E-mail deze uitspraak

Uitspraak waar naar gelinkt wordt vanuit de e-mail die gestuurd zal worden:

ECLI:NL:RBBRE:2011:BQ0074
LJN BQ0074, Rechtbank Breda, 10 / 2957

Inhoudsindicatie:

De rechtbank zal daarom eerst nagaan of aan de eisen van artikel 6, eerste lid, van het Europees verdrag tot bescherming van de rechten van de mens en de fundamentele vrijheden (EVRM). In dit artikel is namelijk bepaald dat een ieder bij het vaststellen van zijn burgerlijke rechten en verplichtingen recht heeft op een eerlijke en openbare behandeling van zijn zaak, binnen een redelijke termijn. Deze termijn begint te lopen op het moment waarop eiser bezwaar maakt tegen het primaire besluit.

Uit jurisprudentie van de ABRvS blijkt onder meer dat de bezwaarprocedure ten hoogste één jaar mag duren. De rechtbank stelt vast dat eiser op 6 november 2009 bezwaar heeft gemaakt tegen het primaire besluit. Bij het bestreden besluit van 8 juni 2010 heeft verweerder beslist op het bezwaarschrift van eiser. De bezwaarprocedure heeft dus zeven maanden geduurd. Dit betekent dat de redelijke termijn niet is overschreden.

De rechtbank overweegt dat er ook recht op schadevergoeding kan bestaan, anders dan op grond van artikel 6 van het EVRM. Hiervan kan alleen sprake zijn als het beroep gegrond wordt verklaard. De rechtbank heeft hiervoor al overwogen dat het beroep van eiser ongegrond zal worden verklaard. De rechtbank ziet daarom geen aanleiding tot het treffen van een schadevergoeding.

Van


Aan


Opmerkingen (optioneel)


E-mail

Terug

Snel uitspraken zoeken en filteren

> per rechtsgebied > op datum > op instantie