U dient ingelogd te zijn om favorieten te kunnen toevoegen aan Mijn Jure
U kunt zich hier gratis registreren
Datum uitspraak:
Datum publicatie:
Zaaknummer:
Soort procedure:
Instantie:
Vindplaats:

Inhoudsindicatie:

Erfrecht. Ouderlijke boedelverdeling. Uitleg testament in de zin van art. 4: 46 BW: wie wordt bedoeld met de zinsnede “mijn echtgenoot” nu erflaatster hertrouwd is?

Eisers hebben, als erfgenamen van erflater, ten gevolge van de werking van de ouderlijke boedelverdeling ( art.4:1167 oud BW) een vordering wegens onderbedeling gekregen op erflaatster ter grootte van ieders erfdeel in de nalatenschap van erflater. Deze vordering wordt afgewezen nu genoegzaam is gebleken dat het vermogen behorende tot de ontbonden wettelijke gemeenschap van goederen afkomstig is uit eigen vermogen van erflaatster en de vorderingen van eisers onvoldoende zijn onderbouwd.

Bij de uitleg van de zinsnede in het testament waarin tot enig erfgenaam is benoemd “mijn echtgenoot”, zijn, gelet op art. 4:46 BW, van belang de verhoudingen die de uiterste wil kennelijk wenst te regelen en de omstandigheden waaronder de uiterste wil is gemaakt. Nu het testament van erflaatster is opgemaakt toen erflaatster al ruim 6 jaar getrouwd was met erflater, terwijl de latere echtgenoot van erflaatster op dat moment geheel niet in beeld was, kan erflaatster op dat moment niemand anders bedoeld hebben dan erflater. Daarnaast vloeit ondubbelzinnig uit de toelichting behorend bij het testament voort, dat erflaatster bedoeld heeft eisers plaatsvervullend tot erfgenaam te benoemen. Voorts mag het feit dat erflaatster haar testament niet heeft herroepen niet worden gebruikt voor een uitleg dat zij bewust gedaagde bedoeld zou hebben. Ook de omstandigheid dat gedaagde en erflaatster voornemens waren een nieuw testament te maken kan bij de uitlegging van het testament geen rol spelen, nu dat immers eveneens een omstandigheid betreft die zich heeft voorgedaan ná het moment van het opmaken van het testament, hetgeen het bepalende moment is bij de uitlegging van een testament.

Uitspraak



vonnis

RECHTBANK ARNHEM

Sector civiel recht

zaaknummer / rolnummer: [nummer]

Vonnis van 17 november 2010

in de zaak van

1. [eiseres sub 1],

wonende te [woonplaats],

2. [eiser sub 2],

wonende te [woonplaats],

eisers in conventie,

advocaat mr. P.G. Knoppers, gevestigd te Utrecht ,

tegen

[gedaagde],

verblijvende te [verblijfplaats],

gedaagde in conventie,

advocaat mr. R.V.H. Jonker, gevestigd te Amsterdam.

Partijen zullen hierna eisers en gedaagde genoemd worden.

De procedure

Het verloop van de procedure blijkt uit:

- het tussenvonnis van 16 juni 2010 en de daarin genoemde stukken;

- het proces-verbaal van comparitie van 26 augustus 2010 en de daarin genoemde stukken.

Ten slotte is vonnis bepaald.

De feiten

Op 8 januari 2004 is overleden [erflater] (hierna: erflater).

2.2. Erflater is gehuwd geweest met [A], welk huwelijk is ontbonden door echtscheiding op 26 juni 1978 te Utrecht.

2.3. Daarna is erflater gehuwd geweest met [B], welk huwelijk is geëindigd door het overlijden van laatstgenoemde op 18 juli 1981.

2.4. Erflater was ten tijde van zijn overlijden gehuwd in algehele gemeenschap van goederen, in voor hem derde en voor haar eerste echt, met [erflaatster] (hierna: erflaatster), geboren te [H] op [geboortedatum] en overleden in de gemeente [D] op [datum] 2009. Als gevolg van het overlijden van erflater is de tussen erflater en erflaatster bestaand hebbende huwelijksgoederengemeenschap destijds ontbonden.

2.5. Uit gemeld eerste huwelijk van erflater zijn geboren 2 kinderen, te weten eisers.

Overigens heeft erflater geen legitimarissen achtergelaten.

2.6. Erflaatster is op 5 april 2008 opnieuw getrouwd in algehele gemeenschap van goederen, in voor haar tweede echt derhalve, met [gedaagde], geboren te (Suriname) op [geboortedatum], te weten: gedaagde.

Als gevolg van het overlijden van erflaatster is de tussen erflaatster en gedaagde

bestaand hebbende huwelijksgoederengemeenschap ontbonden.

Erflaatster heeft geen legitimarissen achtergelaten.

2.7. Erflater heeft het laatst over zijn nalatenschap beschikt bij testament van 6 december 1999 (hierna: het testament van erflater). In het testament van erflater zijn tot enige erfgenamen in de nalatenschap van erflater benoemd, erflaatster en eisers, ieder voor het één/derde onverdeelde aandeel. De nalatenschap van erflater bestond uit de onverdeelde helft van voormelde ontbonden huwelijksgoederengemeenschap waarin erflater en erflaatster met elkaar waren gehuwd. Bij gemeld testament heeft erflater een verdeling van zijn nalatenschap gemaakt overeenkomstig artikel 4:1167 (Oud) van het Burgerlijk Wetboek onder bevestiging van de regels van het versterferfrecht.

Erflater heeft mitsdien toebedeeld aan erflaatster alle tot zijn nalatenschap behorende goederen, onder de verplichting om alle schulden voor haar rekening te nemen en als eigen schuld te voldoen. Erflaatster en eisers hebben ieder de nalatenschap van erflater zuiver aanvaard.

2.8. In het testament van erflater heeft erflater van toepassing verklaard de clausule als bedoeld in artikel 1:94 van het Burgerlijk Wetboek luidende als volgt:

"C. Uitsluitingsclausule

Ik bepaal, dat alles wat de gerechtigden uit mijn nalatenschap verkrijgen, evenals de opbrengsten daarvan en datgene wat door zaakvervanging overeenkomstig artikel 1:124 lid 2 en artikel 1:125 van het Burgerlijk Wetboek voor het verkregene in de plaats treedt, niet valt in enige gemeenschap van goederen ontstaan door huwelijk of het aangaan van een geregistreerd partnerschap noch valt in enige gemeenschap welke mocht ontstaan door wijziging van het huwelijksgoederen- of partnerschapsregime. In afwijking van het hiervoor bepaalde wordt de waarde van het verkregene wel in de verdeling of verrekening betrokken ingeval het huwelijk of de partnerschapsregistratie van die gerechtigde eindigt door zijn overlijden."

2.9. In het testament van erflater had erflater erflaatster benoemd tot uitvoerster van zijn uiterste wilsbeschikkingen met het recht van inbezitneming van alle goederen van zijn nalatenschap. Deze executeurbenoeming is namens erflaatster aanvaard.

2.10. Erflaatster heeft het laatst over haar nalatenschap beschikt bij testament van 6 december 1999 (hierna: het testament van erflaatster). In het testament van erflaatster is in de comparitie van het testament opgenomen het volgende:

"[erflaatster], geboren te [H] op [geboortedatum], (Nederlands Rijbewijs nummer: x) wonende te [adres a] te [postcode en woonplaats], gehuwd zonder het maken van huwelijksvoorwaarden in voor haar eerste echt en voor hem derde echt met erflater,".

In het testament van erflaatster is vervolgens onder B opgenomen het volgende:

"B. Erfstelling: Ik benoem tot mijn enige erfgenamen van mijn nalatenschap mijn echtgenoot, met toepassing van de regels van plaatsvervulling, waarbij plaatsvervulling zal gaan voor aanwas."

2.11. Op 25 november 2009 heeft meester [C], notaris in de gemeente [L] (hierna: notaris) een verklaring van erfrecht in de nalatenschap van erflaatster afgegeven. In de verklaring van erfrecht wordt de erfstelling in het testament van erflaatster, zoals hiervoor onder overweging 2.10 letterlijk vermeld, opgenomen, vervolgens is in de verklaring van erfrecht het volgende opgenomen:

"Vererving Volgens de Nederlandse wet, mede gelet op voormelde uiterste wilsbeschikkingen, heeft erflaatster als haar enige erfgenaam achtergelaten: haar voornoemde echtgenoot, [gedaagde]."

Gedaagde heeft de nalatenschap van erflaatster beneficiar aanvaard, bij akte van 1 oktober 2009, opgemaakt ter griffie van de rechtbank te Arnhem.

De vorderingen in conventie en het verweer

Eisers vorderen - na wijziging van eis - dat de rechtbank bij vonnis, voor zover mogelijk uitvoerbaar bij voorraad, samengevat:

primair:

- zal bepalen dat de gedaagde wordt veroordeeld aan ieder van de eisers te betalen van € 40.750,00 te vermeerderen met wettelijke rente met ingang van de datum waarop erflaatster is komen te overlijden, te weten op [datum] 2009;

- zal bepalen dat de gedaagde wordt veroordeeld aan ieder van de eisers te betalen van € 9.872,17 te vermeerderen met wettelijke rente met ingang van de datum waarop erflaatster is komen te overlijden, te weten op [datum] 2009;

- voor recht zal verklaren dat eisers enig erfgenaam van erflaatster zijn en daarmee als enig erfgenamen optreden en recht hebben op alle goederen en zaken behorende tot de nalatenschap van erflaatster;

subsidiair:

- een boedelbeschrijving beveelt in de zin van artikel 672 Rechtsvordering althans zoals de rechtbank betaamt en voor zover nodig de zaak doorverwijst naar de bevoegde kantonrechter;

en voorts:

- gedaagde in de kosten van deze procedure zal veroordelen, te vermeerderen met de wettelijke rente over voornoemde kosten vanaf 14 dagen na datum van dit vonnis alsmede in de beslagkosten.

3.2. Gedaagde heeft gemotiveerd verweer gevoerd. Voor zover relevant zal de rechtbank dat verweer hierna bespreken.

De beoordeling

Ten aanzien van de vorderingen op grond van de ouderlijke boedelverdeling

Vast staat dat door het overlijden van erflater op 8 januari 2004 de wettelijke gemeenschap van goederen waarin erflater en erflaatster met elkaar gehuwd waren is ontbonden en dat de ontbonden wettelijke gemeenschap van goederen waarin erflater en erflaatster met elkaar gehuwd waren is verdeeld ten gevolge van de ouderlijke boedelverdeling als bedoeld in artikel 4:1167 en volgende van het Burgerlijk Wetboek (oud). Eisers hebben ten gevolge van de werking van deze ouderlijke boedelverdeling in de nalatenschap van erflater ieder een vordering wegens onderbedeling gekregen op erflaatster ter grootte van ieders erfdeel in de nalatenschap van erflater, ofwel het 1/3 deel van de nalatenschap van erflater. Tussen partijen is de omvang van de nalatenschap van erflater in geschil.

4.2. Ten tijde van de comparitie van partijen gehouden op 26 augustus 2010 is gebleken dat er in de nalatenschap van erflater geen aangifte voor het recht van successie bij de belastingdienst is ingediend. Ten tijde van deze comparitie hebben eisers aangegeven niet de beschikking te hebben over de financiële administratie van erflater en erflaatster. Gedaagde heeft aangegeven deze financiële administratie niet in zijn bezit te hebben en die niet te hebben kwijtgemaakt en heeft overigens verwezen naar de taken van de executeur.

De rechtbank is van oordeel dat de gedaagde in dat verband overigens ten onrechte heeft aangevoerd dat de heer [X], echtgenoot van[eiseres sub 1] als executeur van de nalatenschap van erflater is opgetreden en zijn plichten als executeur-testamentair niet heeft vervuld door geen boedelbeschrijving van de nalatenschap op te stellen als bedoeld in artikel 4:146 lid 2 van het Burgerlijk Wetboek . In de verklaring van erfrecht afgegeven op 23 augustus 2004 in de nalatenschap van erflater, welke als productie 1 aan de dagvaarding is gevoegd, staat immers vermeld:

"Executeur

Erflater heeft bij gemeld testament zijn echtgenote benoemd tot executeur. Voormelde benoeming tot executeur is door de heer [X], voornoemd, namens erflaters echtgenote aanvaard, zulks blijkens voormelde verklaring van zuivere aanvaarding en aanvaarding benoeming executeur. "

Hieruit blijkt dat als executeur is benoemd erflaatster, de echtgenote van erflater.

4.3. Eisers leggen ieder aan de vorderingen van € 40.750,00 - zakelijk samengevat - ten grondslag dat het betreft vermogenswinsten die door erflater en erflaatster zijn gemaakt bij de aan- en verkoop van de echtelijke woningen aan respectievelijk [adres a] te [H], [adres b] te [N] en tenslotte [adres c] te [P] (Suriname). Uit de berekeningen welke door eisers als producties 6 en 11 aan de dagvaarding zijn gevoegd, blijkt volgens eisers dat bij de verkoop van [adres c] te [P] (Suriname) een verkoopwinst is gemaakt van € 244.750,00 waarvan aan eisers toekomt het 1/3 deel van de nalatenschap, uitmakende de helft van de wettelijke gemeenschap van goederen waarin erflater en erflaatster waren gehuwd ofwel een bedrag van € 40.791,67. Eisers zijn bij opmaken van deze berekening uitgegaan van een waarde van de woning aan [adres c] te [P] (Suriname) van € 252.000,00, welke waarde is gebaseerd op een taxatierapport van 20 februari 2004, opgemaakt derhalve 1 maand na het overlijden van erflater.

Eisers hebben, zoals overeengekomen bij de comparitie van partijen, eigendomsbewijzen, hypotheekakten en het taxatierapport als aanvullende producties 12, 13, 14, 16 en 17 overlegd. Uit deze producties blijkt dat erflater en erflaatster gezamenlijk de eigendom van de woningen aan [adres a] te [H] en [adres b] te [N] hebben verkregen en dat erflater en erflaatster gezamenlijk als hoofdelijk schuldenaren leningen bij banken zijn aangegaan voor de (gedeeltelijke) financiering van deze woningen. Het taxatierapport bevestigt de door eisers gehanteerde waarde van € 252.000,00 van de woning aan [adres c] te [P] (Suriname).

4.4. Eisers leggen ieder aan de vorderingen van € 9.872,17 - zakelijk samengevat - ten grondslag rekeningafschriften van 30 januari 2008 van de ABN AMRO bank met rekeningnummer [y], welk rekening blijkens deze afschriften is gesteld ten name van erflater en/of erflaatster met een saldo op de sterfdatum van erflater van € 59.233,63, waarvan eisers ieder als erfgenamen in de nalatenschap van erflater toekomt het 1/3 deel van de nalatenschap, uitmakende de helft van de wettelijke gemeenschap van goederen waarin erflater en erflaatster met elkaar waren gehuwd ofwel een bedrag van € 9.872,17.

4.5. Gedaagde heeft aangevoerd dat de financiering van de echtelijke woningen is geschied met eigen middelen van erflaatster en niet met gemeenschappelijk vermogen van erflaatster en erflater. Ter adstructie van zijn zienswijze heeft gedaagde in dat verband bij de conclusie van antwoord diverse producties gevoegd waaronder een brief van de heer [Z] aan het kantoor van de notaris van 17 oktober 2009. In deze brief wordt melding gemaakt van 5 bijlagen. Een van deze bijlagen, te weten de akte houdende vervanging van de heer [Z] als bewindvoerder met in de plaats stelling van de heer [X] als bewindvoerder van 12 februari 2003 is nadien, zoals overeengekomen ten tijde van de comparitie, overlegd evenals een volmacht van erflaatster in verband met de verkoop van het huis in Suriname, met welke overlegging eisers zich akkoord verklaard hebben.

Uit deze stukken volgt dat erflaatster enig kind was in de nalatenschap van haar op 13 december 1998 overleden vader, te weten [de vader van erflaatster], die in zijn laatste testament van 6 juni 1986 een uitsluitingsclausule had opgenomen woordelijk luidende:

"D. Ik bepaal, dat al hetgeen de gerechtigden tot mijn nalatenschap daaruit zullen verkrijgen, evenals de revenuen daarvan, niet zal vallen in enige huwelijksgemeenschap van goederen, waarin zij bij mijn overlijden gehuwd zijn of nadien mochten huwen, of welke door wijziging van huwelijksgoederenregime tijdens huwelijk mocht ontstaan, terwijl waardevermindering of vermeerdering van al het uit mijn nalatenschap verkregene bij de deling van een deelgenootschap buiten beschouwing zal blijven."

Tevens is in dit testament een bewind ingesteld over hetgeen erflaatster uit de nalatenschap van haar vader verkreeg, waarbij als bewindvoerder werd benoemd de oudste kandidaat-notaris werkzaam ten kantore van meester [L. D], notaris te [H]. Bij akte houdende vervanging bewindvoerder is de oudste kandidaat-notaris als bewindvoerder over het vermogen dat erflaatster had verkregen uit de nalatenschap van haar vader opgevolgd door de heer [Z] als bewindvoerder. Uit het bij die akte houdende vervanging bewindvoerder de dato18 april 2000 bijgevoegde verloopoverzicht liquide middelen blijkt het beginsaldo van de liquide middelen van erflaatsters verkrijging uit de nalatenschap van haar vader ten bedrage van NLG 1.149.974,25 ofwel € 521.835,56 en dat de hypotheek op deze woning aan de [adres a] is afgelost met gelden uit deze nalatenschap ten bedrage van NLG 289.690,84 ofwel € 131.455,97. Tevens heeft gedaagde een overeenkomst overgelegd die erflater en erflaatster op 15 december 2002 hebben gesloten en waarin is aangegeven dat de woning aan de [adres c] te [P] om "Surinaams juridische redenen" ten name van erflater is gesteld maar dat de volledige verkoopopbrengst van die woning toekomt aan erflaatster.

Uit dit verloopoverzicht liquide middelen blijkt daarnaast dat er ook een persoonlijke lening ten bedrage van NLG 42.475,74 ofwel € 19.274,65 met deze gelden afkomstig uit de nalatenschap van de vader van erflaatster is afgelost. Dit wordt in een brief van 25 juli 2008 van de heer [Z], bewindvoerder van 18 april 2000 tot 12 februari 2003 over het vermogen van erflaatster, voor zover afkomstig uit de nalatenschap van haar vader, bevestigd.

De rechtbank is van oordeel dat uit de door gedaagde overlegde stukken genoegzaam is gebleken dat het vermogen behorende tot de ontbonden wettelijke gemeenschap van goederen afkomstig is uit eigen vermogen van erflaatster en dat de vorderingen van eisers zoals hiervoor omschreven onder rechtsoverweging 4.3 en 4.4. onvoldoende zijn onderbouwd. Dit klemt te meer, daar de echtgenoot van mevrouw [eiseres sub 1], te weten de heer [X], als bewindvoerder is opgetreden over het onder bewind gestelde vermogen van erflaatster vanaf 12 februari 2003. Eiseres sub 1 heeft ten tijde van de comparitie verklaard samen met haar man de financiën van erflaatster te regelen voor zover betrekking hebbende op het onder bewind gestelde vermogen afkomstig uit de nalatenschap van de vader van erflaatster. Tot slot is er geen aangifte voor het recht van successie ingediend bij de belastingdienst hetgeen een aanwijzing is voor het feit dat de nalatenschap van erflater van beperkte omvang was. De vorderingen van eisers zullen, voor deze onderdelen dan ook worden afgewezen.

Ten aanzien van de vorderingen op de nalatenschap van erflaatster

4.7. Het kernpunt van het geschil is de vraag wie als erfgenaam heeft te gelden van (de nalatenschap van) erflaatster: eisers die zich - na wijziging van eis - beroepen op het testament of gedaagde die zich eveneens op het testament beroept.

Eisers en gedaagde zijn derhalve ieder van mening dat de bewoordingen van het testament van erflaatster duidelijk zijn. Ten tijde van de comparitie van partijen is van de zijde van eisers aangevoerd dat voor zover uitleg van het testament van erflaatster aan de orde zou zijn dat het testament nooit is herroepen. Ook is aangegeven dat gedaagde ten tijde van het opmaken van het testament niet in beeld was. Gedaagde heeft op zijn beurt volstaan met de opmerking dat het testament duidelijk is, het testament spreekt immers over echtgenoot en gedaagde was de echtgenoot van erflaatster op het moment van haar overlijden, zodat de verklaring van erfrecht rechtsgeldig is afgegeven door de notaris.

4.8. De rechtbank oordeelt hierover als volgt.

In het testament van erflaatster is onder B opgenomen het volgende:

"B. Erfstelling: Ik benoem tot mijn enige erfgenamen van mijn nalatenschap mijn echtgenoot, met toepassing van de regels van plaatsvervulling, waarbij plaatsvervulling zal gaan voor aanwas."

Het testament van erflaatster is opgemaakt ten tijde van het huwelijk van erflaatster met erflater. In het testament heeft erflaatster als enig erfgenaam benoemd van haar nalatenschap haar echtgenoot met toepassing van de regels van plaatsvervulling. Het huwelijk van erflaatster en erflater is ontbonden door het overlijden van erflater. Erflaatster heeft in haar testament uitdrukkelijk bepaald dat plaatsvervulling plaats heeft in geval van het vooroverlijden van haar echtgenoot casu quo erflater. Nu erflaatster ten tijde van haar overlijden gehuwd was met gedaagde, niet zijnde de echtgenoot ten tijde van het opmaken van het testament, is de rechtbank van oordeel dat aan uitleg van het testament wordt toegekomen. In deze zaak gaat het daarbij niet om de onduidelijkheid van de formulering als zodanig maar om de onduidelijkheid in het licht van de omstandigheden.

In artikel 4:46 van het Burgerlijk Wetboek is over de uitleg van een uiterste wilsbeschikking het volgende bepaald:

"Art.46

1. Bij de uitlegging van een uiterste wilsbeschikking dient te worden gelet op de

verhoudingen die de uiterste wil kennelijk wenst te regelen, en op de omstandigheden

waaronder de uiterste wil is gemaakt.

2. Daden of verklaringen van de erflater buiten de uiterste wil mogen slechts dan voor

uitlegging van een beschikking worden gebruikt, indien deze zonder die daden of

verklaringen geen duidelijke zin heeft.

3. Wanneer een erflater zich klaarblijkelijk in de aanduiding van een persoon of een goed

heeft vergist, wordt de beschikking naar de bedoeling van de erflater ten uitvoer gebracht,

indien deze bedoeling ondubbelzinnig met behulp van de uiterste wil of met andere

gegevens kan worden vastgesteld."

Bij de uitleg van het testament van erflaatster dient dus te worden gelet op de verhoudingen die erflaatster bij haar testament kennelijk heeft willen regelen en op de omstandigheden waaronder de uiterste wil is opgemaakt; daden of verklaringen van erflaatster buiten het testament mogen slechts dan voor uitleg van een testament worden gebruikt indien het testament zonder die daden of verklaringen geen duidelijke zin heeft.

Bij de uitleg van het testament van erflaatster acht de rechtbank de volgende omstandigheden van belang.

a. Het testament van erflaatster is opgemaakt toen erflaatster al ruim 6 jaar getrouwd was met erflater. Terecht is in dat verband aangevoerd dat het testament is opgemaakt op het moment dat gedaagde niet in beeld was. Derhalve kan erflaatster op dat moment niemand anders bedoeld hebben dan erflater.

b. De toelichting van 19 november 1999 behorende bij het testament van erflaatster, welke als productie 9 aan de akte wijziging eis is gehecht en waarin woordelijk is bepaald:

"In het testament van [erflaatster] is deze Ouderlijke Boedelverdeling niet opgenomen. U benoemt uw echtgenoot tot uw enige erfgenaam. Door de regels van plaatsvervulling van toepassing te verklaren, zullen de kinderen van [erflater] in zijn plaatstreden indien hij eerder komt te overlijden dan u."

Met eisers is de rechtbank van mening dat hieruit ondubbelzinnig voortvloeit dat erflaatster bedoeld heeft eisers plaatsvervullend tot erfgenaam te benoemen.

c. Ten tijde van de comparitie heeft gedaagde aangeven vanaf datum verkoop van de woning in Suriname in januari/februari 2008 op de hoogte te zijn geweest van het feit dat erflaatster een testament had gemaakt maar eerst bij haar overlijden kennis te hebben genomen van de inhoud van het testament, tevens heeft de gedaagde aangegeven dat erflaatster en gedaagde bij zijn aankomst in Nederland een nieuw testament zouden laten opmaken. Dit argument kan gedaagde naar het oordeel van de rechtbank niet baten, nu een enkel niet doen, een niet-herroepen volgens de parlementaire geschiedenis niet als een daad of verklaring kan worden beschouwd in de zin van artikel 4:46 lid 2 van het Burgerlijk Wetboek . Het feit dat erflaatster haar testament niet heeft herroepen mag dus niet worden gebruikt voor een uitleg dat zij bewust gedaagde bedoeld zou hebben.

De omstandigheden dat gedaagde met erflaatster getrouwd was en zij voornemens waren om een nieuw testament te laten opmaken kunnen bij de uitlegging van het testament evenmin een rol spelen. Dit zijn immers omstandigheden, wat daar overigens ook van zij, die zich eveneens na het moment van het opmaken van het testament - het bepalende moment bij de uitlegging van een testament - hebben voorgedaan.

Uit het feit dat in de comparitie van het testament is aangegeven dat erflaatster gehuwd was met erflater ten tijde van het opmaken van het testamenten in combinatie met het feit dat in het testament is bepaald dat ingeval van overlijden de regels van plaatsvervulling van toepassing zijn, moet naar het oordeel van de rechtbank volgen dat deze plaatsvervulling nog steeds van toepassing is ondanks het huwelijk van erflaatster met gedaagde daarna.

De verweren van gedaagde dat de bepalingen omtrent plaatsvervulling in het testament van erflaatster zijn komen te vervallen door het huwelijk van erflaatster met gedaagde en dat het testament duidelijk is aangezien hij de echtgenoot was ten tijde van het overlijden van erflaatster en er door de notaris een verklaring van erfrecht is afgegeven waarin woordelijk staat vermeld:

"Vererving

Volgens de Nederlandse wet, mede gelet op voormelde uiterste wilsbeschikkingen, heeft erflaatster als haar enig en algeheel erfgenaam achtergelaten: haar voornoemde echtgenoot, [gedaagde]."

zal de rechtbank gelet op het voorgaande dan ook passeren.

De conclusie is dat uit het hetgeen hiervoor is overwogen volgt dat eisers de testamentaire erfgenamen zijn van erflaatster en wel in hun hoedanigheid van afstammelingen van hun vooroverleden vader [erflater], die in gemeld testament van erflaatster tot enig erfgenaam is benoemd met toepassing van de regels van plaatsvervulling. Het in conventie, voor zover, primair gevorderde met betrekking tot de verklaring voor recht dat eisers de testamentaire erfgenamen zijn van erflaatster zal dan ook worden toegewezen. Nu een verklaring voor recht niet voor executie vatbaar is, is een uitvoerbaarverklaring bij voorraad niet mogelijk, reden waarom de rechtbank dit onderdeel van de vordering zal afwijzen.

4.9 Nu de primaire vordering slaagt, komt de rechtbank aan de beoordeling van de subsidiaire vordering niet toe. De rechtbank merkt nog op dat eisers als erfgenamen van erflaatster gerechtigd zijn tot de nalatenschap van erflaatster, welke nalatenschap van erflaatster wordt gevormd door het eigen vermogen van erflaatster verkregen via de uitsluitingsclausule uit de nalatenschap van haar vader, zoals hiervoor opgemerkt onder rechtsoverweging 4.5, en de onverdeelde helft van de ontbonden wettelijke gemeenschap van goederen waarin erflaatster met gedaagde was gehuwd. Tot slot merkt de rechtbank op dat eisers als erfgenamen van erflaatster op grond van artikel 672 Rechtsvordering en artikel 3:194 lid 1 van het Burgerlijk Wetboek eisers een verzoek tot bevel boedelverdeling bij de kantonrechter kunnen indienen.

4.10. De (voormalige) familierelatie van partijen met erflaatster vormt aanleiding om de proceskosten tussen partijen te compenseren.

De beslissing

De rechtbank:

5.1. verklaart voor recht dat eisers krachtens plaatsvervulling de testamentaire erfgenamen zijn van erflaatster;

5.2. compenseert de kosten van deze procedure tussen partijen, in die zin dat iedere partij de eigen kosten draagt;

5.3. wijst af het meer of anders gevorderde.

Dit vonnis is gewezen door mr. J.W.P.N. Hermans en in het openbaar uitgesproken door mr. J.C.E. Ackermans-Wijn op 17 november 2010.


» Juridisch advies nodig? « advertorial

Heeft u een juridisch probleem of een zaak die u wilt voorleggen aan een gespecialiseerde jurist of advocaat ?

Neemt u dan gerust contact met ons op en laat uw zaak vrijblijvend beoordelen.



naar boven      |      zoeken      |      uitgebreid zoeken

Snel uitspraken zoeken en filteren

> per rechtsgebied > op datum > op instantie

Gerelateerde advocaten

Gerelateerde advocatenkantoren

Recente vacatures

Meer vacatures | Plaats vacature