U dient ingelogd te zijn om favorieten te kunnen toevoegen aan Mijn Jure
U kunt zich hier gratis registreren
Datum uitspraak:
Datum publicatie:
Rechtsgebied:
Zaaknummer:
Zittingsplaats:
Instantie:

Inhoudsindicatie:

‘Guinee, verlengde asielprocedure, elementen relaas ongeloofwaardig, minderjarigheid voldoende betrokken bij voorbereiding en besluitvorming, beroep ongegrond

Uitspraak



RECHTBANK DEN HAAG

Zittingsplaats Middelburg

Bestuursrecht

Zaaknummer: NL16.264

V-nummer: [nummer]

uitspraak van de enkelvoudige kamer voor vreemdelingenzaken van 2 juni 2016 in de zaak tussen

[naam], eiser,

gemachtigde J.J.T. van Loo,

en

de staatssecretaris van Veiligheid en Justitie, verweerder,

gemachtigde M.F. van der Lubbe.

Procesverloop

Eiser heeft beroep ingesteld tegen het besluit van verweerder van 20 januari 2016 waarbij de asielaanvraag van eiser is afgewezen (het bestreden besluit).

De behandeling van het beroep heeft plaatsgevonden op 23 mei 2016. Partijen hebben zich doen vertegenwoordigen door hun gemachtigden. Ter zitting is het onderzoek gesloten.

Overwegingen

1. Eiser heeft gesteld te zijn geboren op [geboortedatum] en de Guinese nationaliteit te bezitten. Op 22 juli 2016 heeft eiser een aanvraag ingediend tot verlening van een verblijfsvergunning asiel voor bepaalde tijd. Hij heeft aan zijn aanvraag ten grondslag gelegd dat zijn vader politiek betrokken was bij campagnes van de Union des Forces Démocratiques de Guinée (UFDG) en op 25 oktober 2014, in het bijzijn van eiser, bij hun woning is gedood door soldaten. Eiser is op aangeven van zijn stiefmoeder door de soldaten meegenomen naar een gevangenis om later zelf ook vermoord te worden. Met behulp van een bewaker en een kennis van eisers vader, kolonel [naam], heeft eiser kunnen ontsnappen en op 4 november 2014 Guinee kunnen verlaten.

2. Verweerder heeft de aanvraag afgewezen als ongegrond op grond van artikel 31 van de Vreemdelingenwet 2000 ( Vw ). Daarnaast heeft verweerder eiser niet in aanmerking gebracht voor een verblijfsvergunning regulier voor bepaalde tijd op grond van artikel 14, eerste lid, aanhef en onder e, van de Vw .

3. Op hetgeen eiser daartegen heeft aangevoerd wordt hieronder ingegaan.

De rechtbank oordeelt als volgt.

4. Ingevolge artikel 83a van de Vw, omvat de toetsing van de rechtbank een volledig en ex nunc onderzoek naar zowel de feitelijke als de juridische gronden, met inbegrip van, indien van toepassing, een onderzoek naar de behoefte aan internationale bescherming.

5. Zoals volgt uit de uitspraak van de Afdeling bestuursrechtspraak van de Raad van State (Afdeling) van 13 april 2016 (ECLI:NL:RVS:2016:890) is de manier waarop de bestuursrechter in het algemene Nederlandse bestuursrechtelijke stelsel een besluit van een bestuursorgaan toetst, afhankelijk van de aard en inhoud van de bevoegdheid die het bestuursorgaan heeft uitgeoefend en het voorliggende besluit. Uitgangspunt is dat de bestuursrechter toetst of het bestuursorgaan het besluit zorgvuldig en deugdelijk gemotiveerd heeft genomen. Als het bestuursorgaan beslissingsruimte heeft, toetst de bestuursrechter op die aspecten en onderdelen met inachtneming van die beslissingsruimte. Dat geldt ook in het vreemdelingenrecht, met inbegrip van het asielrecht. In het asielrecht heeft verweerder beslissingsruimte bij zijn beoordeling van de geloofwaardigheid van niet met bewijs gestaafde verklaringen en vermoedens van een vreemdeling. De bestuursrechter zal in dat geval moeten toetsen of verweerder zich niet ten onrechte op het standpunt heeft gesteld dat het asielrelaas ongeloofwaardig is. De bestuursrechter moet echter ook in dat geval de zorgvuldigheid en motivering van de besluitvorming van verweerder, waarbij hij die beslissingsruimte gebruikt, op de hiervoor bedoelde manier toetsen. Voorts volgt uit voormelde uitspraak van de Afdeling (overweging 8.3) dat bij de bestuursrechtelijke toetsing van de motivering van verweerder bijzonder gewicht toekomt aan de onderlinge samenhang van een asielrelaas en de weging door verweerder van door hem al dan niet geloofwaardig geachte elementen, en hoe deze doorwerken in zijn standpunt over de geloofwaardigheid van een asielrelaas als geheel.

6. Ingevolge artikel 31, eerste lid, van de Vw wordt een aanvraag tot het verlenen van een verblijfsvergunning asiel voor bepaalde tijd als bedoeld in artikel 28 afgewezen als ongegrond in de zin van artikel 32, eerste lid, van de Procedurerichtlijn, indien de vreemdeling niet aannemelijk heeft gemaakt dat zijn aanvraag is gegrond op omstandigheden die, hetzij op zichzelf, hetzij in verband met andere feiten, een rechtsgrond voor verlening vormen.

7. De rechtbank stelt vast dat niet in geschil is dat dat verweerder als relevante elementen in eisers relaas heeft onderscheiden:

 eisers identiteit, nationaliteit en herkomst;

 eisers persoonlijke politieke overtuiging;

 de moord op eisers vader door soldaten vanwege de politieke werkzaamheden van zijn vader, en

 het feit dat eiser direct na de moord op zijn vader is meegenomen naar een gevangenis en zijn bevrijding met behulp van een bewaker en kolonel [naam].

Verweerder acht eisers identiteit, nationaliteit en herkomst geloofwaardig. De overige elementen uit eisers asielrelaas worden ongeloofwaardig geacht.

8. Naar het oordeel van de rechtbank heeft eiser terecht aangevoerd dat verweerder teveel gewicht toekent aan de verklaringen over eisers politieke overtuigingen. Eiser heeft immers verklaard dat hij zelf geen actief lid van de UFDG was, maar dat hij als tienjarige jongen door de activiteiten van zijn vader betrokken werd bij vergaderingen in huis en het voeren van campagne en dat hij dit ‘leuk’ vond. Ook overigens behelst voornoemd element geen onderdeel van eisers asielrelaas, nu eiser zelf heeft verklaard dat zijn enige probleem was dat zijn vader voor zijn ogen was vermoord. Dit leidt echter niet tot een gegrond beroep, gelet op de beoordeling van eisers overige verklaringen. Hiertoe overweegt de rechtbank dat verweerder ten nadele van eiser heeft kunnen betrekken dat hij summiere en bevreemding wekkende verklaringen heeft afgelegd over de moord op zijn vader, over eisers gevangenneming en over zijn in vrijheidstelling. Zo weet eiser niet te verklaren wat de aanleiding voor de moord is geweest. Eiser stelt dat de moord is uitgevoerd door soldaten, maar stelt tegelijkertijd dat zijn stiefmoeder hiertoe opdracht heeft gegeven. Zijn verklaringen berusten uitsluitend op vermoedens , die enerzijds wijzen in de richting van een politieke moord en anderzijds op een conflict tussen vader en stiefmoeder. Eiser stelt, in opdracht van zijn stiefmoeder, te zijn meegenomen door de soldaten om later te worden vermoord. Onduidelijk blijft daarbij waarom eiser niet – net als zijn vader – ter plaatse is vermoord. Vreemd is verder dat hij zou zijn meegenomen door de soldaten, terwijl zijn zusje ongemoeid werd gelaten. Eiser weet niets te vertellen over de gevangenis waar hij zou hebben verbleven of over de medegevangenen. Eisers verklaringen over de relatief makkelijke manier waarop hij vrij heeft kunnen komen uit de cel zijn eveneens ongeloofwaardig. Het is onaannemelijk, dat de eerste bewaker aan wie eiser vertelt over zijn situatie bekend is met een kolonel die een goede vriend was van eisers vader, en dat zowel deze bewaker als de kolonel de moeite hebben willen nemen om juist eiser te bevrijden vanuit een plek waar volgens de bewaker enkel mensen zaten die daar stierven of vermoord zouden worden.

9. Het betoog dat verweerder ten onrechte de minderjarigheid van eiser onvoldoende bij de beoordeling heeft betrokken wordt door de rechtbank niet gevolgd. Blijkens de gehoren en het bestreden besluit is voldoende rekening gehouden met eisers minderjarigheid. Voor zover eiser heeft willen betogen dat bij de waardering van zijn verklaringen rekening moet worden gehouden met zijn leeftijd ten tijde van de gestelde gebeurtenissen, overweegt de rechtbank dat dit er niet toe leidt dat het relaas alsnog geloofwaardig moet worden geacht.

10. Verweerder heeft verder kunnen stellen dat, nu eisers relaas ongeloofwaardig is geacht,niet getoetst kan worden of eiser in zijn land opvang heeft. Niet in geschil is dat uit het algemeen ambtsbericht inzake Guinee van juni 2014, opgesteld door de Directie Consulaire Zaken en Migratiebeleid, afdeling Migratie en Asiel, blijkt dat in Guinee geen adequate opvangfaciliteiten zijn van overheidswege. Gelet op de beoordeling van zijn asielrelaas heeft eiser echter niet aannemelijk gemaakt dat er voor hem geen opvang aanwezig is in Guinee in de vorm van (een van) zijn ouders of directe andere familieleden.

11. De grond dat uit eerdergenoemd ambtsbericht gelezen kan worden dat bij de autoriteiten bekend is dat terugkerende burgers asiel hebben aangevraagd volgt de rechtbank niet. De passage waar eiser naar verwijst (blz. 59, paragraaf 4.4, Terugkeer) vermeld immers enkel dat het niet bekend is of tijdens de verslagperiode afgewezen asielzoekers die terugkeerden naar Guinee moeilijkheden hebben ondervonden met de autoriteiten die samenhingen met het feit dat zij ex-asielzoeker zijn. Uit het ambtsbericht volgt niet dat de autoriteiten hiervan op de hoogte zijn of dat iedere burger die terugkeert problemen ondervindt. Eiser heeft dit ook niet nader onderbouwd.

12. Gelet op het vorenstaande heeft verweerder zich terecht op het standpunt gesteld dat eiser bij terugkeer naar Guinee geen gegronde reden heeft om te vrezen voor vervolging als bedoeld in het Vluchtelingenverdrag en geen reëel risico loopt om te worden onderworpen aan een behandeling of bestraffing als bedoeld in artikel 3 van het EVRM . Eiser komt daarom niet in aanmerking voor verblijfsvergunning asiel voor bepaalde tijd op grond van artikel 29, eerste lid, aanhef en onder a of b, van de Vw .

13. Het beroep is ongegrond.

14. Voor een proceskostenveroordeling bestaat geen aanleiding.

Beslissing

De rechtbank verklaart het beroep ongegrond.

Deze uitspraak is gedaan door mr. J.F.I. Sinack, rechter, in tegenwoordigheid van S.A.K. Kurvink, griffier. De beslissing is in het openbaar uitgesproken op 2 juni 2016.

Afschrift verzonden aan partijen op:

Rechtsmiddel

Tegen deze uitspraak kan binnen vier weken na de dag van verzending daarvan hoger beroep worden ingesteld bij de Afdeling bestuursrechtspraak van de Raad van State.


» Juridisch advies nodig? « advertorial

Heeft u een juridisch probleem of een zaak die u wilt voorleggen aan een gespecialiseerde jurist of advocaat ?

Neemt u dan gerust contact met ons op en laat uw zaak vrijblijvend beoordelen.



naar boven      |      zoeken      |      uitgebreid zoeken

Snel uitspraken zoeken en filteren

> per rechtsgebied > op datum > op instantie

Recente vacatures

Meer vacatures | Plaats vacature