U dient ingelogd te zijn om favorieten te kunnen toevoegen aan Mijn Jure
U kunt zich hier gratis registreren
Datum uitspraak:
Datum publicatie:
Rechtsgebied:
Zaaknummer:
Soort procedure:
Instantie:

Inhoudsindicatie:

De rechtbank heeft bewezen geacht dat verdachte heeft ingebroken in een bedrijfspand van een transportbedrijf] en daar de administratie heeft weggenomen. Uit de bewijsmiddelen leidt de rechtbank af dat verdachte uit rancune jegens het slachtoffer heeft gehandeld. Verdachte stelde het slachtoffer verantwoordelijk voor het faillissement van verdachte zijn wasstraat.

De rechtbank rekent verdachte zwaar aan dat hij op deze wijze het slachtoffer heeft gemeend te moeten benadelen. Naar het oordeel van de rechtbank gaat het dan ook om een zeer ernstig feit met grote gevolgen.

Uitspraak



RECHTBANK ASSEN

Sector strafrecht

Parketnummer: 19.605116-11

vonnis van de Meervoudige kamer d.d. 06 februari 2012 in de zaak van het openbaar ministerie tegen:

[verdachte],

geboren te [geboorteplaats] op [datum] 1983,

wonende [adres]

Het onderzoek ter terechtzitting heeft plaatsgehad op 30 augustus 2011, 25 november 2011 en 23 januari 2012.

De verdachte is telkens verschenen en werd bijgestaan door mr. F.L. van Lelyveld, advocaat te Leek.

Tenlastelegging

De verdachte is bij dagvaarding tenlastegelegd, dat

hij op of omstreeks 20 april 2008 te [plaats], gemeente Midden-Drenthe, met het oogmerk van wederrechtelijke toe-eigening in/uit een (bedrijfs)pand van [bedrijf slachtoffer] aan/nabij de [adres] heeft weggenomen een hoeveelheid administratieve gegevens, zoals ordners en/of hangmappen) en/of een laptop en/of 5 werkstations en/of een kas met geld , in elk geval enig goed, geheel of ten dele toebehorende aan [slachtoffer] en/of [bedrijf slachtoffer], in elk geval aan een ander of anderen dan aan verdachte, waarbij verdachte zich de toegang tot de plaats des misdrijfs heeft verschaft en/of de/het weg te nemen goed(eren) onder zijn bereik heeft gebracht door middel van braak, verbreking, inklimming en/of een valse sleutel;

Kennelijke taal- en/of schrijffouten in de tenlastelegging worden geacht te zijn verbeterd. De verdachte is daardoor, blijkens het onderzoek ter terechtzitting, niet geschaad in de verdediging.

De vordering van de officier van justitie

De officier van justitie mr. S. Kromdijk acht hetgeen is tenlastegelegd wettig en overtuigend bewezen en vordert dat de rechtbank als volgt zal beslissen:

* 150 uren werkstraf, subsidiair 75 dagen hechtenis;

* twee maanden gevangenisstraf, voorwaardelijk met een proeftijd van 2 jaren;

* niet ontvankelijkverklaring van de benadeelde partij.

De voorvragen

De verdediging heeft zich op het standpunt gesteld dat de officier van justitie niet ontvankelijk is in de vervolging van verdachte omdat enerzijds de zaak is geseponeerd zoals dat blijkt uit een proces-verbaal van 13 mei 2009. Anderzijds is er sprake van undue delay omdat in oktober 2010 het onderzoek dat in april 2008 was gestart, weer wordt voortgezet door het openbaar ministerie. Op 16 juli 2011 is de dagvaarding uitgebracht en dat is ruim drie jaren na de aanhouding van verdachte op 23 april 2008.

De officier van justitie heeft aangevoerd dat de zaak tegen verdachte in een eerder stadium is geseponeerd omdat er op dat moment onvoldoende bewijs was tegen verdachte.

Op het moment dat er sprake was van nieuwe feiten en omstandigheden is het onderzoek tegen verdachte opnieuw geopend. Het tijdsverloop van oktober 2010 tot heden is niet dusdanig lang dat gesproken kan worden van undue delay.

De rechtbank overweegt het volgende.

Op maandag 21 april 2008 omstreeks 08.10 uur kreeg de politie een melding 1 van een inbraak bij het [bedrijf slachtoffer]. Aan de politie werd ter plaatse medegedeeld dat de gehele administratie was weggenomen. Er waren geen sporen van braak aangetroffen. Omdat er al veel mensen in de betreffende ruimte waren geweest werd afgezien van het inschakelen van de technische recherche.

Nader onderzoek wees in de richting van verdachte. Na het horen van verdachte en een aantal getuigen besloot het openbaar ministerie de zaak te seponeren wegens onvoldoende bewijs.2

Op 3 december 2010 werd de officier van justitie verzocht verdachte opnieuw aan te houden naar aanleiding van een drietal getuigenverklaringen. De getuigen gaven aan dat verdachte tegen de getuigen had gezegd dat hij de inbraak zou hebben gepleegd. Één van de getuigen beschikte zelfs over daderwetenschap. Verdachte is op grond van deze informatie op 7 december 2010 opnieuw aangehouden.

Verdachte is vervolgens gedagvaard voor de zitting van 30 augustus 2011. De vervolgzittingen vonden plaats op 25 november 2011 en 23 januari 2012.

Met betrekking tot wat is aangevoerd over de sepotbeslissing overweegt de rechtbank dat de officier van justitie opnieuw tot vervolging van verdachte mag overgaan indien er sprake is van nieuwe feiten en omstandigheden. Na het sluiten van het eerste onderzoek hebben drie getuigen, die in het eerste onderzoek niet door de politie zijn gehoord, een verklaring afgelegd. De afgelegde verklaringen bevatten informatie die nog niet bekend was ten tijde van het eerste onderzoek. Bovendien beschikte getuige [getuige 1] over daderwetenschap. Zij verklaarde over het blauwe geldkistje (met de sleutel er nog in) waarover ook de echt-genote van aangever heeft verklaard 3. Gelet hierop kan gesproken worden van nieuwe feiten en omstandigheden op grond waarvan de officier van justitie opnieuw tot vervolging van verdachte mocht overgaan. Het gevoerde verweer wordt daarmee verworpen.

Het eerste onderzoek tegen de verdachte werd afgesloten met een sepot. Daarmee eindigde op dat moment de vervolging tegen verdachte.

Vanaf het moment van de tweede aanhouding mocht verdachte verwachten dat hij opnieuw vervolgd zou kunnen worden. Daarmee heeft de termijn van de vervolging opnieuw een aanvang genomen.

Sinds het moment van de aanhouding van verdachte op 07 december 2010 en de eerste behandeling ter terechtzitting zijn bijna 9 maanden verstreken. Die termijn is niet dusdanig lang dat naar het oordeel van de rechtbank gesproken kan worden van onredelijke vertraging.

De rechtbank verwerpt het gevoerde verweer dan ook en is van oordeel dat de officier van justitie ontvankelijk is in de vervolging van verdachte.

Bewijsmotivering

De officier van justitie heeft zich op het standpunt gesteld dat hetgeen aan verdachte is tenlastegelegd wettig en overtuigend kan worden bewezen. De officier heeft daarbij verwezen naar de verklaringen van aangever [slachtoffer], de getuigen [getuige 1], [getuige 2], [getuige 3] en [getuige 5]. Ook verwijst zij naar de verklaring van verdachte die eerst aangeeft dat hij niet op het terrein van [slachtoffer] is geweest en in een tweede verklaring bevestigt dat hij daar wel is geweest om zijn bus op te halen voor een (spoed)klus.

Voorts heeft de officier opgemerkt dat uit de verklaringen van de getuigen een rode draad valt af te leiden in die zin dat verdachte rancune had richting [slachtoffer] en daarom -aldus de getuigenverklaringen- de administratie van het bedrijf van [slachtoffer] heeft weggenomen.

De verdediging heeft zich op het standpunt gesteld dat verdachte het hem verweten feit niet heeft gepleegd. De verdediging heeft aangevoerd dat de politie niet heeft onderzocht welke goederen zijn weggenomen en onder welke omstandigheden. De politie heeft zich laten leiden door de aangifte van [slachtoffer]. De technische recherche heeft de zaak niet onderzocht en daarmee niet geverifieerd hetgeen aangever heeft opgemerkt in zijn aangifte, met name dat de server van aangever op 20 april 2008 om 03.30 uur off line ging. Ook is niet onderzocht of verdachte daadwerkelijk in het gebouw is geweest ten tijde van de vermeende diefstal.

De raadsman sluit niet uit dat een ander persoon de diefstal heeft gepleegd voor zover er een diefstal heeft plaatsgevonden.

Met betrekking tot de getuigenverklaringen heeft de verdediging opgemerkt dat het om de auditu verklaringen gaat. Bovendien hebben de getuigen onderling en met aangever contact gehad. De getuigen [getuige 1] en [getuige 2] zouden uit rancune hebben verklaard.

De rechtbank gaat bij de beoordeling van de volgende bewijsmiddelen uit:

- de aangifte 4 van [slachtoffer] afgelegd op 23 april 2008 die -zakelijk weergegeven- het volgende inhoudt.

Op maandagmorgen 21 april 2008 is gebleken dat men met een valse sleutel het bedrijf binnen was gekomen.

Vanuit de administratie en vanuit het kantoor van aangever werden in totaal 5 werkstations, een laptop, 60 ordners en ongeveer 150 hangmappen ontvreemd. Ook werd een kas weggenomen waarin ongeveer 1000 euro zat. Vanaf de bovenverdieping werden twee servers weggenomen. Alle ontvreemde ordners, mappen en werkstations bevatten alleen de financiële bedrijfsadministratie. Het was zoveel dat men gebruik moet hebben gemaakt van een voertuig.

In de keyprocessor die niet is meegenomen werden de laatste 500 gebruiksmeldingen geregistreerd en die zijn door aangever bekeken. Daaruit is gebleken dat op zondag 20 april 2008 om 00.24 een buitenpoort was geopend met een chip die in gebruik is bij [verdachte]. [verdachte] heeft het terrein om 00.38 uur diezelfde dag weer verlaten.

Uit het systeem blijkt ook dat op 20 april 2008 te 03.41 uur het terrein is verlaten met behulp van een chip die bij een van de vrachtauto's van aangever hoort. Er is geen registratie van de binnenkomst van die chip.

De ontkoppeling van de server was op 20 april 2008 te 03.30 uur.

Aangever heeft op 23 april 2008 aan [verdachte] gevraagd wat hij die nacht in het bedrijf te zoeken had. Hij vertelde aan aangever dat hij zijn servicebus had opgehaald.

Afgelopen maandag had aangever ook al aan [verdachte] gevraagd of hij in het bedrijf was geweest. [verdachte] vertelde toen dat hij er niet was geweest. Hij was aan het verbouwen en was erg moe geweest en was om ongeveer 22.00 uur naar bed gegaan.

- de verklaring 5 van getuige [getuige 1], afgelegd op 13 oktober 2009 die -zakelijk weergegeven- het volgende inhoudt.

Ik ben van 2006 tot medio 2009 getrouwd geweest met [verdachte]. [verdachte] is via mijn vader in 2006 gaan werken bij [slachtoffer] in [plaats]. Op een gegeven moment vroeg [slachtoffer] aan [verdachte] of hij zijn wasstraat en weegbrug niet wilde overnemen. [verdachte] besloot dat te doen.

Op een gegeven moment had [verdachte] een zakelijk geschil met [slachtoffer]. Volgens mij over de voorwaarden van de overname. [verdachte] vertelde me toen dat hij € 50.000,- kon verdienen als hij de administratie van [slachtoffer] zou stelen. Dit was in het vooruitzicht gesteld door [getuige 5].

Ergens vorig jaar vertelde [verdachte] me dat hij uitgezocht had op welk tijdstip de beveiliging van de VAM langs kwam.

's Nachts, na twaalven, vertrok [verdachte]. Ik wist dat hij ging inbreken.

Tussen 4.00 en 5.00 diezelfde nacht kwam [verdachte] weer thuis. Hij vertelde me dat het gelukt was. Hij bedoelde dat de diefstal van de administratie gelukt was. [verdachte] had de administratie naar zijn ouders gebracht. De administratie is kennelijk al lang verbrand. Dat hebben de ouders van [verdachte] zelf verteld. Zij vertelden ook dat zij de administratie hadden doorgelezen. [verdachte] had wel een donkerblauw kleurig kistje met sleutel meegenomen. Daarin zat veel muntgeld en een voicerecorder. Ik schat dat er voor € 250.- aan geld in zat.

Onder de gestolen spullen zaten zeker ordners en hangmappen. Deze zijn door de opa van [verdachte] op een markt verkocht.

- een proces-verbaal van bevindingen 6 d.d. 16 oktober 2009 van verbalisant [verbalisant], dat -zakelijk weergegeven- het volgende inhoudt.

Op 14 oktober 2009 sprak ik telefonisch met de echtgenote van [slachtoffer], [naam echtgenote]. Zij verklaarde dat er tijdens de diefstal een blauw geldkistje was weggenomen. Het sleuteltje zat er nog in.

- de verklaring 7 van getuige [getuige 2], afgelegd op 06 november 2010 die -zakelijk weergegeven- het volgende inhoudt.

Van februari 2009 tot september 2009 was ik de vriendin van [verdachte].

Ergens in de zomer van 2009 heeft [verdachte] mij verteld over een inbraak die hij had gepleegd. [verdachte] en ik zaten bij de ouders van [verdachte] in de tuin, het was zomer. We zaten gezellig bij elkaar en de vuurkorf/allesbrander was aan. [verdachte] zei tegen zijn vader 'weet je nog wat we gedaan hebben' of woorden van gelijke strekking. Later vertelde [verdachte] waar het om ging.

[verdachte] vertelde over een inbraak bij het bedrijf van [slachtoffer] in [plaats]. Hij zei dat hij daarvoor aangehouden was geweest maar [verdachte] zei dat hij dat niet had gedaan. Ik vroeg door en uiteindelijk zei hij tegen mij 'wij hebben het wel slim gespeeld want zo komt niemand erachter'. Ik vroeg door en ik hoorde dat [verdachte] zei: 'wij hebben daar alles weggehaald'. Ik vroeg wat er was weggehaald. [verdachte] zei: 'alle mappen, dossiers, servers, pckasten'. Alle administratie van het bedrijf van [slachtoffer]. [verdachte] had aan [getuige 5] gevraagd 'krijg ik [slachtoffer] kapot als ik al zijn boekhouding wegneem?'

[verdachte] wilde [slachtoffer] kapot maken omdat het bedrijf van [verdachte] failliet ging doordat [slachtoffer] onder andere het water afsloot van zijn bedrijf.

[verdachte] heeft die nacht alle administratie, servers, kentekens etc... gestolen.

Die spullen zijn allemaal verbrand in de allesbrander van de ouders van [verdachte] die in [plaats] wonen. [verdachte] heeft verteld dat hij in de nacht van de inbraak alle gestolen spullen naar het huis van zijn ouders had gebracht. Daar zou toch niemand het zoeken.

Hij heeft zijn toegangssleutel gebruikt. Hij heeft enige tijd later weer uitgelogd maar is in het bedrijf gebleven. Ik weet niet hoe hij er later is uit gegaan is.

Ik wilde eerlijkheid in onze relatie en [verdachte] heeft mij toen alles verteld.

Als ik door de politie zou worden aangehouden moest ik mij beroepen op mijn zwijgrecht van [verdachte].

- de verklaring 8 van getuige [getuige 3], afgelegd op 07 november 2010 die -zakelijk weergegeven- het volgende inhoudt.

Ik heb [verdachte] in mei 2008 leren kennen. Ik kwam dagelijks in contact met [verdachte] en er ontstond een vriendschap met [verdachte].

Rond februari 2009 heeft [verdachte] mij verteld over een inbraak die hij had gepleegd. Op een gegeven moment kregen we het over [slachtoffer] en [getuige 5] Ik vroeg [verdachte] hoe het nu allemaal zat aangezien iedereen dacht dat Zijlstra achter de inbraak zat. Ik hoorde dat [verdachte] tegen mij zei dat [getuige 5] niet achter de inbraak zat. [verdachte] vertelde mij dat hij daar zelf achter zat. Hij zei tegen mij dat hij de inbraak had gepleegd omdat hij wraak wilde nemen op [slachtoffer]. [verdachte] vond dat [slachtoffer] de reden was van het faillissement van zijn wasstraat. Nadat [slachtoffer] zijn vrachtwagens niet meer liet wassen bij [verdachte]s wasstraat is [verdachte] uiteindelijk failliet gegaan.

[verdachte] zei dat hij de administratie, autopapieren, computers, back ups en andere papieren had gestolen om [slachtoffer] te pakken. Hij had het idee dat hij [slachtoffer] het meest pijn kon doen als hij al zijn administratie weg zou nemen. Daarbij had [verdachte] toegang tot het garagekantoor, dus was het ook niet moeilijk om binnen te komen.

De inbraak was niet het idee van iemand anders. Het was zijn eigen idee.

Hij heeft documenten, vrachtautopapieren, kentekenbewijzen, computers gestolen.

[verdachte] vertelde dat het meeste vernietigd was. De papieren zouden allemaal in brand gestoken zijn.

Ik weet dat [verdachte] de administratie heeft vervoerd met de bus waarmee hij naar reparaties reed.

- de verklaring 9 van [verdachte], afgelegd op 23 april 2008 die -zakelijk weergegeven- het volgende inhoudt.

Mijn bedrijf zit op het terrein van [bedrijf slachtoffer].

Met de toegangschip die ik heb kan ik in het hele gebouw overal binnen komen.

Ik maak alleen gebruik van die chip.

In de nacht van de inbraak ben ik tussen 24.00 uur en 00.30 uur naar mijn bedrijf gegaan om mijn servicebus op te halen. Ik ben via het hek met behulp van de chip binnengekomen.

Ik heb de bus opgehaald en daarna weer weggereden. Ik heb de bus opgehaald met Bennie Everts. Ik ben ongeveer een kwartier bij het bedrijf geweest.

- de verklaring 10 van [verdachte], afgelegd op 08 december 2010 die -zakelijk weergegeven- het volgende inhoudt.

Ik heb de wasstraat overgenomen van [slachtoffer]. Een paar maanden later ging het mis. Er werd niks betaald, ik kreeg geen geld.

Ik ben slachtoffer geworden van de ruzie tussen [getuige 5] en [slachtoffer] van [bedrijf slachtoffer]. Door die ruzie kwamen er geen vrachtwagens meer die moesten worden gewassen. Hij stopte met het aanbod.

In het begin vond ik [slachtoffer] een heel aardige man. Toen ik het overnam ging het

helemaal mis. Het werd mij kwalijk genomen dat ik bij [getuige ] hoorde.

[slachtoffer] is de grootste rothond die er rondloopt.

Mijn bedrijf is failliet gegaan omdat er niets betaald werd. [slachtoffer] was de grootste klant.

- de verklaring 11 van getuige [getuige 3], afgelegd op 09 december 2010 die -zakelijk weergegeven- het volgende inhoudt.

Ik was werkzaam voor [verdachte]. Over 20 april 2008 kan ik het volgende verklaren.

Ik was thuis in Hoogeveen en werd gebeld door [verdachte]. Dit was na vijf uur 's middags. [verdachte] vertelde me dat hij de bus nodig had. Hij moest materiaal ophalen. Hij moest banden hebben. Ik vond het heel raar dat ik heel laat met [verdachte] mee moest. Achteraf vond ik dat. Ik kan me niet herinneren met wiens auto we naar [plaatsnaam] zijn gegaan. Naar de [adres bedrijf slachtoffer]. Daar aangekomen ben ik buiten het hek blijven wachten en is [verdachte] naar het pand gelopen. Ik heb niet gezien bij welk bedrijf [verdachte] naar binnen is gegaan. Zijn eigen bedrijf of dat van [slachtoffer]. We hebben de servicebus opgehaald maar ik ben niet op het terrein geweest.

Als [verdachte] banden nodig had gehad, dan is hij zeker in het bedrijfsgedeelte van [slachtoffer] geweest, want daar lagen banden. [verdachte] wist ook dat je op een bepaalde manier er voor kon zorgen dat het hek niet dicht kon waardoor [verdachte] ongezien kon terugkomen.

Op grond van deze bewijsmiddelen staat naar het oordeel van de rechtbank het volgende vast.

Verdachte is met [getuige 4] op zaterdag 19 april 2008 naar zijn bedrijf gegaan om zijn service bus op te halen voor een klus op zondag 20 april 2008.

Verdachte heeft bij het verlaten van het terrein dusdanige maatregelen getroffen dat hij

-zonder zich te registreren- op een later tijdstip het terrein van [bedrijf slachtoffer] weer kon betreden. Getuige [getuige 4] heeft in dit verband verklaard dat verdachte wist hoe hij ervoor kon zorgen dat het hek niet dicht kon.

Verdachte is op enig moment teruggegaan en heeft de in de tenlastelegging genoemde goederen weggenomen. Met een chip die bij een vrachtwagen van [bedrijf slachtoffer] hoorde, heeft verdachte het terrein weer verlaten.

De verklaringen van[getuige 1], [getuige 2] en [getuige 3] zijn de auditu verklaringen in die zin dat de getuigen hebben verklaard over hetgeen verdachte aan hen heeft verteld.

De rechtbank overweegt daartoe het volgende.

De inhoud van de door getuigen [getuige 2] en[getuige 1] - ieder voor zich - ten overstaan van de politie en ter zitting afgelegde verklaringen komen nagenoeg met elkaar overeen en zijn niet alleen consistent, maar worden ook op belangrijke onderdelen ondersteund door de verklaringen van aangever en van de getuigen [getuige 4] en [getuige 3]. Daardoor is de rechtbank van oordeel dat de verklaringen van [getuige 2] en[getuige 1] betrouwbaar zijn en daarom redengevend voor het bewijs.

De rechtbank overweegt daarbij het volgende. Gedurende het onderzoek ter terechtzitting, die zich over meerdere zittingsdagen uitstrekte, heeft verdachte zich steeds beroepen op zijn zwijgrecht. De omstandigheid dat verdachte ter zitting heeft geweigerd een verklaring af te leggen of vragen te beantwoorden, kan op zichzelf, mede gelet op art. 29 lid 1 Sv, niet tot het bewijs bijdragen.

Indien verdachte echter geen redelijke verklaring geeft voor omstandigheden die redengevend moeten worden geacht voor het bewijs van het aan hem tenlastegelegde feit, kan de rechtbank dit in haar overwegingen omtrent het gebezigde bewijsmateriaal betrekken. De rechtbank is van oordeel dat die omstandigheid zich hier voordoet.

Ter terechtzitting heeft verdachte immers voor de door de getuigen [getuige 2] en [getuige 1] aangevoerde redengevende feiten en omstandigheden en die om een nadere toelichting van de kant van verdachte vragen, geen redelijke, die redengevendheid ontzenuwende, verklaring gegeven. Daardoor draagt naar het oordeel van de rechtbank het zwijgen van de verdachte bij aan de redengevendheid van de verklaringen van [getuige 2] en [getuige 1].

Door de verdediging is aangevoerd dat een ander scenario zich heeft afgespeeld waarbij een ander persoon de inbraak zou hebben gepleegd. De rechtbank acht een ander scenario niet aannemelijk nu verdachte dat andere scenario niet heeft toegelicht, terwijl het om een nadere uitleg vraagt.

Op grond van het vorenstaande komt de rechtbank tot het oordeel dat verdachte de hem verweten diefstal heeft gepleegd.

Bewezenverklaring

De rechtbank acht wettig bewezen en zij heeft de overtuiging verkregen dat de verdachte het tenlastegelegde heeft begaan, met dien verstande dat:

hij omstreeks 20 april 2008 te [plaats], gemeente Midden-Drenthe, met het oogmerk van wederrechtelijke toe-eigening uit een bedrijfspand van [bedrijf slachtoffer] aan de [adres bedrijf slachtoffer] heeft weggenomen een hoeveelheid administratieve gegevens, ordners en hangmappen en een laptop en 5 werkstations en een kas met geld toebehorende aan een ander of anderen dan aan verdachte, waarbij verdachte zich de toegang tot de plaats des misdrijfs heeft verschaft door middel van een valse sleutel;

De in de bewijsmiddelen genoemde feiten en omstandigheden zijn redengevend voor hetgeen de rechtbank bewezen acht.

De verdachte zal van het meer of anders tenlastegelegde worden vrijgesproken, aangezien de rechtbank dat niet bewezen acht.

Kwalificatie

Het bewezen geachte levert op:

diefstal waarbij de schuldige zich de toegang tot de plaats van het misdrijf heeft verschaft door middel van een valse sleutel,

strafbaar gesteld bij artikel 311 in verbinding met artikel 310 van het Wetboek van Strafrecht .

Strafbaarheid

De rechtbank acht de verdachte strafbaar, omdat geen strafuitsluitingsgronden aanwezig worden geacht.

Strafmotivering

De rechtbank heeft bewezen geacht dat verdachte heeft ingebroken in een bedrijfspand van [bedrijf slachtoffer] en daar de administratie heeft weggenomen. Uit de bewijsmiddelen leidt de rechtbank af dat verdachte uit rancune jegens [slachtoffer] heeft gehandeld. Verdachte stelde [slachtoffer] verantwoordelijk voor het faillissement van zijn wasstraat.

De rechtbank rekent verdachte zwaar aan dat hij op deze wijze [slachtoffer] heeft gemeend te moeten benadelen. Het wegnemen van een administratie heeft zeer grote financiële gevolgen voor een bedrijf, immers moet de gehele administratie opnieuw worden opgezet.

De gevolgen zijn voor [slachtoffer] groot geweest en de diefstal van de administratie heeft mogelijk bijgedragen aan het faillissement van het transportbedrijf van [slachtoffer].

Naar het oordeel van de rechtbank gaat het dan ook om een zeer ernstig feit met grote gevolgen.

De officier van justitie heeft gevorderd om aan verdachte een taakstraf van 150 uren op te leggen en een voorwaardelijke gevangenisstraf van twee maanden met een proeftijd van 2 jaren.

De ouderdom van het feit is naar het standpunt van de officier niet van invloed op de hoogte van de straf. Het motief van verdachte, de berekende wijze waarop het feit is gepleegd en de proceshouding van verdachte, zijn van invloed op de hoogte van de straf.

De raadsman heeft vrijspraak van het tenlastegelegde feit bepleit.

Aangaande de op te leggen straf houdt de rechtbank rekening met de aard en ernst van het bewezen verklaarde, met de omstandigheden waaronder dit is begaan en met hetgeen de rechtbank uit het onderzoek op de terechtzitting is gebleken omtrent de persoon van de verdachte.

Voorts heeft de rechtbank acht geslagen op de inhoud van het uittreksel uit het algemeen documentatieregister d.d. 14 december 2011 waaruit blijkt dat verdachte eerder ter zake misdrijven is veroordeeld.

Ook heeft de rechtbank acht geslagen op het beknopte reclasseringsrapport van 09 augustus 2011. De reclassering heeft zich onthouden van een strafadvies omdat verdachte ontkent het tenlastegelegde feit te hebben gepleegd. De rechtbank is niet gebleken van strafvermin-derende omstandigheden.

De rechtbank is op grond van de ernst van het bewezen geachte, in samenhang met de hiervoor weergegeven overwegingen, feiten en omstandigheden, van oordeel dat in dit geval

een hogere werkstraf geboden is dan de oriëntatiepunten voor de straftoemeting aangeven.

Een werkstraf van een omvang als door de officier van justitie is gevorderd acht de rechtbank daarom passend. Ook de gevorderde voorwaardelijke gevangenisstraf acht de rechtbank op zijn plaats om daarmede ook de ernst van het feit aan te duiden.

Benadeelde partij [bedrijven slachtoffer]

De vordering tot vergoeding van geleden schade is ingediend door [slachtoffer] namens [bedrijf slachtoffer] dan wel [bedrijf slachtoffer].

Als gemachtigde is aangewezen [slachtoffer] en uit het uittreksel van de Kamer van Koophandel blijkt dat [slachtoffer] aandeelhouder van [bedrijf slachtoffer].

Bij de stukken die [slachtoffer] heeft ingediend is geen uittreksel Kamer van Koophandel van [bedrijf slachtoffer] gevoegd.

Ter terechtzitting heeft [slachtoffer] aangevoerd dat [bedrijf slachtoffer] failliet is verklaard. [slachtoffer] heeft in overleg met de curator de vordering ingediend. Een machtiging om namens de curator onderhavige vordering in te dienen ontbreekt bij de stukken.

Gelet op het vorenstaande zal de rechtbank de benadeelde partij niet ontvankelijk verklaren nu de vereiste machtiging om de vordering in te kunnen dienen, ontbreekt. De benadeelde partij kan haar vordering slechts bij de burgerlijke rechter aanbrengen.

Toepassing van wetsartikelen

De rechtbank heeft mede gelet op de artikelen 14a, 14b, 14c, 22b, 22c, 27 en 63 van het Wetboek van Strafrecht .

Beslissing van de rechtbank

De rechtbank verklaart bewezen dat het tenlastegelegde, zoals hierboven is omschreven, door de verdachte is begaan, stelt vast dat het aldus bewezen verklaarde oplevert het strafbare feit zoals hierboven is vermeld en verklaart de verdachte deswege strafbaar.

De rechtbank verklaart niet bewezen hetgeen aan de verdachte meer of anders is tenlastegelegd dan hierboven is bewezen verklaard en spreekt de verdachte daarvan vrij.

De rechtbank veroordeelt de verdachte tot:

* gevangenisstraf voor de duur van TWEE MAANDEN geheel voorwaardelijk met een proeftijd van 2 jaren.

De rechtbank beveelt, dat de voorwaardelijk opgelegde straf niet zal worden tenuitvoer-gelegd, tenzij de rechter later anders mocht gelasten, op grond, dat de verdachte zich voor het einde van voormelde proeftijd aan een strafbaar feit heeft schuldig gemaakt.

* Een taakstraf bestaande uit 150 uren werkstraf, zijnde het verrichten van onbetaalde arbeid met bevel dat, voor het geval de verdachte deze werkstraf niet naar behoren verricht, vervangende hechtenis voor de duur van 75 dagen zal worden toegepast;

De rechtbank beveelt dat de tijd die door de verdachte vóór de tenuitvoerlegging van deze uitspraak in verzekering is doorgebracht, bij de uitvoering van de opgelegde taakstraf geheel in mindering zal worden gebracht naar de maatstaf van 2 uren arbeid per dag voor de in verzekering doorgebrachte dagen.

De rechtbank bepaalt dat de benadeelde partij [bedrijven slachtoffer] niet ontvankelijk is in haar vordering en dat zij haar vordering slechts bij de burgerlijke rechter kan aanbrengen. De benadeelde partij en de verdachte dragen de eigen kosten.

Dit vonnis is gewezen door mr. J.J. Schoemaker, voorzitter en mr. A.L.J.M.A. Janssens en mr. F. Sieders, rechters in tegenwoordigheid van D.C. Witvoet, griffier, en uitgesproken ter openbare terechtzitting van de rechtbank op 06 februari 2012.

1 pag. 13 van dossier PL033k/08-129437

2 pag. 3 van voormeld dossier

3 pag. 34 van dossier PL033K/2010064470-1

4 pag. 17 ev dossier PL033k/08-129437

5 pag. 40 ev van dossier PL033K/2010064470-1

6 pag. 34 van dossier PL033K/2010064470-1

7 pag. 45 ev van dossier PL033K/2010064470-1

8 pag. 51 ev van dossier PL033K/2010064470-1

9 pag. 25 ev dossier PL033k/08-129437

10 pag. 63 ev dossier PL033K/2010064470-1

11 pag. 58 ev van dossier PL033K/2010064470-1

??

??

??

??

Parketnummer: 19.605116-11

Uitspraak d.d.: 06 februari 2012 4

vonnis


» Juridisch advies nodig? « advertorial

Heeft u een juridisch probleem of een zaak die u wilt voorleggen aan een gespecialiseerde jurist of advocaat ?

Neemt u dan gerust contact met ons op en laat uw zaak vrijblijvend beoordelen.



naar boven      |      zoeken      |      uitgebreid zoeken

Snel uitspraken zoeken en filteren

> per rechtsgebied > op datum > op instantie

Gerelateerde wetgeving

Gerelateerde advocaten

Gerelateerde advocatenkantoren

Recente vacatures

Meer vacatures | Plaats vacature