Datum uitspraak:
Datum publicatie:
Rechtsgebied:
Zaaknummer:
Soort procedure:
Instantie:
Vindplaatsen:

Inhoudsindicatie:

Belanghebbende is een in België gevestigd bedrijf zonder vaste inrichting of vertegenwoordiger in Nederland. Voor haar, in Nederland woonachtige en gedeeltelijk werkende, werknemer heeft zij zich aangemeld als werkgever voor de werknemersverzekeringen. Zij heeft zich niet aangemeld als inhoudingsplichtige voor de loonbelasting. In geschil is of aan belanghebbbende terecht een naheffingsaanslag loonheffingen is opgelegd waarbij de inkomensafhankelijke bijdrage Zorgverzekeringswet is nageheven. De rechtbank oordeelt dat volgens artikel 1, sub k van de Zorgverzekeringswet (tekst 2006) alleen nageheven kan worden als bh inhoudingsplichtige is. Dat is zij niet. De wettekst is dermate duidelijk is dat deze niet voor tweeërlei uitleg vatbaar is.

Gepubliceerde uitspraken in deze zaak:

Uitspraak



RECHTBANK BREDA

Sector bestuursrecht, enkelvoudige belastingkamer

Procedurenummer: AWB 10/403

Uitspraakdatum: 29 december 2010

Proces-verbaal van de mondelinge uitspraak als bedoeld in afdeling 8.2.6 van de Algemene wet bestuursrecht (Awb) juncto artikel 27d van de Algemene wet inzake rijksbelastingen (AWR) in het geding tussen

[belanghebbende] NV, gevestigd te [woonplaats] (België),

eiseres,

en

de inspecteur van de Belastingdienst/kantoor buitenland Heerlen,

verweerder.

Eiseres wordt hierna belanghebbende genoemd en verweerder inspecteur.

De bestreden uitspraak op bezwaar

De uitspraak van de inspecteur van 16 december 2009 op het bezwaar van belanghebbende tegen de aan belanghebbende voor het jaar 2006 opgelegde naheffingsaanslag loonheffingen van € 1.944.

Zitting

Het onderzoek ter zitting heeft plaatsgevonden op 15 december 2010 te Breda. Aldaar zijn verschenen en gehoord, de gemachtigde van belanghebbende [gemachtigde], verbonden aan ESJ Accountants & Belastingadviseurs te Breda, alsmede namens de inspecteur [gemachtigden].

1.Beslissing

De rechtbank:

- verklaart het beroep gegrond;

- vernietigt de uitspraak op bezwaar en de naheffingsaanslag;

- veroordeelt de inspecteur in de proceskosten van belanghebbende ten bedrage van € 1.092;

- gelast dat de inspecteur het door belanghebbende betaalde griffierecht van € 297 aan deze vergoedt.

2.Gronden

2.1.Belanghebbende is een in België gevestigd bedrijf zonder vaste inrichting of vaste vertegenwoordiger in Nederland. In 2006 heeft belanghebbende één in Nederland woonachtige werknemer in dienst. Deze werknemer was in Nederland werkzaam en sociaal verzekerd. Belanghebbende heeft zich voor deze werknemer aangemeld als werkgever voor de werknemersverzekeringen. Belanghebbende heeft zich niet aangemeld als inhoudingsplichtige voor de loonbelasting en premie volksverzekeringen. Verder is niet in geschil dat belanghebbende niet inhoudingsplichtig is voor de premie volksverzekeringen.

2.2.Naar aanleiding van een controle is met dagtekening 5 september 2008 de onderhavige naheffings¬aanslag opgelegd. Daarbij is de Inkomensafhankelijke bijdrage Zorgverzekeringswet over de periode 1 januari 2006 tot en met 31 december 2006 nageheven. In geschil is of deze naheffingsaanslag terecht is opgelegd.

2.3.Op basis van artikel 49 Zorgverzekeringwet (Zvw) wordt de inkomensafhankelijke bijdrage bij wijze van inhouding geheven als het bijdrage-inkomen bestaat uit loon dat van een inhoudingsplichtige wordt genoten. Artikel 1, sub k Zvw (tekst 2006) definieert de term inhoudingsplichtige als: ”de inhoudingsplichtige in de zin van de Wet op de Loonbelasting 1964 (Rechtbank: Wet LB) dan wel in de zin van de Wet financiering sociale verzekeringen.” Vaststaat dat belanghebbende geen inhoudingsplichtige is in de zin van de Wet LB. De Wet financiering sociale verzekeringen kent het begrip inhoudingsplichtige niet, zodat belanghebbende ook niet aangemerkt kan worden als inhoudingsplichtige op grond van deze wet.

2.4.De inspecteur heeft de onderhavige naheffingsaanslag opgelegd omdat hij stelt dat de bedoeling van de wetgever niet is geweest het begrip inhoudingsplichtige uit de Zvw strikt te beperken tot het begrip inhoudingsplichtige uit de Wet LB. Dit zou met name blijken uit de wetsgeschiedenis van de reparatiewet 2006 en de Wet uniformering loonbegrip.

2.5.Naar het oordeel van de rechtbank is de tekst van de Zvw dermate duidelijk en eenduidig dat deze niet voor tweeërlei uitleg vatbaar is. Indien het de bedoeling van de wetgever was geweest om het begrip inhoudingsplichtige uit de Zvw niet strikt te beperken tot het begrip inhoudingsplichtige uit de Wet LB, had de wetgever dit expliciet in de wettekst moeten opnemen. Nu deze dit (nog) niet gedaan heeft is het gelijk voorzover aan belanghebbende.

2.6.De inspecteur stelt voorts dat er in maart 2006 een brief is gestuurd waarin buitenlandse werkgevers op de hoogte gesteld zijn van de inhoudingsplicht voor de inkomensafhankelijke bijdrage op het loon uit tegenwoordige dienstbetrekking. Naar het oordeel van de rechtbank kan de inhoudingsplicht van belanghebbende echter niet voortvloeien uit een door de belastingdienst verstuurde brief, maar moet deze voortvloeien uit de wet.

2.7.Gelet op hetgeen hiervoor is overwogen is het beroep gegrond verklaard.

2.8.De rechtbank vindt aanleiding de inspecteur te veroordelen in de kosten die belanghebbende in verband met de behandeling van het bezwaar en het beroep redelijkerwijs heeft moeten maken. Deze kosten zijn op de voet van het Besluit proceskosten bestuursrecht voor de door een derde beroepsmatig verleende rechtsbijstand vastgesteld op € 1.092 (1 punt voor het indienen van het bezwaarschrift, € 218, 1 punt voor het indienen van het beroepschrift, 1 punt voor het verschijnen ter zitting met een waarde per punt van € 437 en een wegingsfactor 1).

Aldus gedaan door mr. A.F.M.Q. Beukers-van Dooren, rechter, en door deze en mr. M.S.J. Pijnenburg-Braspenning, griffier, ondertekend.

De griffier, De rechter,

Uitgesproken in het openbaar op 29 december 2010.

Afschrift aangetekend verzonden aan partijen op: 6 januari 2011

Aan deze uitspraak hoeft eerst uitvoering te worden gegeven als de uitspraak onherroepelijk is geworden. De uitspraak is onherroepelijk als niet binnen zes weken na verzending van de uitspraak een rechtsmiddel is aangewend of onherroepelijk op het aangewende rechtsmiddel is beslist (artikel 27h, vijfde lid en artikel 28, zevende lid AWR ).

Rechtsmiddel

Tegen deze uitspraak kunnen partijen binnen zes weken na de verzenddatum hoger beroep instellen bij het gerechtshof te ‘s-Hertogenbosch (belastingkamer), Postbus 70583,

5201 CZ ’s-Hertogenbosch.

Bij het instellen van hoger beroep dient het volgende in acht te worden genomen:

1 - bij het beroepschrift wordt een afschrift van deze uitspraak overgelegd.

2 - het beroepschrift moet ondertekend zijn en ten minste het volgende vermelden:

a. de naam en het adres van de indiener;

b. een dagtekening;

c. een omschrijving van de uitspraak waartegen het hoger beroep is ingesteld;

d. de gronden van het hoger beroep.


» Juridisch advies nodig? « advertorial

Heeft u een juridisch probleem of een zaak die u wilt voorleggen aan een gespecialiseerde jurist of advocaat ?

Neemt u dan gerust contact met ons op en laat uw zaak vrijblijvend beoordelen.



naar boven      |      zoeken      |      uitgebreid zoeken

Snel uitspraken zoeken en filteren

> per rechtsgebied > op datum > op instantie

Recente vacatures

Meer vacatures | Plaats vacature