dan handelt zij in strijd met haar statuten hetgeen kan leiden tot aansprakelijkheid jegens Schadeherstel en de individuele leden.

De Stichting heeft zich afgezonderd van de FOCWA-organisatie en wordt door de individuele leden niet langer geaccepteerd. De Stichting bestrijdt de FOCWA-organisatie en berokkent haar schade en hindert haar in de uitvoering van haar taken met een beroep op rechten die zij niet langer bevoegdelijk kan inroepen. Mede met het oog op de belangen van Schadeherstel heeft De Federatie er daarom recht op en belang bij om – met een beroep op haar intellectuele eigendomsrechten – De Stichting te verbieden te eigen bate verder nog gebruik te maken van de aanduiding FOCWA.

3.3.

Schadeherstel c.s. maakt geen bezwaar tegen de gevorderde voeging en tussenkomst. De Stichting maakt ook geen bezwaar tegen de voeging maar zij voert verweer tegen de tussenkomst. Op de stellingen van partijen wordt hierna, voor zover hier van belang, nader ingegaan.

4. De beoordeling van de bevoegdheid in de hoofdzaak in conventie en het incident

4.1.

Voor zover De Stichting haar vorderingen in de hoofdzaak in conventie heeft gegrond op inbreuk op een Beneluxmerkrecht, is deze rechtbank internationaal en relatief bevoegd daarvan kennis te nemen op grond van artikel 4.6 BVIE , omdat Schadeherstel en Automotive in dit arrondissement zijn gevestigd. Voor zover De Stichting haar vorderingen op andere grondslagen heeft gebaseerd is deze rechtbank relatief bevoegd, reeds omdat die bevoegdheid niet is bestreden. Uit de bevoegdheid in de hoofdzaak in conventie vloeit voort dat deze rechtbank eveneens bevoegd is in het onderhavige incident.

5 De verdere beoordeling in het incident tot voeging en tussenkomst

5.1.

Voor tussenkomst – waarbij een derde partij (in dit geval De Federatie) een eigen vordering wenst in te stellen die zich richt tot (één van) de procederende partijen – is vereist dat blijkt van een belang van de derde om zich met dat doel te mengen in de hoofdzaak. Dat belang kan erin bestaan dat in verband met de gevolgen die de uitspraak in de hoofdzaak kan hebben, benadeling of verlies van een recht van de tussenkomende partij dreigt, dan wel diens positie anderszins kan worden benadeeld. Aan de toewijsbaarheid van een vordering tot tussenkomst kunnen niettemin de eisen van een goede procesorde in de weg staan. Een partij die verlangt te worden toegelaten tot tussenkomst, moet daarbij kenbaar maken wat zij wenst te vorderen en van wie, nu een oordeel over de gerechtvaardigdheid van de verlangde tussenkomst immers alleen mogelijk is indien duidelijk is wat de interveniënt wenst te bewerkstelligen. Zij dient voorts voldoende toe te lichten dat de vorderingen die zij wenst in te stellen in de hoofdzaak, voldoende samenhang vertonen met het onderwerp van de hoofdzaak om tot het oordeel te kunnen leiden dat zij voldoende belang heeft bij tussenkomst in verband met de gevolgen die zij van de uitspraak in de hoofdzaak kan ondervinden.

5.2.

De Stichting heeft als verweer aangevoerd dat De Federatie heeft nagelaten toe te lichten welke vorderingen zij wenst in te stellen. Daarnaast heeft De Stichting betwist dat de vordering die De Federatie mogelijk wenst in te stellen de vereiste samenhang heeft met de hoofdzaak. Met betrekking tot deze verweren overweegt de rechtbank als volgt.

5.3.

Zoals is overwogen in 5.1 en in het arrest van de Hoge Raad van 28 maart 2014 dient duidelijk te zijn wat de tussenkomende partij wenst te bewerkstelligen, omdat alleen dan een oordeel over de gerechtvaardigdheid van de tussenkomst mogelijk is. Naar het oordeel van de rechtbank voldoen de stellingen van De Federatie aan de daaraan te stellen eisen. In randnummers 22 tot en met 24 van de incidentele conclusie tot voeging en tussenkomst heeft De Federatie voldoende duidelijk uiteengezet dat zij met een beroep op haar intellectuele eigendomsrechten De Stichting wenst te verbieden nog verder gebruik te maken van de aanduiding FOCWA. De intellectuele eigendomsrechten waarop De Federatie zich daarbij wenst te beroepen om dat te bereiken, zijn (in ieder geval) de handelsnaam FOCWA en haar – naar de rechtbank begrijpt – (auteurs)rechten op de huisstijl. Uit randnummer 7 van de incidentele conclusie van antwoord volgt bovendien dat ook De Stichting de vordering van De Federatie aldus heeft begrepen. Dat De Federatie nog geen concrete vordering heeft beschreven voor het door haar beoogde gebruiksverbod, is onder deze omstandigheden onvoldoende om aan toewijzing van de tussenkomst in de weg te kunnen staan.

5.4.

Het verweer van De Stichting dat de vordering van De Federatie onvoldoende samenhang heeft met de hoofdzaak kan evenmin worden gevolgd. Met haar vordering beoogt De Federatie te voorkomen dat De Stichting zich in de hoofdzaak met succes kan beroepen op de intellectuele eigendomsrechten die De Stichting volgens De Federatie enkel met haar toestemming mocht gebruiken. Hiermee is naar het oordeel van de rechtbank voldaan aan de vereiste samenhang zoals vermeld in 5.1.

5.5.

Op grond van hetgeen hiervoor in 5.3 en 5.4 is overwogen, zal de gevorderde tussenkomst worden toegestaan.

Voeging

5.6.

De Federatie stelt dat zij, ook als zij wordt toegelaten tot tussenkomst, een zelfstandig belang heeft bij voeging aan de zijde van Schadeherstel c.s. Zij betoogt in dat verband dat zij statutair gehouden is de belangen van Schadeherstel te behartigen en dat voor de vorderingen in de procedure tussen De Stichting en Schadeherstel c.s. geldt, dat die vorderingen niet toe- of afgewezen kunnen worden op gronden die Schadeherstel c.s. niet zelf kan inroepen. Zij beroept zich daarbij op de volgende overweging van de Hoge Raad in zijn arrest van 6 november 2015:

“Daarbij wordt nog opgemerkt dat de rechter een vordering in beginsel niet kan toewijzen of afwijzen op gronden die door een gevoegde partij zijn aangevoerd, maar door de partij aan wiens zijde de voeging plaatsvond, zelf niet konden worden ingeroepen.” .

5.7.

De rechtbank overweegt als volgt. Anders dan De Federatie meent, kan uit bovengenoemd arrest van de Hoge Raad niet de conclusie worden getrokken dat De Federatie in geval van voeging met succes gronden kan aanvoeren als gevoegde partij, die Schadeherstel c.s. niet kan aanvoeren. Integendeel, de bewuste overweging maakt juist duidelijk dat dat niet kan. Dat hangt samen met de aard van een voeging, waarin een partij zich wenst te scharen aan de zijde van een procespartij. Juist in dat opzicht wijkt de voeging af van de tussenkomst. Daarnaast valt niet in te zien waarom de gestelde statutaire verplichting tot behartiging van de belangen van Schadeherstel meebrengt dat De Federatie zich zou moeten voegen, naast de mogelijkheid die de toe te wijzen tussenkomst haar biedt om de belangen van Schadeherstel te behartigen. Naar het oordeel van de rechtbank heeft De Federatie dan ook geen belang bij voeging naast tussenkomst.

Slotsom, proceskosten en verwijzing hoofdzaak

5.8.

De tussenkomst zal derhalve worden toegestaan en de voeging zal worden afgewezen. De rechtbank houdt de beslissing over de proceskosten aan totdat in de hoofdzaak zal worden beslist. De hoofdzaak zal worden verwezen naar de rol voor het nemen van een conclusie van eis aan de zijde van De Federatie. Iedere verdere beslissing zal worden aangehouden.

6 De beslissing

De rechtbank:

in het incident

6.1.

staat De Federatie toe om in de hoofdzaak tussen te komen;

6.2.

wijst het overigens in het incident gevorderde af;

6.3.

houdt de beslissing omtrent de kosten van het incident aan tot het eindvonnis in de hoofdzaak;

in de hoofdzaak

6.4.

bepaalt dat de zaak weer op de rol zal komen van 28 september 2016 voor het nemen van conclusie van eis aan de zijde van De Federatie;

6.5.

houdt iedere verdere beslissing aan.

Dit vonnis is gewezen door mr. F.M. Bus en in het openbaar uitgesproken op 17 augustus 2016.

Wetboek van Burgerlijke Rechtsvordering.

ECLI:NL:HR:2014:768

ECLI:NL:HR:2015:3241, r.o. 3.12


» Juridisch advies nodig? « advertorial

Heeft u een juridisch probleem of een zaak die u wilt voorleggen aan een gespecialiseerde jurist of advocaat ?

Neemt u dan gerust contact met ons op en laat uw zaak vrijblijvend beoordelen.



naar boven      |      zoeken      |      uitgebreid zoeken

Snel uitspraken zoeken en filteren

> per rechtsgebied > op datum > op instantie

Gerelateerde advocaten

Gerelateerde advocatenkantoren

Recente vacatures

Meer vacatures | Plaats vacature