Datum uitspraak:
Datum publicatie:
Rechtsgebied:
Zaaknummer:
Soort procedure:
Instantie:

Inhoudsindicatie:

Een 43-jarige man uit Haaften wordt veroordeeld tot een gevangenisstraf van 30 maanden, waarvan 6 maanden voorwaardelijk met een proeftijd van 5 jaren, wegens langdurig seksueel misbruik van twee achternichtjes van zijn partner, welke verdachte heeft ontkend. De man wordt vrijgesproken van misbruik van zijn stiefdochter. Verdachte heeft dit feit ontkend en er is te weinig bewijs in het dossier om verdachte hiervoor te kunnen veroordelen. Bijzondere voorwaarden bij de opgelegde straf waaraan verdachte zich dient te houden zijn een behandeling bij Kairos en begeleiding door de Reclassering Nederland. Tevens dient hij aan de beide meisjes een schadevergoeding ter hoogte van ruim € 5.000,-. voor door hen geleden materiële en immateriële schade te betalen.

Uitspraak



RECHTBANK ARNHEM

Sector strafrecht

Meervoudige kamer

Promis II

Parketnummer : 05/700183-11

Datum zitting : 21 juni 2011 en 1 november 2011

Datum uitspraak : 15 november 2011

Tegenspraak

In de zaak van

de officier van justitie in het arrondissement Arnhem

tegen:

naam : [verdachte],

geboren op : [geboortedatum] te [geboorteplaats],

adres : [adres],

plaats : [woonplaats].

Raadsman : mr. C.C.J.M. Weijers, advocaat te Nijmegen.

1. De inhoud van de tenlastelegging

Aan verdachte is, na een door de rechtbank toegewezen vordering wijziging tenlastelegging, ten laste gelegd dat:

1.

hij op één of meerdere tijdstip(pen) gelegen in of omstreeks de periode van 3

februari 2002 tot en met 2 februari 2007 te Haaften, gemeente Neerijnen, en/of

Herwijnen, gemeente Lingewaal, en/of Roggel, gemeente Leudal, in elk geval in

Nederland, (telkens) (opzettelijk) handelingen die (mede) bestonden uit het

seksueel binnendringen van het lichaam, te weten zijn, verdachtes, vinger(s)

brengen in de vagina en/of anus, heeft gepleegd met [slachtoffer1],

geboren op 3 februari 1995, die toen de leeftijd van twaalf jaren nog niet had

bereikt;

2.

hij op één of meerdere tijdstip(pen) gelegen in of omstreeks de periode van 3

februari 2002 tot en met 13 november 2009 te Haaften, gemeente Neerijnen,

en/of Herwijnen, gemeente Lingewaal, en/of Roggel, gemeente Leudal, in elk

geval in Nederland, (telkens)

ontucht heeft gepleegd met de aan zijn zorg en/of opleiding en/of waakzaamheid

toevertrouwde minderjarige [slachtoffer1], geboren op 3 februari 1995,

hierin bestaande dat verdachte de borst en/of billen en/of vagina, in elk

geval het lichaam van die [slachtoffer1] heeft betast;

en/of

hij op één of meerdere tijdstip(pen) gelegen in of omstreeks de periode van 3

februari 2002 tot en met 13 november 2009 te Haaften, gemeente Neerijnen,

en/of Herwijnen, gemeente Lingewaal, en/of Roggel, gemeente Leudal, in elk

geval in Nederland, (telkens)

met [slachtoffer1], geboren op 3 februari 1995, die toen de leeftijd

van zestien jaren nog niet had bereikt, buiten echt ontuchtige handelingen

heeft gepleegd, bestaande in het opzettelijk ontuchtig betasten van de borst

en/of billen en/of vagina, in elk geval het lichaam, van die [slachtoffer1];

3.

hij op één of meerdere tijdstip(pen) gelegen in of omstreeks de periode van 11

mei 2005 tot en met 13 november 2009 te Haaften, gemeente Neerijnen, en/of

Herwijnen, gemeente Lingewaal, in elk geval in Nederland, (telkens)

(opzettelijk) handelingen die (mede) bestonden uit het seksueel binnendringen

van het lichaam, te weten zijn, verdachtes, penis en/of tong en/of vinger(s)

tussen de schaamlippen brengen en/of zijn, verdachtes, tong in de mond brengen

(tongzoen), heeft gepleegd met [slachtoffer2], geboren op 11 mei

1999, die toen de leeftijd van twaalf jaren nog niet had bereikt;

4.

hij op één of meerdere tijdstip(pen) gelegen in of omstreeks de periode van 11

mei 2005 tot en met 13 november 2009 te Haaften, gemeente Neerijnen, en/of

Herwijnen, gemeente Lingewaal, in elk geval in Nederland, (telkens)

ontucht heeft gepleegd met de aan zijn zorg en/of opleiding en/of waakzaamheid

toevertrouwde minderjarige [slachtoffer2], geboren op 11 mei 1999,

hierin bestaande dat hij, verdachte, de borst en/of billen en/of vagina, in

elk geval het lichaam, van die [slachtoffer2] heeft betast en/of gekust;

en/of

hij op één of meerdere tijdstip(pen) gelegen in of omstreeks de periode van 11

mei 2005 tot en met 13 november 2009 te Haaften, gemeente Neerijnen, en/of

Herwijnen, gemeente Lingewaal, in elk geval in Nederland, (telkens)

met [slachtoffer2], geboren op 11 mei 1999, die toen de leeftijd

van zestien jaren nog niet had bereikt, buiten echt ontuchtige handelingen

heeft gepleegd, bestaande in het opzettelijk ontuchtig betasten en/of kussen

van de borst en/of billen en/of vagina, in elk geval het lichaam, van die

[slachtoffer2];

5.

hij op één of meerdere tijdstip(pen) gelegen in of omstreeks de periode van 15

april 1993 tot en met 14 april 1998 te Haaften, gemeente Neerijnen, (telkens)

ontucht heeft gepleegd met zijn minderjarig stiefkind, en/of de aan zijn zorg

en/of waakzaamheid toevertrouwde minderjarige, [slach[slachtoffer3]] van

Horssen, geboren op 15 april 1982, bestaande die ontucht hierin dat

hij, verdachte, de buik en/of borsten en/of vagina, in elk geval het lichaam,

van die [slachtoffer3] heeft gestreeld en/of betast.

2. Het onderzoek ter terechtzitting

De zaak is laatstelijk op 1 november 2011 ter terechtzitting onderzocht. Daarbij is verdachte verschenen. Verdachte is bijgestaan door mr. C.C.J.M. Weijers, advocaat te Nijmegen.

Als benadeelde partijen hebben zich schriftelijk in het geding gevoegd:

• [slachtoffer1]

• [slachtoffer2]

• [slachtoffer3]

Van hen zijn ter terechtzitting verschenen: [slachtoffer1] en [slachtoffer3].

De officier van justitie heeft gerekwireerd.

Verdachte en zijn raadsman hebben het woord ter verdediging gevoerd.

3. De beslissing inzake het bewijs

De rechtbank acht niet wettig en overtuigend bewezen hetgeen verdachte onder feit 5 is ten laste ge¬legd en zal verdachte daarvan vrijspreken.

De rechtbank is, met de raadsman, van oordeel dat niet wettig en overtuigend bewezen kan worden dat verdachte het hem onder 5 ten laste gelegde heeft begaan. Verdachte heeft ontkend dat hij de buik, de borsten of de vagina van G. [slachtoffer3] heeft gestreeld of betast. Verdachte heeft weliswaar ter zitting aangegeven haar wel over de rug te hebben gestreeld, echter naar het oordeel van de rechtbank kan het enkele strelen over de rug niet als ontuchtig handelen worden gekwalificeerd.

Voor zover er in de tenlastelegging kennelijke taal- en/of schrijffouten voorkomen, zijn die fouten verbeterd. Verdachte is daardoor niet in zijn verdediging geschaad.

Ten aanzien van de feiten 2 en 4

Nu verdachte de verklaringen van [slachtoffer1] en [slachtoffer2] heeft bevestigd dat de ontuchtige handelingen deels hebben plaatsgevonden op momenten dat de meisjes bij hem en zijn partner logeerden en wanneer hij de meisjes naar bed bracht, is de rechtbank van oordeel dat er sprake is van een situatie waarin de meisjes aan de zorg en waakzaamheid van verdachte waren toevertrouwd.

Ten aanzien van de feiten 1 en 2

De feiten

Op grond van de bewijsmiddelen wordt het volgende, dat verder ook niet ter discussie staat, vastgesteld.

Verdachte heeft [slachtoffer1], geboren op 3 februari 1995, in de periode tussen 2003 en 2007 , meermaals over en onder haar kleding haar borst(en), haar buik, haar billen en haar vagina betast. Verdachte heeft bij [slachtoffer1] tussen de schaamlippen en tussen de billen gewreven en heeft haar op de mond gezoend. Dit deed verdachte op de camping te Roggel, in het zwembad of in de tent. Ook gebeurde het in de slaapkamer van [slachtoffer1], die woonachtig was in Herwijnen en in het huis van verdachte en zijn partner (de oudtante van [slachtoffer1]) te Haaften.

Het standpunt van de officier van justitie

De officier van justitie acht wettig en overtuigend bewezen dat verdachte het onder 1 en het onder 2 primair ten laste gelegde feit heeft begaan. De verklaring van verdachte en die van [slachtoffer1] komen voor het overgrote deel met elkaar overeen. Verdachte bekent de feiten zoals die onder 2 primair ten laste zijn gelegd. Hij ontkent weliswaar het met zijn vinger binnendringen in de vagina en de anus, waarover [slachtoffer1] heeft verklaard en zoals dat is ten laste gelegd onder feit 1, maar de verklaring van [slachtoffer1] dienaangaande is zodanig betrouwbaar, dat naar de mening van de officier van justitie ook het onder feit 1 ten laste gelegde wettig en overtuigend bewezen kan worden.

Het standpunt van de verdediging

De raadsman heeft vrijspraak bepleit ten aanzien van feit 1. De raadsman ziet in het feit dat de verklaringen van [slachtoffer1] en zijn cliënt op zoveel punten overeenkomen en slechts op een paar punten niet, juist reden om op die punten waar de verklaringen niet overeenkomen, niet te komen tot een bewezenverklaring. Zijn cliënt heeft van meet af aan het binnendringen in de vagina en/of de anus ontkend en dient om die reden dan ook daarvan te worden vrijgesproken.

Ten aanzien van feit 2 heeft de raadsman de rechtbank bovendien verzocht de bewezen te verklaren periode te bekorten, in die zin dat deze zal lopen vanaf 2003. Volgens verdachte hebben de feiten betreffende [slachtoffer1] plaatsgevonden vanaf het moment dat [slachtoffer1] de leeftijd van acht jaar bereikt had.

De beoordeling door de rechtbank

[slachtoffer1] heeft in haar aangifte verklaard dat verdachte aan haar borsten, anus en vagina heeft gezeten. Zij heeft verklaard dat dit gebeurde vanaf haar zesde of zevende jaar. Deze handelingen vonden, in de periode waarin zij therapie volgde, veelal bij verdachte thuis plaats. [slachtoffer1] was dan in zijn slaapkamer, waar zij op het bed een Disneyfilm ging kijken. Meestal bleef verdachte dan ook kijken. Verdachte begon dan aan haar te zitten. Hij maakte haar broek open en duwde haar benen uit elkaar. Hij wreef eerst over haar benen en ging verder en wreef over haar vagina. Daarna stak hij langzaam zijn hand in haar broek en ging hij voorzichtig met zijn vingers naar binnen. Ze dacht dat dit met twee vingers gebeurde. Het was akelig en het deed zeer. Verdachte vroeg haar dan of het lekker was en of ze zulke dingen zelf deed. Ze reageerde er niet op. Ze duwde hem weg, of ze verschoof zich zo op het bed, dat verdachte er niet bij kon. Ook ging hij met zijn hand in en achter haar onderbroek en streelde dan zachtjes haar billen en ging zachtjes met zijn vinger in haar anus. Dat deed ook pijn. Het gebeurde iedere week als zij met haar ouders bij verdachte thuis was. Het gebeurde ook weleens bij [slachtoffer1] thuis, in haar slaapkamer. Zij zat dan aan de computer en zat bij verdachte op schoot. Verdachte maakte dan haar broek los en ging met zijn hand onder haar onderbroek. Hij ging met zijn vingers in haar vagina. Hij zat dan niet aan haar anus.

In de periode nadat de therapie was afgelopen ging het verder. Als [slachtoffer1] op het bed zat, zorgde verdachte dat zij ging liggen en dan maakte hij haar broek los. Hij trok haar broek een stukje naar beneden, tot op haar knieën. Hij wreef over haar benen, over haar venusheuvel en ging steeds lager, naar de opening toe. Hij zat dan met zijn vingers tussen haar schaamlippen en daarna ging hij naar binnen in haar vagina. Aan de voorkant gebruikte hij twee vingers en aan de achterkant één vinger. Verdachte zei niet veel, maar als [slachtoffer1] haar broek omhoog deed, of haar benen bij elkaar deed, fluisterde hij: “Toe nou!” Verdachte werd steeds ruwer en ging steeds verder met zijn vinger in haar vagina. Het is ook een keer gebeurd dat [slachtoffer1] bij verdachte logeerde en dat haar tante niet thuis was. Ze was toen alleen met verdachte. Ze ging onder de douche en toen is verdachte bij haar onder de douche komen staan en heeft met zijn vingers in haar vagina en in haar anus gezeten. Hij trok [slachtoffer1] tegen zich aan en omhelsde haar vanaf de achterkant. Ze voelde zijn lichaam tegen zich aan en heeft zijn geslachtsdeel gezien. [slachtoffer1] raakte in paniek. Ook heeft verdachte [slachtoffer1] regelmatig naar bed gebracht. Dit deed hij als ze bij hem en haar tante logeerde of bij haar thuis. Hij kwam dan naar boven om haar welterusten te zeggen en ging naast het bed op de grond zitten. Hij zat dan weer aan haar en ging met zijn vingers in haar vagina en in haar anus.

Hetgeen haar moeder over het ten laste gelegde in haar aangifte heeft verklaard , heeft zij gehoord van [slachtoffer1]. De handelingen zoals [slachtoffer1] die heeft beschreven, worden door verdachte op alle punten bevestigd, met uitzondering van het binnendringen. Wel heeft hij bekend dat hij met zijn vingers tussen de schaamlippen gezeten.

De rechtbank stelt allereerst vast dat met de bekentenis van verdachte dat hij zijn vingers tussen de schaamlippen van [slachtoffer1] heeft gebracht, reeds sprake is van binnendringen zoals bedoeld in artikel 244 van het Wetboek van Strafrecht. Voorts is de rechtbank van oordeel dat voormelde verklaring van [slachtoffer1] betrouwbaar is, nu zij zeer gedetailleerd en helder heeft verklaard op zowel die punten uit de tenlastelegging die door verdachte worden bevestigd, als ten aanzien van het door verdachte met zijn vinger(s) binnendringen in de vagina en anus. [slachtoffer1] heeft tegenover de politie consistent en duidelijk beschreven hoe verdachte te werk ging en op welke wijze hij zijn vinger in haar vagina bracht. De rechtbank is van oordeel dat de wijze waarop [slachtoffer1] verklaart over de verschillende situaties waarin verdachte bij haar seksueel is binnengedrongen authentiek voorkomt en acht haar verklaring -ook op dat punt- betrouwbaar.

Dit geldt te meer nu verdachte ter zitting heeft verklaard dat hij stopte met zijn handelingen als het pijn deed. Deze verklaring van verdachte strookt niet met zijn eigen verklaring dat hij enkel het lichaam van [slachtoffer1] -op diverse plaatsen- heeft betast. Verdachte heeft ter zitting desgevraagd aangegeven, dat de oorzaak voor deze pijn gelegen zou kunnen zijn in het feit dat [slachtoffer1] krampachtig was. Deze redenering komt de rechtbank in zoverre onaannemelijk voor, dat het feit dat [slachtoffer1] krampachtig was, niet tot pijn zou leiden bij het enkel met de vingers tussen de schaamlippen gaan, dan wel met de hand tussen de billen strelen. Het binnendringen met de vinger zou bij een krampachtig kind wel pijnlijk zijn. Dat is ook wat [slachtoffer1] heeft verklaard. Het binnendringen door verdachte met zijn vinger deed haar pijn deed. De rechtbank ziet dan ook in de verklaring van verdachte dat hij stopte als [slachtoffer1] pijn had, en dat de pijn zou kunnen komen door het feit dat [slachtoffer1] krampachtig was, steunbewijs voor haar verklaring, inhoudende dat verdachte bij haar seksueel is binnen gedrongen.

Ten aanzien van de periode gedurende welke de ten laste gelegde feiten hebben plaatsgevonden, overweegt de rechtbank als volgt. [slachtoffer1] heeft aangegeven dat de ontuchtige handelingen voor het eerst plaatsvonden toen zij ongeveer zeven jaar was en ophielden rond haar veertiende verjaardag. Verdachte betastte [slachtoffer1] voor het eerst in het zwembad op de camping in Roggel, tijdens een gezamenlijke vakantie. Door de moeder van [slachtoffer1] is bevestigd dat het gezin voor het eerst gezamenlijk met verdachte en zijn partner in Roggel op vakantie is geweest toen [slachtoffer1] een jaar of zeven was. Om die reden zal de rechtbank de periode niet, zoals verzocht door de verdediging, bekorten door deze te laten aanvangen in 2003. Zij zal dan ook de feiten gedurende de gehele ten laste gelegde periode bewezen verklaren, waarbij zij opmerkt dat de ten laste periode voor wat betreft feit 1 niet verder reikt dan het moment waarop S de leeftijd van twaalf jaren bereikte. De rechtbank zal om die reden dat moment als einde van de periode laten gelden. Voor wat betreft feit 2 zal de rechtbank 3 februari 2009 als einde van de periode laten gelden, de datum dat [slachtoffer1] 14 jaar is geworden.

Alles overwegend, is de rechtbank van oordeel dat wettig en overtuigend bewezen is dat verdachte het onder 1 en 2 primair ten laste gelegde heeft begaan, met dien verstande dat bewezen wordt geacht dat:

1.

hij de periode van 3 februari 2002 tot en met 2 februari 2007 te Haaften, gemeente Neerijnen, en

Herwijnen, gemeente Lingewaal, en Roggel, gemeente Leudal, telkens opzettelijk handelingen die mede bestonden uit het seksueel binnendringen van het lichaam, te weten zijn, verdachtes, vingers brengen in de vagina en anus, heeft gepleegd met [slachtoffer1],

geboren op 3 februari 1995, die toen de leeftijd van twaalf jaren nog niet had

bereikt;

en dat

2.

hij in de periode van 3 februari 2002 tot en met 2 februari 2007 te Haaften, gemeente Neerijnen, en Herwijnen, gemeente Lingewaal, en Roggel, gemeente Leudal, in elk geval in Nederland, telkens ontucht heeft gepleegd met de aan zijn zorg en waakzaamheid toevertrouwde minderjarige [slachtoffer1], geboren op 3 februari 1995, hierin bestaande dat verdachte de borst en billen en vagina, van die [slachtoffer1] heeft betast

en dat

hij in de periode van 3 februari 2002 tot en met 2 februari 2007 te Haaften, gemeente Neerijnen,

en Herwijnen, gemeente Lingewaal, en Roggel, gemeente Leudal, telkens met [slachtoffer1], geboren op 3 februari 1995, die toen de leeftijd van zestien jaren nog niet had bereikt, buiten echt ontuchtige handelingen heeft gepleegd, bestaande in het opzettelijk ontuchtig betasten van de borst en billen en vagina, van die [slachtoffer1];

Ten aanzien van de feiten 3 en 4

De feiten

Op grond van de bewijsmiddelen wordt het volgende, dat verder ook niet ter discussie staat, vastgesteld.

Verdachte heeft bij [slachtoffer2], geboren op 11 mei 1999, in de periode tussen 2007 en 13 november 2009 , meermaals over en onder haar kleding op haar hele lijf, onder andere haar borst, haar buik, haar billen en haar vagina, betast en gekust. Verdachte heeft bij [slachtoffer2] tussen de schaamlippen en tussen de billen gewreven en heeft haar op de mond gezoend. Dit gebeurde tijdens vakanties in de tent, in het huis van verdachte en zijn partner (de (oud)tante van [slachtoffer2]) te Haaften en in de slaapkamer van [slachtoffer2], die woonachtig was te Herwijnen.

Het standpunt van de officier van justitie

De officier van justitie acht wettig en overtuigend bewezen dat verdachte het onder 3 en het onder 4 primair ten laste gelegde feit heeft begaan. De verklaring van verdachte en die van [slachtoffer2] komen grotendeels met elkaar overeen. Verdachte bekent de feiten zoals die onder 4 ten laste zijn gelegd. Verdachte ontkent weliswaar het brengen van zijn penis of tong tussen de schaamlippen en het brengen van zijn tong in de mond, zoals [slachtoffer2] heeft verklaard, maar de verklaring van [slachtoffer2] dienaangaande is zodanig betrouwbaar, dat naar de mening van de officier van justitie ook het onder feit 3 ten laste gelegde wettig en overtuigend bewezen kan worden.

Het standpunt van de verdediging

De raadsman heeft vrijspraak bepleit ten aanzien van feit 3, waar het betreft het tussen de schaamlippen brengen van de penis en/of de tong. In tegenstelling tot de officier van justitie, ziet de raadsman in het feit dat de verklaringen van [slachtoffer2] en zijn cliënt op zoveel punten overeenkomen en slechts op een paar punten niet, juist reden om op die punten waar de verklaringen niet overeenkomen, niet te komen tot een bewezenverklaring. Zijn cliënt heeft reeds bij het eerste politieverhoor het tussen de schaamlippen brengen van de penis en/of de tong ontkend en dient om die reden dan ook daarvan te worden vrijgesproken.

Ten aanzien van feit 4 heeft de raadsman de rechtbank verzocht de bewezen te verklaren periode te bekorten, in die zin dat deze zal lopen vanaf 2007. Volgens verdachte immers, hebben deze door hem bekende feiten plaatsgevonden vanaf het moment dat [slachtoffer2] de leeftijd van acht jaar bereikt had.

De beoordeling door de rechtbank

[slachtoffer2] heeft verklaard dat zij vanaf haar zesde jaar, toen zij aan het eind van groep drie, begin groep vier zat , in de weekenden en in de vakanties regelmatig logeerde bij verdachte en zijn partner (de tante van [slachtoffer2]). Zij heeft verklaard dat verdachte vanaf dat moment ongeveer om de week aan haar zat. Hij zat aan haar borsten en aan haar schaamstreek. Hij ging met zijn piemel tegen haar Miep aan en zat met zijn tong aan haar Miep. Gevraagd naar wat zij met haar Miep bedoelde, heeft zij verklaard dat ze met haar Miep kan plassen en zo. Eenmaal is het gebeurd dat verdachte haar vertelde dat zij zich moest uitkleden. Zij logeerde toen vier dagen bij verdachte en haar tante. Verdachte heeft toen in zijn slaapkamer een film aangezet waarop te zien was dat grote mensen aan het vrijen waren. Verdachte zei toen tegen haar: “Dan weet jij wat je moet doen.” Hij ging met zijn tong tegen haar Miep, zoende haar en pakte haar stevig vast. Toen verdachte met zijn tong tegen haar Miep ging, heeft hij met zijn tong rondjes gedraaid bij haar Miep. [slachtoffer2] heeft verklaard dat het bij haar pijnlijk was, maar dat het bij grote mensen misschien een ander gevoel is; hun lichaam is iets groter, terwijl het bij [slachtoffer2] “nog een beetje klein lichaampje” is. Ze heeft verklaard dat verdachte, zijn onderbroek naar beneden deed, als hij met zijn piemel tegen haar Miep ging. Hij ging meestal met zijn piemel om het gaatje heen en zei tegen haar dat ze te klein was om met zijn piemel in haar gaatje te gaan. Verdachte heeft een keer geprobeerd om met zijn piemel in haar gaatje te gaan, maar dit is maar een klein stukje gelukt. Het was pijnlijk. Zijn piemel was toen slap en verdachte hield hem met zijn hand recht. Ze voelde allemaal haartjes. Ze heeft verklaard dat zijn piemel ongeveer zo groot was als een viltstift. Ze heeft verklaard dat ze niet, net zoals in de film die verdachte haar liet zien, aan de piemel van verdachte hoefde te zitten. Dit hoefde alleen soms als hij zijn broek aan had. Verdachte pakte dan haar hand en wreef met haar hand aan de buitenkant van zijn broek over zijn piemel. Ook heeft ze verklaard dat verdachte soms met zijn vinger in het gaatje van haar Miep zat en soms ernaast. Dat deed pijn. Hij zoende haar op haar gezicht, mond en wang en gaf haar een tongzoen. Verdachte zat dan met zijn tong in haar mond te wriemelen en ze gingen met de tongen tegen elkaar. Het proeft als je eigen tong, maar dan van iemand anders.

De verklaring van [slachtoffer2] wordt op de meeste punten bevestigd door verdachte, met uitzondering van het brengen van zijn penis en of tong tussen de schaamlippen van [slachtoffer2]. Hij heeft aangegeven haar -ondermeer- gekust te hebben op haar vagina, billen, rug en borsten. Ook heeft hij haar een tongzoen gegeven. Hij heeft haar over haar hele lichaam gestreeld, heeft haar gevraagd haar kleren uit te trekken en heeft naakt tegen haar aan gelegen. Hij raakte hiervan niet opgewonden. Hij heeft met zijn vingers tussen haar schaamlippen en tussen haar billen gewreven. Ook heeft hij met [slachtoffer2] weleens een pornofilm gekeken.

De rechtbank is van oordeel dat de verklaring van [slachtoffer2] betrouwbaar is, nu voormelde verklaring van [slachtoffer2] zeer gedetailleerd en helder is. Dit geldt niet alleen voor die punten uit de tenlastelegging die door verdachte worden bevestigd, maar ook ten aanzien van de door verdachte ontkende aspecten. [slachtoffer2], die ten tijde van de verhoren de leeftijd van elf jaar had, heeft tegenover de politie consistent en duidelijk beschreven hoe verdachte te werk ging. De rechtbank is van oordeel dat de wijze waarop [slachtoffer2] verklaart over de verschillende situaties waarin verdachte bij haar seksueel is binnengedrongen, authentiek overkomt en acht haar verklaring -ook op dat punt- betrouwbaar.

Dit geldt te meer, nu [slachtoffer2] heeft verklaard dat het haar pijn deed toen verdachte met zijn piemel in haar vagina probeerde naar binnen te gaan. Ze heeft voorts verklaard dat verdachte daarna tegen haar gezegd heeft dat hij niet met zijn piemel bij haar naar binnen ging omdat haar lijfje daar nog te klein voor was. Verdachte heeft ter terechtzitting een soortgelijke verklaring afgelegd door te stellen zijn penis niet in haar vagina gebracht te hebben, omdat dit haar pijn gedaan zou hebben. Voorts heeft verdachte verklaard niet opgewonden te raken van de handelingen met [slachtoffer2]. Naar het oordeel van de rechtbank ondersteunt de verklaring van verdachte de verklaring van [slachtoffer2], waar zij stelt dat de piemel van verdachte slap was op het moment dat hij probeerde hiermee in haar vagina te gaan.

Ten aanzien van de periode gedurende welke de ten laste gelegde feiten hebben plaatsgevonden, overweegt de rechtbank als volgt. Door verdachte is gesteld dat hij begonnen is met het plegen van ontuchtige handelingen met [slachtoffer2] vanaf het moment dat haar oudere zus [slachtoffer1] naar de middelbare school ging. [slachtoffer2] heeft in het studioverhoor aangegeven dat de ontuchtige handelingen voor het eerst plaatsvonden toen zij ongeveer zes jaar was. Tegen haar moeder heeft zij gezegd dat ze dacht dat het begonnen was toen zij een jaar of acht oud was. Aangezien deze laatste verklaring overeenkomt met het door verdachte aangegeven moment van aanvang, acht de rechtbank bewezen dat de feiten zijn aangevangen vanaf 11 mei 2007, zijnde de achtste verjaardag van [slachtoffer2].

De rechtbank acht wettig en overtuigend bewezen dat verdachte het onder 3 en 4 primair ten laste gelegde heeft begaan, met dien verstande dat bewezen wordt geacht dat:

3.

hij in de periode van 11 mei 2007 tot en met 13 november 2009 te Haaften, gemeente Neerijnen, en Herwijnen, gemeente Lingewaal, telkens opzettelijk handelingen die mede bestonden uit het seksueel binnendringen van het lichaam, te weten zijn, verdachtes, penis en tong en vingers

tussen de schaamlippen brengen en zijn, verdachtes, tong in de mond brengen

(tongzoen), heeft gepleegd met [slachtoffer2], geboren op 11 mei

1999, die toen de leeftijd van twaalf jaren nog niet had bereikt;

en dat

4.

hij in de periode van 11 mei 2007 tot en met 13 november 2009 te Haaften, gemeente Neerijnen, en Herwijnen, gemeente Lingewaal, telkens ontucht heeft gepleegd met de aan zijn zorg en waakzaamheid toevertrouwde minderjarige [slachtoffer2], geboren op 11 mei 1999, hierin bestaande dat hij, verdachte, de borst en billen en vagina, van die [slachtoffer2] heeft betast en gekust;

en dat

hij in de periode van 11 mei 2005 tot en met 13 november 2009 te Haaften, gemeente Neerijnen, en Herwijnen, gemeente Lingewaal, telkens met [slachtoffer2], geboren op 11 mei 1999, die toen de leeftijd van zestien jaren nog niet had bereikt, buiten echt ontuchtige handelingen heeft gepleegd, bestaande in het opzettelijk ontuchtig betasten en kussen

van de borst en billen en vagina, van die [slachtoffer2].

Hetgeen verdachte meer of anders is tenlastegelegd is niet bewezen. Verdachte zal daarvan worden vrijgesproken.

De beslissing dat verdachte het bewezenverklaarde heeft begaan, is gegrond op de feiten en omstandigheden die in de bewijsmiddelen zijn vervat. Voor zover meer feiten bewezen zijn verklaard, worden de bewijsmiddelen alleen gebruikt voor het feit of de feiten waarop deze betrekking hebben.

4. De kwalificatie van het bewezenverklaarde

Het bewezenverklaarde levert op:

Ten aanzien van feit 1 en feit 3 telkens: met iemand beneden de leeftijd van twaalf jaren handelingen plegen die bestaan uit of mede bestaan uit het seksueel binnendringen van het lichaam, meer malen gepleegd

Ten aanzien van feit 2 primair en feit 4 primair telkens: ontucht plegen met een aan zijn zorg en waakzaamheid toevertrouwde minderjarige, meer malen gepleegd

De feiten zijn strafbaar.

5. De strafbaarheid van verdachte

Niet is gebleken van feiten of omstandigheden die de strafbaarheid van verdachte geheel uitsluiten.

6. De motivering van de sanctie(s)

Het standpunt van de officier van justitie

De officier van justitie heeft gevorderd dat verdachte wordt veroordeeld tot een gevangenisstraf voor de duur van zesendertig maanden, waarvan zes maanden voorwaardelijk met een proeftijd van 5 jaren met als bijzondere voorwaarde op te leggen reclasseringstoezicht, ook als dit inhoudt behandeling bij Kairos of een soortgelijke instelling en voorts met aftrek van de tijd in verzekering en voorlopige hechtenis doorgebracht.

Het standpunt verdediging

De raadsman heeft gepleit voor oplegging van een forse werkstraf, alsmede een geheel voorwaardelijke gevangenisstraf. Zijn cliënt heeft direct na zijn aanhouding vrijwillig hulp gezocht. Een onvoorwaardelijke gevangenisstraf zou tot gevolg hebben dat de reeds ingezette behandeling ruw onderbroken zou worden en dat dient het belang van zijn cliënt, noch dat van de maatschappij. Bovendien, zo heeft de raadsman gesteld, zou een dergelijke gevangenisstraf betekenen dat zijn cliënt zijn baan zou verliezen en in een uitkeringssituatie zou belanden, hetgeen de betaling van de gevorderde schadevergoedingsbedragen zou bemoeilijken.

De beoordeling door de rechtbank

Bij de beslissing over de straf heeft de rechtbank rekening gehouden met de aard en de ernst van het bewezen verklaarde en de omstandigheden waaronder dit is begaan, de persoon en de persoonlijke omstandigheden van verdachte, waarbij onder meer is gelet op de justitiële documentatie betreffende verdachte, gedateerd 31 mei 2011 en een voorlichtingsrapport van reclassering Nederland gedateerd 12 april 2011, betreffende verdachte.

De rechtbank overweegt in het bijzonder het navolgende.

Verdachte heeft zich gedurende een lange periode schuldig gemaakt aan seksueel misbruik van twee jonge achternichtjes van zijn partner. Het misbruik bestond mede uit het overal op de huid betasten van de meisjes en het seksueel binnendringen van hun lichaam. Verdachte heeft eerst het oudste meisje misbruikt en heeft zich, vanaf het moment dat zij wat zelfstandiger werd, gericht op haar jongere zusje. Verdachte heeft hierdoor het in hem gestelde vertrouwen van meisjes en ook de familie met wie verdachte en zijn partner een hechte band onderhielden, ernstig geschaad. Hij heeft hierbij op geen enkele wijze rekening gehouden met de gevolgen die deze handelingen voor de meisjes zouden kunnen hebben. Verdachte heeft het misbruik enkel en alleen gepleegd om zijn eigen (seksuele) gevoelens te bevredigen, waarbij hij is voorbij gegaan aan de kwetsbaarheid van deze meisjes. Een kwetsbaarheid die niet alleen wordt veroorzaakt door hun jonge leeftijd en door de tussen hen en verdachte bestaande hechte familierelatie, maar tevens door de (pre)puberale fase waarin de meisjes zich ten tijde van de handelingen bevonden. Een fase die wordt gekenmerkt door ontluikende vrouwelijke lichaamsvormen en voor veel meisjes daarmee gepaard gaande onzekerheden. Beide meisjes hebben, ondanks hun angst voor de eventuele gevolgen, op verschillende manieren aan verdachte kenbaar gemaakt dat zij de handelingen niet wilden. Verdachte heeft desondanks zijn handelingen, die met grote regelmaat plaatsvonden, voortgezet. Hierbij is hij planmatig te werk gegaan door te zorgen dat hij, soms onder aanwezigheid van andere familieleden in hetzelfde huis, met de meisjes alleen was. De rechtbank rekent verdachte dit zwaar aan. Het is algemeen bekend dat slachtoffers van dergelijke feiten daarvan nog lange tijd nadelige psychische gevolgen kunnen ondervinden, hetgeen tevens uit de ter terechtzitting door een van de slachtoffers voorgelezen verklaring naar voren is gekomen. De handelingen van verdachte beheersen, ook thans nog, haar leven.

Naar het oordeel van de rechtbank is gelet op het vorenstaande een deels onvoorwaardelijke gevangenisstraf de enige gepaste sanctie. Voor wat betreft de hoogte van die gevangenisstraf acht de rechtbank de eis van de officier van justitie een juiste. Echter, nu de rechtbank nu de rechtbank een kortere periode dan de officier van justitie bewezen acht en verdachte bovendien van feit 5 heeft vrijgesproken zal zij de door de officier van justitie gevorderde straf matigen.

De rechtbank ziet, gelet op verdachtes persoonlijke omstandigheden, aanleiding tevens een voorwaarde¬lijke gevangenisstraf op te leggen en daaraan de bijzondere voorwaarde te verbinden dat verdachte zich zal houden aan de aanwijzingen van Reclassering Nederland, ook als dat inhoudt het volgen van een ambulante behandeling bij Kairos of een soortgelijke instelling, een meldingsplicht en een contactverbod. Aangezien de rechtbank er ernstig rekening mee houdt dat veroordeelde wederom een misdrijf zou kunnen begaan dat gericht is tegen of gevaar veroorzaakt voor de onaantastbaarheid van het lichaam van een of meer personen, acht zij lang toezicht van verdachte noodzakelijk. Zij ziet dan ook aanleiding om aan het voorwaardelijke strafdeel een proeftijd van vijf jaar te verbinden.

6a. De beoordeling van de civiele vordering(en), alsmede de gevorderde oplegging van de schadevergoedingsmaatregel

De benadeelde partijen hebben overeenkomstig het bepaalde in artikel 51g van het Wetboek van Strafvordering opgave gedaan van de inhoud van de vordering, strekkende tot vergoeding van geleden schade.

Ten aanzien van de vordering van de benadeelde partij [slachtoffer1]

De benadeelde partij [slachtoffer1] vordert een bedrag van totaal € 10.534,60, bestaande uit

€ 534,60 aan materiële schade (in verband met therapiekosten, portokosten en reiskosten) en € 10.000,- voor vergoeding van immateriële schade (als smartengeld).

De rechtbank acht voldoende aannemelijk dat [slachtoffer1] door hetgeen haar is aangedaan schade heeft geleden en zal de vordering waar het betref de, voldoende onderbouwde, materiële schade in zijn geheel toewijzen.

De rechtbank acht voldoende bewezen dat [slachtoffer1] door hetgeen haar is aangedaan immateriële schade heeft geleden en dat zij uit dien hoofde terecht aanspraak maakt op vergoeding van die schade. De rechtbank kan in deze strafrechtelijke procedure niet exact vaststellen welk bedrag aan vergoeding voor de geleden immateriële schade juist is. Zij is echter van oordeel dat in ieder geval een bedrag van € 5.000,- aan schadevergoeding op zijn plaats is zodat zij dit bedrag bij wijze van voorschot zal toewijzen aan het slachtoffer. De vordering is, voor zover zij strekt tot vergoeding van een hoger bedrag wegens immateriële schade en van andere schade, niet van eenvoudige aard zodat de benadeelde partij in zoverre niet-ontvankelijk is en de vordering slechts bij de burgerlijke rechter kan worden aangebracht.

De rechtbank zal tevens de schadevergoedingsmaatregel ex artikel 36f Sr toepassen en dus verdachte de verplichting opleggen het bedrag, gelijk aan het door de rechtbank toe te wijzen

schadebedrag, aan de Staat te betalen ten behoeve van het slachtoffer.

Ten aanzien van de vordering van de benadeelde partij [slachtoffer2]

De benadeelde partij [slachtoffer2] vordert een bedrag van totaal € 8.652,40, bestaande uit

€ 152,40 aan materiële schade (in verband met therapiekosten) en € 8.500,- voor vergoeding van immateriële schade (als smartengeld).

De rechtbank acht voldoende aannemelijk dat [slachtoffer2] door hetgeen haar is aangedaan schade heeft geleden en zal de vordering waar het betref de, voldoende onderbouwde, materiële schade in zijn geheel toewijzen.

De rechtbank acht voldoende bewezen dat [slachtoffer2] door hetgeen haar is aangedaan immateriële schade heeft geleden en dat zij uit dien hoofde terecht aanspraak maakt op vergoeding van die schade. De rechtbank kan in deze strafrechtelijke procedure niet exact vaststellen welk bedrag aan vergoeding voor de geleden immateriële schade juist is. Zij is echter van oordeel dat in ieder geval een bedrag van € 5.000,- aan schadevergoeding op zijn plaats is zodat zij dit bedrag bij wijze van voorschot zal toewijzen aan het slachtoffer. De vordering is, voor zover zij strekt tot vergoeding van een hoger bedrag wegens immateriële schade en van andere schade, niet van eenvoudige aard zodat de benadeelde partij in zoverre niet-ontvankelijk is en de vordering slechts bij de burgerlijke rechter kan worden aangebracht.

De rechtbank zal tevens de schadevergoedingsmaatregel ex artikel 36f Sr toepassen en dus verdachte de verplichting opleggen het bedrag, gelijk aan het door de rechtbank toe te wijzen schadebedrag, aan de Staat te betalen ten behoeve van het slachtoffer.

Ten aanzien van de vordering van de benadeelde partij [slachtoffer3]

De benadeelde partij [slachtoffer3] vordert een bedrag van totaal € 4.250,- voor vergoeding van immateriële schade (als smartengeld).

De rechtbank zal de benadeelde niet ontvankelijk verklaren in haar vordering nu zij verdachte vrijspreekt van het feit dat aan de vordering ten grondslag ligt.

7. De toegepaste wettelijke bepalingen

De beslissing is gegrond op de artikelen 10, 14 a, 14b, 14c, 14d, 14f, 14g, 27, 24c, 36f, 57, 244 en 249 van het Wetboek van Strafrecht.

8. De beslissing

De rechtbank, rechtdoende:

Verklaart bewezen dat verdachte het tenlastegelegde, zoals vermeld onder punt 3, heeft begaan.

Verklaart niet bewezen hetgeen verdachte meer of anders is tenlastegelegd dan hierboven bewezen is verklaard en spreekt verdachte daarvan vrij.

Verstaat dat het aldus bewezenverklaarde oplevert de strafbare feiten zoals vermeld onder punt 4.

Verklaart verdachte hiervoor strafbaar.

Veroordeelt verdachte wegens het bewezenverklaarde tot

Een gevangenisstraf voor de duur van 30 (dertig) maanden.

Bepaalt dat van deze gevangenisstraf 6 (zes) maanden niet ten uitvoer zullen worden gelegd, tenzij de rechter later anders mocht gelasten.

De tenuitvoerlegging kan worden gelast indien de veroordeelde zich voor het einde van de proeftijd van 5 (vijf) jaren heeft schuldig gemaakt aan een strafbaar feit dan wel navolgende bijzondere voorwaarde niet is nagekomen:

Veroordeelde dient zich gedurende de proeftijd te gedragen naar de voorschriften en aanwijzingen die hem door of namens de (stichting) Reclassering Nederland zullen worden gegeven, (ook indien dit zal inhouden het volgen van een ambulante behandeling bij Kairos of een andere vergelijkbare instelling) voor zover en voor zolang dat door genoemde instelling nodig wordt geacht.

Geeft opdracht aan de (stichting) Reclassering Nederland om aan veroordeelde bij de naleving van voornoemde voorwaarde hulp en steun te verlenen.

De beslissing op de vordering van de benadeelde partij [slachtoffer1].

Wijst de vordering van de benadeelde partij geheel toe.

- Veroordeelt de veroordeelde tegen kwijting aan [slachtoffer1], wonende te Herwijnen, te betalen € 5.534,60 (zegge vijf duizend vijfhonderd en vierendertig euro en zestig eurocent).

- Veroordeelt de veroordeelde tevens in de kosten door de benadeelde partij gemaakt, tot op heden vooralsnog begroot op nihil en in de kosten ten behoeve van de tenuitvoerlegging van deze uitspraak nog te maken.

Maatregel van schadevergoeding ad € 5.534,60, (zegge vijf duizend vijfhonderd en vierendertig euro en zestig eurocent), subsidiair 62 dagen hechtenis.

- Legt op aan veroordeelde de verplichting aan de Staat ten behoeve van het slachtoffer [slachtoffer1], wonende te te Herwijnen, te betalen € 5.534,60, (zegge vijf duizend vijfhonderd en vierendertig euro en zestig eurocent), bij gebreke van volledige betaling en volledig verhaal te vervangen door hechtenis voor de duur van 62 dagen, met dien verstande dat de toepassing van de vervangende hechtenis de hiervoor opgelegde verplichting niet opheft.

- Bepaalt daarbij dat voldoening aan de ene betalingsverplichting de andere betalingsverplichting doet vervallen.

De beslissing op de vordering van de benadeelde partij [slachtoffer2].

Wijst de vordering van de benadeelde partij geheel toe.

- Veroordeelt de veroordeelde tegen kwijting aan [slachtoffer2], wonende te te Herwijnen, te betalen € 5.652,60 (zegge vijf duizend zeshonderd tweëenvijftig euro en zestig eurocent).

- Veroordeelt de veroordeelde tevens in de kosten door de benadeelde partij gemaakt, tot op heden vooralsnog begroot op nihil en in de kosten ten behoeve van de tenuitvoerlegging van deze uitspraak nog te maken.

Maatregel van schadevergoeding ad € 5.652,60, subsidiair 63 dagen hechtenis.

- Legt op aan veroordeelde de verplichting aan de Staat ten behoeve van het slachtoffer [slachtoffer2], wonende te te Herwijnen, te betalen € 5.652,60, (zegge vijf duizend zeshonderd tweëenvijftig euro en zestig eurocent), bij gebreke van volledige betaling en volledig verhaal te vervangen door hechtenis voor de duur van 63 dagen, met dien verstande dat de toepassing van de vervangende hechtenis de hiervoor opgelegde verplichting niet opheft.

- Bepaalt daarbij dat voldoening van de ene betalingsverplichting de andere doet vervallen.

De beslissing op de vordering van de benadeelde partij [slachtoffer3].

Verklaart de benadeelde partij niet-ontvankelijk in de vordering.

Aldus gewezen door mr. M.M.L.A.T. Doll, als voorzitter, mr. A.J.H. Steenweg en mr. G.J.M. van Wijk, rechters, in tegenwoordigheid van mr. M.E. Cosijn, griffier, en uitgesproken ter openbare terechtzitting van deze rechtbank op 15 november 2011.


» Juridisch advies nodig? « advertorial

Heeft u een juridisch probleem of een zaak die u wilt voorleggen aan een gespecialiseerde jurist of advocaat ?

Neemt u dan gerust contact met ons op en laat uw zaak vrijblijvend beoordelen.



naar boven      |      zoeken      |      uitgebreid zoeken

Snel uitspraken zoeken en filteren

> per rechtsgebied > op datum > op instantie

Gerelateerde wetgeving

Gerelateerde advocaten

Gerelateerde advocatenkantoren

Recente vacatures

Meer vacatures | Plaats vacature