Uitspraak
vonnis
RECHTBANK AMSTERDAM
Afdeling Publiekrecht
Teams Strafrecht
Parketnummer: 13/252997-24
Datum uitspraak: 15 november 2024
Vonnis van de rechtbank Amsterdam, meervoudige kamer voor de behandeling van strafzaken, in de zaak tegen:
[verdachte] ,
geboren op [geboortedag] 1970, geboorteplaats onbekend,
zonder vaste woon- of verblijfplaats in Nederland.
1 Het onderzoek ter terechtzitting
Dit vonnis is gewezen naar aanleiding van het onderzoek op de terechtzitting van 15 november 2024. Verdachte was hierbij niet aanwezig.
De rechtbank heeft kennisgenomen van de vordering van de officier van justitie, mr. K. van der Willigen, en van wat de gemachtigd raadsvrouw van verdachte, mr. L.A.C. ter Steeg, naar voren heeft gebracht.
Daarnaast heeft de rechtbank ter terechtzitting mevrouw [persoon 1] (reclasseringswerker) als deskundige gehoord.
2 Tenlastelegging
Aan verdachte is ten laste gelegd dat
hij op één of meer tijdstip(pen) gelegen op of omstreeks 5 augustus 2024 te Amsterdam, in elk geval in Nederland, - vleeswaren en/of - spareribbs en/of - wasverzachter en/of - (vruchten)sap en/of - een (boodschappen)tas, in elk geval (telkens) enig goed, dat/die (telkens) geheel of ten dele aan het winkelbedrijf Albert Heijn (gevestigd aan de [vestiging] ), in elk geval aan een ander toebehoorde(n), heeft weggenomen met het oogmerk om het zich wederrechtelijk toe te eigenen;
Voor zover in de tenlastelegging taal- en/of schrijffouten voorkomen, zijn deze verbeterd. Verdachte is hierdoor niet in de verdediging geschaad.
3 Voorvragen
De dagvaarding is geldig, deze rechtbank is bevoegd tot kennisneming van het ten laste gelegde feit en de officier van justitie is ontvankelijk. Er zijn geen redenen voor schorsing van de vervolging.
4 Waardering van het bewijs
4.1
Het standpunt van het openbaar ministerie
De officier van justitie heeft zich op het standpunt gesteld dat de ten laste gelegde diefstal kan worden bewezen, met uitzondering van de spareribs.
4.2
Het standpunt van de verdediging
De raadsvrouw heeft zich gerefereerd aan het oordeel van de rechtbank met betrekking tot de bewezenverklaring.
4.3
Het oordeel van de rechtbank
De rechtbank acht op grond van de bewijsmiddelen, waaronder de bekennende verklaring van verdachte bij de rechter-commissaris, bewezen dat verdachte zich op 5 augustus 2024 in Amsterdam heeft schuldig gemaakt aan diefstal. Verdachte zal partieel worden vrijgesproken van de ten laste gelegde diefstal van vleeswaren, omdat uit het dossier niet blijkt dat verdachte dit goed heeft weggenomen.
5 Bewezenverklaring
De rechtbank acht op grond van de in de bijlage vervatte bewijsmiddelen bewezen dat verdachte
op tijdstippen gelegen op 5 augustus 2024 te Amsterdam, - spareribs en - wasverzachter en - vruchtensap en - een boodschappentas, die aan het winkelbedrijf Albert Heijn (gevestigd aan de [vestiging] ), toebehoorden heeft weggenomen met het oogmerk om het zich wederrechtelijk toe te eigenen.
6 De strafbaarheid van het feit
Het bewezen geachte feit is volgens de wet strafbaar. Het bestaan van een rechtvaardigingsgrond is niet aannemelijk geworden.
7 De strafbaarheid van verdachte
Er is geen omstandigheid aannemelijk geworden die de strafbaarheid van verdachte uitsluit. Verdachte is dan ook strafbaar.
8 Motivering van de straf
8.1
Het standpunt van het openbaar ministerie
De officier van justitie heeft gevorderd dat verdachte ter zake van het door haar bewezen geachte feit zal worden veroordeeld tot een gevangenisstraf van 91 dagen met aftrek van het voorarrest.
8.2
Het standpunt van de verdediging
De raadsvrouw heeft verzocht om een gevangenisstraf op te leggen gelijk aan de duur van het voorarrest.
8.3
Het oordeel van de rechtbank
De hierna te noemen strafoplegging is in overeenstemming met de ernst van het bewezen geachte, de omstandigheden waaronder dit is begaan en de persoon van verdachte, zoals van een en ander ter terechtzitting is gebleken.
De rechtbank heeft bij de keuze tot het opleggen van een vrijheidsbenemende straf en bij de vaststelling van de duur daarvan in het bijzonder het volgende laten meewegen.
Ernst van het feit
Verdachte heeft zich schuldig gemaakt aan twee winkeldiefstallen, kort na elkaar gepleegd bij dezelfde supermarkt. Winkeldiefstal is een hinderlijk en veel voorkomend strafbaar feit dat schade en overlast bij de gedupeerde bedrijven veroorzaakt. Daarnaast heeft verdachte met zijn handelen geen respect getoond voor andermans eigendommen.
Persoon van verdachte
De rechtbank heeft rekening gehouden met het strafblad van verdachte van 5 november 2024, waaruit blijkt dat verdachte eerder veelvuldig is veroordeeld voor (winkel)diefstallen.
Daarnaast heeft de rechtbank kennisgenomen van het reclasseringsadvies van Tactus Reclassering van 29 oktober 2024 dat is opgemaakt door [persoon 2] . Uit dit advies blijkt – zakelijk weergegeven – onder meer dat verdachte inmiddels voldoet aan de harde criteria die gelden voor oplegging van de ISD-maatregel. Er is sprake van veel instabiele factoren in zijn leven. Door zijn middelenproblematiek is hij zijn huisvesting, werk en daarmee zijn inkomen kwijtgeraakt. Van de Immigratie- en Naturalisatiedienst (IND) heeft de reclassering vernomen dat verdachte per 5 augustus 2024 geen verblijfsrecht meer heeft in Nederland en daardoor ook geen aanspraak kan maken op sociale rechten. De hoogste risicofactor is het middelengebruik van verdachte. Verdachte heeft aangegeven dat hij voornemens is om zijn abstinentie voort te zetten als hij uit detentie komt. Ook hoopt hij zelfstandig te mogen terugkeren naar Portugal. Het ingeschatte hoge recidiverisico, de maatschappelijke overlast die hij teweeg brengt en de instabiele criminogene factoren wijzen op de noodzakelijkheid en wenselijkheid van een ISD-traject. De reclassering adviseert daarom bij een veroordeling om de onvoorwaardelijke ISD-VRIS-maatregel op te leggen. Binnen een ISD-VRIS-maatregel wordt ingezet op repatriëring met de nodige zorg en opvang in het land van herkomst.
Ter terechtzitting heeft deskundige [persoon 1] het advies nader toegelicht. Zij heeft aangegeven dat de reclassering geen meerwaarde ziet in een ISD-VRIS-maatregel als verdachte inmiddels is teruggekeerd naar Portugal.
Strafoplegging
Verdachte heeft meermalen aangegeven dat hij vrijwillig wil terugkeren naar Portugal om daar af te kicken in een kliniek. Inmiddels is verdachte met dat doel naar Portugal teruggereisd. Gelet op het voorgaande oordeelt de rechtbank het niet noodzakelijk dat verdachte langer zal vastzitten dan de tijd die hij al in voorarrest heeft doorgebracht. De rechtbank legt daarom aan verdachte op een gevangenisstraf voor de duur van drie maanden met aftrek van het voorarrest.
9 Toepasselijke wettelijke voorschriften
De op te leggen straf is gegrond op de artikelen 57, 63 en 310 van het Wetboek van Strafrecht.
10 Beslissing
De rechtbank komt op grond van het voorgaande tot de volgende beslissing.
Verklaart bewezen dat verdachte het ten laste gelegde heeft begaan zoals hiervoor in rubriek 5 is vermeld.
Verklaart niet bewezen hetgeen aan verdachte meer of anders is ten laste gelegd dan hiervoor is bewezen verklaard en spreekt verdachte daarvan vrij.
Het bewezen verklaarde levert op:
diefstal, meermalen gepleegd
Verklaart het bewezene strafbaar.
Verklaart verdachte, [verdachte], daarvoor strafbaar.
Veroordeelt verdachte tot een gevangenisstraf van 3 (drie) maanden.
Beveelt dat de tijd die door veroordeelde voor de tenuitvoerlegging van deze uitspraak in verzekering en in voorlopige hechtenis is doorgebracht, bij de tenuitvoerlegging van die straf in mindering gebracht zal worden.
Heft op het geschorste bevel tot voorlopige hechtenis.
Dit vonnis is gewezen door
mr. G. Oldekamp, voorzitter,
mrs. E. van den Brink en R.S.T. Gaarthuis, rechters,
in tegenwoordigheid van mr. R.L.M. Meulman, griffier,
en uitgesproken op de openbare terechtzitting van deze rechtbank van 15 november 2024.
Mr. Gaarthuis is buiten staat dit vonnis mede te ondertekenen.
[...]
[...]
[...]
[...]