Uitspraak
RECHTBANK ASSEN
Sector strafrecht
Parketnummer: 19.830017-11
vonnis van de Meervoudige kamer d.d. 08 april 2011 in de zaak van het openbaar ministerie tegen:
[verdachte],
geboren te Woerden op [datum] 1960,
wonende [adres],
verblijvende in PI Overijssel, PIV Zwolle te Zwolle.
Het onderzoek ter terechtzitting heeft plaatsgehad op 25 maart 2011.
De verdachte is verschenen, bijgestaan door mr. M. Smid, advocaat te Hoogeveen.
Tenlastelegging
De verdachte is bij dagvaarding tenlastegelegd, dat
zij in of omstreeks de periode van 12 januari 2011 tot en met 13 januari 2011
te Assen opzettelijk en wederrechtelijk een ruit van een gebouw aan/nabij de
[adres], in elk geval enig goed, geheel of ten dele toebehorende aan
[slachtoffer], in elk geval aan een ander of anderen dan aan verdachte,
heeft vernield en/of beschadigd en/of onbruikbaar gemaakt;
De voorvragen
De rechtbank heeft vastgesteld dat de dagvaarding geldig is, dat zij bevoegd is tot kennisneming van de zaak, dat de officier van justitie ontvankelijk is in de vervolging en dat er geen redenen zijn voor schorsing van de vervolging.
De vordering van de officier van justitie
De officier van justitie G. Wilbrink acht hetgeen is tenlastegelegd wettig en overtuigend bewezen en vordert dat de rechtbank als volgt zal beslissen:
* één week gevangenisstraf, met aftrek van voorarrest;
* toewijzing vordering van de benadeelde partij met oplegging van de schadevergoedingsmaatregel;
* afwijzing van de gevorderde tenuitvoerlegging van de eerder opgelegde voorwaardelijke gevangenisstraf.
Bewijsmotivering
Nu verdachte hetgeen de rechtbank bewezen zal verklaren heeft bekend en nadien niet anders heeft verklaard en zij noch haar raadsvrouw vrijspraak heeft bepleit zal de rechtbank volstaan met een opgave van bewijsmiddelen.
1. een in de wettelijke vorm opgemaakt proces-verbaal van aangifte van politie Drenthe d.d. 13 januari 2011, inhoudende de aangifte van [aangever] namens [slachtoffer];
2. de bekennende verklaring van verdachte, afgelegd op de openbare terechtzitting van 25 maart 2011.
Bewezenverklaring
De rechtbank acht wettig bewezen en zij heeft de overtuiging verkregen dat de verdachte het tenlastegelegde heeft begaan, met dien verstande dat:
zij in de periode van 12 januari 2011 tot en met 13 januari 2011 te Assen opzettelijk en wederrechtelijk een ruit van een gebouw aan de adres, geheel of ten dele toebehorende aan [slachtoffer] heeft vernield.
De in de bewijsmiddelen genoemde feiten en omstandigheden zijn redengevend voor de bewezenverklaring.
De verdachte zal van het meer of anders tenlastegelegde worden vrijgesproken, aangezien de rechtbank dat niet bewezen acht.
Kwalificatie
Het bewezen verklaarde levert op:
opzettelijk en wederrechtelijk enig goed dat geheel of ten dele aan een ander toebehoort vernielen,
strafbaar gesteld bij artikel 350 van het Wetboek van Strafrecht.
Strafbaarheid
De rechtbank acht de verdachte strafbaar, omdat geen strafuitsluitingsgronden aanwezig worden geacht.
Strafmotivering
De rechtbank houdt bij de bepaling van de op te leggen straf rekening met de aard en de ernst van het bewezen verklaarde, met de omstandigheden waaronder dat is begaan, met hetgeen de rechtbank uit het onderzoek ter terechtzitting is gebleken omtrent de persoon van de verdachte en met de inhoud van het de verdachte betreffende uittreksel uit het algemeen documentatieregister d.d. 17 februari 2011 waaruit blijkt dat de verdachte eerder ter zake van vernielingen tot onvoorwaardelijke gevangenisstraffen is veroordeeld.
Verdachte heeft de ruit van een deur van een kantoorpand vernield om zich de toegang tot dat gebouw te kunnen verschaffen zodat zij de nacht in dat pand kon doorbrengen. Dat kantoorpand is eigendom van [slachtoffer].
Door het handelen van verdachte is schade toegebracht aan eigendommen van [slachtoffer].
De rechtbank is op grond van de ernst van het bewezen geachte, in samenhang met de hiervoor weergegeven overwegingen, feiten en omstandigheden, van oordeel dat in dit geval een onvoorwaardelijke gevangenisstraf geboden is zoals die door de officier van justitie is gevorderd.
Benadeelde partij [slachtoffer]
De rechtbank acht het causaal verband tussen het bewezen verklaarde feit en de schade bewezen, alsmede de aansprakelijkheid van de verdachte voor die schade.
De verdachte heeft de hoogte van de schade betwist in die zin dat de benadeelde partij de opgevoerde BTW kan verrekenen.
De rechtbank zal de opgenomen BTW van de glasschade afwijzen nu de gemeente de BTW kan verrekenen. De post interne proceskosten zal de rechtbank eveneens afwijzen nu het uurtarief van die kosten niet is onderbouwd.
De vordering acht de rechtbank tot na te noemen bedrag voldoende aannemelijk gemaakt. De civiele vordering is dan ook gegrond en tot na te noemen bedrag voor toewijzing vatbaar.
Schadevergoedingsmaatregel
Met betrekking tot het bewezen verklaarde feit acht de rechtbank de verdachte jegens het slachtoffer naar burgerlijk recht tot na te noemen bedrag aansprakelijk voor de schade, die door het strafbare feit is toegebracht.
Aan de verdachte zal de verplichting worden opgelegd dat bedrag aan de Staat te betalen ten behoeve van het slachtoffer.
Toepassing van wetsartikelen
De rechtbank heeft mede gelet op de artikelen 27 en 36f van het Wetboek van Strafrecht.
Vordering tenuitvoerlegging na voorwaardelijke veroordeling onder parketnummer 19.605761-10
De rechtbank zal de vordering van de officier van justitie afwijzen omdat de proeftijd nog niet was ingegaan op het moment dat verdachte het bewezen verklaarde feit had begaan.
Beslissing van de rechtbank
De rechtbank verklaart bewezen dat het tenlastegelegde, zoals hierboven is omschreven, door de verdachte is begaan, stelt vast dat het aldus bewezen verklaarde oplevert het strafbare feit zoals hierboven is vermeld en verklaart de verdachte deswege strafbaar.
De rechtbank verklaart niet bewezen hetgeen aan de verdachte meer of anders is tenlastegelegd dan hierboven is bewezen verklaard en spreekt de verdachte daarvan vrij.
De rechtbank veroordeelt de verdachte tot
* gevangenisstraf voor de duur van ÉÉN WEEK.
De rechtbank beveelt dat de tijd die door de verdachte vóór de tenuitvoerlegging van deze uitspraak in verzekering en voorlopige hechtenis is doorgebracht, bij de uitvoering van de opgelegde gevangenisstraf geheel in mindering zal worden gebracht.
De rechtbank veroordeelt de verdachte tot betaling aan de benadeelde partij [slachtoffer] van de som van € 223,32 en veroordeelt de verdachte tevens in de kosten van de benadeelde partij tot op heden gemaakt en ten behoeve van de tenuitvoerlegging van deze uitspraak alsnog te maken, tot op heden begroot op nihil.
Wijst de vordering voor het overige af.
De rechtbank legt aan de verdachte de verplichting op aan de Staat, ten behoeve van [slachtoffer], een bedrag van € 223,32 te betalen, bij gebreke van betaling te vervangen door 4 dagen hechtenis, met dien verstande dat de toepassing van de vervangende hechtenis de hiervoor opgelegde verplichting niet opheft en
verstaat dat voldoening aan de verplichting tot betaling aan de Staat van voormeld bedrag ten behoeve van het slachtoffer de veroordeling tot betaling aan de benadeelde partij doet vervallen, alsmede dat betaling van voormeld bedrag aan de benadeelde partij de verplichting tot betaling aan de Staat van dit bedrag doet vervallen.
Beslissing op de vordering na voorwaardelijke veroordeling onder parketnummer 19.605761-10
De rechtbank wijst de vordering van de officier van justitie af.
Dit vonnis is gewezen door mr. J.J. Schoemaker, voorzitter en mr. B.I. Klaassens en mr. C. Brouwer, rechters in tegenwoordigheid van D. Witvoet, griffier, en uitgesproken ter openbare terechtzitting van de rechtbank op 08 april 2011.
Parketnummer: 19.830017-11
Uitspraak d.d.: 08 april 2011. 4
vonnis