Datum uitspraak:
Datum publicatie:
Rechtsgebied:
Zaaknummer:
Soort procedure:
Instantie:

Inhoudsindicatie:

Aanvraag op grond van de Wet Wajong. De rechtbank stelt vast dat in het in casu van toepassing zijnde hoofdstuk 2 van de Wet Wajong - anders dan in de WAJONG - niet een bepaling is opgenomen die het mogelijk maakt vanwege bestaande (volledige) arbeidsongeschiktheid een uitkering te weigeren.

De rechtbank is van oordeel dat de aanvraag van 26 november 2010 (tevens) een verzoek om ondersteuning/uitkering ingevolge de Wet Wajong betreft. Nu het voor die aanvraag relevante recht is gewijzigd, is de aanvraag in zoverre geen herhaalde aanvraag maar een nieuwe aanvraag, op basis waarvan verweerder had moeten beoordelen of eiser aanspraak heeft op ondersteuning/uitkering ingevolgde de Wet Wajong. Verweerder heeft dit niet onderkend.

Uitspraak



RECHTBANK ARNHEM

Sector bestuursrecht

registratienummer: AWB 11/1481

uitspraak ingevolge artikel 8:77 van de Algemene wet bestuursrecht (Awb)

van 5 oktober 2011

inzake

[naam], eiser,

wonende te [woonplaats], vertegenwoordigd door mr. B. Anik,

tegen

de Raad van bestuur van het Uitvoeringsinstituut werknemersverzekeringen (UWV), verweerder.

1. Aanduiding bestreden besluit

Besluit van verweerder van 21 maart 2011.

2. Procesverloop

Bij besluit van 7 december 2010 heeft verweerder geweigerd het besluit van 28 augustus 2008 te herzien.

Bij het in rubriek 1 aangeduide besluit heeft verweerder het daartegen gemaakte bezwaar ongegrond verklaard en het eerder genoemde besluit gehandhaafd.

Tegen dit besluit is beroep ingesteld en door verweerder is een verweerschrift ingediend. Naar deze en de overige door partijen ingebrachte stukken wordt hier kortheidshalve verwezen.

Het beroep is behandeld ter zitting van de rechtbank van 8 september 2011. Eiser is aldaar in persoon verschenen, bijgestaan door mr. F.S. Boedhoe, advocaat te Bussum en kantoorgenoot van mr. B. Anik. Tevens is verschenen M. Erbek, tolk in de Turkse taal. Verweerder heeft zich doen vertegenwoordigen door mr. M. Diekema, werkzaam bij het UWV te Arnhem.

3. Overwegingen

3.1 Op 26 november 2010 heeft eiser een aanvraag gedaan op grond van de Wet werk en arbeidsondersteuning jonggehandicapten (Wet Wajong).

3.2 Verweerder heeft deze aanvraag aangemerkt als een verzoek om terug te komen van het besluit van 28 augustus 2008 en heeft bij besluit van 7 december 2010, met analoge toepassing van artikel 4:6, tweede lid, van de Awb , geweigerd het besluit van 28 augustus 2008 te herzien.

Bij laatstgenoemd besluit heeft verweerder de uit de Wet arbeidsongeschiktheidsvoorziening jonggehandicapten (WAJONG) voortvloeiende aanspraken blijvend en geheel buiten aanmerking gelaten en geweigerd eiser voor een uitkering in aanmerking te brengen, aangezien hij op zijn 17e jaar niet in Nederland woonde. Ter zitting heeft verweerder beaamd dat de weigering van de uitkering was gebaseerd op het bepaalde in de artikelen 5 en 10 van de WAJONG . Het tegen het besluit van 28 augustus 2008 gemaakte bezwaar is op 18 november 2008 niet-ontvankelijk verklaard. Nu tegen dit besluit geen beroep is ingesteld, staat het besluit van 28 augustus 2008 in rechte vast.

In het bestreden besluit heeft verweerder de afwijzing van het verzoek om herziening gehandhaafd. Verweerder stelt zich op het standpunt dat eiser geen nieuwe feiten of omstandigheden heeft vermeld die nieuw zijn ten opzichte van de feiten zoals die bestonden ten tijde van het besluit van 28 augustus 2008.

3.3 Eiser kan zich hiermee niet verenigen. In beroep heeft eiser aangevoerd dat verweerder ten onrechte enkel heeft volstaan met het argument dat geen sprake is van nieuw gebleken feiten en veranderde omstandigheden. Daarnaast stelt eiser zich op het standpunt dat er wel sprake is van nieuwe feiten.

3.4 Voor zover verweerder de aanvraag van 26 november 2010 heeft aangemerkt als een verzoek om terug te komen op het besluit van 28 augustus 2008 en dit verzoek heeft afgewezen, kan de rechtbank verweerder daarin volgen. Verweerder heeft terecht naar voren gebracht dat geen sprake is van nieuw gebleken feiten of veranderde omstandigheden als bedoeld in artikel 4:6 van de Awb . Verweerder was bevoegd het verzoek om herziening af te wijzen en de rechtbank ziet geen grond om te oordelen dat verweerder niet in redelijkheid van deze bevoegdheid gebruik heeft kunnen maken.

3.5 De rechtbank overweegt verder dat met ingang van 1 januari 2010 de WAJONG ingrijpend is gewijzigd. De gewijzigde wet heeft de naam Wet Wajong gekregen. De rechtbank stelt vast dat in het in casu van toepassing zijnde hoofdstuk 2 van de Wet Wajong - anders dan in de WAJONG - niet een bepaling is opgenomen die het mogelijk maakt vanwege bestaande (volledige) arbeidsongeschiktheid een uitkering te weigeren.

3.6 De rechtbank is van oordeel dat de aanvraag van 26 november 2010 (tevens) een verzoek om ondersteuning/uitkering ingevolge de Wet Wajong betreft. Nu het voor die aanvraag relevante recht is gewijzigd, is de aanvraag in zoverre geen herhaalde aanvraag maar een nieuwe aanvraag, op basis waarvan verweerder had moeten beoordelen of eiser aanspraak heeft op ondersteuning/uitkering ingevolgde de Wet Wajong. Verweerder heeft dit niet onderkend.

3.7 Het vorenstaande leidt de rechtbank tot de slotsom dat beroep gegrond moet worden verklaard en dat het bestreden besluit moet worden vernietigd voor zover verweerder daarbij geen inhoudelijke beoordeling heeft verricht naar aanleiding van de aanvraag van 26 november 2010 ingevolge de Wet Wajong. Verweerder dient een nieuw besluit op bezwaar te nemen met inachtneming van hetgeen in deze uitspraak is overwogen.

3.8 De kosten die eiser in verband met de behandeling van het bezwaar heeft gemaakt komen niet voor vergoeding in aanmerking. Eiser heeft niet tijdens de bezwaarprocedure om vergoeding van deze kosten verzocht, zodat niet is voldaan aan artikel 7:15, derde lid, van de Awb .

3.9 De rechtbank acht wel termen aanwezig om verweerder te veroordelen in de door eiser in beroep gemaakte proceskosten, welke zijn begroot op € 874 aan kosten van verleende rechtsbijstand. Van overige voor vergoeding in aanmerking komende kosten is niet gebleken. De genoemde kosten dienen, aangezien eiser met een toevoeging ingevolge de Wet op de rechtsbijstand heeft geprocedeerd, ingevolge artikel 8:75, tweede lid, van de Awb te worden voldaan door betaling aan de griffier van deze rechtbank.

3.10 Het hiervoor overwogene leidt de rechtbank, mede gelet op artikel 8:74 van de Awb , tot de volgende beslissing.

4. Beslissing

De rechtbank

i. verklaart het beroep gegrond;

ii. vernietigt het bestreden besluit voor zover verweerder daarbij geen inhoudelijke beoordeling heeft verricht naar aanleiding van de aanvraag van 26 november 2010 ingevolge de Wet Wajong ;

iii. veroordeelt verweerder in de door eiser gemaakte proceskosten ten bedrage van

€ 874;

iv. bepaalt dat de betaling van dit bedrag dient te worden gedaan aan de griffier van de rechtbank Arnhem, waarvoor verweerder een nota zal worden toegestuurd;

v. bepaalt dat verweerder het door eiser betaalde griffierecht ten bedrage van € 41 aan hem vergoedt.

Deze uitspraak is gedaan door mr. W.R.H. Lutjes, rechter, in tegenwoordigheid van

mr. J.W.M. Litjens, griffier.

De griffier, De rechter,

Uitgesproken in het openbaar op 5 oktober 2011.

Tegen deze uitspraak staat voor belanghebbenden, behoudens het bepaalde in artikel 6:24 juncto 6:13 van de Awb , binnen 6 weken na de dag van verzending hiervan, hoger beroep open bij de Centrale Raad van Beroep, Postbus 16002, 3500 DA Utrecht.

Verzonden op: 5 oktober 2011


» Juridisch advies nodig? « advertorial

Heeft u een juridisch probleem of een zaak die u wilt voorleggen aan een gespecialiseerde jurist of advocaat ?

Neemt u dan gerust contact met ons op en laat uw zaak vrijblijvend beoordelen.



naar boven      |      zoeken      |      uitgebreid zoeken

Snel uitspraken zoeken en filteren

> per rechtsgebied > op datum > op instantie

Recente vacatures

Meer vacatures | Plaats vacature