Datum uitspraak:
Datum publicatie:
Rechtsgebied:
Zaaknummer:
Soort procedure:
Zittingsplaats:
Instantie:

Inhoudsindicatie:

beroep niet tijdig, Woo, gegrond.

Uitspraak



RECHTBANK AMSTERDAM

Bestuursrecht

Zaaknummer: AMS 23/6392

uitspraak van de enkelvoudige kamer in de zaak tussen

Vereniging Milieudefensie, te Amsterdam,

Stichting Onderzoek Multinationale Ondernemingen, te Amsterdam,

Stichting Both ENDS, te Utrecht,

Friends of the Earth Europe, te Brussel,

eiseressen,

(gemachtigde: mr. E.C.M. ten Vergert),

en

de minister van Financiën, verweerder,

( [gemachtigde verweerder] ).

Inleiding

1. In deze uitspraak beoordeelt de rechtbank het beroep dat eiseressen hebben ingesteld, omdat verweerder volgens hen niet op tijd heeft beslist op hun verzoek om informatie op grond van de Wet open overheid (Woo). Verweerder heeft laten weten geen verweer te voeren en zich te refereren aan de uitspraak van de rechtbank.

1.1.

Omdat het beroep kennelijk gegrond is doet de rechtbank uitspraak zonder zitting. Artikel 8:54 van de Algemene wet bestuursrecht (Awb) maakt dat mogelijk .

Beoordeling door de rechtbank

2. Tegen het niet tijdig nemen van een besluit kan beroep worden ingesteld. Het beroepschrift kan worden ingediend als het bestuursorgaan niet tijdig een besluit heeft genomen en twee weken zijn verstreken nadat een schriftelijke ingebrekestelling door het bestuursorgaan is ontvangen.

Is het beroep ontvankelijk en gegrond?

3. Eiseressen hebben op 5 september 2023 een verzoek ingediend om openbaarmaking van informatie betreffende het [project] . Eiseressen stellen in beroep dat de beslistermijn overschreden is. Dit heeft verweerder niet betwist. De rechtbank is van oordeel dat de beslistermijn inderdaad overschreden is. Eiseressen hebben verweerder op 23 oktober 2023 in gebreke gesteld en sindsdien zijn twee weken voorbij gegaan. Dit betekent dat het beroep ontvankelijk en gegrond is.

Welke beslistermijn moet aan verweerder worden opgelegd?

4. Omdat verweerder nog geen besluit heeft genomen, bepaalt de rechtbank dat verweerder dit alsnog moet doen. Op grond van artikel 8:55d, eerste lid, van de Awb moet verweerder dit doen binnen twee weken na het verzenden van deze uitspraak. Indien er sprake is van bijzondere omstandigheden kan de rechtbank een beslistermijn opleggen die langer is dan twee weken. Dat verweerder op dit moment een zeer groot aantal Woo-verzoeken in behandeling heeft, wat tot vertraging leidt, wordt niet aangemerkt als een bijzondere omstandigheid die tot een langere beslistermijn noopt. De rechtbank oordeelt daarom dat verweerder uiterlijk binnen twee weken na verzending van deze uitspraak een besluit moet nemen op het verzoek van eiseressen.

Welke dwangsom wordt aan verweerder opgelegd?

5. De rechtbank bepaalt dat verweerder een dwangsom van € 100,- moet betalen voor elke dag waarmee de beslistermijn nu nog wordt overschreden door verweerder. Daarbij geldt wel een maximum van € 15.000,-.

Conclusie en gevolgen

6. Het beroep is kennelijk gegrond. Dat betekent dat eiseressen gelijk krijgen, verweerder de onder 4 genoemde termijn krijgt om alsnog een besluit te nemen en aan verweerder de onder 5 genoemde dwangsom wordt opgelegd.

6.1.

Omdat het beroep gegrond is moet verweerder het griffierecht aan eiseressen vergoeden.

6.2.

De rechtbank veroordeelt verweerder in de door eiseressen gemaakte proceskosten. Deze kosten stelt de rechtbank op grond van het Besluit proceskosten bestuursrecht voor de door een derde beroepsmatig verleende rechtsbijstand vast op

€ 437,50 (1 punt voor het indienen van het beroepsschrift met een waarde per punt van

€ 875,- en een wegingsfactor 0,5). De rechtbank is van oordeel dat deze zaak van licht gewicht is, omdat de zaak alleen gaat over de vraag of de beslistermijn is overschreden.

Beslissing

De rechtbank:

verklaart het beroep gegrond;

draagt verweerder op binnen twee weken na de dag van verzending van deze uitspraak alsnog een besluit bekend te maken;

bepaalt dat verweerder aan eiser een dwangsom van € 100,- moet betalen voor elke dag waarmee hij de hiervoor genoemde termijn overschrijdt, met een maximum van € 15.000,-;

bepaalt dat verweerder het griffierecht van € 365,- aan eiseressen moet vergoeden,

veroordeelt verweerder in de proceskosten van eisers tot een bedrag van € 437,50.

Deze uitspraak is gedaan door mr. L. Dolfing, rechter, in aanwezigheid van

E.P.W. Kwakman, griffier. De uitspraak is uitgesproken in het openbaar op 17 januari 2024.

griffier

rechter

Een afschrift van deze uitspraak is verzonden aan partijen op:

Informatie over verzet

Als partijen het niet eens zijn met deze uitspraak, kunnen zij een verzetschrift sturen naar de rechtbank waarin zij uitleggen waarom zij het niet eens zijn met deze uitspraak. Het verzetschrift moet worden ingediend binnen zes weken na de dag waarop deze uitspraak is verzonden. Als partijen graag een zitting willen om het verzetschrift toe te lichten, moeten zij dit in het verzetschrift vermelden.

Op grond van artikel 6:2, aanhef en onder b, in samenhang met artikel 7:1, eerste lid, aanhef en onder f, van de Awb .

Artikel 6:12, tweede lid, van de Awb .


» Juridisch advies nodig? « advertorial

Heeft u een juridisch probleem of een zaak die u wilt voorleggen aan een gespecialiseerde jurist of advocaat ?

Neemt u dan gerust contact met ons op en laat uw zaak vrijblijvend beoordelen.



naar boven      |      zoeken      |      uitgebreid zoeken

Snel uitspraken zoeken en filteren

> per rechtsgebied > op datum > op instantie

Recente vacatures

Meer vacatures | Plaats vacature