U dient ingelogd te zijn om favorieten te kunnen toevoegen aan Mijn Jure
U kunt zich hier gratis registreren
Datum uitspraak:
Datum publicatie:
Rechtsgebied:
Zaaknummer:
Soort procedure:
Instantie:

Inhoudsindicatie:

De rechtbank heeft een 51-jarige man veroordeeld tot de maatregel van terbeschikkingstelling met dwangverpleging. De rechtbank acht bewezen dat verdachte zich schuldig heeft gemaakt aan een poging tot moord van zijn vrouw. Dit delict is gepleegd terwijl verdachte handelde vanuit zijn psychotische belevingen, welke zijn ontstaan door zijn psychotische stoornis. De rechtbank acht verdachte ontoerekeningsvatbaar en ontslaat hem van alle rechtsvervolging. In afwijking van de uitgebrachte adviezen legt de rechtbank de tbs-maatregel op. Dit omdat verdachte bewezen heeft vanuit zijn stoornis en psychotisch denken tot zeer agressief handelen te kunnen overgaan. Tijdens deze agressieve daad was verdachte onder behandeling via een civiele rechtelijke machtiging hetgeen niet heeft kunnen voorkomen dat het delict plaatsvond. Het voorgaande in combinatie met het hoge recidiverisico en het ontbreken van ziekte- en probleembesef bij verdachte, leiden de rechtbank tot het oordeel dat de gevaarsetting van verdachte dusdanig is dat een terbeschikkingstelling met verpleging van overheidswege het meest in de rede ligt.

Uitspraak



RECHTBANK ARNHEM

Sector strafrecht

Promis II

Parketnummer : 05/731154-11

Data zittingen : 7 februari 2012 en 20 april 2012

Datum uitspraak : 4 mei 2012

TEGENSPRAAK

Vonnis van de rechtbank in de zaak van

de officier van justitie in het arrondissement Arnhem

tegen

naam : [verdachte],

geboren op : [geboortedatum] 1961 te [geboorteplaats],

adres : [adres],

plaats : [woonplaats]

thans gedetineerd in PPC Maastricht, Willem Alexanderweg 21 te Maastricht.

raadsman : mr. R.A van Seumeren, advocaat te Amsterdam.

1. De inhoud van de tenlastelegging

Aan verdachte is ten laste gelegd dat:

1. hij op of omstreeks 12 november 2011 te Tiel, ter uitvoering van het voornemen en het misdrijf om opzettelijk en met voorbedachten rade [slachtoffer] (zijn, verdachtes partner) van het leven te beroven, opzettelijk na kalm beraad en rustig overleg, althans na een (kort) tevoren genomen besluit,

- die [slachtoffer] bij diens keel heeft gegrepen en/of

- (vervolgens) de hals/keel van die [slachtoffer] heeft dichtgedrukt/dichtgeknepen en/of enige tijd dichtgedrukt/dichtgeknepen heeft gehouden, waardoor die [slachtoffer] is gevallen en/of

- (vervolgens) met een schaar, althans een scherp en/of puntig voorwerp meermalen, althans eenmaal in/tegen diens borst, althans lichaam heeft gestoken en/of

- (vervolgens) meermalen, althans eenmaal met kracht op/tegen het hoofd en/of in het gezicht heeft geslagen/gestompt en/of elders tegen het lichaam en/of - (vervolgens) meermalen, althans eenmaal met kracht in het gezicht heeft geknepen, terwijl de uitvoering van dat voorgenomen misdrijf niet is voltooid;

althans, indien het vorenstaande onder 1 niet tot een veroordeling leidt:

hij op of omstreeks 12 november 2011 te Tiel, ter uitvoering van het voornemen en het misdrijf om aan [slachtoffer] (zijn, verdachtes partner) opzettelijk zwaar lichamelijk letsel toe te brengen, opzettelijk

- die [slachtoffer] bij diens keel heeft gegrepen en/of

- (vervolgens) de hals/keel van die [slachtoffer] heeft dichtgedrukt/dichtgeknepen en/of enige tijd dichtgedrukt/dichtgeknepen heeft gehouden, waardoor die [slachtoffer] is gevallen en/of

- (vervolgens) met een schaar, althans een scherp en/of puntig voorwerp meermalen, althans eenmaal in/tegen diens borst, althans lichaam heeft gestoken en/of

- (vervolgens) meermalen, althans eenmaal met kracht op/tegen het hoofd en/of in het gezicht heeft geslagen/gestompt en/of elders tegen het lichaam en/of

- (vervolgens) meermalen, althans eenmaal met kracht in het gezicht heeft geknepen, terwijl de uitvoering van dat voorgenomen misdrijf niet is voltooid; meer subsidiair:

hij op of omstreeks 12 november 2011 te Tiel opzettelijk mishandelend een persoon (te weten [slachtoffer] (zijn, verdachtes partner)),

- bij diens keel heeft gegrepen en/of

- (vervolgens) de hals/keel van die [slachtoffer] heeft dichtgedrukt/dichtgeknepen en/of enige tijd dichtgedrukt/dichtgeknepen heeft gehouden, waardoor die [slachtoffer] is gevallen en/of

- (vervolgens) met een schaar, althans een scherp en/of puntig voorwerp meermalen, althans eenmaal in/tegen diens borst, althans lichaam heeft gestoken en/of

- (vervolgens) meermalen, althans eenmaal met kracht op/tegen het hoofd en/of in het gezicht heeft geslagen/gestompt en/of elders tegen het lichaam en/of

- (vervolgens) meermalen, althans eenmaal met kracht in het gezicht heeft geknepen, waardoor deze letsel heeft bekomen en/of pijn heeft ondervonden;

2. Het onderzoek ter terechtzitting

De zaak is laatstelijk op 20 april 2012 ter terechtzitting onderzocht. Daarbij is verdachte verschenen. Verdachte is bijgestaan door mr. R.A. van Seumeren, advocaat te Amsterdam.

Als benadeelde partij is ter terechtzitting verschenen: [slachtoffer].

De officier van justitie, mr. J. Schram, heeft gerekwireerd.

Verdachte en zijn raadsman hebben het woord ter verdediging gevoerd.

3. De beslissing inzake het bewijs

De vastgestelde feiten

Op grond van de bewijsmiddelen wordt het volgende, dat verder ook niet ter discussie staat, vastgesteld.

Op 12 november 2011 is in de woning van verdachte in Tiel een worsteling ontstaan tussen verdachte en zijn partner mevrouw [slachtoffer]. Nadien zijn bij mevrouw [slachtoffer] een gebroken neus, kneuzingen in het aangezicht en kneuzingen aan de handen geconstateerd. Ook had zij verwondingen aan de binnenzijde van haar handen en aan de voorzijde van haar hals.

Het standpunt van de officier van justitie

De officier van justitie heeft gesteld dat wettig en overtuigend bewezen kan worden geacht dat verdachte zich schuldig heeft gemaakt aan het primair tenlastegelegde.

Het standpunt van de verdediging

De verdediging heeft voor vrijspraak van het primair en het subsidiair tenlastegelegde gepleit. Daartoe is aangevoerd dat de worsteling in een gemoedsopwelling is ontstaan en niet op grond van een vooropgezet plan. Het staat niet vast dat de schaar vanuit de badkamer mee naar beneden is genomen door verdachte. Voorts ontbreekt de opzet op de dood. Het gebruik van de schaar impliceert niet het voorwaardelijke opzet op de dood van mevrouw [slachtoffer]. Er blijkt niet dat verdachte in de borst heeft gestoken. Evenmin blijkt van mogelijk potentieel dodelijk letsel. Het meer subsidiair tenlastegelegde kan wel worden bewezen.

Beoordeling door de rechtbank

Vastgesteld dient te worden welke gedragingen, zoals ten laste gelegd, kunnen worden bewezen. Hiertoe overweegt de rechtbank als volgt.

Verdachte was op 12 november 2011 met een rechtelijke machtiging in het kader van de BOPZ opgenomen. Verdachte had enkele uren verlof en verbleef in de woning van hem en zijn toenmalige partner, mevrouw [slachtoffer], in Tiel. Toen verdachte in de badkamer was geweest, kwam hij naar beneden met een boek met daarin een door mevrouw [slachtoffer] geschreven briefje. Verdachte was kwaad op mevrouw [slachtoffer] over de inhoud van het briefje en wilde haar ter verantwoording roepen. Na de reactie van mevrouw [slachtoffer] hierop ontstond tussen beiden een worsteling. Verdachte heeft aangegeven zich niets te kunnen herinneren nadat de worsteling was ontstaan, maar erkent dat hij buiten zinnen van woede was toen de worsteling ontstond. Tevens heeft verdachte over de schaar in kwestie verklaard dat dit een kappersschaar is die normaal is opgeborgen in de badkamer.

Mevrouw [slachtoffer] heeft verklaard dat verdachte met het boek en het briefje naar beneden kwam en daarbij een olijfgroene legerriem vasthad en deze liet zien. Vrijwel direct hierop ontstond de worsteling. Mevrouw [slachtoffer] heeft voorts verklaard dat verdachte haar keel heeft dichtgeknepen, zodanig dat zij twee keer geen lucht kreeg. Hierna sloeg verdachte haar diverse malen hard in haar gezicht en pakte haar bij haar mond en kneep. Vervolgens zocht verdachte in zijn zakken en pakte daaruit een schaar. Hiermee stak hij op haar in, waarbij mevrouw [slachtoffer] dacht dat verdachte haar in haar borst wilde raken. Dit steken heeft zij met haar handen afgeweerd. Zij heeft de schaar af weten te pakken. Vervolgens kon zij vluchten, aldus de verklaringen van mevrouw [slachtoffer]. De schaar die verdachte (in de worsteling) hanteerde werd bewaard in de badkamer en is door verdachte van boven meegenomen.

De rechtbank ziet geen aanleiding de verklaringen van mevrouw [slachtoffer] in deze niet te volgen. Haar verklaringen zijn consequent, niet innerlijk tegenstrijdig en passen bij het bij haar geconstateerde letsel. Zo zijn op de foto’s van mevrouw [slachtoffer] diverse striemen/verwondingen op de keel en aan de binnenzijde van de handen te zien en meldt een verbalisant dat zij moeite heeft met het spreken. Voorts heeft zij op haar vlucht een bebloede schaar meegenomen en lag op de vloer in de woonkamer een riem. De rechtbank merkt op dat de schaar scherpe punten heeft. Uit het afweren met de handen, de verwondingen aan de binnenzijde van de handen en hetgeen mevrouw [slachtoffer] over het steken met de schaar heeft verklaard, leidt de rechtbank bovendien af dat verdachte kennelijk ter hoogte van de borst/hals van mevrouw [slachtoffer] heeft gestoken. De handelingen zoals beschreven door mevrouw [slachtoffer] zijn naar het oordeel van de rechtbank naar hun aard geschikt om dodelijk letsel teweeg te brengen.

Kort na het voorval, is de politie ter plaatse gekomen die verdachte in zijn woning aantrof. Verdachte heeft tegen de op 11 november 2011 ter plaatse aangekomen verbalisanten gezegd: “ik wilde dat ik ook zo’n opleiding had gehad als jullie dan had ik het afgemaakt.”, “Volgende keer maak ik het af” en “dat krijg je nu van die gif moorden, mijn vrouw en haar vriendin proberen met te vergiftigen. Maar ik ben ze voor.”.

Het voorgaande brengt de rechtbank tot het oordeel dat op het moment dat verdachte het briefje aantrof, met (in zijn ogen) leugens daarop, bij hem het plan ontstond mevrouw [slachtoffer] van het leven te beroven. Daartoe nam hij een riem en een schaar mee naar haar toe. Dat hij mevrouw [slachtoffer] eerst nog aansprak over de inhoud van het briefje doet aan dit voornemen niet af.

Derhalve acht de rechtbank wettig en overtuigend bewezen dat verdachte het primair tenlastegelegde heeft begaan, met dien verstande dat bewezen wordt geacht dat:

hij op 12 november 2011 te Tiel, ter uitvoering van het voornemen en het misdrijf om opzettelijk en met voorbedachten rade [slachtoffer] (zijn, verdachtes partner) van het leven te beroven, opzettelijk na kalm beraad en rustig overleg,

- die [slachtoffer] bij diens keel heeft gegrepen en

- (vervolgens) de hals/keel van die [slachtoffer] heeft dichtgedrukt/dichtgeknepen en enige tijd dichtgedrukt/dichtgeknepen heeft gehouden, en - (vervolgens) met een schaar meermalen in het lichaam heeft gestoken en

- meermalen met kracht tegen het hoofd en/of in het gezicht heeft gestompt en

- eenmaal met kracht in het gezicht heeft geknepen,

terwijl de uitvoering van dat voorgenomen misdrijf niet is voltooid.

Voor zover er in de tenlastelegging kennelijke taal- en/of schrijffouten voorkomen, zijn die fouten verbeterd. Verdachte is daardoor niet in zijn verdediging geschaad.

Hetgeen verdachte meer of anders is tenlastegelegd is niet bewezen. Verdachte moet daarvan worden vrijgesproken.

De beslissing dat verdachte het bewezenverklaarde heeft begaan, is gegrond op de feiten en omstandigheden die in de bewijsmiddelen zijn vervat.

4. De kwalificatie van het bewezenverklaarde

Het bewezenverklaarde levert op:

Poging tot moord

Het feit is strafbaar.

5. De strafbaarheid van verdachte

Over verdachte zijn twee rapporten opgemaakt door drs. J.P.M. van der Leeuw, klinisch psycholoog/psychotherapeut, gedateerd 12 april 2012 en door J.R. Nijdam, psychiater, gedateerd 18 april 2012. In deze rapporten wordt – onder meer – geconcludeerd dat verdachte lijdende is aan een ziekelijke stoornis van zijn geestesvermogens en dat hij ook ten tijde van het tenlastegelegde floride psychotisch was. Volgens deze deskundigen is bij verdachte sprake van paranoïde schizofrenie. Hier was ten tijde van het plegen van het hem tenlastegelegde ook sprake van. Voorts hebben beide deskundigen aangegeven dat verdachte als volledig ontoerekeningsvatbaar is te beschouwen als gevolg van zijn ziekte.

De rechtbank neemt deze bevindingen over en acht verdachte ontoerekeningsvatbaar ten aanzien van hetgeen hem ten laste is gelegd. Gelet hierop is verdachte derhalve niet strafbaar, zodat hij moet worden ontslagen van alle rechtsvervolging.

6. De motivering van de sanctie(s)

Bij de afdoening van deze zaak heeft de rechtbank rekening gehouden met:

- de aard en de ernst van het bewezenverklaarde en de omstandigheden waaronder dit is begaan;

- de persoon en de persoonlijke omstandigheden van verdachte, waarbij onder meer is gelet op:

• de justitiële documentatie betreffende verdachte, gedateerd 12 januari 2012;

• een reclasseringsadvies, opgemaakt door J. Berger, gedateerd 16 april 2012;

• een pro justitia rapportage, opgemaakt door J.R. Nijdam, psychiater, gedateerd 18 april 2012, en

• een pro justitia rapportage, opgemaakt door drs. J.P.M. van der Leeuw, klinisch psycholoog/psychotherapeut, gedateerd 12 april 2012.

Het standpunt van de officier van justitie

De officier van justitie heeft gevorderd dat verdachte wordt ontslagen van alle rechtsgevolgen. In afwijking van de adviezen van genoemde deskundigen heeft de officier van justitie tevens gevorderd dat de maatregel van terbeschikkingstelling van overheidswege wordt opgelegd. Hiertoe heeft zij aangevoerd dat sprake is van een hoog recidiverisico door een stoornis, dat thans nog actueel is. Vanuit de stoornis heeft verdachte wanen die zich richten niet alleen richten op zijn toenmalige partner, maar ook op diverse andere personen. Het is niet duidelijk dat één jaar verpleging, in het kader van een plaatsing in een psychiatrisch ziekenhuis, zoals geadviseerd door de beide deskundigen, voldoende zou zijn om het recidiverisico te beperken. Tot slot acht de officier van justitie van belang dat justitie de regie met betrekking tot de duur van de verpleging van verdachte in handen krijgt.

Het standpunt van de verdediging

De verdediging heeft aangevoerd dat verdachte het niet eens is met een plaatsing in een psychiatrisch ziekenhuis zoals geadviseerd door de deskundigen. Hij zal hieraan echter wel meewerken. Als behandeling voor de duur van één jaar niet voldoende zou blijken, dan kan de behandeling via een civiele rechtelijke machtiging worden voortgezet. Hiermee is een recidiverisico voldoende afgedekt en is een terbeschikkingstelling niet aangewezen.

Beoordeling door de rechtbank

Zoals reeds overwogen hebben de twee genoemde deskundigen geconcludeerd dat ten tijde van het begaan van het tenlastegelegde feit een ziekelijke stoornis van de geestvermogens bestond. De rechtbank neemt deze conclusies over. De enkele omstandigheid dat verdachte zichzelf niet ziek acht, is daartoe onvoldoende.

In het rapport van psychiater Nijdam staat -onder meer- vermeld:

“Aangezien betrokkene geheel vanuit zijn psychotische belevingen heeft gehandeld is vooral de aanwezigheid van de psychotische stoornis en de ernst hiervan van invloed op de recidiefkans. Naast de psychose zelf is betrokkenes gebrek aan empathie met het slachtoffer, zijn ontbrekend ziekte- en probleembesef van belang (…)

Samenvattend moet het recidiefrisico, zeker wanneer betrokkene niet zou worden behandeld, als hoog worden beschouwd. (…)

Om het recidiefrisico te verkleinen en beheersbaar te maken is van belang dat betrokkene een adequate behandeling van zijn psychotische stoornis zal krijgen. (…)

Geadviseerd wordt om betrokkene te plaatsen in een psychiatrisch ziekenhuis op basis van art. 37 W.v.Sr.(…)

Gezien het feit dat betrokkene een first offender is, het tenlastegelegde volledig vanuit de psychiatrische stoornis is voortgekomen en het recidiefrisico vooral daar mee samenhangt, er tot op heden slechts beperkte behandeling heeft plaats gevonden, het feit dat het tenlastegelegde in de relationele sfeer heeft plaats gevonden en gezien de slechts beperkte noodzaak van personele gebouwelijke beveiliging wordt het opleggen van een Tbs met dwangverpleging niet noodzakelijk geacht.”.

In het rapport van psycholoog Van der Leeuw staat - onder meer- het volgende vermeld:

“De psychotische stoornis van betrokkene kan als de belangrijkste delictfactor aangemerkt worden. Deze stoornis is nog immer onveranderd aanwezig. Probleembesef en probleeminzicht ontbreken geheel waardoor het betrokkene ook ontbreekt aan behandelmotivatie. (…)

Betrokkene was ten tijde van het plegen van het tenlastegelegde (indien bewezen verklaard) in behandeling. Dit heeft (vooralsnog) niet geleid tot vermindering van het psychotisch beeld. Betrokkene lijkt weinig contact met anderen te hebben en derhalve is te verwachten dat vanuit zijn directe leefomgeving er weinig corrigerende elementen aanwezig zijn. (…)

Het recidiefrisico is hoog.(…)

De onderzoeker geeft de rechtbank in overweging, indien het tenlastegelegde bewezen wordt verklaard, om betrokkene verplichte psychiatrische behandeling op te leggen in een forensisch psychiatrische kliniek (of afdeling) middels toepassing van art. 37.”.

Het onderhavige delict is, naar het oordeel van de rechtbank, gepleegd terwijl verdachte handelde vanuit zijn psychotische belevingen, welke zijn ontstaan door zijn psychotische stoornis. Dit delict heeft plaatsgevonden in de relationele sfeer. Deze relatie is thans beëindigd. Ondanks dat dit, volgens de psychiater, de kans op recidive zou verlagen is het recidiverisico als hoog ingeschat.

Op zitting heeft verdachte op diverse momenten aangegeven dat diverse personen hem naar het leven staan en in een complot tegen hem zijn verwikkeld. Zo heeft hij zijn buurman, een door hem begeerde vriendin, een aantal verbalisanten, de rapporterende psychiater en psycholoog en justitie als onderdelen van dit complot genoemd.

Verdachte heeft bewezen vanuit zijn stoornis en psychotisch denken tot zeer agressief handelen te kunnen overgaan. Tijdens deze agressieve daad was verdachte onder behandeling via een civiele rechtelijke machtiging hetgeen niet heeft kunnen voorkomen dat het delict plaatsvond. Het voorgaande in combinatie met het hoge recidiverisico en het ontbreken van ziekte- en probleembesef bij verdachte, leiden de rechtbank tot het oordeel dat de gevaarsetting van verdachte dusdanig is dat een terbeschikkingstelling met verpleging van overheidswege het meest in de rede ligt. De rechtbank zal verdachte deze maatregel dan ook opleggen.

Ten aanzien van het beslag

De in beslag genomen en nog niet teruggegeven schaar, met behulp waarvan het tenlastegelegde en bewezenverklaarde is begaan, dient te worden onttrokken aan het verkeer, aangezien het ongecontroleerde bezit daarvan in strijd is met het algemeen belang en de wet.

6a. De beoordeling van de civiele vorde¬ring(en), alsmede de gevorderde oplegging van de schadevergoedingsmaatregel

De benadeelde partij [slachtoffer] heeft zich in het strafproces gevoegd ter verkrijging van schadevergoeding ter zake van het bewezenverklaarde feit. Gevorderd wordt een bedrag van € 3.823,67.

Het standpunt van de officier van justitie

De officier van justitie heeft verzocht de vordering van de benadeelde partij toe te wijzen, waarbij tevens de schadevergoedingsmaatregel ex artikel 36f van het Wetboek van Strafrecht wordt opgelegd.

Het standpunt van de verdediging

De verdediging heeft primair gesteld dat gelet op de ontoerekeningsvatbaarheid van verdachte er sprake was van psychische overmacht. De vordering dient dan ook te worden afgewezen.

Subsidiair heeft de verdediging de vordering op diverse onderdelen betwist.

Beoordeling door de rechtbank

Met betrekking tot het primaire verweer overweegt de rechtbank als volgt. Verdachte zal worden ontslagen van alle rechtsvervolging. Echter, nu aan verdachte de maatregel ter beschikkingstelling zal worden opgelegd, staat zulks conform vast jurisprudentie toewijzen van de vordering van de benadeelde partij niet in de weg. Wel volgt hieruit dat aan verdachte niet de schadevergoedingsmaatregel kan worden opgelegd.

De vordering van de benadeelde [slachtoffer] komt de rechtbank niet onrechtmatig of ongegrond voor tot een bedrag van € 3.558,67. Dit bedrag zal worden toegewezen. Daarbij zal een bedrag groot € 2.750 voor geleden immateriële schade als voorschot worden toegewezen.

Naar het oordeel van de rechtbank hebben de kosten die verband houden met de scheiding tussen verdachte en [slachtoffer] en de verhuizing van [slachtoffer] onvoldoende causaal verband met het in dit vonnis bewezenverklaarde. De benadeelde had immers al voor het tenlastegelegde feit plaatvond, besloten om van verdachte te scheiden. De kosten van een urgentieaanvraag i.v.m. noodzakelijke verhuizing, inschrijfgeld Woongaard, eigen bijdrage voor toevoeging advocaat echtscheiding, tot een gevorderd bedrag van € 265,-, worden dan ook afgewezen.

7. De toegepaste wettelijke bepalingen

De beslissing is gegrond op de artikelen 36b, 36c, 37a, 37b, 45 en 289 van het Wetboek van Straf ¬recht.

8. De beslissing

De rechtbank, rechtdoende:

Verklaart bewezen dat verdachte het tenlastegelegde, zoals vermeld onder punt 3, heeft begaan.

Verklaart niet bewezen hetgeen verdachte meer of anders is ten laste gelegd dan hierboven bewezen is verklaard en spreekt verdachte daarvan vrij.

Verstaat dat het aldus bewezenverklaarde oplevert het strafbare feit zoals vermeld onder punt 4.

Verklaart verdachte hiervoor niet strafbaar.

Ontslaat verdachte van alle rechtsvervolging.

Gelast dat veroordeelde ter beschikking wordt gesteld en beveelt dat hij van overheidswe¬ge zal worden verpleegd.

Beveelt de onttrekking aan het verkeer van het in beslag genomen en nog niet teruggegeven voorwerp, te weten: de chroomkleurig schaar, voorwerpnummer 08DDRE-2011115431-197595.

De beslissing op de vordering van de benadeelde partij [slachtoffer].

Wijst de vordering van de benadeelde partij ten dele toe.

- Veroordeelt de veroordeelde tegen kwijting aan [slachtoffer], te betalen € 3.558,67 (drieduizend vijfhonderd achtenvijftig euro en zevenenzestig eurocent), waarbij is inbegrepen een bedrag groot € 2.750,- dat wordt toegewezen als voorschot op de immateriële schade.

- Veroordeelt de veroordeelde tevens in de kosten door de benadeelde partij gemaakt, tot op heden vooralsnog begroot op nihil en in de kosten ten behoeve van de tenuitvoerlegging van deze uitspraak nog te maken.

- Wijst de vordering van de benadeelde partij af, voor zover deze betrekking heeft op de kosten van echtscheiding en verhuizing.

Aldus gewezen door mr. J.J.H. van Laethem (voorzitter), mr. M.G.J. Post en mr. H.T. Wagenaar, rechters, in tegenwoordigheid van mr. C. Aalders, griffier en uitgesproken ter openbare terechtzitting van deze rechtbank op 4 mei 2012.


» Juridisch advies nodig? « advertorial

Heeft u een juridisch probleem of een zaak die u wilt voorleggen aan een gespecialiseerde jurist of advocaat ?

Neemt u dan gerust contact met ons op en laat uw zaak vrijblijvend beoordelen.



naar boven      |      zoeken      |      uitgebreid zoeken

Snel uitspraken zoeken en filteren

> per rechtsgebied > op datum > op instantie

Gerelateerde advocaten

Gerelateerde advocatenkantoren

Recente vacatures

Meer vacatures | Plaats vacature