Datum uitspraak:
Datum publicatie:
Rechtsgebied:
Zaaknummer:
Soort procedure:
Zittingsplaats:
Instantie:

Inhoudsindicatie:

Huurprijzen bedrijfsruimte. Bij overeenkomst tijdens eerste huurperiode heeft huurder ermee ingestemd bij afloop daarvan een nieuwe huur- en franchiseovereenkomst te sluiten met wederom een huurprijs van 10% van de bedrijfsomzet. Dit wordt gezien als een nieuwe afspraak voor de tweede huurperiode zodat er geen ruimte is voor een nadere vaststelling ex art 7:303 BW

Uitspraak



Vonnis

RECHTBANK ARNHEM

Sector kanton

Locatie Wageningen

zaakgegevens 432350 \ CV EXPL 06-887 \ FH/292

uitspraak van 21 maart 2007

Vonnis

in de zaak van

1. de vennootschap onder firma V.O.F. [eiser]

gevestigd te Ede

2. Hendrik [eiser], al dan niet in hoedanigheid van vennoot van VOF [eiser]

wonende te Ede

eisende partijen in conventie

verwerende partijen in reconventie

gemachtigde mr. Y.A.E. Vlassenroot

tegen

de besloten vennootschap met beperkte aansprakelijkheid Bart's Retail B.V.

gevestigd te Beuningen

gedaagde partij in conventie

eisende partij in reconventie

gemachtigde D.L. Dam

Partijen worden hierna [eiser] en Bart's Retail genoemd.

1 Het verloop van de procedure

Het verloop van de procedure blijkt uit:

- de dagvaarding van 9 februari 2006

- de conclusie van antwoord in conventie, eis in reconventie met producties

- de conclusie van repliek in conventie, antwoord in reconventie met producties

- de conclusie van dupliek in conventie, repliek in reconventie

- de conclusie van dupliek in reconventie.

2 De vaststaande feiten

De kantonrechter gaat uit van de volgende vaststaande feiten.

2.1 Op 29 maart 2000 hebben Bart's Retail als verhuurder en Vof [eiser] als huurder een huurovereen-komst gesloten betreffende de winkelunit aan de Bellestein 71-73 te Ede, bestemd om te worden gebruikt als bedrijfsruimte in de zin van artikel 1624 BW ten behoeve van een bake-off winkel, dat wil zeggen het afbakken van geprefabriceerde deegstukken en de verkoop hiervan (productie 1 bij dagvaarding). De huurovereenkomst is aangegaan voor de duur van vijf jaren, ingaande 1 april 2000 en eindigend op 31 maart 2005. Blijkens artikel 2b van de huurovereenkomst wordt deze huurperiode verlengd met een periode van vijf jaren, tenzij huurder uiter-lijk dertien maanden vóór het verstrijken van de eerste periode de overeenkomst heeft opgezegd. Een dergelijke opzegging heeft niet plaatsgevonden.

2.2 Artikel 3 van de huurovereenkomst luidt, voor zover van belang, als volgt:

"Betalingsverplichting van huurder bestaat uit:

a. De huurprijs wordt berekend aan de hand van de netto omzet van de onderneming die huurder in de ge-huurde bedrijfsruimte zal gaan drijven en zal bedragen: 10% van de gehele netto omzet.

In het kader van deze bepaling wordt onder netto omzet verstaan de in geld uitgedrukte waarde van de to-tale verkoop die huurder met de door hem te drijven onderneming in de gehuurde bedrijfsruimte zal reali-seren na aftrek van BTW, zoals deze omzet zal blijken uit de jaarlijks conform de te sluiten franchise-overeenkomst op te maken winst- en verliesrekening.

b. (...)

c. Vergoedingen voor bijkomende leveringen, diensten en servicekosten, promotiebijdrage c.q. commerciële servicekosten, hieronder vallen onder meer - alles voor zover van toepassing - gebruiksvergoedingen voor het gebouw/complex, inclusief algemene terreinen en parkeerruimten, waarvan het gehuurde deel uit-maakt worden geheel aan huurder doorbelast. (…)"

Artikel 9 van de huurovereenkomst luidt, voor zover van belang, als volgt:

"(…)

f. Partijen verklaren uitdrukkelijk dat onderhavige huurovereenkomst is aangegaan in het kader van de te-vens tussen partijen gesloten franchiseovereenkomst. Onderhavige huurovereenkomst en de franchise-overeenkomst zijn derhalve onlosmakelijk met elkaar verbonden, hetgeen inhoudt dat deze huurovereen-komst zonder rechterlijke tussenkomst eindigt op het moment waarop de tussen partijen gesloten franchi-seovereenkomst om welke reden dan ook zal worden ontbonden. (…)"

2.3 Op 29 maart 2000 zijn partijen aanvullend overeengekomen dat de verschuldigde huur conform artikel 3 sub a van de huurovereenkomst voor het eerste en het tweede jaar van de exploitatie wordt vastgesteld op 8% respectievelijk 9% van de netto gerealiseerde omzet (productie 1 bij dagvaarding).

2.4 Deze bedrijfsruimte is door Bart's Retail op haar beurt ook gehuurd, zodat de huurovereenkomst tussen Bart's Retail en [eiser] in feite een onderhuurovereenkomst is.

2.5 Op 13 april 2000 hebben partijen een franchise-overeenkomst gesloten betreffende de exploitatie door [eiser] van een onderneming in bake-off producten (productie 6 bij dagvaarding). Ingevolge deze overeen-komst is [eiser] (binnen een aangewezen gebied exclusief) gerechtigd zijn onderneming te exploiteren onder de naam "Bakkerij Bart" en bijbehorende onderscheidings- en reclamemiddelen te gebruiken. Hij kan ook ge-bruik maken van door Bart's Retail ontwikkelde exploitatieconcepten en bedrijfseconomische begeleiding. In-gevolge artikel 13 van deze overeenkomst is [eiser] een vergoeding verschuldigd voor de hem toegekende rechten en prestaties. Deze vergoeding bestaat uit een eenmalig entreegeld van f 25.000 en een franchisevergoe-ding van 8% van de netto winkelomzet of 6% van de omzet waarover korting wordt verleend. Blijkens artikel 4 is de franchise-overeenkomst aangegaan voor de duur van vijf jaren, namelijk van 1 april 2000 en eindigend op 31 maart 2005. Behoudens voorafgaande opzegging, wordt de overeenkomst eenmalig verlengd met een periode van vijf jaren, mits de franchisenemer dan niet in gebreke is en de op dat tijdstip geldende franchise-overeenkomst aanvaardt voor de verlengingsperiode.

Artikel 23 luidt als volgt:

"In verband met de omstandigheid dat de franchisenemer de in artikel 3 bedoelde bedrijfsruimte (onder)huurt van franchisegever (hiervoor is een separate huurovereenkomst gesloten tussen franchisegever en franchisene-mer, welke als bijlage aan deze overeenkomst is gehecht), stellen partijen hierbij vast dat deze huurovereen-komst onlosmakelijk verbonden is met de hoedanigheid van huurder als franchisenemer van franchisegever.

Franchisegever en -nemer stellen hierbij tevens vast dat franchisegever uitsluitend bereid is de hiervoor bedoel-de bedrijfsruimte aan franchisenemer te verhuren voor zolang als deze gerechtigd is op te treden als franchise-nemer van de Bakkerij Bart franchise-organisatie, zulks gezien het belang van het behoud van deze vestigings-plaats voor het netwerk.

Ingeval van beëindiging van de franchise-overeenkomst op welke grond ook, zal daarom tevens de huurover-eenkomst per dezelfde datum een einde nemen, zonder dat daarvoor een separate opzegging is vereist. (…)"

2.6 Naast de bake-off vestiging aan de Bellestein 71-73 had [eiser] ook een bedrijfsruimte aan de Brou-werstraat 63 te Ede in huur van Bart's Retail. Dit deel van de onderneming is in juli 2004 gestaakt, in verband waarmee partijen op 15 juli 2004 een vaststellingsovereenkomst hebben gesloten, waarbij de franchise-overeenkomst en de huurovereenkomst betreffende deze vestiging tussentijds worden beëindigd (productie bij conclusie van antwoord).

Artikel 3 van deze overeenkomst luidt als volgt:

"Bart's Retail is bereid om met ingang van 1 januari 2005 in de vorm van promotionele ondersteuning aan [eiser] een bedrag van € 37.500,00 (…) te betalen in 12 kwartaaltermijnen van € 3.125,00 (…), welke betaald worden conform de aflossingstermijnen van de bank."

Artikel 8 van de vaststellingsovereenkomst luidt:

"Wat betreft de vestiging Ede Bellestein zullen partijen een allonge bij de huur- en de franchiseovereenkomst ondertekenen waaruit de instemming van Bart's Retail B.V. met de omzetting in de eenmanszaak H. [eiser] blijkt. Na expiratiedatum van de huidige huur- en franchiseovereenkomst zal [eiser] de op dat moment gel-dende franchise- en huurovereenkomst ondertekenen. Deze franchiseovereenkomst zal zijn getoetst en akkoord bevonden door de Nederlandse Mededingingsautoriteit, de Nederlandse Franchisevereniging en de franchise-raad Bakkerij Bart."

2.7 Bij beschikking van de kantonrechter te Wageningen van 22 juni 2005 is op verzoek van [eiser] d.d. 14 februari 2005 ex artikel 7:304 lid 2 BW een deskundige benoemd tot advisering omtrent de nadere huurprijs van het gehuurde per 1 april 2005 (productie 3 bij dagvaarding).

2.8 Deze deskundige, A. van de Bunt, makelaar te Ede, heeft op 29 september 2005 advies uitgebracht en de huurwaarde van het pand per 1 april 2005 vastgesteld op € 18.700,- per jaar (exclusief BTW) (productie 4 bij dagvaarding).

3 De vordering in conventie

3.1 [eiser] vordert dat de kantonrechter bij uitvoerbaar bij voorraad te verklaren vonnis:

1. op grond van artikel 7:303 lid 1a BW de door [eiser] voor de bedrijfsruimte Bellestein 71-73 te Ede be-taalde en te betalen huurprijs nader zal vaststellen overeenkomstig de huurwaarde zoals die is vastgesteld door de heer A. van de Bunt (€ 18.700,-) per jaar, een en ander met ingang van de datum van indiening van het verzoekschrift ex artikel 7:304 lid 2 BW (13 januari 2006), althans met ingang van de datum waarop de overeengekomen duur van de eerste huurovereenkomst is geëindigd, te weten met ingang van 31 maart 2005;

2. Bart's Retail zal veroordelen tot terugbetaling van de door [eiser] te veel betaalde huurpenningen voor zover de kantonrechter oordeelt dat de huurprijs vanaf enig moment dient te worden aangepast en indien vaststaat dat [eiser] vanaf die periode te veel heeft betaald;

3. Bart's Retail zal veroordelen in de proceskosten.

3.2 De kantonrechter gaat ervan uit dat de datum 13 januari 2006 in het petitum onder 1 berust op een vergis-sing en zal deze verbeterd lezen als 13 januari 2005, nu vaststaat het daar bedoelde verzoekschrift dateert van 14 januari 2005.

3.3 Bart's Retail heeft geconcludeerd tot afwijzing van de vordering, althans tot niet-ontvankelijk¬verklaring van [eiser], met diens veroordeling in de proceskosten

4 De vordering in reconventie

4.1 Bart's Retail vordert dat de kantonrechter voor recht zal verklaren dat [eiser] gehouden is de nieuwe franchise- en huurovereenkomst met de 10% omzethuur voor de periode na 31 maart 2005 te ondertekenen, met veroordeling van [eiser] in de proceskosten.

4.2 [eiser] heeft geconcludeerd tot afwijzing van de vordering, althans tot niet-ontvankelijk¬verklaring van Bart's Retail met haar - uitvoerbaar bij voorraad verklaarde - veroordeling in de proceskosten.

5 De beoordeling van het geschil in conventie en in reconventie

Omdat de vorderingen in conventie en in reconventie nauw met elkaar samenhangen, bespreekt de kantonrech-ter ze gezamenlijk.

5.1 De onderhavige huurovereenkomst is aan huurderszijde gesloten door de vennootschap onder firma V.O.F. [eiser], vertegenwoordigd door dhr. H. [eiser] en mevr[echtgenote]. De vordering is ingesteld door de V.O.F. [eiser] als eiseres onder 1 en door dhr. H. [eiser] als eiser onder 2 "al dan niet in hoedanigheid van vennoot van eiseres onder 1". Uit de hiervoor vermelde vaststellingsovereenkomst d.d. 15 juli 2004 kan worden afgeleid dat de vennootschap onder firma kennelijk is ontbonden en dat de onderneming is voortgezet als eenmansbedrijf. Hierin wordt immers de huurder c.q. franchisenemer aangeduid als dhr. H. [eiser] en niet als V.OF. [eiser], terwijl in artikel 8 melding wordt gemaakt van een te ondertekenen overeen-komst waaruit de instemming van Bart's Retail met de omzetting in een eenmanszaak blijkt. Dat de vennoot-schap ontbonden is en de contracten inmiddels op naam van [eiser] zijn gezet, volgt ook uit de - in zoverre niet bestreden - memo van [x] d.d. 21 april 2006 (productie 1 bij antwoord in conventie). De vennoot-schap zal dan ook niet-ontvankelijk worden verklaard.

5.2 Op 1 augustus 2003 is het nieuwe huurrecht (titel 4 van boek 7 BW) in werking getreden. Deze bepalin-gen hebben ingevolge de hoofdregel van artikel 68a Ow NBW onmiddellijke werking en gelden ook voor de onderhavige zaak, nu de inleidende dagvaarding is uitgebracht na de inwerkingtreding.

5.3 De onderhavige zaak heeft betrekking op de huurprijs van de door [eiser] gehuurde bedrijfsruimte aan de Bellenstein 71-73 te Ede. In de huurovereenkomst van 29 maart 2000 is de huurprijs bepaald op 10% van de netto-omzet van [eiser]s onderneming. [eiser] vindt deze overeengekomen huurprijs (die door hem wordt gesteld op circa € 37.000) niet marktconform en verwijst daartoe naar het advies van de door de kantonrechter benoemde deskundige, die de huurwaarde heeft vastgesteld op € 18.700. Hij vordert de nadere huurprijsvaststel-ling voor de verlengde huurperiode.

5.4 Bart's Retail heeft daar het volgende tegenin gebracht. Partijen zijn in artikel 8 van de vaststellingsover-eenkomst van 15 juli 2004 uitdrukkelijk overeengekomen dat [eiser] na expiratie van de toen geldende huur-overeenkomst (dat is de overeenkomst van 29 maart 2000) de dan geldende huur (-en franchise)overeenkomst zou ondertekenen, inclusief de 10% omzethuur. De kantonrechter begrijpt dat daarmee bedoeld wordt de huur (-en franchise)overeenkomst die Bart's Retail bij expiratie op 31 maart 2005 zal hanteren voor haar huurders c.q. franchisenemers. Daaruit volgt, zo heeft Bart's Retail primair aangevoerd, dat er geen sprake is van verlenging van de aanvankelijke huurovereenkomst nu [eiser] zich heeft verplicht een nieuwe huurovereenkomst te slui-ten, zodat het hier gaat om de eerste huurperiode van vijf jaar waar voor rechterlijke bemoeienis met de huur-prijs geen ruimte is (dupliek in conventie onder 2). Subsidiair betoogt zij dat er sprake is van verlenging van de aanvankelijk huurovereenkomst, en dat de beweegredenen die partijen er destijds toe hebben gebracht een huur-prijs van 10% omzethuur te hanteren, ook nu nog gelden en dat de kantonrechter daarmee rekening moet houden (dupliek in conventie onder 9 ev).

5.5 [eiser] stelt zich op het standpunt dat hij niet op grond van de vaststellingsovereenkomst gehouden is een nieuwe huurovereenkomst (met daarin opgenomen 10% omzethuur) te tekenen. Op het moment dat deze vaststellingsovereenkomst werd gesloten, stond al vast dat de bestaande huurovereenkomst zou worden ver-lengd met een periode van vijf jaren omdat de contractuele opzeggingsmogelijkheid (13 maanden voor het ver-strijken van de huurperiode) ongebruikt voorbij was gegaan. Hij diende dus uiterlijk 13 maanden vóór de expi-ratiedatum, 1 maart 2004 dus, te beslissen of hij de bestaande huurovereenkomst zou opzeggen dan wel verlen-gen. Aangezien Bart's Retail op dat moment niet een nieuw model huurovereenkomst kon overleggen voor een nieuwe huurperiode, geldt nog steeds de eerste huurovereenkomst met een verlengde huurtermijn. Artikel 8 van de vaststellingsovereenkomst is daarom volgens [eiser] "een loze bepaling". Subsidiair voert hij het volgende aan. Indien aan artikel 8 wel enige waarde moet worden toegekend, dan volgt daaruit nog niet dat [eiser] zich akkoord heeft verklaard met 10% omzethuur. Bovendien hebben partijen, c.q. heeft [eiser], nimmer beoogd artikel 7:303 lid 1 BW uit te sluiten. Mocht deze wettelijke bepaling, die van semi-dwingend recht is, wel zijn uitgesloten door de vaststellingsovereenkomst, dan beroept [eiser] zich op de vernietigbaarheid daarvan, nu artikel 8 van de vaststellingsovereenkomst geen rechterlijke goedkeuring heeft verkregen.

De kantonrechter oordeelt als volgt.

5.6 Ingevolge artikel 7:303 BW kan de rechter de huurprijs, zo deze niet overeenstemt met die van vergelijk-bare bedrijfsruimte ter plaatse, nader vaststellen na afloop van de overeengekomen duur indien de overeenkomst voor bepaalde tijd geldt. In beginsel kan [eiser] dan ook een nadere prijsvaststelling vorderen voor de periode na ommekomst van de contractuele termijn op 31 maart 2005. De wettelijke regeling van de huur en verhuur van bedrijfsruimte gaat ervan uit dat het in beginsel aan partijen zelf is om de nadere huurprijs vast te stellen indien de huurperiode wordt verlengd. Wanneer partijen bij het sluiten van de huurovereenkomst reeds afspra-ken hebben gemaakt voor de huurprijs na ommekomst van de - eerste - contractuele termijn, derhalve voor de verlengde huurperiode, sluit een dergelijke afspraak de tussenkomst van de rechter niet uit indien één van partij-en zich met die indertijd overeengekomen huurprijs niet kan verenigen. Wanneer echter partijen tijdens de loop-tijd van de contractuele huurperiode een nadere huurprijs zijn overeengekomen voor de periode daarna, de ver-lengde huurperiode, is voor rechterlijk ingrijpen in deze tussen partijen overeengekomen huurprijs geen plaats, zo heeft de Hoge Raad geoordeeld op de voet van artikel 7A:1632a BW (HR 27 september 1993, NJ 1994, 212; HR 23 februari 1996, NJ 1996, 432). Voorts is geoordeeld dat voor rechterlijke tussenkomst ter zake van de nadere vaststelling van de huurprijs eerst plaats is wanneer na de vaststelling van de huurrpijs door partijen zelf, een zekere tijdsduur (in de regel: vijf jaren) is verstreken (HR 27 september 1996, NJ 1997, 81).

In het nieuwe huurrecht is de regeling voor verlenging en nadere huurprijsvaststelling goeddeels op dezelfde leest geschoeid en uit de parlementaire geschiedenis blijkt niet dat de wetgever met het bestaande systeem heeft willen breken.

5.7 Allereerst wordt het verweer van [eiser] (conclusie van dupliek in reconventie onder 9-10) verworpen dat Bart's Retail in de onderhavige procedure geen beroep zou kunnen doen op (artikel 8 van) de vaststellings-overeenkomst omdat zij een dergelijk beroep niet heeft gedaan in de verzoekschriftprocedure tot benoeming van een deskundige (zie hiervoor onder …). Die verzoekschriftprocedure heeft niet tot inzet de vaststelling van de rechtsverhouding tussen partijen, maar strekt slechts tot het benoemen van een deskundige, een in artikel 7:304 BW voorziene ordemaatregel, die vooruitloopt op de eigenlijke procedure tot nadere vaststelling van de huur-prijs. Niet valt in te zien waarom Bart's Retail het recht zou hebben verwerkt zich op de vaststellingsovereen-komst te beroepen, enkel en alleen omdat zij dat in de verzoekschriftprocedure niet reeds heeft gedaan.

5.8 De primaire stelling van Bart's Retail dat er geen sprake is van verlenging van de huurovereenkomst om-dat [eiser] zich heeft verbonden tot het sluiten van een nieuwe huurovereenkomst wordt verworpen. Vast staat dat geen van partijen de huurovereenkomst heeft opgezegd conform de contractruele c.q. wettelijke bepa-lingen. Daaruit volgt dat de huurovereenkomst op 1 april 2005 van rechtswege is verlengd met vijf jaren. Bart's Retail heeft zulks uitdrukkelijk erkend in haar conclusie van antwoord onder 2 in conventie en daarop kan zij in de conclusie van dupliek niet terugkomen, in ieder geval niet zonder enige toelichting, die echter ontbreekt. Bovendien kan de enkele toezegging om een nieuwe overeenkomst te sluiten nog niet zonder meer worden ge-zien als een instemming met het beëindigen van de bestaande huurovereenkomst wanneer die toezegging niet wordt gevolgd door een daadwerkelijke uitvoering daarvan. Dat geldt eens te meer nu moet worden aangeno-men dat op 15 juli 2004 nog niet het definitieve nieuwe model van de huur- en franchise-overeenkomsten be-schikbaar was. [eiser] heeft onweersproken gesteld dat zulks in ieder geval op 1 maart 2004 (het laatste mo-ment waarop opzegging van de lopende huurovereenkomst mogelijk was) het geval was en geen van partijen heeft gesteld dat enige maanden later, op 15 juli 2004 het nieuwe model wel beschikbaar was, laat staan bekend was aan [eiser]. Uit de brief van [eiser] van 4 november 2004 (productie 1 bij dagvaarding) lijkt veeleer te volgen dat de nieuwe contracten hem eerst toen zijn toegezonden. Van [eiser] kan niet worden verlangd op voorhand in te stemmen met een contract waarvan hij de bedingen niet kent (waarbij niet zonder belang is dat de - eerste - huurovereenkomst 10 pagina's omvat en de franchise-overeenkomst maar liefst 37 pagina's, de toepas-selijke algemene voorwaarden nog niet eens meegerekend). De vordering in reconventie zal daarom worden afgewezen. Bart's Retail zal de kosten daarvan moeten dragen.

5.9 Dat betekent echter nog niet dat de conventionele vordering toewijsbaar is. Ten tijde van het sluiten van de vaststellingsovereenkomst op 15 juli 2004 was [eiser] wel bekend met het systeem dat Bart's Retail han-teerde bij de vaststelling van de huurprijzen, meer in het bijzonder de 'solidariteitsconstructie' waarbij huurders op een B-locatie relatief méér huur betalen om de vestiging van huurders op een A-locatie betaalbaar te maken. [eiser] was in ieder geval in 2002 lid (zelfs voorzitter) van de franchiseraad van Bart's Retail en onweerspro-ken is dat binnen deze franchiseraad de wijze waarop de huurprijs voor de huurders/franchisenemers werd vast-gesteld onderwerp van discussie was (zie bijvoorbeeld de notulen van de vergadering van het franchisebestuur van 23 september 2002, productie 1 bij antwoord in conventie). Een en ander is ook erkend door [eiser] in de conclusie van repliek in conventie onder 21. Tevens heeft hij daar erkend in 2002 ervan op de hoogte te zijn gekomen dat de overeengekomen 10% omzethuur feitelijk betekent een huurprijs die twee maal hoger is dan de marktconforme huurprijs.

5.10 Uit het voorgaande vloeit voort dat [eiser] door de ondertekening van de vaststellingsovereenkomst op 15 juli 2004 heeft ingestemd met een afspraak over - in ieder geval - de huurprijs voor de verlengde huurperio-de vanaf 1 april 2005. Hij wist toen immers dat die huurovereenkomst zou worden verlengd en hij was op de hoogte van het door Bart's Retail gehanteerde huurrpijssysteem dat toen uitging van 10 % omzethuur. Niet ge-steld of gebleken is dat van de zijde van Bart's Retail mededelingen zijn gedaan waaruit [eiser] redelijkerwijs mocht afleiden dat Bart's Retail voor de verlengde huurperiode aanzienlijk lagere percentages of zelfs een ge-heel ander systeem van huurprijsberekening zou hanteren. De bedoeling van partijen was onmiskenbaar dat, in ieder geval ten aanzien van de huurprijs, alles bij het oude zou blijven.

5.11 Nu partijen enige maanden vóór expiratie van de eerste huurperiode nadere afspraken hebben gemaakt voor de huurprijs voor de verlengde huurperiode, staat het [eiser], gezien de in rov. 5.6 vermelde rechtspraak van de Hoge Raad, niet vrij zich tot de kantonrechter te wenden met de vordering tot nadere vaststelling van de huurprijs voor deze periode.

5.12 De vordering in conventie wordt daarom eveneens afgewezen. [eiser] wordt veroordeeld in de kosten daarvan.

De beslissing

De kantonrechter

in conventie

verklaart de vennootschap onder firma [eiser] niet-ontvankelijk;

wijst de vordering van [eiser] af;

veroordeelt [eiser] in de kosten, tot aan deze uitspraak aan de zijde van Bart's Retail begroot op € 800,- voor salaris van de gemachtigde;

in reconventie

wijst de vordering af;

veroordeelt [eiser] in de kosten, tot aan deze uitspraak aan de zijde van Bart's Retail begroot op € 800,- voor salaris van de gemachtigde;

verklaart deze kostenveroordeling uitvoerbaar bij voorraad.

Dit vonnis is gewezen door de kantonrechter mr. F.J.H. Hovens en in het openbaar uitgespro-ken op 21 maart 2007


» Juridisch advies nodig? « advertorial

Heeft u een juridisch probleem of een zaak die u wilt voorleggen aan een gespecialiseerde jurist of advocaat ?

Neemt u dan gerust contact met ons op en laat uw zaak vrijblijvend beoordelen.



naar boven      |      zoeken      |      uitgebreid zoeken

Snel uitspraken zoeken en filteren

> per rechtsgebied > op datum > op instantie

Gerelateerde advocaten

Gerelateerde advocatenkantoren

Recente vacatures

Meer vacatures | Plaats vacature