Datum uitspraak:
Datum publicatie:
Rechtsgebied:
Zaaknummer:
Soort procedure:
Instantie:

Inhoudsindicatie:

Na deskundigenbericht oordeelt rechtbank dat Gibo een beroepsfout heeft gemaakt.

Gibo is aansprakelijk voor de schade die gedaagde in reconventie heeft geleden als gevolg van het onjuist advies.

Vergoeding van schade.

Uitspraak



Vonnis

RECHTBANK ARNHEM

Sector civiel recht

zaaknummer / rolnummer: 188302 / HA ZA 09-1418

Vonnis van 29 februari 2012

in de zaak van

[eiser]

wonende te Varik, gemeente Neerijnen

eiser in reconventie

advocaat mr. P.J.A.M. Voeten te Amsterdam

tegen

de besloten vennootschap met beperkte aansprakelijkheid

FLYNTH B.V.

voorheen geheten Gibo Accountants en Adviseurs B.V.

gevestigd te Arnhem

gedaagde in reconventie

advocaat mr. M.A.E. Peters te Arnhem

Partijen zullen hierna [eiser] en Gibo genoemd worden.

1. De procedure

Het verloop van de procedure tot aan het tussenvonnis van 14 september 2011 is in dat vonnis weergegeven. Zoals in dat vonnis is bepaald, heeft een comparitie plaatsgevonden en wel op 2 februari 2012. Bij die gelegenheid heeft de deskundige een toelichting op zijn rapportage gegeven. Van de zitting is proces-verbaal opgemaakt. De partijen zijn niet tot overeenstemming gekomen. Ten slotte is opnieuw vonnis bepaald.

2. De verdere beoordeling

2.1. In het tussenvonnis van 23 juni 2010 heeft de rechtbank overwogen dat zij behoefte heeft aan voorlichting door een deskundige over de kernvraag of het advies dat Gibo [eiser] heeft gegeven juist is, meer in het bijzonder of de door Gibo geadviseerde overnameprijs ten tijde van de overname economisch verantwoord was (rechtsoverweging 3.4). In dat tussenvonnis is drs. Van Oosterhout als deskundige benoemd. Deze heeft gerapporteerd op 6 januari 2011. Uit zijn rapportage wordt geciteerd:

Beantwoording vragen Rechtbank

Op basis van bovenstaande bevindingen zijn de vragen gesteld door de rechtbank als volgt te beantwoorden:

1. Valt de overnameprijs van € 65.000 netto, zoals opgenomen in de overname-overeenkomst van 4 maart 2004, binnen de bandbreedte van prijzen die ten tijde van de overname economisch verantwoord konden worden geacht?

Neen, de overnameprijs van € 65.000 netto valt zoals hiervoor is aangegeven niet binnen de […] bandbreedte van prijzen die van de overname economisch verantwoord konden worden geacht.

2. Wilt u bij de beantwoording van vraag 1 bijzondere aandacht besteden aan de volgende omstandigheden: Het uitgangspunt [dat] van [de] fiscale doorschuifregeling gebruik kon worden gemaakt

Het toepassen van de doorschuiffaciliteit heeft tot gevolg dat het fiscale nadeel voor de heer G. [eiser] ad € 75.000 in de koopprijs verdisconteerd had moeten worden, hetgeen, niet in deze mate, is gebeurd.

3. Binnen welke bandbreedte zou een overnameprijs economisch verantwoord zijn geweest? Hoe zijn de uitersten van die bandbreedte berekend?

De bandbreedte van de bedrijfseconomische waarde van het aandeel van mevrouw [betrokkene 1] in V.Z.B. Neerijnen V.O.F. is door ons vastgesteld op € -/- 67.000 en € -/- 104.500. Dit betreft de totale waarde van de aanspraak van mevrouw [betrokkene 1] in de goodwill en stille reserve in V.Z.B. Neerijnen V.O.F. inclusief haar voorbehoud zoals overeengekomen in het v.o.f.-contract van 1 maart 2000. Bij deze waarde is tevens rekening gehouden met de fiscale claim i.v.m. gebruik van de fiscale doorschuiffaciliteit.

4. Hoe kan de schade worden berekend die [eiser] heeft geleden doordat hij een overnameprijs van € 65.000 is overeengekomen? Wilt u bij die berekening inzichtelijk maken welke rol fiscale aspecten daarin spelen?

Door de heer G. [eiser] is een koopprijs betaald [van] € 65.000. [O]p basis van de onder 3. genoemde bandbreedte van -/- € 67.000 en -/- € 104.500 kan de bandbreedte van de schade berekend worden op € 132.000 - € 169.500.

Aangezien de fiscale schade lager is dan de eerder berekende vergoeding voor de te lijden fiscale schade ten tijde van de overname, dient de hierboven vermelde bandbreedte te worden verlaagd met € 8.500. Hierdoor kan de schade berekend worden op € 123.500 - € 161.000.

5. Aangenomen dat Gibo gehouden is deze schade te vergoeden, dient het bedrag dan te worden gebruteerd?

De overnameprijs van € 65.000 is een privéstorting in de onderneming geweest. Deze storting heeft niet geleid tot belastingaftrek bij de heer G. [eiser] doordat gebruik is gemaakt van de fiscale doorschuiffaciliteit.

De onder 4. berekende schade is feitelijk de te veel betaalde overnameprijs. Deze vergoeding kan door Gibo Accountants Adviseurs netto worden uitgekeerd aan de heer G. [eiser] als zijnde teveel betaalde overnameprijs voor het aandeel van mevrouw [betrokkene 1] in V.Z.B. Neerijnen V.O.F. De heer G. [eiser] is hierover geen inkomstenbelasting verschuldigd en derhalve is brutering van de belastingschade niet aan de orde. De schade doet zich als een vermogensschade op het niveau van de ondernemer voor op het niveau dat de onderneming overstijgt, buiten de belaste ondernemingssfeer. Met andere woorden: een vergoeding voor geleden vermogensschade is onbelast en hoeft derhalve niet te worden gebruteerd.

De heer A.G. [betrokkene 2] FB van Gibo Accountants onderschrijft deze zienswijze op 12 november 2010. Ook de heer P.J.A.M. Voeten geeft aan dat hij zich kan vinden in een netto-schadevergoeding, waarbij hij echter de voorwaarde wil laten toevoegen dat de belastingdienst niet stelt dat sprake is van een brutovergoeding.

6. Welke feiten en omstandigheden zijn verder van belang voor een goed begrip van de zaak?

Zoals reeds eerder aangegeven bestaat er een verschil tussen waarde en prijs. ‘Waarde’ is immers een subjectief begrip, prijs daarentegen is een objectief begrip, wat tot stand komt als gevolg van onderhandelingen tussen partijen. De waardebepaling van een onderneming is een belangrijke stap in het overnameproces; de uitkomsten hiervan dienen namelijk als richtlijn en onderbouwing van de door hen voorgestelde vraag- c.q. koopprijs.

Het is mogelijk dat ondanks het hiervoor geschetste de heer G. [eiser] niet gekwantificeerde voordelen zag die voor hem aanleiding waren, een meer dan bedrijfseconomische waarde voor het aandeel van mevrouw [betrokkene 1] in V.Z.B. Neerijnen V.O.F. te betalen.

Ondanks dat de overeengekomen prijs economisch niet verantwoord was op basis van de toenmalige uitgangspunten is de onderneming door de heer G. [eiser] succesvol voortgezet. De geconsolideerde resultaten over de jaren 2006 t/m 2009 van de [ ] [eiser] Holding BV geven aan dat het gemiddelde resultaat over de jaren 2006 tot 2009 hoger is dan in 2004 werd geprognosticeerd. Aan wie of welke omstandigheden dit succes is toe te schrijven hebben wij in het kader van deze opdracht niet onderzocht.

De heer C.J. [betrokkene 3] RA van Gibo Registeraccountants BV geeft aan dat naar zijn mening de in de afgelopen jaren 2006 t/m 2009 gerealiseerde resultaten voorzienbaar zijn geweest. Wij hebben kennis genomen van de tijdens de onderhandelingen door de heer E.S. [betrokkene 4] van Gibo Accountants en Adviseurs opgestelde prognoses over 2005. Op basis van deze prognoses die in samenspraak met de heer G. [eiser] zijn opgesteld is ons dit niet gebleken.

De heer P.J.A.M. Voeten verzoekt aan ons, in zijn reactie op 12 november 2010, om in het kader van de beantwoording van vraag 6 ons expliciet uit te laten over de in het proces eerder aangevoerde belangenverstrengeling. De rechtbank heeft ons echter expliciet opdracht gegeven alleen de in het vonnis van 23 juni 2010 gestelde vragen te beantwoorden.

2.2. Ter comparitie van 2 februari 2012 heeft de deskundige onder meer als volgt gereageerd op commentaar op zijn rapport van de zijde van Gibo:

Over het punt: belang van na overname behaalde winsten.

(...) Mijn conclusie is […] dat de behaalde winsten in de jaren erna niet van belang zijn voor het bepalen van de bandbreedte van een economisch verantwoorde koopsom.

Over het solvabiliteitspercentage.

(...) Zelf blijf ik bij het percentage van 30%.

Over het eigen vermogen.

De heer [betrokkene 3] heeft in zijn memo onder punt 4 betoogd dat het jaar 2002 een uitschieter is wat betreft het balanstotaal. Ik ben het daar niet mee eens. (…) U vraagt mij naar mijn conclusie. Deze is dat ik blijf bij een balanstotaal van € 758.000, omdat dit geen piek is maar juist een genormaliseerd bedrag. Dit betekent dat het eigen vermogen op 30% daarvan moet worden gesteld.

Over de ondernemingsopslag bij de rendementseis.

Ik heb in mijn rapport op bladzijde 7 al uitgelegd waarom ik het niet met de heer [betrokkene 3] eens ben dat de opslag lager zou moeten zijn dan de bandbreedte van 10 – 15% die door mij is gehanteerd. (...) Mijn conclusie is dat ik bij mijn standpunt blijf.

Over het fiscale nadeel in verband met de doorschuifregeling.

De berekening van de heer [betrokkene 2] die uitkomt op een bedrag van € 34.613 als fiscaal nadeel, klopt volgens mij niet. Ik heb het helemaal doorgerekend. Als ik meeneem de omstandigheid dat de onderneming geruisloos is ingebracht in een BV, dan kom ik uit op een belastingnadeel van € 60.878. Dat is dus wat lager dan waarmee ik gerekend heb in mijn rapport. U rekent dat samen met mij door op basis van de optelling op bladzijde 10 van het rapport, waarbij u het bedrag van € 75.000 vervangt door het bedrag van € 60.878. De uitkomst is dan een schadebedrag dat varieert tussen € 117.878 en € 155.378. In zoverre wil ik mijn rapport dus aanpassen. Uiteraard is de vraag over het causaal band niet aan mij maar aan de rechtbank. Ik hoor de heer [betrokkene 2] opmerken dat hij het niet eens is met mijn kritiek op zijn berekening. Volgens mij heeft de heer [betrokkene 2] het percentage van 25 aan dividendbelasting/aanmerkelijkbelangheffing ten onrechte genomen over het bedrag van de besparing van de vennootschapsbelasting. Over 2006 heeft hij dus 25% genomen van € 9688. Volgens mij is dat niet juist. Ik heb 25% genomen van (€ 32.730 -/- € 9688 =) € 23.042. Dan kom ik dus uit op het bedrag van € 60.878 aan totaal belastingnadeel. Daarbij is gecombineerde vennootschapsbelasting en de dividendbelasting. Het is lastig om precies uit te leggen waarom mijn berekening wel juist is en die van de heer [betrokkene 2] niet. Je moet namelijk heel veel omstandigheden meewegen. Je moet namelijk de werkelijke situatie afzetten tegen de situatie die er geweest zou zijn als de doorschuifregeling destijds niet gebruikt zou zijn. In dat geval zou er namelijk een bedrag aan goodwill in de onderneming hebben gezeten die na enige jaren vrij opneembaar zou zijn geweest, dus zonder 25% dividendbelasting. Ik heb de twee situaties zo precies mogelijk met elkaar vergeleken en zo het belastingnadeel vastgesteld. Ik blijf dus bij mijn aangepaste bedragen.

2.3. In het tussenvonnis van 20 januari 2010 is in rechtsoverweging 4.2 onder meer als volgt overwogen. Als Gibo niet heeft gehandeld zoals een redelijk bekwaam en redelijk handelend adviseur in de gegeven omstandigheden zou hebben gedaan, dan is zij toerekenbaar tekortgeschoten en is zij in beginsel gehouden de schade te vergoeden die [eiser] dientengevolge heeft geleden. De rechtbank voegt daar thans aan toe dat voor de beoordeling moet worden uitgegaan van het moment waarop het advies werd gegeven en dus ook van de toen geldende vooruitzichten voor het fiscale nadeel voor [eiser] van hetgeen werd overeengekomen. In het genoemde tussenvonnis is in rechtsoverweging 4.4 voorts overwogen dat er bij de beoordeling van de vordering van wordt uitgegaan dat sprake is geweest van een advies van Gibo aan [eiser], dat inhield dat de uiteindelijk overeengekomen koopsom economisch verantwoord was.

2.4. Volgens de deskundige heeft [eiser] ten opzichte van de waarde van de onderneming een meerprijs betaald van € 132.000 tot € 169.500, waarbij hij is uitgegaan van het ten tijde van het advies te verwachten fiscale nadeel. Dat oordeel van de deskundige, gegeven op basis van het rapport van 6 januari 2011 zoals dat is toegelicht en aangepast ter comparitie van 2 februari 2012, komt de rechtbank overtuigend voor. De rechtbank zal de deskundige daarin dus volgen, wat leidt tot het oordeel dat de door [eiser] betaalde overnamesom aanzienlijk hoger was dan het aandeel van mevrouw [betrokkene 1] in de theoretische waarde van de onderneming. Dat oordeel wordt niet anders als het fiscale nadeel uiteindelijk slechts € 34.613 zou bedragen, zoals is betoogd door Gibo bij monde van de heer [betrokkene 2]. In dat geval zou [eiser] immers nog altijd veel meer hebben betaald dan paste bij de waarde van de onderneming. Niet in geschil is dat Gibo [eiser] niet heeft gewaarschuwd dat hij door betaling van de overnamesom van € 65.000 gezien de theoretische waarde van de onderneming een zeer aanzienlijke meerprijs betaalde. Door [eiser] te adviseren die overnamesom te betalen zonder een dergelijke waarschuwing te geven, heeft Gibo niet gehandeld zoals een redelijk bekwaam en redelijk handelend adviseur in de gegeven omstandigheden zou hebben gedaan. [eiser] verwijt Gibo dus terecht een beroepsfout te hebben gemaakt. Of Gibo [eiser] voldoende duidelijk heeft gewezen op de toepasselijkheid van de doorschuifregeling en de gevolgen daarvan voor [eiser] kan gezien dit oordeel in het midden blijven. Het bewijsaanbod op dit punt wordt daarom als niet ter zake dienend gepasseerd.

2.5. Gibo heeft betoogd dat zij haar advies heeft gegeven in het kader van de vraag die haar was voorgelegd, te weten: of de overnamesom kon worden betaald, en dus niet: of de overnamesom werd gerechtvaardigd door de theoretische waarde van de onderneming. Dat betoog kan haar niet baten. Ten eerste wijzen de aantekeningen van [betrokkene 4] (overgelegd als bijlage A bij de verklaring van [betrokkene 4] die in het geding is gebracht bij brief van Gibo van 27 april 2010) erop dat het anders is. Daarin is immers een bod van [eiser] van € 45.000,- onderbouwd met waardeberekeningen. Voorts is in de berekening van [betrokkene 4] van de situatie waarbij van de doorschuifregeling gebruik zou worden gemaakt (overgelegd als bijlage B bij genoemde verklaring van [betrokkene 4]) niets vermeld over de financieringsmogelijkheden van [eiser], terwijl daarin wel inschattingen van de waarde van de onderneming staan. Er worden immers goodwillbedragen vermeld, stille reserves, de bedragen van het eigen vermogen van de vennoten (van [eiser] positief en van [betrokkene 1] negatief), een kapitalisatiefactor en de inschatting van de belastingclaim. Voorts past de bijbetaling door [eiser] van € 65.000 in de als bijlage B overgelegde berekening. Dit impliceert dat dit bedrag door Gibo is geadviseerd als verantwoorde koopprijs voor de onderneming, gelet op de ingeschatte waarde van die onderneming en de vermogensposities van de vennoten. Of die berekeningen hebben gediend als uitgangspunt van de onderhandelingen of als samenvatting daarvan is in dit verband niet van belang. Ten tweede geldt dat ook in het geval dat Gibo haar advies had gegeven in het kader van de vraag of de overnamesom kon worden betaald, het op haar had weg gelegen [eiser] uit eigen beweging erop te wijzen dat de overnamesom, al kon hij worden betaald, aanmerkelijk hoger was dan door de theoretische waarde van de onderneming werd gerechtvaardigd, en in dat opzicht dus niet economisch verantwoord was. Dat geldt eens te meer nu [eiser], naar hij zelf heeft verklaard, geen verstand van waardebepalingen en boekhoudkundige berekeningen heeft en in dat opzicht moet afgaan op het advies van deskundigen.

2.6. Gibo heeft voorts betoogd dat de overnamesom voor [betrokkene 1] niet onderhandelbaar was. Ook dat betoog kan Gibo niet baten. Zelfs als het juist is, neemt dat immers niet weg dat Gibo [eiser] had moeten waarschuwen dat de geëiste overnamesom aanmerkelijk hoger was dan door de theoretische waarde van de onderneming werd gerechtvaardigd. Ten slotte pleit ook het betoog dat de overnamesom uiteindelijk tot stand is gekomen door koehandel Gibo niet vrij. Ook in dat geval had Gibo [eiser] immers moeten waarschuwen dat de overnamesom die door het proces van loven en bieden tot stand was gekomen niet werd gerechtvaardigd door de theoretische waarde van de onderneming.

2.7. Gibo is aansprakelijk voor de schade die [eiser] heeft geleden als gevolg van het onjuiste advies. De vraag welke schade dat is, moet worden beantwoord door vergelijking tussen enerzijds een redelijke verwachting van de situatie waarin [eiser] zou zijn komen te verkeren als Gibo een juist advies had gegeven (de hypothetische situatie) en anderzijds de situatie waarin [eiser] feitelijk is komen te verkeren, met het onjuiste advies van Gibo. In de hypothetische situatie zou Gibo de theoretische waarde van de onderneming hebben berekend en vastgesteld binnen de door de deskundige vastgestelde bandbreedte en zou zij [eiser] hebben gewaarschuwd dat hij door bijbetaling van € 65.000 veel meer betaalde dan gerechtvaardigd werd door de waarde van de onderneming.

2.8. Gibo heeft betoogd dat de schade als gevolg van het onjuiste advies (waarvan thans is geoordeeld dat het is gegeven) nihil is. Zij heeft in dat verband het volgende aangevoerd. [eiser] wilde de onderneming hoe dan ook snel overnemen omdat de situatie voor hem nijpend was: hij had geïnvesteerd in de onderneming, hij verschilde met mevrouw [betrokkene 1] van mening over het te voeren beleid en mevrouw [betrokkene 1] kreeg een relatie met een derde die een concurrerende onderneming dreef. Mevrouw [betrokkene 1] hield eraan vast dat zij bij haar uittreden een bedrag van € 65.000,- zou ontvangen. Noch eventuele liquidatie van de onderneming, noch het volgen van een ontbindingsprocedure op grond van het BW met benoeming van een arbiter zou voor [eiser] een reële optie zijn geweest. Daarom zou [eiser] een advies om de onderneming niet voor de overeengekomen prijs over te nemen volgens Gibo niet hebben gevolgd en zou hij dus met een juist advies in dezelfde situatie zijn geweest als hij nu is.

2.9. Daarover wordt op grond van een redelijke verwachting als volgt geoordeeld. Als Gibo een juist advies had gegeven, dan was het zowel [eiser] als mevrouw [betrokkene 1] ten tijde van de onderhandelingen duidelijk geweest dat mevrouw [betrokkene 1] gezien de theoretische waarde van de onderneming een substantieel bedrag aan [eiser] zou moeten betalen en dat zij dus geen aanspraak kon maken op een betaling door [eiser]. Daar staat tegenover dat de verhouding tussen [eiser] en mevrouw [betrokkene 1] was verslechterd en dat [eiser] in de onderneming had geïnvesteerd, ook door buitenvennootschappelijk machines aan te schaffen. Dit terwijl mevrouw [betrokkene 1] gelden aan de onderneming onttrok en bovendien een relatie kreeg met een derde die een concurrerend bedrijf dreef. [eiser] had er daarom belang bij de onderneming zo snel mogelijk over te nemen en voort te zetten. Daardoor kon hij zich het tijdsverlies niet permitteren dat gemoeid zou zijn met het voeren van een arbitrageprocedure of het anderszins inschakelen van een onafhankelijke deskundige ter bepaling van de overnameprijs. Hij moest het dus met mevrouw [betrokkene 1] eens zien te worden in overleg. Daarbij was te verwachten dat [betrokkene 1] zich zou hebben verzet tegen betaling door haar aan [eiser], haar voormalige werknemer, teneinde te kunnen uittreden uit de VOF die zij zelf na haar echtscheiding had voortgezet. Gelet op deze omstandigheden is een redelijke verwachting enerzijds dat mevrouw [betrokkene 1] niet had kunnen vasthouden aan haar eis tot bijbetaling door [eiser] van € 65.000 en anderzijds dat [eiser] zich in de onderhandelingen niet uitsluitend had laten leiden door de theoretische waarde van de onderneming, maar bereid was met minder genoegen te nemen en zelfs een bedrag bij te betalen om de onderneming zelfstandig te kunnen voortzetten. De schade die [eiser] lijdt als gevolg van het onjuiste advies van Gibo is dus niet nihil en evenmin € 155.378 (het hoogste bedrag dat door de deskundige is berekend). Voor de goede orde merkt de rechtbank op dat zij de bewijsaanboden op dit punt zal passeren, omdat het gaat om een schadebegroting.

2.10. Een afweging van het voorgaande leidt tot het volgende. Ook als Gibo een juist advies zou hebben gegeven, zou mevrouw [betrokkene 1] voor haar uittreding uit de VOF niet hebben willen bijbetalen en zou zij hebben vastgehouden aan een bijbetaling. Gelet op de inschatting dat [eiser] bereid was om meer te betalen dan overeenstemde met de waarde van de onderneming, gaat de rechtbank er vanuit dat [eiser] wel een bedrag zou hebben bijbetaald, maar veel minder dan € 65.000. De rechtbank begroot de schade van [eiser] ten gevolge van de beroepsfout daarom ex aequo et bono op een bedrag van € 40.000. Daarbij is meegewogen dat de schade lager is uitgevallen dan in 2004 kon worden voorzien, doordat het fiscale nadeel van de doorschuifregeling is verlaagd door de veranderingen in de fiscale tarieven en door inbreng van de onderneming in een BV. Ook is daarbij meegewogen dat de inbreng in de BV kosten met zich mee heeft gebracht en als achtergrond had dat de onderneming in liquiditeitsproblemen verkeerde.

2.11. De conclusie is dat Gibo zal worden veroordeeld om aan [eiser] een bedrag te betalen van € 40.000. Dit bedrag dient te worden vermeerderd met de wettelijke rente op de voet van artikel 6:119 BW (zie het tussenvonnis van 25 mei 2011, rechtsoverweging 2.3 ) vanaf 4 maart 2004, de datum waarop [eiser] met de overnamesom accoord is gegaan. Het verzuim is namelijk op dat moment ingetreden (zie het tussenvonnis van 20 januari 2010, rechtsoverweging 4.8). [eiser] heeft zijn eis gewijzigd in dier voege dat hij die heeft verminderd tot in hoofdsom € 161.000, op voorwaarde dat de Belastingdienst niet zal bepalen dat dit bedrag belastbaar is. Voor zover [eiser] daarmee heeft bedoeld een veroordeling onder voorwaarde te verkrijgen (hij kan ook hebben bedoeld zijn eis onder genoemde voorwaarde te verminderen), wordt als volgt overwogen. Bij toewijzing is niet duidelijk wat zou hebben te gelden als de Belastingdienst wel zou bepalen dat het toe te wijzen bedrag belastbaar is. Bovendien heeft de deskundige in antwoord op vraag 5 uiteengezet dat de toe te wijzen vergoeding voor geleden vermogensschade onbelast is, wat [eiser] niet heeft aangevochten. De voorwaarde wordt daarom niet aan de veroordeling verbonden.

2.12. Omdat slechts een relatief klein deel van het gevorderde wordt toegewezen, worden partijen over en weer gedeeltelijk in het ongelijk gesteld. De rechtbank zal de proceskosten daarom compenseren, met dien verstande dat de kosten voor de deskundige door beide partijen voor de helft zullen moeten worden gedragen. Omdat [eiser] de voorschotten voor de deskundige heeft betaald en hij ook het meerdere van de laatste factuur van de deskundige aan de deskundige verschuldigd is, zal Gibo worden veroordeeld tot betaling aan [eiser] van de helft van de uiteindelijke kosten voor de deskundige. De kosten voor de rapportage bedragen € 7.997,69 volgens de begrotingsbeschikking van 7 februari 2011. De kosten in verband met de zitting van 2 februari 2012 zijn nog niet gedeclareerd en dus ook nog niet begroot. Daarom wordt Gibo veroordeeld tot betaling aan [eiser] van de helft van € 7.997,69, derhalve € 3.998,85, te vermeerderen met de helft van de nadien door de deskundige gemaakte kosten zoals deze door de rechtbank zullen worden begroot na declaratie door de deskundige.

3. De beslissing

De rechtbank

veroordeelt Gibo tot betaling aan [eiser] van € 40.000,- (zegge: veertigduizend euro) te vermeerderen met de wettelijke rente als bedoeld in artikel 6:119 BW van af 4 maart 2004 tot aan de dag der algehele voldoening;

compenseert de proceskosten, zo dat beide partijen de eigen kosten dragen, met dien verstande dat Gibo wordt veroordeeld tot betaling aan [eiser] van € 3.998,85 te vermeerderen met de helft van de kosten van de deskundige in verband met de zitting van 2 februari 2012 zoals deze door de rechtbank zullen worden begroot na declaratie door de deskundige;

verklaart het vonnis tot zover uitvoerbaar bij voorraad;

wijst het meer of anders gevorderde af.

Dit vonnis is gewezen door mr. F.M. Smit en in het openbaar uitgesproken op 29 februari 2012.

coll.: CLB


» Juridisch advies nodig? « advertorial

Heeft u een juridisch probleem of een zaak die u wilt voorleggen aan een gespecialiseerde jurist of advocaat ?

Neemt u dan gerust contact met ons op en laat uw zaak vrijblijvend beoordelen.



naar boven      |      zoeken      |      uitgebreid zoeken

Snel uitspraken zoeken en filteren

> per rechtsgebied > op datum > op instantie

Gerelateerde advocatenkantoren

Recente vacatures

Meer vacatures | Plaats vacature