Datum uitspraak:
Datum publicatie:
Rechtsgebied:
Zaaknummer:
Soort procedure:
Zittingsplaats:
Instantie:
Vindplaatsen:

Inhoudsindicatie:

Kort geding. Aanbesteding. Inschrijving is terecht ongeldig verklaard. De aanbestedende dienst heeft de juiste beoordelingsprocedure gevolgd en het plan van aanpak van inschrijver voldoet niet aan de gestelde eisen.

Uitspraak



Rechtbank den haag

Team handel - voorzieningenrechter

zaak- / rolnummer: C/09/517473 / KG ZA 16/1043

Vonnis in kort geding van 31 oktober 2016

in de zaak van

[eiser] h.o.d.n. [handelsnaam eiser] ,

wonende te [woonplaats] , gemeente [gemeente] ,

eiser,

advocaat mr. T. van der Lans te Naaldwijk, gemeente [gemeente] ,

tegen:

de publiekrechtelijke rechtspersoon

de Staat der Nederlanden (Ministerie van Infrastructuur en Milieu),

zetelende te Den Haag,

gedaagde,

advocaat mr. A.L.M. de Graaf te Den Haag.

Partijen worden hierna respectievelijk aangeduid als ‘ [eiser] ’ en ‘Rijkswaterstaat’.

1 De procedure

1.1.

Het verloop van de procedure blijkt uit:

- de dagvaarding met producties;

- de akte houdende een vermeerdering van eis, met producties;

- de door Rijkswaterstaat overgelegde producties;

- de op 17 oktober 2016 gehouden mondelinge behandeling, waarbij door beide partijen pleitnotities zijn overgelegd.

1.2.

Ter zitting is vonnis bepaald op heden.

2 De feiten

Op grond van de stukken en het verhandelde ter zitting wordt in dit geding van het volgende uitgegaan.

2.1.

[eiser] is actief op het gebied van (groot)handel in machines, apparaten en toebehoren voor de olie-industrie en oliehandel waaronder olie ab- en adsorptiemiddelen, oliebestrijdingsapparatuur, slibschermen en pneumatische fenders.

2.2.

Rijkswaterstaat heeft een openbare Europese aanbesteding gehouden, overeenkomstig het Aanbestedingsreglement Werken (ARW) ten behoeve van het leveren van sets oliegeleidende schermen en opslagcontainers voor oppervlaktewater in Nederland en de BES-eilanden (hierna: de opdracht). Het gunningscriterium is de economisch meest voordelige inschrijving (emvi) en de aanbestedingsdocumenten bestaan uit het Inschrijvings- en beoordelingsdocument van 5 april 2016, de Nota van Inlichtingen van 18 mei 2016 (NvI) en het Programma van Eisen (PvE).

2.3.

In het Inschrijvings- en beoordelingsdocument is, voor zover nu relevant, het volgende opgenomen:

“(…)

2.3.3

Bij de inschrijving te verstrekken kwalitatieve documenten

Als deel 2 van de inschrijving dient een pakket te worden verstrekt met de volgende informatie:

Criterium

Kwalitatief document

1 Levensduur Set Oliegeleidendeschermen

Standaard garandeert de O.N. 10 jaar.

Conform Bijlage K.

2 Kwaliteitsservice:

Plan van Aanpak in maximaal 5 pagina’s.

3 Inrichting containers:

Plan van Aanpak in maximaal 5 pagina’s.

(…)

4.2

Gunningscriteria

De opdracht wordt verleend aan de inschrijver die de economisch meest voordelige inschrijving heeft gedaan, mits de inschrijver een geldige inschrijving heeft gedaan, voldoet aan de gestelde geschiktheidseisen en overigens niet behoeft te worden uitgesloten van opdrachtverlening.

Bij de beoordeling welke inschrijver de economisch meest voordelige inschrijving heeft gedaan worden de criteria gehanteerd als vermeld in bijlage C bij dit inschrijvings- en beoordelingsdocument. De uitwerking van deze criteria is weergegeven in de ‘Tabel EMVI-criteria’ in die bijlage C.

In het in die bijlage C opgenomen ‘Rekenblad EMCI’ staat per subcriterium de maximaal toe te kennen kwaliteitswaarde vermeld. (…)

De beoordeling van de bij inschrijving ingediende informatie met betrekking tot in paragraaf 2.3.3 vermelde kwaliteitscriteria (criteria 1 t/m 3) geschiedt door middel van ‘direct beoordelen’. De beoordeling vindt plaats door een beoordelingsteam samengesteld uit ter zake kundige beoordelaars op de te onderscheiden (deel)vakgebieden.

(…)”

2.4.

Bijlage C bij het Inschrijvings- en beoordelingsdocument omvat de uitwerking van de EMVI-criteria. In deze bijlage staat, voor zover nu relevant, het volgende vermeld.

“Uitwerking EMVI-criteria

Bij de beoordeling welke inschrijver de economisch meest voordelige inschrijving heeft gedaan worden de onderstaande criteria gehanteerd:

1. de inschrijvingssom;

2. Levensduur Set Oliegeleidende schermen;

3. Kwaliteitsservice;

4. Inrichting containers.

De uitwerking van deze criteria is opgenomen in de Tabel EMVI-criteria van deze bijlage C.

Tabel EMVI-criteria

Criterium

Subcriterium

Aandachtspunten

Doelstelling aanbesteder

1 Levensduur Set Oliegeleidendeschermen

1.1 Langere technische levensduur

Garantie > 10 jaar op de opslagcontainer en het oliebestrijding materiaal wat erin aanwezig is.

Waarbij de opslagcontainer in de buitenlucht wordt opgeslagen (Caribisch Nederland). Voor een progressieve meerwaarde.

In buitenopslag (Caribisch NL) het materiaal meer jaren kunnen gebruiken en daarmee voor een langere termijn ontzorgt zijn.

2 Kwaliteitsservice:

2.1 Service vanuit backoffice

 Kwaliteitsborging

 Afhandeling defecten aan het materiaal

 Een parate inzet van het materiaal.

 Service bij defecten die inzet beperken ondanks de grote afstand, binnen korte termijnen.

3 Inrichting containers:

3.1 Lokaal klimaat

 Temp. beperkende maatregelen

 Bestand tegen klimatologische omstandigheden

 Conservering containers

 Het binnenklimaat en de temperatuur, in de gesloten opslagcontainer, zo optimaal mogelijk houden tbv het opgeslagen materieel.

 Opslagcontainer bestand tegen weer- en klimaatinvloeden ten gunste van de levensduur en bescherming het

materieel.

3.2 Inrichting en indeling

 De opslagcontainer, voor bv de olie geleidende schermen, beschermd al de benodigde materialen en moet als complete set verplaatsbaar zijn om operationeel te worden ingezet.

 Binnen de opslagcontainer kan al het beheer en onderhoud, van het materieel de onderhoud behoeft, plaatsvinden zonder dit materieel buiten de container te moeten plaatsen.

 Een efficiënte en doelmatige ingerichte container op weinig mtr2 en in weinig mtr3.

 Veilig kunnen werken. (Beheer en onderhoud en bij het verplaatsen en uitgeven en innemen materiaal)

 een minimum benodigde containervolume, per locatie, voor de opslag op de BES eilanden.

3.3 Functionele toepassingen

 Slimme opslag van materialen en spareparts

 Vandalisme bestendig

 Ongedierte bestendig

 Ruimte voor onderhoud en reparatie

 Alle mogelijke functies (beheer en onderhoud) moeten binnen de container plaatsvinden. Inclusief gereedschappen en reserveonderdelen.

 Voldoende bescherming tegen externe belangstellenden (vandalisme en ongedierte).

 Verminderde kosten voor beheer en onderhoud”

In bijlage C is voorts een tabel ‘Rekenblad EMVI’ opgenomen, waarin staat vermeld hoe de subcriteria (uitgedrukt in een kwaliteitswaarde) worden gewogen. Van bijlage C maakt tot slot onderdeel uit een toelichting op het Rekenblad EMVI, waarin staat weergegeven hoe de kwaliteitswaarde wordt berekend (bij criterium 1) en beoordeeld (criterium 2 en 3).

2.5.

[eiser] heeft op 25 mei 2016 haar inschrijving tijdig ingediend. Het eerste document van de inschrijving van [eiser] is – conform de aanbestedingsdocumenten – Bijlage A, Ter inzage liggende documenten. In dit document staat opgesomd welke documenten in de inschrijving van [eiser] ter inzage liggen. [eiser] heeft bij haar inschrijving 39 separate documenten gevoegd, deels de in de aanbestedingsstukken voorgeschreven documenten die onderdeel dienden te zijn van de inschrijving en deels door [eiser] op eigen initiatief overgelegde documenten. Eén van de bij de inschrijving ingediende documenten is getiteld “Algemene punten, Plan van aanpak en Garantie”. Dit omvat twee pagina’s.

2.6.

In het document ‘Algemene punten, Plan van aanpak en Garantie’ is, voor zover nu relevant, het volgende opgenomen:

“(…)

Voor de technische beschrijvingen verwijs ik door naar de betreffende dokumenten en stuklijsten per Item. (…)

(…)

Item B+F: De indeling van de containers is op de info verwoord (…)

(…)

Item I: In bestek staat dat de Floating Barges opgeslagen dienen te worden in de IBC container op Bonaire. Er is echter daar geen plek voor. Alleen voor transport “reizen” er drie stuks mee in de IBC container voor Bonaire. De andere 5 stuks worden in een “Transport” 10 voets container gestopt, samen met de twee “draagbare” skimmer systemen Items G. Op Bonaire worden de spullen verdeeld over de “Vaste Foam” oliescherm containers Items E. Zie stuklijsten voor verdere uitleg.

(…)”

2.7.

Op 27 mei 2016 is de digitale kluis met inschrijvingen geopend. Naast [eiser] hebben twee andere gegadigden voor de opdracht een inschrijving ingediend.

2.8.

Bij brief van 23 augustus 2016 heeft Rijkswaterstaat [eiser] als volgt bericht, voor zover nu relevant:

“(…)

U komt niet in aanmerking voor de gunning van de opdracht om de volgende reden(en).

Uw inschrijving is ongeldig, omdat uw inschrijving niet voldoet aan het gestelde in paragraaf 2.3.3 van het Inschrijvings- en beoordelingsdocument.

Het gevraagde plan van aanpak wordt gevormd door het door u ingediende document met de titel “Algemeen, plan van aanpak en garantie”. Hierin wordt op verschillende plaatsen verwezen naar de stuklijsten voor meer informatie. Zo wordt bijvoorbeeld voor de indeling van de containers met betrekking tot item B+F verwezen naar een ander document, terwijl die indeling van de containers een van de EMVI-criteria betreft.

Bij de inschrijvingen bevonden zich naast dit plan van aanpak nog 29 andere documenten met in totaal ruim 100 pagina’s productinformatie, testrapporten, onderhoudsinformatie, stuklijsten en een levertijdschema. De stuklijsten betreffen 7 documenten met in totaal 13 pagina’s.

Het plan van aanpak voldoet geenszins aan de eis dat dit per criterium maximaal 5 pagina’s mag omvatten. Een plan van aanpak dat niet aan het vereiste maximum aantal pagina’s voldoet, is ongeldig. Dit blijkt onder meer uit recente jurisprudentie (ECLI:NL:RBDHA:2014:10786).

Uw inschrijving is derhalve conform artikel 2.22.1 van het ARW 2012 ter zijde gelegd.

(…)”

2.9.

De aanbestedingsprocedure is nog niet afgerond en er is door Rijkswaterstaat nog geen (voorlopige) gunningsbeslissing genomen.

3 Het geschil

3.1.

[eiser] vordert, na vermeerdering van eis en zakelijk weergegeven:

primair:

i. i) Rijkswaterstaat te verbieden de inschrijving van [eiser] ter zijde te schuiven of ongeldig te verklaren en Rijkswaterstaat te gebieden de beslissing van 23 augustus 2016 in te trekken en, voor zover Rijkswaterstaat tot gunning wil overgaan, Rijkswaterstaat te gebieden te gunnen aan [eiser] ;

ii) Rijkswaterstaat te gebieden de beslissing aan een derde te gunnen in te trekken en Rijkswaterstaat te verbieden de opdracht aan een derde te gunnen, voor zover Rijkswaterstaat tot gunning over wil gaan;

subsidiair:

iii) Rijkswaterstaat te gebieden, voor zover Rijkswaterstaat de opdracht nog in de markt wil zetten, de opdracht opnieuw aan te besteden;

iv) voor zover de vorderingen onder i tot en met iii niet toewijsbaar zouden zijn Rijkswaterstaat te gebieden of te veroordelen de beslissing van 23 augustus 2016 te motiveren overeenkomstig de daarvoor geldende wettelijke criteria door in ieder geval de kenmerken en de voordelen van de uitgekozen inschrijving en de naam van de begunstigde te beschrijven en de gronden van de beslissing ten opzichte van [eiser] , onder verlening van een nieuwe opschortende termijn waarbinnen tegen de gunningsbeslissing opgekomen kan worden;

primair en subsidiair:

v) Rijkswaterstaat te gebieden of te veroordelen alle eventuele toekomstige gunningsbeslissingen met betrekking tot deze opdracht te motiveren overeenkomstig de daarvoor geldende wettelijke criteria door in ieder geval de kenmerken en voordelen van de uitgekozen inschrijving en de naam van de begunstigde alsmede de beslissing met de gronden van de beslissing te beschrijven met een nauwkeurige omschrijving van de opschortende termijn waarbinnen tegen de gunningsbeslissing kan worden opgekomen;

vi) Rijkswaterstaat in de kosten van de procedure te veroordelen, te vermeerderen met de wettelijke rente.

3.2.

Daartoe voert [eiser] – samengevat – het volgende aan. Rijkswaterstaat heeft de inschrijving van [eiser] ten onrechte ongeldig verklaard. [eiser] heeft (overeenkomstig artikel 2.4. 5 en artikel 2.4. 3 ARW ) een technisch dossier bij de inschrijving gevoegd waarin wordt aangetoond dat de materialen van [eiser] in overeenstemming zijn met de daaraan gestelde technische en prestatie-eisen. Dat [eiser] gebruik maakt van het recht een technisch dossier bij de inschrijving te voegen staat los van het overeenkomstig paragraaf 2.3.3 van het Inschrijvings- en beoordelingsdocument op te stellen plan van aanpak. Het door [eiser] overgelegde plan van aanpak – van totaal twee pagina’s, zonder bijlagen – voldoet aan het daaromtrent bepaalde in het Inschrijvings- en beoordelingsdocument. In het plan van aanpak wordt verwezen naar het technische dossier, maar een verwijzing vormt geen bijlage, de verwijzing heeft betrekking op technische specificaties en niet op het plan van aanpak en nergens in het Inschrijvings- en beoordelingsdocument staat dat het plan van aanpak niet mag verwijzen naar het technisch dossier. Concreet verwijst het plan van aanpak naar drie pagina’s uit het technisch dossier. Als de verwijzing in het plan van aanpak toch een bijlage zou vormen, levert dat een toevoeging van drie pagina’s aan het plan van aanpak op. Het plan van aanpak van [eiser] zou dan totaal vijf pagina’s omvatten, terwijl paragraaf 2.3.3 van het Inschrijvings- en beoordelingsdocument een plan van aanpak van tweemaal vijf pagina’s toestaat.

3.3.

Bovendien heeft Rijkswaterstaat de beoordelingsprocedure zoals omschreven in het hoofdstuk 4 van het Inschrijvings- en beoordelingsdocument niet gevolgd. Rijkswaterstaat diende het beoordelingsteam de inschrijvingen te laten beoordelen aan de hand van de gunningscriteria, maar in plaats daarvan heeft Rijkswaterstaat uitsluitend het plan van aanpak van [eiser] aan het beoordelingsteam verstrekt. Het beoordelingsteam kon daardoor de gunningscriteria alleen loslaten op het plan van aanpak en niet op de gehele inschrijving. De gunningsbeslissing is hierdoor ook in strijd met artikel 2.26. 2 ARW, omdat de inschrijvingen niet zijn getoetst aan de door Rijkswaterstaat gestelde normen, functionele en prestatatie-eisen en de beoordeling van de inschrijving niet heeft plaatsgevonden op grond van het vastgestelde gunningscriterium.

3.4.

Voorts is de brief van 23 augustus 2016 niet transparant en gebrekkig. In strijd met het bepaalde in artikel 2.130 van de Aanbestedingswet (Aw) en artikel 2.26. 5 ARW wordt in die brief niet gemotiveerd wat de kenmerken en voordelen van de uitgekozen inschrijving zijn, de naam van de begunstigde, alsmede de gronden van de beslissing ten opzichte van [eiser] .

3.5.

Rijkswaterstaat voert gemotiveerd verweer, dat hierna, voor zover nodig, zal worden besproken.

4 De beoordeling van het geschil

4.1.

Aan haar vorderingen heeft [eiser] in de dagvaarding ten grondslag gelegd dat haar inschrijving ten onrechte als ongeldig is aangemerkt en dat de inschrijvingen niet zijn beoordeeld conform de vastgestelde beoordelingsprocedure. Ter zitting heeft [eiser] voorts betoogd dat de beslissing van Rijkswaterstaat zoals verwoord in de brief van 23 augustus 2016 niet transparant en gebrekkig is. De voorzieningenrechter ziet aanleiding allereerst te oordelen over de stellingen omtrent de beoordelingsprocedure.

Beoordelingsprocedure

4.2.

Anders dan [eiser] lijkt te betogen hoeft bij de beoordeling van de kwalitatieve gunningscriteria niet beoordeeld te worden of een inschrijving aan de gestelde technische voorwaarden voldoet, maar uitsluitend of een inschrijving uit oogpunt van de gestelde kwaliteitscriteria toegevoegde waarde biedt. Voor die beoordeling is niet vereist dat de gehele inschrijving, inclusief technische specificaties in aanmerking wordt genomen. Aan de gestelde technische eisen moet immers reeds zijn voldaan om een geldige inschrijving te kunnen doen. Zoals Rijkswaterstaat terecht stelt zou het strijd met het gelijkheidsbeginsel opleveren indien het beoordelingsteam de gehele inschrijving, waaronder de technische specificaties, ter beschikking zou krijgen, nu dat er in zou (kunnen) resulteren dat het beoordelingsteam dan van verschillende inschrijvers verschillende documenten voorgelegd zou krijgen.

4.3.

Uit paragraaf 4.2 (laatste alinea) en 2.3.3 van het Inschrijvings- en beoordelingsdocument blijkt ook uitdrukkelijk dat de beoordeling van de kwalitatieve gunningscriteria wordt uitgevoerd door een beoordelingsteam, aan de hand van de in paragraaf 2.3.3 genoemde documenten, derhalve aan de hand van bijlage K en twee plannen van aanpak van telkens vijf pagina’s. Uit de stelling van [eiser] dat het beoordelingsteam uitsluitend de plannen van aanpak ter beoordeling voorgelegd heeft gekregen volgt derhalve juist dat de beoordeling door het beoordelingsteam is geschied op de in de aanbestedingsstukken voorgeschreven wijze. Ook uit het bepaalde in artikel 2.26. 2 ARW kan niet worden afgeleid dat de beoordeling van de kwalitatieve gunningscriteria niet op de juiste wijze is geschied. In dat artikel wordt bepaald dat de aanbesteder de inschrijving toetst aan de door hem in de aankondiging en de voor de inschrijving relevante stukken gestelde normen, functionele eisen en prestatie-eisen en de inschrijvingen beoordeelt op grond van het vastgestelde gunningscriterium. Dat de technische specificaties niet bij de beoordeling van de gunningscriteria zijn getoetst kan niet leiden dat de conclusie dat niet is (of zou worden, indien de inschrijving van [eiser] niet ongeldig was verklaard) getoetst aan de technische specificaties. Van schending van artikel 2.26. 2 ARW in de aanbestedingsprocedure is derhalve niet gebleken.

Ongeldige inschrijving [eiser] ?

4.4.

De inschrijving van [eiser] omvat één document genaamd “Algemene punten, Plan van aanpak en Garantie”. Uit de stellingen van [eiser] volgt dat dit document (hierna te noemen: het plan van aanpak van [eiser] ) moet worden aangemerkt als de in paragraaf 2.3.3 bedoelde plannen van aanpak. Rijkswaterstaat heeft dit ook aldus begrepen. Kern van het geschil tussen partijen is de vraag of het plan van aanpak van [eiser] voldoet aan de eisen die in het Inschrijvings- en beoordelingsdocument aan de te verstrekken plannen van aanpak stelt. [eiser] stelt dat dat wel het geval is en voert daartoe aan dat de beide plannen van aanpak zoals voorgeschreven in het Inschrijvings- en beoordelingsdocument tezamen maximaal 10 pagina’s mogen omvatten. Nu het plan van aanpak van [eiser] twee pagina’s omvat, voldoet het aan de gestelde eis. Dat [eiser] daarnaast een technisch dossier bij de inschrijving heeft gevoegd – hetgeen op grond van het ARW is toegestaan – staat los van het in te dienen plan van aanpak. Rijkswaterstaat stelt zich op het standpunt dat in het plan van aanpak expliciet een doorverwijzing naar de andere door [eiser] overgelegde documenten is opgenomen, hetgeen niet anders kan worden uitgelegd dan dat [eiser] de documenten waar zij naar verwijst betrekt in het plan van aanpak van [eiser] . Het plan van aanpak [eiser] voldoet daardoor niet aan de eis dat het plan van aanpak per criterium maximaal vijf pagina’s mag omvatten.

4.5.

De voorzieningenrechter is met Rijkswaterstaat van oordeel dat het plan van aanpak van [eiser] niet los gezien kan worden van (een aantal van) de overige door [eiser] in de inschrijving overgelegde documenten. Het plan van aanpak bevat op een aantal punten expliciete verwijzingen naar andere documenten voor meer informatie. Niet valt in te zien dat de informatie waarnaar verwezen wordt, dan geen onderdeel zou moeten zijn van het plan van aanpak van [eiser] , eens te minder omdat in elk geval één van de verwijzingen (“de indeling van de containers is op de info verwoord”) betrekking heeft op een expliciet uitgevraagd subgunningscriterium. Overigens volgt ook uit de stellingen van [eiser] dat zij beoogde dat de overige overgelegde documenten bij de beoordeling van het plan van aanpak van [eiser] werden betrokken, gezien het – hiervoor reeds besproken – betoog van [eiser] dat Rijkswaterstaat ten onrechte uitsluitend de plannen van aanpak aan het beoordelingsteam heeft verstrekt.

4.6.

[eiser] stelt dat haar inschrijving ook aan de vereisten voldoet indien de informatie waar naar verwezen wordt wel zou kwalificeren als bijlage bij het plan van aanpak van [eiser] . Enerzijds omdat ook dan het plan van aanpak van [eiser] de toegestane tien pagina’s niet overschrijdt. Anderzijds omdat Rijkswaterstaat er in deze aanbesteding kennelijk voor heeft gekozen bijlagen niet mee te laten tellen in het plan van aanpak. In deze beide stellingen kan [eiser] niet worden gevolgd. Hiertoe wordt als volgt overwogen.

4.7.

De verwijzing van [eiser] in het plan van aanpak van [eiser] naar andere bij de inschrijving overgelegde documenten is zeer algemeen (“de betreffende dokumenten en stuklijsten”, “op de info verwoord” en “zie stuklijsten voor verdere uitleg”). Hetgeen [eiser] als technisch dossier omschrijft (hierna te noemen: het technisch dossier) betreft feitelijk negenentwintig separate documenten en meer dan honderd pagina’s, die – volgens de onweersproken stelling van Rijkswaterstaat – bij de inschrijving ongeordend zijn overgelegd. Gezien de wijze van verwijzing in het plan van aanpak van [eiser] en de wijze van overleggen van het technisch dossier is, ook voor de voorzieningenrechter, niet zonder meer duidelijk naar welke delen van het technisch dossier [eiser] beoogde te verwijzen. Het staat Rijkswaterstaat niet vrij om bij de beoordeling van een plan van aanpak zelf te bepalen welke onderdelen daarbij wel in aanmerking worden genomen en welke onderdelen niet. Dat zou een arbitraire beoordeling opleveren, die zich niet verhoudt tot de aanbestedingsrechtelijke beginselen van gelijke behandeling en transparantie. Gelet hierop kon Rijkswaterstaat niet slechts delen van het technisch dossier opvatten als behorende bij het plan van aanpak van [eiser] . Daardoor omvat het plan van aanpak van [eiser] , inclusief de tekst waar in dat plan van aanpak naar verwezen wordt, meer dan het in de aanbestedingsstukken voorgeschreven maximaal toegestane aantal pagina’s.

4.8.

Het betoog dat het plan van aanpak van [eiser] wel aan de vereisten voldoet, omdat Rijkswaterstaat er kennelijk voor heeft gekozen bijlagen niet mee te laten tellen bij het plan van aanpak baat haar evenmin. [eiser] baseert deze stelling op de omstandigheid dat in het Inschrijvings- en beoordelingsdocument niet is bepaald dat eventuele bijlagen bij het plan van aanpak in aanmerking zouden worden genomen, terwijl Rijkswaterstaat daar in andere aanbestedingen wel expliciet regels voor heeft gesteld (onder andere in de aanbestedingsprocedure waar het in de brief van 23 augustus 2016 genoemde het vonnis betrekking op heeft). Daargelaten de bepalingen over een maximum aantal pagina’s in andere aanbestedingsprocedures is de bepaling in paragraaf 2.3.3 over het aantal pagina’s dat het plan van aanpak mag omvatten – voor een behoorlijk geïnformeerd en normaal oplettend gegadigde – duidelijk: de over te leggen plannen van aanpak mogen allebei vijf pagina’s bevatten. Die bepaling is niet voor andere uitleg vatbaar. Uit de omstandigheid dat daarbij niet expliciet vermeld staat dat bijlagen deel uit maken van het plan van aanpak, kan niet worden afgeleid dat er daarom (onbeperkt) bijlagen bij het plan van aanpak zouden mogen worden gevoegd. Dat zou een bepaling over een maximaal aantal pagina’s immers zinledig maken.

4.9.

Slotsom van al het vorenstaande is dat de inschrijving van [eiser] terecht ongeldig is verklaard en dat de vordering sub i tot en met iii niet voor toewijzing vatbaar zijn.

Gebreken in de brief van 23 augustus / motiveren toekomstige beslissingen

4.10.

Het betoog van [eiser] dat de brief van 23 augustus 2016 gebrekkig en niet transparant is, omdat daarin niet de kenmerken en voordelen van de uitgekozen inschrijving, de naam van de begunstigde en de gronden van de beslissing ten opzichte van [eiser] staan omschreven wordt reeds gepasseerd omdat Rijkswaterstaat ter zitting heeft medegedeeld dat er nog geen gunningsbeslissing is genomen. Nu gesteld noch gebleken is dat de brief van 23 augustus 2016 op andere gronden gebrekkig is, is ook de vordering als weergegeven onder iv niet voor toewijzing vatbaar.

4.11.

Voor toewijzing van het gevorderde onder v bestaat evenmin aanleiding, reeds omdat er geen reden is om te veronderstellen dat Rijkswaterstaat de wet niet zal naleven als een gunningsbeslissing wordt geuit.

proceskosten

4.12.

[eiser] zal, als de in het ongelijk gestelde partij, worden veroordeeld in de kosten van dit geding. Voor veroordeling in de nakosten bestaat geen grond, nu de kostenveroordeling ook voor deze nakosten een executoriale titel oplevert (vgl. HR 19 maart 2010, ECLI:NL:HR:2010:BL1116, NJ 2011/237).

5 De beslissing

De voorzieningenrechter:

5.1.

wijst de vorderingen van [eiser] af;

5.2.

veroordeelt [eiser] om binnen veertien dagen nadat dit vonnis is uitgesproken de kosten van dit geding aan Rijkswaterstaat te betalen, tot dusverre aan de zijde van Rijkswaterstaat begroot op € 1.435,--, waarvan € 816,-- aan salaris advocaat en € 619,-- aan griffierecht;

5.3.

bepaalt dat [eiser] bij gebreke van tijdige betaling de wettelijke rente over de proceskosten verschuldigd is;

5.4.

verklaart dit vonnis deze kostenveroordeling uitvoerbaar bij voorraad.

Dit vonnis is gewezen door mr. G.P. van Ham en in het openbaar uitgesproken op 31 oktober 2016.

idt


» Juridisch advies nodig? « advertorial

Heeft u een juridisch probleem of een zaak die u wilt voorleggen aan een gespecialiseerde jurist of advocaat ?

Neemt u dan gerust contact met ons op en laat uw zaak vrijblijvend beoordelen.



naar boven      |      zoeken      |      uitgebreid zoeken

Snel uitspraken zoeken en filteren

> per rechtsgebied > op datum > op instantie

Gerelateerde advocaten

Recente vacatures

Meer vacatures | Plaats vacature