Uitspraak
Vonnis
RECHTBANK BREDA
Sector civiel recht
zaaknummer / rolnummer: 223425 / KG ZA 10-483
Vonnis in kort geding van 13 oktober 2010
in de zaak van
1 [eiser sub 1] ,
wonende te [plaats 1] ,
2. de besloten vennootschap met beperkte aansprakelijkheid
FACET EUROPE B.V.,
gevestigd te Zoetermeer,
eisers,
advocaat mr. D.I.J. Snijders te Tilburg,
tegen
1. [gedaagde sub 1] ,
wonende te [plaats 2] ,
verschenen in persoon,
2. [gedaagde sub 2] ,
wonende te [plaats 2] ,
niet verschenen,
gedaagden.
Eisers zullen hierna afzonderlijk ' [eiser sub 1] ' en 'Facet' genoemd worden. Gedaagden zullen afzonderlijk worden aangeduid als ' [gedaagde sub 1] ' en ' [gedaagde sub 2] '.
1 De procedure
1.1.
Het verloop van de procedure blijkt uit:
- de op 24 augustus 2010 namens eisers uitgebrachte dagvaarding;
- de producties 1 tot en met 5 van eisers;
- de akte wijziging eis en houdende inbreng producties, met productie 6 van eisers;
- de producties 7 en 8 van eisers;
- de mondelinge behandeling ter zitting van 28 september 2010;
- de pleitnota van mr. Snijders;
- de door [gedaagde sub 1] ter zitting overgelegde documenten, genummerd 1 tot en met 6, 9 en 11.
1.2.
Na het uitroepen van de zaak blijkt gedaagde [gedaagde sub 2] niet te zijn verschenen. Op de vraag van de voorzieningenrechter naar diens oproeping kunnen eisers geen exploot van betekening aan [gedaagde sub 2] tonen. Volgens eisers blijkt uit hun correspondentie met [gedaagde sub 2] dat hij wel bekend is met dit kort geding. Naar het oordeel van de voorzieningenrechter neemt dat echter niet weg dat [gedaagde sub 2] niet formeel is opgeroepen om ter zitting te verschijnen. Bij
gebreke van een rechtsgeldige oproeping wordt tegen [gedaagde sub 2] geen verstek verleend en zullen eisers niet-ontvankelijk worden verklaard in hun vorderingen tegen [gedaagde sub 2].
1.3.
Vervolgens wordt de behandeling van de zaak van eisers tegen [gedaagde sub 1] voortgezet.
_Tenslotte is vonnis bepaald op heden.
2 Het geschil
2.1.
Na wijziging van eis vorderen eisers jegens [gedaagde sub 1] , samengevat, om bij vonnis, uitvoerbaar bij voorraad:
I. [gedaagde sub 1] te veroordelen om onmiddellijk na de betekening van dit vonnis te staken en gestaakt te houden iedere onrechtmatige uiting over en omtrent eisers, in het bijzonder op de website met het adres [website 1] , die op enigerlei wijze schade berokkent of kan berokkenen aan eisers, zulks op straffe van verbeurte van een dwangsom;
Il. [gedaagde sub 1] te veroordelen tot betaling van een voorschot op de door [eiser sub 1] geleden immateriële schade ad€ 2.000,-;
III. [gedaagde sub 1] te veroordelen in de kosten van deze procedure, daaronder begrepen de nakosten;
IV. [gedaagde sub 1] te veroordelen om onmiddellijk na de betekening van dit vonnis te staken en gestaakt te houden iedere handeling strekkende tot het wederrechtelijk afhandig maken van gelden alsmede elke andere vorm van afpersing en bedreiging jegens eisers althans [eiser sub 1] , dit op straffe van verbeurte van een dwangsom;
V. [gedaagde sub 1] te veroordelen om onmiddellijk na de betekening van dit vonnis te staken en gestaakt te houden iedere handeling strekkende tot het zich valselijk voordoen als [eiser sub 1] , inhoudende maar niet beperkt tot het gebruik van het e-mailadres [emailadres 1] en de domeinnaam [domeinnaam] ;
Vl. [gedaagde sub 1] te veroordelen om onmiddellijk na de betekening van dit vonnis bij de domeinnaamhouder van de domeinnaam [domeinnaam] een verzoek in te dienen tot het verwijderen en verwijderd houden van deze domeinnaam en de onderliggende website, met gelijktijdig afschrift van dat verzoek aan eisers, zulks op straffe van verbeurte van een dwangsom.
2.2.
Aan hun vorderingen leggen eisers ten grondslag dat [gedaagde sub 2] sinds de beëindiging van zijn handelsbetrekking met Facet betaling van USD 200.000,- vordert zonder duidelijke rechtsgrond, dat hij in dat kader bedreigende en afpersende e-mails stuurt, onder meer vanaf het e-mailadres [emailadres 1] , en dat [gedaagde sub 2] op de website met het adres [website 1] [eiser sub 1] en Facet ten onrechte in verband brengt met fraude. Daarbij gebruikt [gedaagde sub 2] de naam van [eiser sub 1] zonder diens toestemming. Als domeinnaamhouder faciliteert [gedaagde sub 1] de onrechtmatige uitlatingen en de bedreigingen en afpersingen van [gedaagde sub 2] . Zowel [eiser sub 1] als Facet worden hiermee in hun reputatie aangetast en zij hebben beide belang bij beëindiging van dit onrechtmatig handelen van [gedaagde sub 1] en [gedaagde sub 2] .
2.3.
[gedaagde sub 1] voert verweer. Zij stelt onder meer dat de informatie op de website correct is en van publiek belang, aangezien dit voor de autoriteiten in Spanje aanleiding is geweest om een onderzoek tegen [eiser sub 1] en Facet te starten. De website is door [gedaagde sub 2] aangevraagd en betaald met haar credit card. De website wordt ook beheerd door [gedaagde sub 2] , want zij heeft geen verstand van informatica. Er is volgens [gedaagde sub 1] geen sprake van afpersing maar van een vordering voor verricht werk. Het is [eiser sub 1] die haar en [gedaagde sub 2] bedreigt.
3 De beoordeling
3.1.
Op grond van de niet of onvoldoende weersproken stellingen en de overgelegde producties wordt in dit kort geding uitgegaan van de navolgende feiten:
- [eiser sub 1] is directeur van Facet. [gedaagde sub 2] heeft voor Facet gewerkt. [gedaagde sub 1] is de moeder van [gedaagde sub 2] .
- Sinds 13 april 2008 is [gedaagde sub 1] formeel houdster van de domeinnaam [domeinnaam] . Deze domeinnaam geeft toegang tot een website, waarop waarschijnlijk sinds 8 mei 2010 een foto van [eiser sub 1] staat en een hyperlink naar een artikel over een fraudezaak. Verder staan op de homepage de teksten 'VAT FRAUDE', 'Companies that are in the picture are NOT guilty untill proven' en 'PLEASE BE AWARE THAT THOSE COMPANIES ARE DANGEROUS'.
- Vanaf onder meer de adressen [emailadres 2] ,[emailadres 3], [emailadres 4] en [emailadres 5] stuurt [gedaagde sub 2] in ieder geval sinds 2008 berichten naar diverse personeelsleden van Facet en naar [eiser sub 1] over een bedrag dat hij nog tegoed zou hebben van Facet of [eiser sub 1] en over betrokkenheid van [eiser sub 1] bij dubieuze zaken.
3.2.
Kern van het geschil is het gebruik van de domeinnaam [domeinnaam] en het e-mailadres [emailadres 1] door [gedaagde sub 1] . Omdat [gedaagde sub 2] niet is verschenen, kan de voorzieningenrechter reeds om die reden niet toekomen aan de beoordeling van diens aanspraak op enig geldbedrag jegens Facet en/of [eiser sub 1] . De voorzieningenrechter neemt overigens wel als uitgangspunt dat betwiste aanspraken in beginsel geldend gemaakt dienen te worden door het instellen van een rechtsvordering. Het openbaarmaken van negatieve informatie over de wederpartij, elke informatie op zichzelf niets te maken heeft met de gestelde aanspraken jegens die wederpartij, is een handelwijze die doet vermoeden dat de gestelde aanspraken niet serieus zijn te nemen.
3.3.
Tussen partijen is niet in geschil dat [gedaagde sub 1] haar domeinnaam en het bijbehorende e-mailadres [emailadres 1] volledig ter beschikking stelt van haar zoon [gedaagde sub 2] . [gedaagde sub 2] gebruikt de domeinnaam en het e-mailadres feitelijk voor verdachtmakingen tegen [eiser sub 1] en/of Facet. Diverse e-mailberichten zijn ronduit beledigend voor [eiser sub 1] . [gedaagde sub 1] stelt niet dat zij en/of [gedaagde sub 2] enig redelijk belang hebben bij het gebruik van de naam van [eiser sub 1] ' als domeinnaam en/of e-mailadres, ànders dan als verwijzing naar hun website met hun verdachtmakingen omtrent [eiser sub 1] en/of Facet. De voorzieningenrechter is daarom van oordeel dat [gedaagde sub 1] zich aldus schuldig maakt aan domeinnaamkaping. Haar instemming met het feit dat de achterliggende website en het bijbehorende e-mailadres door haar zoon worden gebruiken voor verdachtmakingen tegen [eiser sub 1] en/of Facet en voor beledigingen aan het adres van [eiser sub 1] , is naar het oordeel van de voorzieningenrechter onzorgvuldig en daarmee eveneens onrechtmatig.
3.4.
Voorgaande overwegingen zijn voor de voorzieningenrechter aanleiding om een aantal voorlopige voorzieningen te treffen. [gedaagde sub 1] dient haar domeinnaam en het gebruik van het bijbehorende e-mailadres op te geven, zoals gevorderd onder punt VI. Hiertoe zal haar een redelijke termijn worden gegund. Het gebruik van de website en het e-mailadres voor de bedoelde verdachtmakingen aan het adres van [eiser sub 1] en Facet dient onmiddellijk na betekening van dit vonnis te worden gestaakt. Bij toewijzing van het gevorderde onder punt IV hebben eisers alsdan geen belang meer. De aanspraak van [eiser sub 1] op het onder punt II bedoelde smartengeld wordt door [gedaagde sub 1] niet betwist. Aangezien [gedaagde sub 1] op de hoogte
is van het gebruik van haar domeinnaam door haar zoon en daar kennelijk mee instemt, zal het gevorderde bedrag tegen háar worden toegewezen.
3.5.
Als de in het ongelijk te stellen partij zal [gedaagde sub 1] worden veroordeeld in de proceskosten van eisers. Deze kosten worden begroot op een totaalbedrag van€ 1.389,86, samengesteld uit een bedrag van€ 263,- aan vastrecht,€ 310,86 aan betekeningskosten en een bedrag van€ 816,- aan salaris advocaat. Bij gebreke van een specificatie van de nakosten zal dit deel van de vordering worden afgewezen.
4 De beslissing
De voorzieningenrechter:
verklaart eisers niet-ontvankelijk in hun vorderingen jegens gedaagde sub 2;
veroordeelt gedaagde sub 1 om binnen vier werkdagen na betekening van dit vonnis bij het centraal registratiebureau voor .uk domeinnamen in het Verenigd Koninkrijk een verzoek in te dienen tot het verwijderen en verwijderd houden van de domeinnaam [domeinnaam] , met gelijktijdig afschrift van dit verzoek aan de advocaat van eisers, op straffe van verbeurte aan beide eisers gezamenlijk van een dwangsom van€ 1.000,- per dag dat gedaagde sub 1 niet volledig voldoet aan deze veroordeling, zulks tot een maximum van€ 15.000,-;
verbiedt gedaagde sub 1 onmiddellijk vanaf de betekening van dit vonnis de website met het adres [website 1] en het e-mailadres [emailadres 1] te. gebruiken voor het uiten van verdachtmakingen tegen één van eisers of tegen beide eisers en/of voor het uiten van beledigingen jegens eiser sub 1, dit op straffe van verbeurte aan beide eisers gezamenlijk van een dwangsom van € 1.000,- per dag dat gedaagde sub 1 niet volledig voldoet aan dit verbod, zulks tot een maximum van € 15.000,-;
[veroordeelt] gedaagde sub 1 om tegen behoorlijk bewijs van kwijting aan eiser sub 1 te betalen een bedrag van€ 2.000,- (zeg: tweeduizend euro) als voorschot op de aanspraak van eiser sub 1 op smartengeld;
veroordeelt gedaagde sub 1 in de kosten van het geding, voorzover gevallen aan de zijde van eisers, tot op heden begroot op € 1.389,86;
verklaart dit vonnis tot zover uitvoerbaar bij voorraad; wijst af het meer of anders gevorderde.
Dit vonnis is gewezen door mr. Leijten en in tegenwoordigheid van de griffier in het
openbaar uitgesproken op 13 oktober 2010.