Uitspraak
vonnis
RECHTBANK AMSTERDAM
Afdeling Publiekrecht
Teams Strafrecht
Parketnummers: 71/167057-22 (A) & 71/203763-23 (B)
Datum uitspraak: 12 juni 2024
Vonnis van de rechtbank Amsterdam, meervoudige kamer, voor de behandeling van strafzaken, in de zaak tegen:
[verdachte K.M.] ,
geboren op [geboortedag 1] 1995 te [geboorteplaats] ,
thans gedetineerd in de [detentieadres] .
Inhoudsopgave
1. Algemene inleiding
1.1 De loop van het onderzoek
1.2 Het dossier waar de rechtbank bij haar beoordeling van is uitgegaan
1.3 Het onderzoek ter terechtzitting
2. Tenlastelegging
3. Voorvragen
3.1 De ontvankelijkheid van het Openbaar Ministerie 3.1.1 Anonimisering; schending van artikel 6 van het Europees Verdrag voor de Rechten van de Mens ?
3.1.1.1 Standpunt van de verdediging
3.1.1.2 Standpunt van het Openbaar Ministerie
3.1.1.3 Oordeel van de rechtbank
3.1.2 Onthouden van stukken
3.1.2.1 Standpunt van de verdediging
3.1.2.2 Standpunt van het Openbaar Ministerie
3.1.2.3 Oordeel van de rechtbank
3.1.3 Vormverzuim in het voorbereidend onderzoek
3.2 Geldigheid van de dagvaarding
3.3 De overige voorvragen
4. Bewijs
4.1 Standpunt van het Openbaar Ministerie
4.2 Standpunt van de verdediging
4.3 Het oordeel van de rechtbank
4.3.1 Identificatie van verdachten als gebruikers van telefoons en telefoonnummers
4.3.2 Feiten en omstandigheden
4.3.2.1 Vaststelling van de feiten en omstandigheden
4.3.2.2 De betrouwbaarheid van de verklaringen van getuige 5089
4.3.3 Beoordeling van de tenlastegelegde feiten
Zaak A – de moord op Peter R. de Vries
Zaak B, feit 1 – het voorhanden hebben van wapens en munitie
Zaak B, feit 2 – deelname aan een criminele organisatie
4.3.4 Terroristisch oogmerk
5. Bewezenverklaring
6. Strafbaarheid van de feiten
7. Strafbaarheid van de verdachte
7.1 Standpunt van de verdediging
7.2 Standpunt van het Openbaar Ministerie
7.3 Oordeel van de rechtbank
8. Motivering van de straf
8.1 Standpunt van het Openbaar Ministerie
8.2 Standpunt van de verdediging
8.3 Oordeel van de rechtbank
9. De vordering van benadeelde partij
9.1 Oordeel van de rechtbank
9.1.1 Affectieschade
9.1.2 Schokschade
9.1.3 Materiële schade
9.2 Conclusie
10. Beslag
11. Toepasselijke wettelijke voorschriften
12. Beslissing
Bijlage 1 – Lijst van processen-verbaal
Bijlage 2 – Tenlastelegging
Bijlage 3 – Bewijsmiddelen met betrekking tot de identificatie van verdachten als gebruikers van telefoons en telefoonnummers
Bijlage 4 – Bewijsmiddelen met betrekking tot de feiten
1 Algemene inleiding
1.1
De loop van het onderzoek
13Iraklia
Op 6 juli 2021 omstreeks half 8 in de avond wordt de misdaadjournalist Peter R. de Vries in de Lange Leidsedwarsstraat in Amsterdam neergeschoten. Door de politie eenheid Amsterdam is een onderzoek ingesteld met de naam 13Iraklia (hierna: Iraklia). Dit onderzoek richt zich op de uitvoerders van de – op dat moment nog – poging tot moord op Peter R. de Vries. Ongeveer 45 minuten na het neerschieten van Peter R. de Vries worden twee verdachten aangehouden, te weten [medeverdachte D.G.] en [medeverdachte K.E.] . Op 15 juli 2021 overlijdt Peter R. de Vries. [medeverdachte D.G.] en [medeverdachte K.E.] worden sindsdien verdacht van de moord op Peter R. de Vries.
De strafzaken van [medeverdachte D.G.] en [medeverdachte K.E.] zijn aangevangen bij de rechtbank Amsterdam op 18 oktober 2021. Na een aantal voorbereidende zittingen heeft de inhoudelijke behandeling plaatsgevonden op de terechtzittingen van 7 en 15 juni 2022. Op 30 juni 2022 heeft de rechtbank het onderzoek gesloten en heeft de rechtbank bepaald dat op 14 juli 2022 vonnis zal worden gewezen.
Na de sluiting van het onderzoek heeft het Openbaar Ministerie op 5 juli 2022 een aantal nieuwe stukken aan de rechtbank gestuurd. Uit de begeleidende e-mail heeft de rechtbank afgeleid dat het onderzoek niet volledig is geweest. De rechtbank heeft zich genoodzaakt gezien het onderzoek te heropenen om de eventuele voeging van de nieuwe stukken in het dossier, en de mogelijke gevolgen daarvan, te bespreken met de verdediging en het Openbaar Ministerie. Op 11 juli 2022 heeft de rechtbank tussenvonnissen gewezen, waarin is beslist dat het onderzoek ter terechtzitting in Iraklia wordt heropend naar aanleiding van die nieuwe stukken.
Op de eerstvolgende pro forma zitting van 25 augustus 2022 is de samenstelling van de rechtbank gewijzigd. Na voorafgaand informeel overleg tussen de rechtbank, de verdediging en het Openbaar Ministerie is besloten dat de rechtbank op de volgende zitting, 3 november 2022, een beslissing zal nemen over het al dan niet opnieuw aanvangen van het onderzoek in de strafzaken van [medeverdachte D.G.] en [medeverdachte K.E.] .
De rechtbank heeft vervolgens op de regiezitting van 3 november 2022 beslist dat in de zaken van [medeverdachte K.E.] en [medeverdachte D.G.] het op 25 augustus 2022 geschorste onderzoek opnieuw wordt aangevangen, aangezien geen sprake is van instemming van de verdediging en het Openbaar Ministerie met hervatting in gewijzigde samenstelling.
26Hendon
Op 9 juli 2021 is onder leiding van de officier van justitie van het Landelijk Parket onderzoek 26Hendon (hierna: Hendon) gestart. Dit onderzoek richt zich op het opsporen en aanhouden van de vermoedelijke opdrachtgever(s), medepleger(s) dan wel medeplichtigen van de (poging tot) moord op Peter R. de Vries. In het onderzoek Hendon zijn [verdachte K.M.] , [medeverdachte E.O.] en [medeverdachte G.M.] op 4 juli 2022 aangehouden.
Op 13 oktober 2022 heeft bij de rechtbank Amsterdam de eerste pro forma zitting in het onderzoek Hendon plaatsgevonden. Op die zitting is het onderzoek Hendon door een andere combinatie behandeld dan de combinatie die het onderzoek Iraklia behandelde. De verdediging van [verdachte K.M.] en [medeverdachte G.M.] hebben de rechtbank verzocht om te beslissen dat de onderzoeken Hendon en Iraklia gelijktijdig worden behandeld door dezelfde zittingscombinatie. De rechtbank heeft op dat moment nog geen beslissing genomen op dat verzoek, omdat zij zich hier nader over wilde beraden.
Na de pro forma zitting van 13 oktober 2022 heeft het Openbaar Ministerie het dossier Iraklia toegevoegd aan het dossier Hendon. De rechtbank heeft geconstateerd dat de verdenkingen tegen de verdachten in zowel het onderzoek Iraklia als in het onderzoek Hendon betrekking hebben op betrokkenheid bij de dood van De Vries. Verder heeft de rechtbank geconstateerd dat de verdenkingen tegen de verdachten, die in het onderzoek Hendon waren aangehouden, niet wezenlijk anders waren dan de verdenkingen tegen de verdachten in het onderzoek Iraklia, terwijl dat laatste onderzoek was heropend. Op 1 november 2023 heeft de rechtbank daarom beslist dat een gezamenlijke berechting van de verdachten in de onderzoeken Hendon en Iraklia, door dezelfde combinatie van zittingsrechters, in het belang van een goede rechtsbedeling is en heeft de zaken van [verdachte K.M.] , [medeverdachte E.O.] en [medeverdachte G.M.] verwezen naar de zittingscombinatie van Iraklia.
Iraklia/Hendon
Op 6 januari 2023 heeft de eerste gezamenlijke zitting in de strafzaken tegen de verdachten in de onderzoeken Iraklia/Hendon plaatsgevonden. De rechtbank heeft in de zaken van [verdachte K.M.] , [medeverdachte E.O.] en [medeverdachte G.M.] bevolen dat het ter terechtzitting van 13 oktober 2022 geschorste onderzoek opnieuw wordt aangevangen, omdat de rechtbank in een andere samenstelling zitting hield, namelijk de zittingscombinatie van Iraklia. Op deze zitting is ook de strafzaak van [medeverdachte K.W.] aangevangen.
De rechtbank heeft voorts beslist dat voor alle verdachten hetzelfde dossier geldt en dat alle tot op dat moment opgemaakte processen-verbaal van de terechtzittingen, zowel in Iraklia als Hendon, over en weer worden gevoegd in de zaken van alle verdachten.
Voorts hebben er in onderzoek Iraklia/Hendon diverse voorbereidende zittingen plaatsgevonden. De strafzaak van [medeverdachte L.S.] is aangevangen op de zitting van 24 maart 2023. De strafzaken van [medeverdachte C.W.] en [medeverdachte D.K.] zijn op de zitting van 13 juni 2023 aangevangen. Ook in de strafzaken van [medeverdachte C.W.] , [medeverdachte D.K.] en [medeverdachte L.S.] heeft de rechtbank beslist dat voor alle verdachten hetzelfde dossier geldt en dat alle tot op dat moment opgemaakte processen-verbaal van de terechtzittingen, zowel in Iraklia als Hendon, over en weer worden gevoegd in hun zaken.
1.2
Het dossier waar de rechtbank bij haar beoordeling van is uitgegaan
Het strafdossier van iedere verdachte bevat het samengevoegde dossier Iraklia/Hendon.
Voorts zijn in het strafdossier van iedere verdachte tevens gevoegd alle door rechtbank opgemaakte processen-verbaal in de onderzoeken Iraklia en Hendon. Een lijst van die processen-verbaal is als bijlage 1 aan dit vonnis gehecht.
1.3
Het onderzoek ter terechtzitting
In de onderzoeken Iraklia/Hendon zijn negen verdachten aangehouden, die in beeld zijn gekomen bij het onderzoek met betrekking tot het neerschieten van Peter R. de Vries en de gebeurtenissen daaromtrent. Volgens het Openbaar Ministerie zouden onderstaande verdachten de volgende rollen hebben vervuld:
[medeverdachte D.G.] wordt ervan verdacht de schutter te zijn geweest.
[medeverdachte K.E.] wordt ervan verdacht voorverkenningen te hebben uitgevoerd en de chauffeur van de vluchtauto te zijn geweest.
[verdachte K.M.] wordt ervan verdacht de uitvoerders van het neerschieten van Peter R. de Vries te hebben aangestuurd.
[medeverdachte G.M.] wordt ervan verdacht de spotter en filmer van het slachtoffer te zijn geweest.
[medeverdachte E.O.] wordt ervan verdacht de spotter en filmer van het slachtoffer te zijn geweest.
[medeverdachte C.W.] wordt ervan verdacht samen met [medeverdachte E.O.] en [medeverdachte G.M.] een rol te hebben zullen spelen, die evenwel vanwege zijn detentie niet door kon gaan.
[medeverdachte K.W.] wordt ervan verdacht zich te hebben teruggetrokken als beoogd schutter en nadien wapens en een PGP-telefoon aan de uitvoerders te hebben geleverd.
[medeverdachte L.S.] wordt ervan verdacht voorverkenningen te hebben uitgevoerd en informatie te hebben gedeeld.
[medeverdachte D.K.] wordt ervan verdacht de door [medeverdachte E.O.] en [medeverdachte G.M.] gebruikte auto te hebben geleverd.
Naast een rol bij het neerschieten van Peter R. de Vries worden aan de verdachten ook andere strafbare feiten verweten. De exacte verwijten die aan iedere verdachte persoonlijk worden gemaakt zijn opgenomen in de individuele tenlasteleggingen, die steeds zijn opgenomen als bijlage bij het vonnis betreffende die verdachte. De zaken tegen alle verdachten zijn gelijktijdig maar niet gevoegd behandeld.
Alle verdachten worden steeds aangeduid met hun achternaam.
Na diverse voorbereidende zittingen heeft de inhoudelijke behandeling plaatsgevonden op de terechtzittingen van 23, 24, 30 en 31 januari, 2, 7, 8, 9, 28 en 29 februari 2024. Op 15 mei 2024 heeft er nog een zitting plaatsgevonden en op terechtzitting van 12 juni 2024 is het onderzoek gesloten, waarna direct uitspraak is gedaan.
De rechtbank heeft de zaken, die bij afzonderlijke dagvaardingen onder de bovenvermelde parketnummers zijn aangebracht, gevoegd. Deze zaken worden hierna als respectievelijk zaak A en zaak B aangeduid.
Dit vonnis is op tegenspraak gewezen.
De rechtbank heeft kennisgenomen van de vordering van de officieren van justitie (hierna gezamenlijk aangeduid als de officier van justitie) en van wat [verdachte K.M.] en zijn raadslieden, mrs. R.A. van der Horst en A.N. Slijters, naar voren hebben gebracht.
Voorts heeft de rechtbank kennisgenomen van wat de kinderen van Peter R. de Vries, bijgestaan door mr. G.J.M. van Spanje, in hun slachtofferverklaringen naar voren hebben gebracht.
Tot slot heeft de rechtbank kennisgenomen van de vordering die de benadeelde partij [benadeelde partij ] heeft ingediend en van wat mr. J.L. L’Homme namens haar naar voren heeft gebracht.
2 Tenlastelegging
Aan [verdachte K.M.] is – zoals op de zitting van 5 september 2023 in zaak A nader is omschreven – kort gezegd ten laste gelegd dat hij:
Zaak A
primair:
op 6 juli 2021 te Amsterdam in vereniging Peter R. de Vries heeft vermoord, welk feit al dan niet is begaan met een terroristisch oogmerk;
subsidiair:
in de periode 1 april 2021 tot en met 6 juli 2021 in Nederland (in vereniging) [medeverdachte K.E.] , [medeverdachte D.G.] , [medeverdachte E.O.] en [medeverdachte G.M.] opzettelijk heeft uitgelokt om Peter R. de Vries te vermoorden, althans opzettelijk van het leven te beroven, welk feit al dan niet is begaan met een terroristisch oogmerk;
Zaak B
1.
op 5 en/of 6 juli 2021 in Nederland in vereniging een pistoolmitrailleur van het merk Heckler & Koch, type MP-5K, een getransformeerd pistool van het merk Zoraki, type 917, en bijbehorende munitie voorhanden heeft gehad en/of heeft overgedragen, welk feit al dan niet is begaan met een terroristisch oogmerk;
2.
in de periode 1 april 2021 tot en met 31 augustus 2021 in Nederland heeft deelgenomen aan een criminele organisatie, bestaande uit verdachte, [medeverdachte K.E.] , [medeverdachte D.K.] , [medeverdachte G.M.] , [medeverdachte E.O.] , [medeverdachte L.S.] , [medeverdachte C.W.] en [medeverdachte K.W.] , welke organisatie tot oogmerk had het plegen van (terroristische) misdrijven, te weten moord (met een terroristisch oogmerk), (zware) mishandeling met voorbedachten rade, heling en het voorhanden hebben van vuurwapens en munitie (begaan met een terroristisch oogmerk).
De volledige tenlastelegging is opgenomen in bijlage 2 die aan dit vonnis is gehecht en geldt als hier ingevoegd.
Voor zover in de tenlastelegging taal- en/of schrijffouten staan, zijn deze verbeterd. [verdachte K.M.] is hierdoor niet in de verdediging geschaad.
3 Voorvragen
3.1
De ontvankelijkheid van het Openbaar Ministerie
3.1.1Anonimisering; schending van artikel 6 van het Europees Verdrag voor de Rechten van de Mens ?
3.1.1.1 Standpunt van de verdediging
De verdediging heeft aan de hand van (met name) jurisprudentie van het Europees Hof voor de Rechten van de Mens (EHRM) betoogd dat het strafproces tegen [medeverdachte D.G.] en [verdachte K.M.] niet voldoet aan de elementaire vereisten voor een eerlijk proces, zoals die voortvloeien uit artikel 6 van het Europees Verdrag voor de Rechten van de Mens (EVRM) omdat bijna alle getuigen anoniem zijn en de verzoeken van de verdediging tot het horen van deze belastende getuigen zijn afgewezen.
Anonieme verklaringen
Met een verwijzing naar uitspraken van het EHRM stelt de verdediging dat de verklaringen in het dossier van getuigen, opsporingsambtenaren en deskundigen alle gezien moeten worden als verklaringen van getuigen en daarop zijn, voor zover zij belastend zijn, de waarborgen die voortvloeien uit artikel 6 EVRM van toepassing. Veruit de meeste personen die voorkomen in het dossier zijn anoniem gebleven. Doordat de verdediging geen idee heeft wie deze bronnen van informatie zijn, heeft zij geen onderzoek kunnen doen naar hun betrouwbaarheid of motieven en heeft zij niet hun ervaring of deskundigheid kunnen beoordelen. Ook is zij niet in de gelegenheid geweest deze personen als getuigen te horen om hun verklaringen gemotiveerd te kunnen betwisten. Om die reden is volgens de verdediging geen sprake van een eerlijk proces en dient het Openbaar Ministerie niet-ontvankelijk te worden verklaard in de strafvervolging.
Daarnaast is de verdediging van mening dat de besluitvorming over het anonimiseren ook in strijd is met het recht op een eerlijk proces, wat eveneens dient te leiden tot niet-ontvankelijkverklaring van het Openbaar Ministerie. Er is in deze strafzaak immers geen deugdelijke motivering gegeven voor de alomvattende anonimiteit en de beslissing daartoe is niet door een rechter genomen maar door het Openbaar Ministerie.
Afgewezen verzoeken tot het ondervragen van de anonieme getuigen
Uit het Keskin-arrest volgt dat het recht om belastende getuigen te ondervragen, ten aanzien van alle getuigen bestaat. Daaronder vallen ook politieambtenaren en deskundigen. Een verzoek daartoe hoeft niet te worden gemotiveerd. Uit dat arrest en andere jurisprudentie van het EHRM blijkt ook welke toets moet worden aangelegd voor het gebruik van de verklaringen van getuigen die niet door de verdediging konden worden ondervraagd.
Beoordeeld moet worden (1) of er een goede reden was om de getuige niet te horen, (2) wat het gewicht is van de verklaring van de niet gehoorde getuige en (3) of de verdediging voldoende gecompenseerd is voor het ontbreken van de mogelijkheid tot het ondervragen van de niet gehoorde getuige.
In deze zaak is er in veel gevallen sprake van anonieme verklaringen van getuigen die zonder enige reden niet konden worden ondervraagd. Van enige compensatie is geen sprake. Omdat de verklaringen afkomstig zijn van anonieme getuigen die niet konden worden ondervraagd, kunnen deze verklaringen geen steun vinden in elkaar.
Ook voor deskundigen en politieambtenaren die betrokken zijn geweest bij het opsporingsonderzoek, in het bijzonder politieambtenaren die betrokken zijn geweest bij het in beslag nemen en beschrijven van sporen, geldt dat het belang van een ondervraging van deze getuigen moet worden voorondersteld, tenzij hun verklaring evident irrelevant of overbodig is. Nu de verdediging niet de gelegenheid heeft gekregen om deze getuigen te ondervragen, kan de strafzaak tegen [medeverdachte D.G.] en [verdachte K.M.] niet in een bewezenverklaring eindigen.
De verdediging meent dat sprake is van schending van het recht op een eerlijk proces als de rechtbank tot een veroordeling komt op grond van anoniem, niet kritisch getoetst, bewijsmateriaal. Primair dient dat te leiden tot niet-ontvankelijkverklaring van het Openbaar Ministerie, subsidiair tot bewijsuitsluiting van de niet-getoetste delen van het dossier, met vrijspraak als gevolg.
3.1.1.2 Standpunt van het Openbaar Ministerie
Het Openbaar Ministerie heeft als reden voor haar werkwijze opgegeven dat de verdachten in het onderzoek Iraklia/Hendon strafbare feiten worden verweten die, door het georganiseerd verband waarin zij mogelijk zijn gepleegd, de rechtsorde ernstig kunnen ontwrichten. Het Openbaar Ministerie heeft aangevoerd dat het bekend worden van identificerende gegevens van ooggetuigen, verbalisanten, deskundigen, officieren van justitie en rechters-commissarissen in deze zaak een veiligheidsrisico voor hen oplevert waarvan zij ernstige overlast kunnen ondervinden. Ten aanzien van de professionele deelnemers die voorkomen in het procesdossier geldt dat zij door het openbaren van hun gegevens in de uitoefening van hun ambt ernstig kunnen worden belemmerd.
Het Openbaar Ministerie heeft zich op het standpunt gesteld dat er geen sprake is geweest van schending van artikel 6 EVRM zodat het verweer van de verdediging moet worden verworpen.
Anonieme verklaringen
Er is geen sprake van een niet-toetsbaar dossier waardoor [medeverdachte D.G.] en [verdachte K.M.] geen recht hebben gehad op een eerlijk proces. Immers, het enige dat niet getoetst kan worden, is hoe de ooggetuigen, politieambtenaren en deskundigen heten. Uit aanvullende stukken blijkt dat de verbalisanten en de deskundigen bevoegd waren.
Het Openbaar Ministerie heeft verwezen naar artikel 344a van het Wetboek van Strafvordering (Sv), in welk artikel is geregeld dat anonieme getuigenverklaringen, zij het onder voorwaarden, tot het bewijs kunnen bijdragen. Uit jurisprudentie van de Hoge Raad volgt dat de term ‘personen wier identiteit niet blijkt’, afkomstig uit artikel 344a Sv , niet omvat personen wier persoonsgegevens niet (volledig) zijn vermeld in het proces-verbaal waarin hun verklaringen zijn opgenomen, maar van wie vaststaat dat zij wel zodanig kunnen worden geïndividualiseerd dat de verdediging desgewenst hun verhoor als getuige door de rechter-commissaris of ter terechtzitting kan verzoeken.
De lijn die de verdediging probeert te trekken tussen de jurisprudentie waarnaar zij heeft verwezen en de situatie waarvan in de onderhavige zaak sprake is geweest, gaat daarom volgens het Openbaar Ministerie niet op.
Afgewezen verzoeken tot het ondervragen van de getuigen
De stelling van de verdediging, inhoudende dat het toetsingskader dat volgt uit het Keskin-arrest ook geldt ten aanzien van processen-verbaal die zijn opgemaakt door politieambtenaren en rapporten die zijn opgemaakt door deskundigen, vindt geen steun in het recht. Er dient een onderscheid te worden gemaakt tussen belastende getuigen enerzijds en opgemaakte processen-verbaal van politieambtenaren en rapporten van deskundigen anderzijds. In het laatste geval is een inhoudelijke motivering van het verzoek tot ondervraging van de verdediging vereist, die tot op heden niet is gegeven. Verwezen wordt naar een post-Keskin arrest van de Hoge Raad van 13 september 2022, ECLI:NL:HR:2022:1198.
Ten aanzien van de ooggetuigen die belastend hebben verklaard, is het toetsingskader dat volgt uit het Keskin-arrest wel van toepassing, maar geldt in deze zaak dat hun verklaringen niet “to a decisive extent” bijdragen aan een eventuele veroordeling. Deze verklaringen zijn door het Openbaar Ministerie ook niet gebruikt als bewijsmiddel.
3.1.1.3 Oordeel van de rechtbank
A. Inleiding
Het Openbaar Ministerie heeft aanvankelijk bij het samenstellen van het dossier in het onderzoek Iraklia – in de directe schok na de moord op Peter R. de Vries – de keuze gemaakt om alle namen en identificerende gegevens van de in het dossier voorkomende personen niet op te nemen, maar nummers toe te kennen aan ooggetuigen, verbalisanten, deskundigen, officieren van justitie en andere betrokkenen. Ook de rechters-commissarissen hebben hun werkzaamheden onder nummer verricht.
Bij het samenstellen van het dossier Hendon is deze werkwijze voortgezet, met uitzondering van een aantal getuigen die wél met naam en toenaam zijn opgenomen in het dossier. Deze getuigen zijn, voor zover daarom is verzocht, gehoord door de rechter-commissaris in aanwezigheid van de verdediging, die ook zelf de getuigen heeft kunnen bevragen.
Naar aanleiding van de beslissing van de rechtbank van 11 maart 2022 in de strafzaken tegen de verdachten in onderzoek Iraklia zijn er diverse stukken aan het dossier toegevoegd betreffende de vermelding onder nummer van diverse personen in het dossier, te weten:
Ten aanzien van ooggetuigen op de plaats delict
Voor deze ooggetuigen geldt dat in het relaas van het dossier wordt gesteld dat, gelet op de gevaarzetting, is besloten om aan getuigen binnen het onderzoek (zoveel mogelijk) een nummer toe te kennen en de verklaring in voorkomende gevallen zodanig te anonimiseren dat de identiteit en/of de verblijfplaats van deze getuigen zo mogelijk niet herleidbaar zijn. Ten behoeve van deze afscherming van de identiteit is een getuigenbestand aangemaakt, dat is opgeslagen bij het onderzoeksteam. Deze stelling wordt ondersteund door in elk geval het proces-verbaal van bevindingen op pagina 4 0015 van het dossier Iraklia waaruit blijkt dat verbalisant AML50603 de gegevens van de getuige met wie is gesproken doorgeeft aan een collega, die een logboek bijhoudt. Daarnaast volgt uit de brief die het Openbaar Ministerie op 18 november 2021 aan de rechtbank en de verdediging heeft verzonden dat de gegevens van de getuigen bekend zijn bij de politie.
Ten aanzien van politieambtenaren
Voor de politieambtenaren geldt dat de rechtbank de officier van justitie opdracht heeft gegeven om een proces-verbaal van de daartoe meest geëigende leidinggevende van de politie aan het dossier toe te voegen. Uit dat proces-verbaal diende te blijken of alle in het dossier onder nummer voorkomende politieambtenaren bevoegde politieambtenaren zijn, tot welk politieonderdeel zij behoren en wat hun rang is.
De officier van justitie heeft op 14 april 2022 een proces-verbaal van bevindingen van 6 april 2022 aan het dossier toegevoegd. Dit proces-verbaal is opgemaakt door [betrokkene 1] , hoofdcommissaris van politie en korpschef van de Eenheid Amsterdam. Als bijlage aan het proces-verbaal is een bestand gevoegd waarin alle unieke nummers van de in het dossier voorkomende politieambtenaren zijn opgenomen. Hoofdcommissaris [betrokkene 1] heeft geverbaliseerd dat alle unieke nummers zijn geverifieerd en dat deze politieambtenaren daadwerkelijk de door hen genoemde functie bekleden en bevoegd zijn de bevoegdheden toe te passen zoals genoemd in de door hen opgemaakte processen-verbaal.
De officier van justitie heeft op 21 februari 2024 een proces-verbaal van bevindingen van 19 februari 2024 aan het dossier toegevoegd. Dit proces-verbaal is opgemaakt door [betrokkene 2] , Commissaris van Politie werkzaam bij de Eenheid Landelijke Opsporing en Interventies, Leiding Dienst Landelijke Recherche. Als bijlage aan het proces-verbaal is een bestand gevoegd waarin alle unieke nummers van de in het dossier Hendon voorkomende politieambtenaren zijn opgenomen. Commissaris [betrokkene 2] heeft geverbaliseerd dat alle unieke nummers zijn geverifieerd en dat deze politieambtenaren daadwerkelijk de door hen genoemde functie bekleden en bevoegd zijn de bevoegdheden toe te passen zoals genoemd in de door hen opgemaakte processen-verbaal.
Ten aanzien van de deskundigen
Voor de deskundigen geldt dat de rechtbank de officier van justitie opdracht heeft gegeven om de benoemingsbesluiten van alle deskundigen aan het dossier toe te voegen en, voor zover de benoemingen waren gedaan door een officier van justitie en voor zover dat niet uit het benoemingsbesluit bleek, diende de officier van justitie, per betreffende deskundige, aanvullend te relateren of deze stond ingeschreven in het Nederlands Register Gerechtelijk Deskundigen (NRGD). Voorts heeft de rechtbank op 11 maart 2022 beslist dat, van de deskundigen die niet zijn ingeschreven in het NRGD en die door de rechter-commissaris zijn benoemd, de onderliggende motivering voor de benoeming van de betreffende deskundige door de rechter-commissaris aan het dossier diende te worden toegevoegd.
De officier van justitie heeft op 14 april 2022 een proces-verbaal van bevindingen van diezelfde datum aan het dossier toegevoegd. In dat proces-verbaal zijn alle deskundigenrapporten en/of -verslagen in een overzicht geplaatst. In dit overzicht wordt onder andere melding gemaakt van:
het nummer van de betreffende deskundige, voor zover het rapport of verslag op nummer is opgemaakt;
een verwijzing naar een brief van het Nederlands Forensisch Instituut (NFI) van 12 april 2022, het Leids Universitair Medisch Centrum (LUMC) van 11 april 2022 of het Maastrichts Universiteit Medisch Centrum (MUMC) van 13 april 2022, waarin het deskundigheidsgebied van de deskundige, het nummer waaronder de betreffende deskundige het rapport en/of verslag heeft opgemaakt en de benoemingsdatum zijn vermeld en
welke deskundige door de rechter-commissaris is benoemd. Voor deze laatste categorie geldt dat het nummer waaronder deze deskundigen hebben gerapporteerd is vermeld in het desbetreffende benoemingsbesluit van de rechter-commissaris.
Aan het dossier zijn ook de benoemingsbesluiten toegevoegd en de vermelde brieven van het NFI, LUMC en MUMC.
Ten aanzien van de officieren van justitie
Voor de officieren van justitie van het Parket Amsterdam geldt dat de rechtbank de officier van justitie opdracht heeft gegeven om een proces-verbaal op naam van een door het Openbaar Ministerie aan te wijzen officier van justitie aan het dossier toe te voegen. Uit dat proces-verbaal diende te blijken of alle in het dossier voorkomende officieren van justitie, te individualiseren door middel van hun toegewezen nummer of het paginanummer, daadwerkelijk die hoedanigheid bezitten.
De officier van justitie heeft op 14 april 2022 een proces-verbaal van bevindingen van diezelfde datum aan het dossier toegevoegd. Dit proces-verbaal is opgemaakt door mr. [betrokkene 3] , hoofdofficier van justitie. Hoofdofficier van justitie [betrokkene 3] heeft geverbaliseerd dat alle nummers die in het dossier worden verbonden aan een officier van justitie toebehoren aan arrondissementsofficieren van het parket in Amsterdam die bevoegd waren leiding te geven aan het onderzoek en om de verdachten in het onderzoek te vervolgen. Dit geldt ook voor een officier van justitie wiens naam in het verslag van binnentreden in de woning aan de [adres ] is gewit.
Ten aanzien van de officieren van justitie van het Landelijk Parket is niet betwist dat zij als zodanig werkzaam zijn.
Ten aanzien van de rechters-commissarissen
Voor de rechters-commissarissen geldt dat de rechtbank de officier van justitie opdracht heeft gegeven om een proces-verbaal op naam van een daartoe geëigende rechter binnen de rechtbank Amsterdam aan het dossier toe te voegen. Uit dat proces-verbaal diende te blijken of alle in het dossier voorkomende rechters-commissarissen, te individualiseren door middel van hun toegewezen nummer of het paginanummer, daadwerkelijk die hoedanigheid bezitten en dat zij geen deel uitmaken van de zittingscombinatie.
De officier van justitie heeft op 14 april 2022 een proces-verbaal van bevindingen van 29 maart 2022 aan het dossier toegevoegd. Dit proces-verbaal is opgemaakt door mr. [betrokkene 4] , coördinerend rechter-commissaris van de rechtbank Amsterdam. Coördinerend rechter-commissaris [betrokkene 4] heeft geverbaliseerd dat alle nummers die in het dossier worden verbonden aan een rechter-commissaris toebehoren aan rechter-commissarissen belast met de behandeling van strafzaken in de rechtbank te Amsterdam. Voorts maken zij geen deel uit van de zittingscombinatie die oordeelt over de zaken van de verdachten in het onderzoek Iraklia. De rechtbank stelt ambtshalve vast dat de jongste rechter, die thans mede over de zaak beslist, geen rechter-commissaris (in deze onderzoeken) is geweest
De dossiers van Iraklia en Hendon zijn gevoegd, zodat bovengenoemde stukken deel uitmaken van het integrale dossier.
B. Anonimiteit?
Wat betreft het eerste onderdeel van het betoog van de verdediging, de gestelde anonimiteit van de in het strafdossier voorkomende personen, overweegt de rechtbank als volgt.
Geanonimiseerd en herleidbaar dossier
Anders dan de verdediging is de rechtbank van oordeel dat geen sprake is van een anoniem, en dus niet-toetsbaar strafdossier. In artikel 344a lid 1 Sv staat: “Het bewijs dat de verdachte het ten laste gelegde feit heeft begaan, kan door de rechter niet uitsluitend of in beslissende mate worden gegrond op schriftelijke bescheiden houdende verklaringen van personen wier identiteit niet blijkt”. Uit jurisprudentie van de Hoge Raad, die ziet op artikel 344a Sv , volgt dat onder ‘een persoon wiens identiteit niet blijkt’ niet valt “een persoon wiens persoonsgegevens niet (volledig) zijn vermeld in het proces-verbaal waarin zijn verklaring is opgenomen, maar van wie vaststaat dat hij wel zodanig kan worden geïndividualiseerd, zodat de verdediging zijn verhoor als getuige door de rechter-commissaris of ter terechtzitting kan verzoeken”.
Naar het oordeel van de rechtbank vallen hier alle personen onder die, onder vermelding van een nummer, in het dossier voorkomen (ooggetuigen, politieambtenaren, deskundigen, officieren van justitie en rechter-commissarissen). Zij kunnen immers via de hiervoor beschreven, aan het dossier toegevoegde stukken, allen worden geïndividualiseerd. Het dossier is niet anoniem, maar geanonimiseerd en toetsbaar voor de verdediging.
Anders dan de verdediging is de rechtbank van oordeel dat, mede gelet op hierboven beschreven aanvullingen op het dossier, er geen sprake is van anonieme verklaringen zoals bedoeld in artikel 344a Sv . Hoewel de persoonsgegevens van vele personen in het dossier, niet in het dossier zijn opgenomen, stelt de rechtbank vast dat alle personen die in het dossier voorkomen kunnen worden geïndividualiseerd.
De verdediging stelt zich op het standpunt dat zij ook belang heeft bij het openbaren van de namen om zo te kunnen onderzoeken of de getuigen die in het dossier voorkomen bevooroordeeld zijn.
Ten aanzien van de ooggetuigen op de plaats delict heeft te gelden dat de rechtbank geen gebruik maakt van deze verklaringen, zodat aan de vraag of zij bevooroordeeld zijn niet wordt toegekomen.
De processen-verbaal van politieambtenaren zijn te onderscheiden in enerzijds die aangaande (technische) bevindingen, zoals bijvoorbeeld het aantreffen van wapens en andere goederen, het in beslag nemen en uitkijken van camerabeelden, het uitluisteren en optekenen van telefoongesprekken en tekstberichten en het verhoren van getuigen en anderzijds die waarin interpretaties en duidingen van politieambtenaren van de onderzoeksresultaten zijn opgenomen. Van laatstgenoemde processen-verbaal maakt de rechtbank geen gebruik, zij trekt haar eigen conclusies op basis van de relevante stukken uit het dossier en het verhandelde ter terechtzitting. Met betrekking tot de eerstgenoemde processen-verbaal is niet aangevoerd dat sprake zou zijn van bevooroordeeldheid bij de opstellers ervan. Voorts is er geen enkele aanwijzing aangetroffen dat sprake zou zijn van bevooroordeeldheid.
Wat de deskundigen betreft zijn alle in dit procesdossier voorkomende deskundigen ofwel opgenomen in het NRGD ofwel zijn zij bij hun benoeming door de rechter-commissaris verplicht de Gedragscode NRGD in acht te nemen. Op basis daarvan worden zij geacht onpartijdig, onbevooroordeeld en niet vooringenomen te zijn. Ook wordt conform die Gedragscode verondersteld dat zij iedere schijn van belangenverstrengeling vermijden en dat zij hun opdrachtgever zo spoedig mogelijk informeren als sprake kan zijn van de schijn van belangenverstrengeling.
De enkele stelling van de verdediging dat de deskundigen zonder toetsing van hun persoonsgegevens door de verdediging niet kunnen worden aangemerkt als neutrale en onafhankelijke deskundigen is naar het oordeel van de rechtbank onvoldoende om te twijfelen aan de integriteit van de rapportages van de deskundigen. Ook overigens is niet gebleken dat de deskundigen partijdig, bevooroordeeld, vooringenomen zijn of dat sprake is van belangenverstrengeling.
Ook het standpunt van de verdediging dat enkel een rechter had mogen beslissen over de door het Openbaar Ministerie gehanteerde werkwijze, wordt niet gevolgd nu de rechtbank van oordeel is dat er geen sprake is van anonieme verklaringen van de getuigen. Daarbij komt dat de rechtbank heeft gewaarborgd dat de verdediging haar rechten kon uitoefenen doordat zij het Openbaar Ministerie opdracht heeft gegeven zodanige identificerende gegevens aan het dossier toe te voegen, waaruit volgt dat alle opstellers van processen-verbaal en deskundigenrapportages individualiseerbaar zijn én over de benodigde bevoegdheid beschikken.
Al hetgeen hiervoor is overwogen leidt op het punt van het niet vermelden van namen van personen in het dossier tot het oordeel dat er geen sprake is van schending van het recht op een eerlijk proces in de zin van artikel 6 EVRM . De rechtbank verwerpt het verweer van de verdediging op dit punt.
C. Afgewezen verzoeken tot het ondervragen van getuigen in het licht van artikel 6 van het Europees Verdrag voor de Rechten van de Mens
De verdediging heeft betoogd, met een beroep op rechtspraak van het EHRM, dat er geen sprake is van een eerlijk proces in de zin van artikel 6 EVRM omdat zij niet de mogelijkheid heeft gehad het ondervragingsrecht uit te oefenen. Ook om die reden dient het Openbaar Ministerie niet-ontvankelijk verklaard te worden.
Onder 3.1.1.3 heeft de rechtbank overwogen dat alle in het dossier voorkomende personen op enige wijze kunnen worden geïndividualiseerd. Dit brengt mee dat de verdediging in beginsel haar ondervragingsrecht kan uitoefenen.
De verdediging heeft op 19 januari 2022 verzocht een reeks van 88 personen (ooggetuigen, politieambtenaren en deskundigen) als getuige te doen horen en dat verzoek herhaald op de zitting van 5 september 2023 voor zowel [medeverdachte D.G.] als [verdachte K.M.] , waarbij is opgemerkt “dat niet wordt verzocht om het horen van nieuwe anonieme getuigen of deskundigen uit het dossier 26Hendon, omdat de verdenking ten aanzien van [verdachte K.M.] met name wordt gestoeld op informatie afkomstig uit telecomgegevens.”
De rechtbank heeft de verzoeken van de verdediging bij beslissing van 15 september 2023 afgewezen en daartoe onder meer het volgende overwogen:
“Deskundigen
De vraag die de rechtbank moet beantwoorden, is of de verdediging de deskundigen moet kunnen ondervragen. Voor benoemde deskundigen geldt dat uit jurisprudentie van de Hoge Raad volgt dat de regels die zijn geformuleerd in het post-Keskin-arrest niet onverkort van toepassing zijn op het verzoek om hen als getuigen te horen. Dit betekent dat in de regel van de verdediging mag worden verlangd dat zij ten aanzien van iedere deskundige motiveert waarom het horen van deze getuige van belang is voor enige in de strafzaak, uit hoofde van de artikelen 348 en 350 Sv, te nemen beslissing. Dat brengt met zich mee dat door de verdediging moet worden toegelicht welke onderdelen van het verrichte onderzoek en/of van de over dat onderzoek opgestelde of afgelegde verklaring zij wil (doen) toetsen door middel van het horen van de deskundige. Daarbij kan van belang zijn dat de verdediging ook toelicht waarom daarvoor het oproepen en horen van de deskundige nodig is en niet een andere wijze van toetsing in aanmerking komt. Het vorenstaande geldt ook voor zover het verzoek betrekking heeft op het horen als getuige van opsporingsambtenaren die technisch opsporingsonderzoek hebben verricht, dat wil zeggen opsporingsonderzoek waarvoor een zekere mate van specifieke of bijzondere kennis is vereist.
De verdediging van [medeverdachte D.G.] heeft enkel als reden voor het horen van de deskundigen aangevoerd dat zij hun deskundigheid wil kunnen beoordelen en dat de inhoud van de rapporten wordt betwist. Met de hiervoor genoemde aanvulling van het dossier kan de verdediging de deskundigheid van de deskundigen beoordelen en is het horen van hen daarvoor niet nodig. Met de enkele algemene betwisting van de inhoud van de deskundigenrapporten heeft de verdediging onvoldoende gemotiveerd waarom het horen van de deskundigen voor enige in de strafzaak uit hoofde van de artikelen 348 en 350 Sv te nemen beslissing van belang is. Daarom wijst de rechtbank het verzoek tot het horen van de deskundigen en de opsporingsambtenaren die technisch opsporingsonderzoek hebben verricht af.
Getuigen
De volgende vraag is of de door de verdediging vermelde getuigen moeten worden gehoord. Uit de jurisprudentie van de Hoge Raad blijkt dat het verzoek om verbalisanten (voor zover die als getuigen moeten worden aangemerkt en niet als ‘deskundigen’ in de hiervoor bedoelde zin) en overige getuigen te horen moet worden beoordeeld aan de hand van het kader zoals dit volgt uit het Keskin-arrest en uit de door de Hoge Raad na dit arrest gewezen arresten.
De rechtbank stelt echter voorop dat de gestelde noodzaak om getuigen te horen, gelegen in de anonimisering van het procesdossier, niet meer aanwezig is waar het de verbalisanten betreft. Door voeging van het proces-verbaal van bevindingen van een bevoegde politieambtenaar, met vermelding van eigen naam en hoedanigheid, waarin alle verbalisanten die onder nummer voorkomen in het onderzoek Iraklia zijn geverifieerd en waaruit is gebleken dat alle genoemde verbalisanten daadwerkelijk de genoemde functie bekleden en bevoegd zijn de bevoegdheden toe te passen, wordt, naar het oordeel van de rechtbank, voldoende tegemoet gekomen aan de wens van de verdediging om een en ander te kunnen controleren.
Ondanks dat enige toelichting en concretisering van de zijde van de verdediging daarover ontbreekt, kan met de verdediging onder toepassing van de Keskin-jurisprudentie worden aangenomen dat, in elk geval, één of meer gevraagde getuige(n) een verklaring met een voor verdachte [medeverdachte D.G.] belastend karakter heeft gegeven, terwijl de verdediging die getuige(n) nog niet heeft kunnen ondervragen. Dat betekent dat het belang voor het horen van deze getuige(n) moet worden voorondersteld.
Dat betekent echter niet dat alle door de verdediging genoemde getuigen moeten worden gehoord. Het staat de rechter in de loop van het strafproces immers vrij om bij het nemen van de beslissing om een getuige te doen horen, zich al een voorlopig oordeel te vormen over het vermoedelijke of mogelijke gewicht van de reeds door de getuige afgelegde verklaring, in het licht van wat uit de overige processtukken blijkt, waaronder bijvoorbeeld de camerabeelden (waarvan de waardering is voorbehouden aan de rechter) en gelet op de beschuldiging die door het Openbaar Ministerie in de strafzaak centraal wordt gesteld. Gelet op de stand waarin het onderzoek zich bevindt, is de rechtbank voorlopig van oordeel dat vooralsnog onvoldoende grond bestaat voor toewijzing van de verzoeken.
Daarbij komt – ten overvloede – dat de verdediging, hoewel daartoe niet verplicht, geen aanduiding heeft gegeven van de door verdachte betwiste onderdelen van die verklaringen en in samenhang daarmee van de onderwerpen waarover zij de getuigen wenst te bevragen. Het geven van zo’n toelichting kan bijvoorbeeld van betekenis zijn voor de beoordeling als het verzoek betrekking heeft op een groot aantal getuigen, zoals thans het geval is.
Dit betekent dat de verzoeken om de verbalisanten en overige getuigen te horen, worden afgewezen.”
De rechtbank ziet, hoewel daartoe nogmaals uitgenodigd door de verdediging, geen aanleiding om thans anders te beslissen ten aanzien van het horen van de verzochte getuigen (ooggetuigen, politieambtenaren, deskundigen) en blijft bij haar eerdere beslissing. Ten aanzien van de ooggetuigen op de plaats delict geldt dat de rechtbank van die verklaringen geen gebruik maakt. Ondanks dat al in de beslissing van 15 september 2023 is overwogen dat het verzoek tot het horen van deskundigen en politieambtenaren die technisch onderzoek hebben verricht dient te worden gemotiveerd, is een dergelijke motivering aan de zijde van de verdediging achterwege gebleven. De rechtbank ziet alleen al daarom geen aanleiding ten aanzien van deze getuigen af te wijken van haar eerdere beslissing.
D. Beoordeling van de ‘overall fairness’ van de procedure
In de rechtspraak van het EHRM is meermalen de vraag beantwoord of, in die gevallen waarin de verdediging niet een behoorlijke en effectieve mogelijkheid heeft gehad om het ondervragingsrecht uit te oefenen, het proces als geheel eerlijk is verlopen. Daarbij is het volgende van belang:
de reden dat het ondervragingsrecht niet kan worden uitgeoefend met betrekking tot een getuige van wie de verklaring voor het bewijs wordt gebruikt;
het gewicht van de verklaring van de getuige, binnen het geheel van de resultaten van het strafvorderlijke onderzoek, voor de bewezenverklaring van het feit; en
het bestaan van compenserende factoren, waaronder ook procedurele waarborgen, die compensatie bieden voor het ontbreken van een ondervragingsgelegenheid.
Deze beoordelingsfactoren moeten daarbij in onderling verband worden beschouwd.
Wat de ooggetuigen betreft zal de rechtbank, nog los van het geringe gewicht van die verklaringen in het licht van het door de rechtbank te gebruiken bewijsmateriaal, geen gebruikmaken van de verklaringen die door hen zijn afgelegd, zodat er ten aanzien van het niet kunnen ondervragen door de verdediging van die getuigen geen schending is van artikel 6 EVRM .
Wat de politieambtenaren betreft zal de rechtbank slechts gebruikmaken van (technische) onderzoeksbevindingen van verbalisanten zoals bijvoorbeeld het aantreffen van wapens en andere goederen, het in beslag nemen en uitkijken van camerabeelden en het uitluisteren en optekenen van telefoongesprekken en tekstberichten. Naar het oordeel van de rechtbank is het gewicht van deze bevindingen, mede in het licht van het overige door de rechtbank te gebruiken bewijsmateriaal zoals de camerabeelden, niet zodanig dat een bewezenverklaring in beslissende mate steun vindt in die bevindingen. Bovendien geldt hetgeen hierna wordt overwogen ook ten aanzien van deze getuigen.
De rechtbank heeft de betrouwbaarheid van de verklaringen van de niet-ondervraagde politieambtenaren en deskundigen zorgvuldig onderzocht in samenhang met het overige bewijsmateriaal. De verdediging heeft de betrouwbaarheid van die verklaringen enkel in zijn algemeenheid, en niet concreet betwist en – zoals wél is vereist – nagelaten te motiveren waarom het horen van deze getuigen nodig was. Dit betekent dat het verwijt, dat de verdediging de politieambtenaren en deskundigen niet heeft kunnen ondervragen, feitelijke en juridische grondslag ontbeert.
Tenslotte stelt de rechtbank vast dat de verdediging onder meer gelegenheid heeft gehad om diverse andere getuigen bij de rechter-commissaris te horen, dat er op haar verzoek nadere rapportages door deskundigen zijn uitgebracht, dat zij technisch onderzoeksmateriaal heeft kunnen doornemen en beoordelen en dat er op haar verzoek stukken aan het dossier zijn toegevoegd.
Al met al leidt al hetgeen hiervoor is overwogen dat de rechtbank van oordeel is dat het strafproces als ‘overall fair’ is aan te merken.
E. Conclusie
Gelet op al het voorgaande is de rechtbank van oordeel dat er op dit onderdeel geen sprake is van schending van artikel 6 EVRM . De waarborgen voor een eerlijk proces, die voortvloeien uit dit artikel, zijn voldoende in acht genomen. Dit betekent dat het verweer van de verdediging wordt verworpen.
3.1.2
Onthouden stukken / geen inzage in volledige onderzoeksdossier
3.1.2.1 Standpunt van de verdediging
De rechtbank en de verdediging worden niet volledig geïnformeerd over de beschikbare onderzoeksresultaten, waardoor er geen volledig beeld wordt verkregen over de uitvoering en vooral de aansturing van de moord op Peter R. de Vries. Voor de vragen die op grond van artikel 350 Sv moeten worden beantwoord, is een volledig beeld noodzakelijk. In de wet en in Nederlandse en Europese rechtspraak is bepaald dat tot de processtukken in beginsel alle stukken behoren die voor de ter terechtzitting door de rechter te nemen beslissingen redelijkerwijs van belang kunnen zijn. Het Openbaar Ministerie verdeelt bevindingen over verschillende onderzoeken in het land en deelt de gegevens die worden verkregen in het nog lopende onderzoek naar de mogelijke opdrachtgevers van de moord op Peter R. de Vries niet. Ook uit de verkregen machtiging ex artikel 149b Sv , waarin de rechter-commissaris heeft goedgevonden dat in het onderzoek Hendon bepaalde gegevens worden onthouden en niet zullen worden geopenbaard, blijkt dat er relevante informatie wordt achtergehouden. Een en ander is niet in overeenstemming met artikel 6 EVRM . De verdediging verzoekt daarom primair om alsnog inzage te verkrijgen in het volledige onderzoeksdossier. Subsidiair meent zij dat het gebrek aan het verstrekken van informatie in samenhang bezien met de vergaande anonimisering van het dossier er toe leidt dat het recht op een eerlijk proces wordt geschonden, waardoor het Openbaar Ministerie niet-ontvankelijk moet worden verklaard.
3.1.2.2 Standpunt van het Openbaar Ministerie
Verzoeken om inzage in onderzoeksbevindingen dienen behoorlijk gemotiveerd te worden en het stellen van nadere eisen aan de onderbouwing van een verzoek om inzage is niet in strijd met artikel 6 EVRM . De verdediging heeft in de strafzaak tegen [verdachte K.M.] al eerder een verzoek om inzage gedaan. Dat is afgewezen door de rechtbank bij haar beslissing van 26 juni 2023. In de zaak tegen [medeverdachte D.G.] is het verzoek niet herhaald na het opnieuw aanvangen van het onderzoek ter terechtzitting.
Het onderzoek naar het hogere echelon van de organisatie achter de moord op Peter R. de Vries loopt door en een zeer zwaarwegend onderzoeksbelang en daarmee een zwaarwegend maatschappelijk belang staat in de weg aan het verlenen van inzage.
Dat [verdachte K.M.] in verschillende strafrechtelijke onderzoeken voorkomt is geen kwestie van ‘forumshoppen’ en die onderzoeken hangen niet samen met de moord op Peter R. de Vries. De verdediging laat na te specificeren welke informatie er gevoegd zou moeten worden en waarom deze relevant zou zijn voor enige te nemen beslissing in de zaak tegen [verdachte K.M.] , terwijl dat wel op haar weg ligt.
Dat de machtiging tot onthouding van stukken in strijd zou zijn met het EVRM, omdat de verdediging niet is gehoord, gaat niet op. Het recht op kennisneming van stukken is niet absoluut en kan door de nationale rechter worden beperkt vanwege zwaarwegende belangen, waarbij de te volgen procedure voldoende compensatie moet bieden voor de beperking van de rechten van de verdediging. De regeling ex artikel 149b Sv voldoet aan deze vereisten.
In het arrest Snijders tegen Nederland heeft het EHRM onlangs nog geoordeeld dat de onafhankelijkheid en de onpartijdigheid van de rechter-commissaris een belangrijke procedurele waarborg biedt voor de eerlijkheid van een procedure.
Dit alles betekent dat er geen sprake is van schending van artikel 6 EVRM .
3.1.2.3 Oordeel van de rechtbank
Verzoek inzage in onderzoeksdossier
Ingevolge artikel 149a Sv is de officier van justitie tijdens het opsporingsonderzoek verantwoordelijk voor de samenstelling van het dossier. Als processtukken worden aangemerkt alle stukken die voor de ter terechtzitting door de rechter te nemen beslissingen redelijkerwijs van belang zijn. Dit relevantiecriterium wordt in de jurisprudentie zo uitgelegd dat het gaat om de relevantie voor de door de rechter op de voet van de artikelen 348 en 350 Sv te nemen beslissing. Na aanvang van het onderzoek ter terechtzitting is de zittingsrechter verantwoordelijk voor de samenstelling van het dossier en het verlenen van inzage in (proces)stukken.
Het verzoek van de verdediging om ‘inzage in het volledige onderzoeksdossier’ houdt geen concreet verzoek om voeging van een processtuk in, maar komt neer op een onbeperkte toegang tot alle informatie die in het opsporingsonderzoek dan wel opsporingsonderzoeken naar de dood van Peter R. de Vries is verzameld. Naar de rechtbank begrijpt is het verzoek gegrond op artikel 328 Sv .
De rechtbank heeft een eerder, ter zitting van 13 juni 2023 gedaan, identiek verzoek afgewezen en ziet in hetgeen door de verdediging thans is aangevoerd geen aanleiding om tot een ander oordeel te komen. Die beslissing van 26 juni 2023 luidt, voor zover van belang, als volgt:
“(…) Het toetsingskader
Uit de jurisprudentie van de Hoge Raad volgt dat, ingevolge artikel 315 lid 1 Sv , de maatstaf bij de beoordeling van een verzoek op grond van artikel 328 Sv is of de noodzaak van het verzochte is gebleken. Bij het nemen van een beslissing hierover dient de rechter in aanmerking te nemen dat op grond van artikel 149a lid 2 Sv in beginsel alle stukken aan het dossier dienen te worden toegevoegd, die voor de ter terechtzitting door de rechter te nemen beslissingen redelijkerwijs van belang kunnen zijn. Bepalend is dus niet primair de aard van het stuk, maar de relevantie daarvan voor de ter terechtzitting door de rechter te nemen beslissingen.
Mede gelet op het in artikel 6 lid 3, aanhef en onder b, van het Europees Verdrag tot bescherming van de Rechten van de Mens en de fundamentele vrijheden (EVRM) gewaarborgde recht van de verdachte om te beschikken over de tijd en faciliteiten die nodig zijn voor de voorbereiding van zijn verdediging en met het oog op het doen van een verzoek tot het voegen van stukken aan het dossier, kan de verdediging een gemotiveerd verzoek doen tot het verkrijgen van inzage in specifiek omschreven stukken. Tijdens het vooronderzoek kan een dergelijk verzoek worden gedaan overeenkomstig de in artikel 34 leden 2-4 Sv geregelde procedure. Na aanvang van het onderzoek ter terechtzitting beslist de zittingsrechter – zo nodig op basis van de bevindingen van nader onderzoek dat door een ander dan de zittingsrechter, bijvoorbeeld de rechter-commissaris, is verricht naar de aard en de inhoud van de betreffende stukken en gegevens – of en zo ja, in welke mate en op welke wijze, die inzage kan worden toegestaan.
Dat een verzoek tot inzage in onderzoeksbevindingen behoorlijk dient te worden gemotiveerd, volgt ook uit de wetsgeschiedenis van – het van overeenkomstige toepassing zijnde – artikel 34 Sv . Hieruit volgt dat de bevoegdheid van de verdediging om een verzoek te doen tot voeging van stukken niet betekent dat de verdachte zich met allerlei onbestemde en open verzoeken tot de officier van justitie kan richten. Het moet steeds gaan om nauwkeurig omschreven stukken, het verzoek dient schriftelijk te worden gedaan en te zijn voorzien van een motivering waaruit de relevantie voor de desbetreffende strafzaak blijkt.
Verder volgt uit jurisprudentie van het Europees Hof voor de Rechten van de Mens (EHRM) dat het in artikel 6 EVRM vervatte beginsel van ‘equality of arms’ niet met zich meebrengt dat een verdachte een absoluut recht heeft om kennis te nemen van relevant bewijsmateriaal. Het belang van de verdediging tot kennisneming van stukken kan worden afgewogen tegen andere belangen, zoals die van nationale veiligheid, bescherming van getuigen en geheimhouding van opsporingsmethoden.
De beoordeling van het verzoek
Gelet op het voorgaande is de rechtbank van oordeel dat de verzoeken van de verdediging dienen te worden afgewezen. De verzoeken van de verdediging tot inzage in de integrale onderzoeksdossiers zijn onvoldoende concreet en zien niet op specifiek omschreven stukken, zodat de relevantie van die stukken onvoldoende is onderbouwd en de rechtbank de noodzaak tot inzage van die stukken niet is gebleken.(…)”
De rechter-commissaris heeft op 27 juli 2023 de officier van justitie in het onderzoek Iraklia/Hendon machtiging verleend tot het achterwege laten van voeging bij de processtukken van de in de vordering tot machtiging benoemde (gedeelten van) stukken en het proces-verbaal van 25 juli 2023 met inbegrip van de bijlagen daarbij. Op de terechtzitting van 5 september 2023 heeft de verdediging via de rechtbank aan het Openbaar Ministerie verzocht of de noodzaak tot onthouding van die stukken nog steeds bestond. Deze vraag is door het Openbaar Ministerie bevestigend beantwoord en het Openbaar Ministerie is daar tot op heden niet op terug gekomen.
De opmerkingen van de verdediging hierover bij pleidooi bevatten geen verzoek aan de rechtbank op de voet van artikel 315 Sv , zodat op dit punt geen te nemen beslissing voorligt.
Schending van het recht op een eerlijk proces?
Zoals hiervoor is overwogen vindt de rechtbank dat de verdediging geen aanspraak heeft op inzage in het volledige onderzoeksdossier en dat daarmee artikel 6 EVRM niet wordt geschonden. Voor zover de verdediging heeft willen betogen dat de procedure rond het achterwege laten van voeging van stukken als neergelegd in artikel 149b Sv in strijd is met artikel 6 EVRM , wordt dat verweer verworpen. De rechter-commissaris voert, zoals ook door het EHRM is overwogen in de genoemde uitspraak Snijders tegen Nederland van 6 februari 2024, zijn werkzaamheden onafhankelijk en onpartijdig uit. Hij heeft op basis van hetgeen door het Openbaar Ministerie is aangevoerd en met kennisname van de volledige inhoud van de stukken, geoordeeld dat de machtiging ten aanzien van die stukken moest worden verleend vanwege een zwaarwegend onderzoeksbelang. Het is inherent aan de aard van de vordering dat de verdediging geen kennis kan nemen van de volledige inhoud van de stukken en zich daarover dus ook niet kan uitlaten. Immers zou dan moeten worden onthuld wat juist geheim moet blijven.
De rechtbank is van oordeel dat er voldoende procedurele waarborgen zijn geboden om tegenwicht te bieden aan de omstandigheid dat de verdediging niet is gehoord voorafgaand aan de beslissing van de rechter-commissaris. Ook op dit onderdeel stelt de rechtbank geen schending van artikel 6 EVRM vast.
3.1.3
Vormverzuim in het voorbereidend onderzoek
Het Openbaar Ministerie heeft naar voren gebracht dat sprake is van een vormverzuim in het voorbereidend onderzoek. In de zaak van [verdachte K.M.] zijn namelijk door de officier van justitie verkeers- en locatiegegevens gevorderd in de zin van artikel 126n lid 1 van het Wetboek van Strafvordering (Sv), zonder dat daaraan voorafgaand een schriftelijke machtiging van de rechter-commissaris is gevorderd en verkregen, hetgeen wel vereist is blijkens het door het Hof van Justitie van de Europese Unie op 2 maart 2021 gewezen Prokuratuur-arrest en het arrest van de Hoge Raad van 5 april 2022.
Door de verdediging is geen verweer gevoerd met betrekking tot het vormverzuim.
De rechtbank constateert dat er gevorderde verkeers- en locatiegegevens zijn verkregen zonder voorafgaande machtiging van de rechter-commissaris, hetgeen niet in overeenstemming is met het Unierecht. Daarmee is sprake van een vormverzuim in het voorbereidend onderzoek in de zin van artikel 359a Sv .
Met die constatering rijst de vraag of aan het vormverzuim een rechtsgevolg dient te worden verbonden en, zo ja, welk rechtsgevolg. Bij de beantwoording daarvan houdt de rechtbank rekening met het belang dat het geschonden voorschrift dient, de ernst van het verzuim en het nadeel dat daarmee wordt veroorzaakt.
Het belang dat met het geschonden voorschrift wordt gediend is de bescherming van de persoonlijke levenssfeer in de zin van artikel 8 van het Europees Verdrag voor de Rechten van de Mens (EVRM) van de gebruiker van telecommunicatie. Door de onrechtmatige verkrijging is weliswaar een inbreuk op de persoonlijke levenssfeer gemaakt in die zin dat zicht is verkregen op de telefoonnummers waarmee de verdachte/de gebruiker gedurende een bepaalde periode verbinding heeft gehad, de datum, het tijdstip en de duur daarvan en de daarbij gebruikte zendmasten, maar de onrechtmatige verkrijging heeft er niet toe geleid dat politie of justitie kennis hebben kunnen nemen van de inhoud van de door de verdachte/de gebruiker gevoerde gesprekken. Daarmee is de inbreuk op de persoonlijke levenssfeer van relatief beperkte omvang. Wat de ernst van het verzuim betreft, geldt dat het Openbaar Ministerie de toen geldende voorschriften uit het Wetboek van Strafvordering heeft gevolgd. Bovendien weegt de rechtbank mee dat het ging om een verdenking van een zeer ernstig feit en het daarom aannemelijk is dat de rechter-commissaris toestemming zou hebben gegeven voor het doen van deze vorderingen, indien deze was benaderd met het verzoek de vorderingen vooraf te toetsen.
De rechtbank neemt ook in overweging dat door de verdediging niet is gesteld dat [verdachte K.M.] enig nadeel heeft ondervonden ten gevolge van het vormverzuim.
Nu niet meer dan een geringe inbreuk is gemaakt op de persoonlijke levenssfeer van [verdachte K.M.] kan naar het oordeel van de rechtbank worden volstaan met de enkele constatering van het verzuim.
Samengevat komt de rechtbank tot het oordeel dat de verweren, zoals besproken, worden verworpen. Het Openbaar Ministerie is ontvankelijk in de strafvervolging en er bestaan geen redenen tot integrale bewijsuitsluiting.
3.2
Geldigheid van de dagvaarding
De verdediging heeft verzocht om de dagvaarding met betrekking tot de in zaak B onder feit 2 ten laste gelegde deelname aan een criminele organisatie nietig te verklaren, indien de rechtbank meent dat meerdere afzonderlijke criminele organisaties hieronder kunnen worden geschaard. Volgens de verdediging voldoet de tenlastelegging in dat geval niet aan het in artikel 261 Sv neergelegde vereiste van voldoende duidelijkheid.
De rechtbank overweegt dat de dagvaarding, zowel volgens de tekst als volgens de door het Openbaar Ministerie ter zitting gegeven toelichting, uitdrukkelijk het oog heeft op één criminele organisatie. De rechtbank komt derhalve niet toe aan de beoordeling van het verweer van de verdediging dat strekt tot nietigheid van de dagvaarding.
3.3
De overige voorvragen
Deze rechtbank is bevoegd tot kennisneming van de ten laste gelegde feiten en er zijn geen redenen voor schorsing van de vervolging.
4 Waardering van het bewijs
4.1
Het standpunt van het Openbaar Ministerie
De officier van justitie heeft zich op het standpunt gesteld dat het in zaak A tenlastegelegde medeplegen van de moord op Peter R. de Vries begaan met een terroristisch oogmerk kan worden bewezen.
Ook het in zaak B onder feit 1 tenlastegelegde medeplegen van het voorhanden hebben van de wapens en munitie begaan met een terroristisch oogmerk en de in zaak B onder feit 2 tenlastegelegde deelname aan een criminele organisatie kunnen worden bewezen. Niet kan worden bewezen dat de criminele organisatie een terroristisch oogmerk had, zodat [verdachte K.M.] hiervan dient te worden vrijgesproken.
4.2
Het standpunt van de verdediging
De verdediging heeft zich op het standpunt gesteld dat [verdachte K.M.] integraal moet worden vrijgesproken van de aan hem in zaak A en zaak B ten laste gelegde feiten. De daartoe aangevoerde verweren en ingenomen standpunten zullen hierna bij de bespreking van de feiten aan bod komen.
4.3
Het oordeel van de rechtbank
4.3.1
Identificatie van verdachten als gebruikers van telefoons en telefoonnummers
In het dossier komen veel verschillende telefoons en telefoonnummers voor. De rechtbank zal in deze paragraaf uiteenzetten, mede ten behoeve van de leesbaarheid van het vonnis, welke telefoons en telefoonnummers in gebruik waren bij de verschillende verdachten.
De bewijsmiddelen die aan het oordeel van de rechtbank ten grondslag liggen, zijn opgenomen in bijlage 3.
[medeverdachte D.G.]
+31687576769
Op grond van de volgende feiten en omstandigheden stelt de rechtbank vast dat [medeverdachte D.G.] gedurende de periode van 17 juni 2021 tot en met 6 juli 2021 de gebruiker is geweest van telefoonnummer +31687576769 en het toestel Samsung met IMEI-nummers 352287560114255 en 355811960114255.
De Samsung telefoon is aangetroffen in de Renault Kadjar voorzien van kenteken [kenteken] (hierna aangeduid als: de Renault Kadjar), de auto waarin [medeverdachte D.G.] als bijrijder zat toen hij op 6 juli 2021 werd aangehouden. De telefoon was voorzien van een simkaart met telefoonnummer +31687576769. Uit de historische gegevens van dit telefoonnummer is gebleken dat het telefoonnummer vanaf 17 juni 2021 tot en met 6 juli 2021 actief is geweest in het mobiele netwerk en dat het nummer gedurende die periode gekoppeld is geweest aan de Samsung telefoon. In die periode heeft het telefoonnummer het meest gebruik gemaakt van een zendmast die dekking geeft aan het feitelijke verblijfadres van [medeverdachte D.G.] op het adres [adres ] . Tijdens de doorzoeking van die woning is een aankoopbon van de Samsung telefoon aangetroffen waarop te zien is dat de telefoon op 17 juni 2021 is aangekocht. Ook blijkt uit de historische gegevens dat het nummer contact en/of pogingen daartoe heeft gehad met een telefoonnummer dat op naam van de moeder van de vriendin van [medeverdachte D.G.] staat.
Matrix id-nummer 661441212
In de Renault Kadjar, de auto waarin [medeverdachte D.G.] als bijrijder zat toen hij op 6 juli 2021 werd aangehouden, is in de middenconsole een Google Pixel telefoon aangetroffen. Het IMEI-nummer dat bij het toestel hoort is 359678093346740. De data van de telefoon bleken versleuteld te zijn middels Pretty Good Privacy-software van chatapplicatie Matrix. De telefoon is door het NFI ontsleuteld en hieruit bleek dat de Google Pixel telefoon gebruik maakte van id-nummer 661441212 (hierna: * 1212 ) en dat in de telefoon één chatgesprek stond met de gebruiker van id-nummer 663884229 (hierna: * 4229 ).
Het gesprek tussen * 1212 en * 4229 werd gevoerd vanaf 5 juli 2021 te 15:59 uur. In deze paragraaf onder de kop ‘ [medeverdachte K.W.] ’ zal nader worden omschreven op basis van welke feiten en omstandigheden de rechtbank vaststelt dat [medeverdachte K.W.] de gebruiker is geweest van id-nummer * 1212 van 5 juli 2021 te 15:59 uur tot 6 juli 2021 te 16:25 uur.
De rechtbank stelt vast dat [medeverdachte D.G.] en [medeverdachte K.E.] samen de gebruikers zijn geweest van de Google Pixel telefoon met Matrix id-nummer * 1212 op 6 juli 2021 vanaf 16:40 uur tot het moment van hun aanhouding. Dit volgt uit de hierna genoemde feiten en omstandigheden.
Uit de versleutelde data is gebleken dat op 6 juli 2021 om 16:40 uur een foto van * 1212 werd verstuurd naar * 4229 . Op de foto is de binnenkant van een auto van het merk Renault te zien. Te zien is dat een persoon op de bestuurdersstoel zit met een blauwkleurige joggingbroek aan en dat een persoon op de bijrijdersstoel zit met een zwartkleurige joggingbroek aan en dat die persoon een geruite tas heeft. De kleding van deze personen komt overeen met de kleding die [medeverdachte K.E.] en [medeverdachte D.G.] dragen wanneer zij om 18:59 uur op de Prinsengracht te Amsterdam uit de Renault Kadjar stappen. Op camerabeelden is te zien dat [medeverdachte K.E.] uit de auto stapt vanuit de bestuurderszijde en dat [medeverdachte D.G.] uit de auto stapt vanuit de bijrijderszijde. [medeverdachte D.G.] draagt op die camerabeelden een geruite Louis Vuitton tas, die na zijn aanhouding in de Renault Kadjar is aangetroffen en waarin onder meer de identiteitskaart van [medeverdachte D.G.] zat.
Het chatgesprek tussen * 1212 en * 4229 wordt vanaf 16:40 uur in zowel de Poolse taal als de Nederlandse taal gevoerd. In de berichten is te lezen dat de gebruiker van * 4229 in het Pools dan wel in het Nederlands meerdere keren aangeeft dat de gebruiker van * 1212 de telefoon aan de ander moet geven, waarna vervolgens de berichten in het Pools dan wel in het Nederlands verder gaan.
Ook op grond van feiten en omstandigheden, zoals deze zijn beschreven in paragraaf 4.3.2.1, in combinatie met de inhoud van het gesprek tussen * 1212 en * 4229 , stelt de rechtbank vast dat [medeverdachte D.G.] en [medeverdachte K.E.] de gebruikers zijn geweest van het id-nummer 661441212 .
[medeverdachte K.E.]
+31649423994
Op grond van de volgende feiten en omstandigheden stelt de rechtbank vast dat [medeverdachte K.E.] gedurende de periode van 2 juli 2021 tot en met 6 juli 2021 de gebruiker is geweest van telefoonnummer +31649423994 en het toestel Samsung SM-A013G met IMEI-nummers 352287562257359 en 355811962257359.
[medeverdachte K.E.] had voornoemde Samsung telefoon onder zich toen hij op 6 juli 2021 werd aangehouden. De telefoon was voorzien van een simkaart met telefoonnummer +31649423994. Uit de verkregen historische gegevens van het IMEI-nummer van de Samsung telefoon is gebleken dat het telefoonnummer +31649423994 van 2 juli 2021 tot en met 6 juli 2021 gekoppeld is geweest aan de telefoon. Het telefoonnummer staat op naam van [medeverdachte K.E.] en heeft contact gehad en/of pogingen daartoe gehad met telefoonnummers die op naam staan van zijn vrouw en van familieleden van [medeverdachte K.E.] , namelijk zijn moeder, zijn zus en haar echtgenoot. Zowel het IMEI-nummer als het telefoonnummer hebben het meest gebruik gemaakt van een zendmast die staat in de omgeving van de woning van [medeverdachte K.E.] op het adres [adres ] .
Op de Samsung telefoon zijn de chatapplicaties WhatsApp en Signal geïnstalleerd en daarbij werd gebruik gemaakt van het telefoonnummer +31649423994 en de gebruikersnaam ‘ [gebruikersnaam] ’. Op 6 juli 2021 om 13:33:10 uur is gebruik gemaakt van het e-mailaccount ‘ [e-mailadres] ’.
+31630989167
Op grond van de volgende feiten en omstandigheden stelt de rechtbank vast dat [medeverdachte K.E.] gedurende de periode van 21 juni 2021 tot en met 2 juli 2021 ook de gebruiker is geweest van telefoonnummer +31630989167.
Uit de historische gegevens van het IMEI-nummer 352287562257359 van de Samsung SM-A013G telefoon die onder [medeverdachte K.E.] in beslag is genomen, is gebleken dat in de periode van 21 juni 2021 tot en met 2 juli 2021 het telefoonnummer +31630989167 daaraan gekoppeld is geweest. Dit telefoonnummer heeft gedurende die periode het meest gebruik gemaakt van een zendmast die staat in de omgeving van de woning van [medeverdachte K.E.] . Het telefoonnummer heeft contact gehad en/of pogingen daartoe gehad met telefoonnummers die op naam staan van zijn vrouw en van familieleden van [medeverdachte K.E.] , namelijk zijn moeder, zijn zus en haar echtgenoot. Ook blijkt uit een politieregistratie dat het telefoonnummer op 1 juli 2021 gekoppeld is aan [medeverdachte K.E.] .
+31649590296
De rechtbank stelt vast dat [medeverdachte K.E.] ook de gebruiker is geweest van het telefoonnummer +31649590296. Uit de historische gegevens van het IMEI-nummer van de Samsung telefoon die onder [medeverdachte K.E.] in beslag is genomen, is gebleken dat dit telefoonnummer op 21 juni 2021 van 18:43 uur tot 18:51 uur daaraan gekoppeld is geweest. Op de terechtzitting van 7 juni 2022 heeft [medeverdachte K.E.] verklaard dat dit zijn telefoonnummer is.
Matrix id-nummer 661441212
In de Renault Kadjar, de auto waarin [medeverdachte K.E.] als bestuurder zat toen hij op 6 juli 2021 werd aangehouden, is in de middenconsole een Google Pixel telefoon aangetroffen. Zoals reeds omschreven onder de kop ‘ [medeverdachte D.G.] ’ staat naar het oordeel van de rechtbank vast dat [medeverdachte D.G.] en [medeverdachte K.E.] samen de gebruikers zijn geweest van de Google Pixel telefoon met Matrix id-nummer 661441212 op 6 juli 2021 vanaf 16:40 uur tot het moment van hun aanhouding.
[verdachte K.M.]
+31686323040
Naar het oordeel van de rechtbank staat op grond van de volgende feiten en omstandigheden vast dat [verdachte K.M.] in de periode van 20 mei 2021 tot en met 21 september 2021 de gebruiker is geweest van het telefoonnummer +31686323040 in combinatie met het toestel Samsung SM-G986B, voorzien van IMEI-nummers 355030110711403 en 355031110711401.
De Samsung telefoon is in beslag genomen bij een doorzoeking van de woning op het adres [adres ] op 19 oktober 2021. [verdachte K.M.] verbleef op dat moment in die woning en is daar toen aangehouden. In de slaapkamer van [verdachte K.M.] zijn meerdere telefoons aangetroffen, waaronder de Samsung telefoon. In de telefoon zijn meerdere selfies van [verdachte K.M.] aangetroffen en aan de telefoon was gekoppeld het e-mailadres ‘ [e-mailadres] ’. Ook zijn foto’s van documenten aangetroffen afkomstig van het autoverhuurbedrijf Sixt B.V. die waren gericht aan [verdachte K.M.] en geadresseerd aan zijn inschrijfadres.
Aan de Samsung telefoon bleken zes simkaartnummers gekoppeld te zijn geweest, waarvan vier simkaarten geactiveerd zijn geweest. Eén van die vier telefoonnummers is het nummer +31686323040. Uit historische gegevens van dit nummer is gebleken dat het in de periode van 20 mei 2021 tot en met 21 september 2021 enkel in voornoemde Samsung telefoon heeft gezeten. Voorts blijkt uit de gegevens dat er 92 keer contact is geweest met een telefoonnummer dat op naam staat van de vader van [verdachte K.M.] en dat in de Samsung telefoon is opgeslagen in de contactenlijst als ‘mama’.
+31682237932
De rechtbank stelt op grond van de volgende feiten en omstandigheden vast dat [verdachte K.M.] ook de gebruiker was van de iPhone met IMEI-nummer 353042094788163, welk toestel hij gedurende de periode van 14 juni 2021 tot en met 6 juli 2021 heeft gebruikt in combinatie met telefoonnummer +31682237932.
Uit de verkeersgegevens van het telefoonnummer +31682237932 volgt dat het van 14 juni 2021 tot en met 6 juli 2021 te 19:52 uur gekoppeld is geweest aan een toestel met IMEI-nummer 353042094788163. Dit IMEI-nummer behoort toe aan een Apple iPhone X die is aangetroffen in de woning op het adres [adres ] en die onder [verdachte K.M.] in beslag is genomen. Uit de historische gegevens van het IMEI-nummer is gebleken dat naast het nummer +31682237932 nog vier andere telefoonnummers zijn gebruikt, waaronder, in de periode van 8 februari 2021 tot en met 21 mei 2021, het telefoonnummer +31613905059. Dit nummer blijkt uit gegevens van de Kamer van Koophandel te horen bij de eenmanszaak ‘ [eenmanszaak] ’ op naam van [verdachte K.M.] . Alle telefoonnummers die in de iPhone zijn gebruikt, hebben gemeen dat ze hetzelfde basisstation het vaakst gebruiken, ook gedurende de nachten. Dit betreft het basisstation gelegen aan de [adres ] , wat dekking geeft aan het woonadres van [verdachte K.M.] .
Daar komt bij dat uit onderzoek naar de geografische bewegingen van de iPhone in vergelijking met registraties in de politiesystemen met betrekking tot [verdachte K.M.] , drie momenten naar voren zijn gekomen waarop zij dezelfde reisbewegingen hebben gemaakt, te weten op 22 maart 2021, 2 april 2021 en 19 juni 2021.
Matrix id-nummer 663884229
Zoals reeds hierboven is beschreven is in de Renault Kadjar een Google Pixel telefoon aangetroffen waarmee via de communicatiedienst Matrix versleuteld werd gecommuniceerd onder id-nummer * 1212 . In de telefoon is een gesprek aangetroffen met de gebruiker van Matrix id-nummer * 4229 .
[verdachte K.M.] heeft ter terechtzitting verklaard dat hij onder druk berichten heeft verstuurd. Hoewel in het dossier ook enkele berichten zitten die afkomstig zijn van telefoonnummers van [verdachte K.M.] , spelen de berichten tussen de id-nummers * 1212 en * 4229 een hoofdrol in de verdenking jegens [verdachte K.M.] . Daarbij heeft [verdachte K.M.] zijn verklaring naar eigen zeggen afgelegd naar aanleiding van het spreekrecht van nabestaanden [nabestaande 1] en [nabestaande 2] en heeft hij zich in die verklaring ook specifiek tot hen gericht. Gelet hierop begrijpt de rechtbank de verklaring van [verdachte K.M.] zo dat hij doelde op de berichten die zijn verstuurd met het nummer * 4229 en dat hij erkent de gebruiker hiervan te zijn geweest.
Ook op grond van de inhoud van de gesprekken tussen gebruikers * 1212 en * 4229 , in combinatie met de historische gegevens van het telefoonnummer * 7932 van [verdachte K.M.] , stelt de rechtbank vast dat [verdachte K.M.] van 5 juli 2021 te 17:06 uur tot en met 6 juli 2021 de gebruiker is geweest van * 4229 . De rechtbank overweegt hiertoe als volgt.
Gesprek tussen * 1212 en * 4229 op 6 juli 2021 van 16:02 uur tot 16:32 uur
Uit het gesprek tussen * 1212 en * 4229 op 6 juli 2021 tussen 16:02 uur en 16:32 uur, welk gesprek in de Poolse taal wordt gevoerd, blijkt dat er een ontmoeting zal plaatsvinden op dezelfde plek als een dag eerder. Om 16:02 uur vraagt * 1212 of hij al naar buiten moet komen, waarop * 4229 antwoordt: ‘ik ben er bijna’. In het gesprek vraagt * 4229 aan * 1212 : ‘is hij al bij jou’. Uit het gesprek volgt dat ‘hij’ een ‘landgenoot’ is. Nu beide gebruikers in de Poolse taal spreken, gaat de rechtbank ervan uit dat dit gaat over een persoon van Poolse afkomst.
Om 16:28 uur stuurt * 4229 ‘ik heb 3 min’, waarmee hoogstwaarschijnlijk wordt bedoeld dat hij er over drie minuten is. Vier minuten later, om 16:32 uur, vraagt * 4229 aan * 1212 ‘waar zijn jullie verdomme’ en zegt ‘er is geen tijd’. Uit dit gesprek kan worden opgemaakt dat * 4229 op de afgesproken plaats is en dat de gebruiker van * 1212 en ‘de landgenoot’ er nog niet zijn. Op datzelfde moment belt * 7932 ( [verdachte K.M.] ) naar het nummer 31685132600, waarvan de rechtbank later in deze paragraaf vaststelt dat dat nummer in gebruik is bij [medeverdachte K.W.] . Eén minuut later belt * 7932 ( [verdachte K.M.] ) naar het telefoonnummer +31649423994 van [medeverdachte K.E.] (hierna: * 3994 ( [medeverdachte K.E.] )). Zowel [verdachte K.M.] als [medeverdachte K.W.] en [medeverdachte K.E.] zijn van Poolse afkomst en spreken de Poolse taal. Op beide belmomenten staat het nummer * 7932 ( [verdachte K.M.] ) onder bereik van zendmasten die dekking geven aan het adres Goereesestraat 29B en het Zuidplein 100C in Rotterdam . Voorts is uit de historische gegevens gebleken dat * 7932 ( [verdachte K.M.] ) een dag eerder, op 5 juli 2021 tussen 15:35 uur en 15:49 uur ook onder bereik stond van dezelfde zendmasten en dus ‘op dezelfde plek als gisteren’ was.
Gesprek tussen * 1212 en * 4229 op 6 juli 2021 van 19:39 uur tot 19:52 uur
Ook blijkt uit de inhoud van het gesprek tussen * 1212 (op dat moment in gebruik bij [medeverdachte D.G.] en [medeverdachte K.E.] ) en * 4229 dat op 6 juli 2021 in de avond plaatsvindt, in combinatie met de historische gegevens van het nummer * 7932 van [verdachte K.M.] , dat [verdachte K.M.] de gebruiker was van * 4229 .
In het gesprek wordt gesproken over het ‘in de fik steken’ van kleren en van de auto en er wordt besproken waar [medeverdachte K.E.] en [medeverdachte D.G.] naartoe moeten. De gebruiker van * 4229 vraagt omstreeks 19:47 uur meermalen of [medeverdachte D.G.] en [medeverdachte K.E.] naar Tiel kunnen worden gebracht. Uit de historische gegevens van * 7932 ( [verdachte K.M.] ) blijkt dat hij om 19:45 uur heeft gebeld naar het nummer van de vrouw van [medeverdachte K.E.] en dat hij zich op dat moment bevond onder bereik van een zendmast die behoort bij de locatie Teisterbantlaan 2 in Tiel.
Kort daarna, om 19:50 uur, zegt * 4229 tegen [medeverdachte D.G.] dat zij naar ‘die Polen in rotje’ moeten gaan. Met ‘rotje’ wordt, naar de rechtbank begrijpt, Rotterdam bedoeld. Het nummer * 7932 van [verdachte K.M.] belt op datzelfde moment naar het nummer +31685132600, waarvan de rechtbank later in deze paragraaf vaststelt dat dat nummer in gebruik is bij [medeverdachte K.W.] , en naar het nummer dat volgens de politie in gebruik is bij [betrokkene 5] . Zowel [medeverdachte K.W.] als [betrokkene 5] zijn van Poolse afkomst. Het nummer van [betrokkene 5] bevindt zich op dat moment niet in Rotterdam en [verdachte K.M.] krijgt geen contact met het nummer van [medeverdachte K.W.] . Vervolgens stuurt * 4229 om 19:52 uur dat ‘hij’ niet thuis is.
Ten slotte communiceert de gebruiker van * 4229 zowel in de Nederlandse als de Poolse taal, talen die [verdachte K.M.] allebei beheerst.
Gelet op verklaring zoals [verdachte K.M.] die ter terechtzitting heeft afgelegd, de bel- en locatiegegevens van het nummer * 7932 van [verdachte K.M.] en de inhoud van het gesprek tussen * 1212 en * 4229 en de berichten die door * 4229 worden verstuurd, stelt de rechtbank vast dat [verdachte K.M.] de gebruiker was van * 4229 .
[medeverdachte K.W.]
+31616742586
De rechtbank stelt vast dat [medeverdachte K.W.] van 12 juli 2021 tot en met 26 oktober 2021 de gebruiker is geweest van het telefoonnummer +31616742586. De rechtbank overweegt hiertoe als volgt.
Het telefoonnummer is veelvuldig als tegennummer naar voren gekomen bij tapgesprekken van het nummer dat volgens de politie in gebruik is bij [betrokkene 5] (hierna: *1066 ( [betrokkene 5] )). Uit de tapgesprekken kwam identificerende informatie naar voren van de gebruiker van +31616742586. Zo wordt het nummer gebruikt door een Pools sprekende man die ‘ [naam 1] ’ wordt genoemd en noemt de gebruiker zichzelf ‘ [naam 2] ’. Verder zegt de gebruiker van het nummer een zus te hebben die ‘ [betrokkene 6] ’ heet en dat hij een vriendin heeft met wie hij samenwoont, genaamd [betrokkene 7] . Uit het dossier volgt dat [medeverdachte K.W.] een vriendin heeft genaamd [betrokkene 7] . Uit de politiesystemen blijkt namelijk dat [betrokkene 7] op 9 september 2021 bij een melding is aangetroffen op het adres Goereesestraat 29B te Rotterdam, waarbij zij zich in gezelschap bevond van haar vriend [medeverdachte K.W.] . Zij verklaarden beiden dat zij in die woning verbleven. Ook heeft [medeverdachte K.W.] tijdens een politieverhoor op 3 oktober 2021 verklaard dat hij een vriendin heeft genaamd [betrokkene 7] , met wie hij samenwoont in Rotterdam.
Daar komt bij dat de gebruiker van het nummer +31616742586 op 5 oktober 2021 spreekt over een auto-ongeval dat hij heeft gehad en dat de politie een zakje met drugs heeft gevonden. Uit de politiesystemen blijkt dat [medeverdachte K.W.] op 3 oktober 2021 is aangehouden voor het verlaten van een plaats na een ongeval en dat hij een zakje met vermoedelijk amfetamine bij zich droeg.
Dat [betrokkene 5] en [medeverdachte K.W.] contacten van elkaar zijn blijkt uit de politiesystemen. Daarin staan meldingen waarbij zij samen zijn aangehouden wegens verdenkingen van het plegen van verschillende strafbare feiten.
Uit de historische gegevens van het telefoonnummer +31616742586 (hierna: *2586 ( [medeverdachte K.W.] )) blijkt dat het in gebruik is geweest in de periode van 12 juli 2021 tot en met 26 oktober 2021.
+31685132600
De rechtbank stelt vast dat [medeverdachte K.W.] van 23 juni 2021 tot en met 7 juli 2021 ook de gebruiker is geweest van het telefoonnummer +31685132600 en overweegt hiertoe als volgt.
Uit de historische gegevens van het hierboven besproken telefoonnummer *2586 blijken grote overeenkomsten met het nummer +31685132600. Zo hebben beide nummers in dezelfde toestellen gezeten, namelijk in een Samsung SM-G130HN met IMEI-nummer 352325061023300 en in een Wiko Sunny 3 mini toestel met IMEI-nummer 358050091068200. Het nummer +31685132600 heeft van 26 juni 2021 tot en met 5 juli 2021 in het Sunny 3 mini toestel gezeten en van 6 juli 2021 tot en met 7 juli 2021 in de Samsung telefoon. Ook blijken beide nummers de mast op het adres Pleinweg 198D te Rotterdam het meest te hebben aangestraald, wat nabij het adres Goereesestraat 29B te Rotterdam is. Voorts hebben beide telefoonnummers grote overeenkomsten ten aanzien van hun tegennummers, waarbij zij het meest contact hebben gehad met het nummer *1066 ( [betrokkene 5] ).
Daar komt bij dat het nummer *1066 ( [betrokkene 5] ) op 5 juli 2021 om 14:48 naar * 7932 ( [verdachte K.M.] ) twee sms-berichten stuurt, namelijk het bericht ‘0685132600’ en vervolgens het bericht ‘nummer van [naam 1] ’. Zoals reeds hierboven is beschreven werd [medeverdachte K.W.] in de tapgesprekken van *1066 ( [betrokkene 5] ) ook ‘ [naam 1] ’ genoemd.
Gelet op de overeenkomsten tussen beide nummers en de inhoud van de twee, door nummer *1066 ( [betrokkene 5] ), verstuurde sms-berichten, stelt de rechtbank vast dat [medeverdachte K.W.] de gebruiker is geweest van +31685132600.
Matrix id-nummer 661441212
Zoals reeds hierboven is beschreven is in de Renault Kadjar een Google Pixel telefoon aangetroffen en werd met die telefoon via de applicatie Matrix versleuteld gecommuniceerd met id-nummer * 1212 , waarvan de rechtbank heeft vastgesteld dat [medeverdachte D.G.] en [medeverdachte K.E.] op 6 juli 2021 vanaf 16:40 uur de gebruikers zijn geweest. De rechtbank stelt vast dat [medeverdachte K.W.] de gebruiker is geweest van Matrix id-nummer * 1212 gedurende de periode van 5 juli 2021 te 15:59 uur tot 6 juli 2021 te 16:25 uur en overweegt hiertoe als volgt.
Op 5 juli 2021 om 14:48 uur ontvangt [verdachte K.M.] van *1066 ( [betrokkene 5] ) het telefoonnummer *2600 van [medeverdachte K.W.] . Eén minuut later, om 14:49 uur, stuurt [verdachte K.M.] naar *1066 ( [betrokkene 5] ) dat hij met deze telefoons geen contact met hen gaat houden en dat ‘ [naam 4] ’ zo meteen een telefoon krijgt die hij niet mag kwijtraken.
Zoals reeds is beschreven blijkt uit het gesprek dat op 6 juli 2021 tussen * 4229 ( [verdachte K.M.] ) en * 1212 wordt gevoerd dat zij elkaar gaan ontmoeten op dezelfde plek als waar zij elkaar een dag eerder hebben ontmoet en blijkt uit de historische gegevens van het telefoonnummer * 7932 ( [verdachte K.M.] ) dat die ontmoeting tussen 15:35 uur en 15:49 uur heeft plaatsgevonden in de omgeving van de Goereesestraat 29B en het Zuidplein 100C in Rotterdam . Na een eenmalige aanmelding op 22 juni 2021 om 13:31 uur wordt * 1212 op 5 juli 2021 vanaf 15:59 uur actief in het mobiele netwerk terwijl het nummer *2600 van [medeverdachte K.W.] vanaf 15:37 uur die dag tot en met 6 juli 2021 lijkt te zijn uitgeschakeld.
Voorts blijkt uit het gesprek op 6 juli 2021 tussen * 4229 ( [verdachte K.M.] ) en * 1212 dat [verdachte K.M.] zich afvraagt waar de gebruiker van * 1212 blijft. Om 16:32 uur stuurt hij namelijk ‘waar zijn jullie verdomme’. Op hetzelfde tijdstip doet het nummer * 7932 ( [verdachte K.M.] ) een uitgaande oproep naar het nummer *2600 van [medeverdachte K.W.] .
Op basis van de inhoud van de sms-berichten tussen [verdachte K.M.] en *1066 ( [betrokkene 5] ) waaruit volgt dat ‘ [naam 4] ’ een telefoon gaat ontvangen, in combinatie met het kort daarna in het netwerk komen van de Google Pixel terwijl de ‘normale’ telefoon van [medeverdachte K.W.] niet meer in het netwerk voorkomt en het gegeven dat [verdachte K.M.] naar het nummer van [medeverdachte K.W.] belt terwijl hij zich afvraagt waar * 1212 blijft, stelt de rechtbank vast dat [verdachte K.M.] de Google Pixel telefoon met Matrix id-nummer * 1212 op 5 juli 2021 tussen 15:35 uur en 15:49 uur heeft overhandigd aan [medeverdachte K.W.] . Het verweer van de verdediging dat met ‘ [naam 4] ’ niet [medeverdachte K.W.] wordt bedoeld wordt verworpen.
Ook op basis van de berichten van * 1212 op 6 juli 2021 stelt de rechtbank vast dat [medeverdachte K.W.] de gebruiker is geweest van de Google Pixel telefoon met Matrix id-nummer * 1212 . Uit het gesprek blijkt dat de gebruiker van * 1212 ‘thuis’ is. Zo stuurt de gebruiker van * 1212 om 11:46 uur ‘ik ben thuis’, stuurt hij om 13:43 uur de berichten ‘ik ben er’ en ‘ik was aan het douchen’ en blijkt uit de berichten tussen 16:02 uur en 16:05 uur dat de gebruiker van * 1212 ‘naar buiten zal komen’ als * 4229 ( [verdachte K.M.] ) hem een seintje geeft. Uit de historische gegevens van de Google Pixel telefoon blijkt dat de telefoon op 6 juli 2021 om 0:00 uur, 8:00 uur en 16:00 uur de zendmast op het adres Pleinweg 198D in Rotterdam aanstraalt. Deze zendmast geeft dekking aan het adres Goereesestraat 29B in Rotterdam , het verblijfadres van [medeverdachte K.W.] .
Daar komt bij dat uit de berichten tussen * 4229 ( [verdachte K.M.] ) en * 1212 volgt dat de gebruiker van * 1212 op 5 juli 2021 een wapen in zijn bezit heeft gehad. Om 18:55 uur stuurt * 4229 ( [verdachte K.M.] ) namelijk naar * 1212 het bericht ‘het wapen naar huis brengen en de auto achterlaten’ en om 18:58 uur stuurt hij dat * 1212 niet met het wapen mag spelen. Later zal in dit vonnis nader worden beschreven op grond waarvan de rechtbank vaststelt dat [medeverdachte K.W.] op 5 juli 2021, samen met [medeverdachte K.E.] , omstreeks 18:49 uur wapens heeft opgehaald in Alphen aan den Rijn en dat met één van die wapens, een omgebouwd gas- en alarmpistool van het merk Zoraki, Peter R. de Vries is neergeschoten. Later in dit vonnis zal de rechtbank vaststellen dat ook op dit wapen DNA van [medeverdachte K.W.] is aangetroffen.
Ten slotte wordt door de gebruiker van * 1212 gedurende de periode van 5 juli 2021 te 15:59 uur tot 6 juli 2021 te 16:25 uur uitsluitend in de Poolse taal gesproken, terwijl vaststaat dat [medeverdachte K.W.] van Poolse afkomst is en de Poolse taal spreekt.
[medeverdachte E.O.]
+31626125917
De rechtbank stelt vast dat [medeverdachte E.O.] de gebruiker is geweest van telefoonnummer +31626125917 gedurende de periode van 20 april 2021 tot en met 6 juli 2021 te 20:59 uur. De rechtbank overweegt hiertoe als volgt.
Uit de gesprekken met het telio-nummer van [medeverdachte C.W.] is gebleken dat [medeverdachte C.W.] op 1 juni 2021 belt met zijn vriendin en vraagt om het telefoonnummer van ‘Red’. Zijn vriendin geeft hem vervolgens het telefoonnummer 0626125917 door. [medeverdachte E.O.] heeft in een verhoor bij de politie op 8 juli 2022 verklaard dat zijn bijnaam ‘Red’ is.
Vervolgens blijkt uit de gesprekken met het telio-nummer van [medeverdachte C.W.] dat hij op verschillende data in de periode van 1 juni 2021 tot en met 6 juli 2021 heeft gebeld naar het telefoonnummer +31626125917. Weliswaar wordt bij deze gesprekken ook de stem van [medeverdachte G.M.] herkend, maar bij de gevoerde gesprekken wordt de stem van de persoon door wie de telefoon wordt opgenomen herkend als die van [medeverdachte E.O.] , wat er op duidt dat [medeverdachte E.O.] de gebruiker is van het nummer.
Uit de historische gegevens van het nummer +31626125917 is gebleken dat het nummer van 20 april 2021 tot en met 6 juli 2021 te 20:59 uur gekoppeld is geweest aan één toestel, namelijk het toestel met IMEI-nummer 354763591643680 (hierna: IMEI*3680).
[medeverdachte G.M.]
+31620485512
De rechtbank stelt vast dat [medeverdachte G.M.] de gebruiker is geweest van het telefoonnummer +31620485512 gedurende de periode van 30 juli 2021 tot en met 11 augustus 2021, in combinatie met een Xiaomi toestel met IMEI-nummer 868754056077707. De rechtbank komt tot dit oordeel op grond van de volgende feiten en omstandigheden.
Tijdens een observatie van [medeverdachte E.O.] op 11 augustus 2021 werd gezien dat hij op een balkon stond van een woning op het adres [adres ] . Kort daarna werd een ander persoon op datzelfde balkon gezien, die is geïdentificeerd als [medeverdachte G.M.] . Door middel van een IMSI-scan werd vastgesteld dat die persoon, [medeverdachte G.M.] , gebruik maakte van een Xiaomi toestel met IMEI-nummer 868754056077707 (hierna: IMEI*7707). Uit een tap op dit toestel bleek daaraan het telefoonnummer +31620485512 te zijn gekoppeld. Uit de historische gegevens van het IMEI-nummer en het telefoonnummer bleek dat zij beiden actief waren in de periode van 30 juli 2021 tot en met 11 augustus 2021.
Ook blijkt uit de inhoud van de tapgesprekken van het telefoontoestel, waaraan op dat moment het nummer +31620485512 gekoppeld was, dat [medeverdachte G.M.] de gebruiker was van het toestel. Er wordt regelmatig ingebeld door een telefoonnummer op naam van [betrokkene 8] . Uit politieregistraties blijkt dat [betrokkene 8] en [medeverdachte G.M.] bekenden zijn van elkaar. [betrokkene 8] heeft namelijk op 31 maart 2021 aangifte gedaan van een bedreiging door haar ex-vriend op 24 mei 2021 waarbij [medeverdachte G.M.] aanwezig zou zijn geweest. Toen de politie wegens de melding op 25 mei 2021 langs de woning van [betrokkene 8] ging, werd de voordeur geopend door [medeverdachte G.M.] . In de tapgesprekken wordt de gebruiker van het toestel door [betrokkene 8] ‘ [medeverdachte G.M.] ’ genoemd, zijnde de voornaam van [medeverdachte G.M.] . Daarnaast zegt de gebruiker van het toestel op 23 augustus 2021 in een gesprek met [medeverdachte C.W.] , via diens telio-nummer, dat hij vrijdag een afspraak heeft om zich in te schrijven. Op dat moment straalt het toestel een mast aan in [plaats] en uit de gemeentelijke basisadministratie van [medeverdachte G.M.] blijkt dat hij zich op 25 augustus 2021 heeft ingeschreven op het woonadres van [betrokkene 8] in [plaats] .
+31633639426
De rechtbank stelt vast dat [medeverdachte G.M.] ook de gebruiker was van het telefoonnummer +31633639426 gedurende de periode van 8 juli 2021 tot en met 29 juli 2021. De rechtbank overweegt hiertoe als volgt.
In een tapgesprek op 2 juli 2021, via het telio-nummer, van [medeverdachte C.W.] met zijn vriendin, zegt [medeverdachte C.W.] dat hij ‘Red’ en ‘Angel’ volgende week op bezoek wil laten komen. Op 8 juli 2021 belt [medeverdachte C.W.] opnieuw met zijn vriendin en in dat gesprek vraagt zijn vriendin hem om ‘Angel’ te bellen en geeft zij hem het telefoonnummer +31633639426. Direct na dit gesprek belt [medeverdachte C.W.] naar dit nummer en de stem van [medeverdachte G.M.] wordt herkend als de gebruiker van het nummer. Uit dit gesprek volgt dat [medeverdachte C.W.] en de gebruiker van het nummer, [medeverdachte G.M.] , elkaar morgen gaan zien. Uit de bezoekerslijst van de P.I. waar [medeverdachte C.W.] op dat moment gedetineerd is, blijkt dat [medeverdachte C.W.] op 9 juli 2021 bezoek heeft gehad van zijn vriendin, [medeverdachte G.M.] en [medeverdachte E.O.] .
Uit de historische gegevens blijkt dat het nummer actief is geweest van 8 juli 2021 tot en met 29 juli 2021 en dat het in twee toestellen heeft gezeten. Het nummer heeft van 8 juli 2021 tot en met 23 juli 2021 in een Samsung Galaxy A12 met IMEI-nummer 355765357259100 gezeten. Dit toestel is van [medeverdachte C.W.] en werd door hem tot zijn aanhouding op 28 mei 2021 gebruikt. Daarna heeft het nummer van 23 juli 2021 tot en met 29 juli 2021 in een Samsung Galaxy A12 met IMEI-nummer 353761200962360 gezeten.
+31626038364
De rechtbank stelt op grond van de volgende feiten en omstandigheden vast dat [medeverdachte G.M.] ook de gebruiker is geweest van het telefoonnummer +31626038364 gedurende de periode van 9 juni 2021 tot en met 7 juli 2021.
[medeverdachte C.W.] was de gebruiker van dit telefoonnummer tot zijn aanhouding op 28 mei 2021. Na zijn aanhouding is het telefoonnummer +31626038364 tot en met 9 juni 2021 gekoppeld gebleven aan het dual-sim toestel met IMEI-nummers 355765357259100 en 351479597259100 (hierna: IMEI*9100). Het telefoonnummer is daarna van 9 juni 2021 tot en met 7 juli 2021 gekoppeld geweest aan het toestel met IMEI-nummer 354487118374750 (hierna: IMEI*4750).
Dat het toestel met IMEI-nummer *9100 na de aanhouding van [medeverdachte C.W.] in gebruik is genomen door [medeverdachte G.M.] blijkt ook uit het gegeven dat [medeverdachte G.M.] het toestel in de periode van 8 juli 2021 tot en met 23 juli 2021 heeft gebruikt in combinatie met zijn telefoonnummer +31633639426 en uit het gegeven dat de IMEI-nummers van dit toestel in de periode van 15 tot en met 23 juli 2021 en van 3 tot en met 11 augustus 2021 het meest aanstraalt op masten in [plaats] , alwaar de vriendin van [medeverdachte G.M.] woonde en waar [medeverdachte G.M.] zich op 25 augustus 2021 heeft ingeschreven.
Dat het nummer +31626038364 van [medeverdachte G.M.] is wordt ondersteund door het feit dat dit telefoonnummer, in combinatie met het toestel met IMEI-nummer *4750, op 6 juli 2021 dezelfde reisbewegingen maakt als [medeverdachte G.M.] .
[medeverdachte C.W.]
TULP nummer 3009612887 (telio)
Binnen de penitentiaire inrichtingen waar [medeverdachte C.W.] verbleef wordt gebruik gemaakt van Telio Nederland B.V., het zichtbare nummer waarmee wordt uitgebeld is + 3120890909 . De rechtbank stelt vast dat [medeverdachte C.W.] tijdens zijn detentie gebruik heeft gemaakt van dat nummer gedurende de periode van 28 mei 2021 tot en met 12 december 2021.
Iedere gedetineerde krijgt een eigen TULP nummer toegewezen. [medeverdachte C.W.] is gedetineerd geweest van 28 mei 2021 tot en met 12 december 2021 en kreeg TULP nummer 3009612887 toegewezen.
Daar waar gedoeld wordt op dit telefoonnummer, zal in het vonnis worden gesproken over ‘het telio-nummer van [medeverdachte C.W.] ’.
[medeverdachte L.S.]
+31616084245
De rechtbank stelt vast dat [medeverdachte L.S.] op 1 en 5 juli 2021 de gebruiker is geweest van het telefoonnummer +31616084245. De rechtbank overweegt hiertoe als volgt.
[medeverdachte L.S.] had ten tijde van zijn aanhouding een Apple iPhone 12 met IMEI-nummer 353241894551140 (hierna: IMEI*1140) onder zich. [medeverdachte L.S.] heeft tijdens zijn politieverhoor verklaard dat dit zijn telefoon is en dat hij dat toestel ongeveer twee á drie jaar geleden heeft overgenomen van zijn broer. Het toestel was voorzien van een simkaart en daarnaast zaten er twee losse simkaarten in het hoesje van de telefoon. Eén van de simkaarten was voorzien van een IMSI-nummer dat hoort bij het telefoonnummer +31616084245. Uit de historische gegevens van dit telefoonnummer is gebleken dat het telefoonnummer in gebruik is geweest van 20 juni 2021 tot en met 20 december 2021 en dat het, met name in de nachtelijke uren, het meest een mast heeft aangestraald die dekking geeft aan het woonadres van [medeverdachte L.S.] . Daar komt bij dat het nummer op 1 juli 2021 in Amsterdam een mast heeft aangestraald die dekking geeft aan de Lange Leidsedwarsstraat, terwijl op camerabeelden te zien is dat [medeverdachte L.S.] kort daarvoor door die straat is gelopen.
[medeverdachte D.K.]
+31622367394
De rechtbank stelt vast dat [medeverdachte D.K.] de gebruiker is geweest van het telefoonnummer +31622367394. De rechtbank overweegt hiertoe als volgt.
Op 8 november 2021 is [medeverdachte D.K.] aangehouden in een ander strafrechtelijk onderzoek genaamd Cumbia en is zijn woning doorzocht. Tijdens deze doorzoeking is een iPhone aangetroffen die was voorzien van IMEI-nummers 355877338050406 en 355877337819686 en waaraan telefoonnummer +31622367394 was gekoppeld. De telefoon is onderzocht en op basis van de informatie uit de telefoon kan worden vastgesteld dat [medeverdachte D.K.] de gebruiker was. Zo is in de telefoon op 19 maart 2021 bij Apple ingelogd met de accountnaam ‘iPhone van [naam 7] ’, zijnde de voornaam van [medeverdachte D.K.] . Ook blijkt uit verschillende WhatsApp-gesprekken, waarbij de gebruiker van de telefoon gebruik maakt van de naam ‘Young Genius’, dat [medeverdachte D.K.] de gebruiker was. Zo staat in de telefoon een gesprek met [betrokkene 9] , met wie de gebruiker, gelet op de inhoud van het gesprek, een relatie lijkt te hebben. In het onderzoek Cumbia is gebleken dat [medeverdachte D.K.] een relatie heeft met [betrokkene 9] en dat hij ook verblijft op haar adres. In een gesprek met een contact genaamd ‘Delos’ wordt door de gebruiker tweemaal een foto gestuurd van een rekeningnummer op naam van [medeverdachte D.K.] . Voorts is [medeverdachte D.K.] geboren op [geboortedag 2] en wordt de gebruiker van de telefoon op [datum] 2021 om 23:58:10 uur door een contact gefeliciteerd. Verder blijkt uit zowel een WhatsApp-gesprek als uit een Signal-gesprek, waarbij gebruik wordt gemaakt van de naam ‘Familia’, dat de gebruiker in de periode van 21 tot en met 25 juli 2021 in het ziekenhuis ligt. In het WhatsApp-gesprek wordt door de gebruiker een video gestuurd waarop [medeverdachte D.K.] te zien is, liggend in een ziekenhuisbed.
Conclusie
Op grond van het voorgaande concludeert de rechtbank dat de hierna genoemde verdachten de gebruikers zijn geweest van de hierna genoemde telefoonnummers. Daar waar de rechtbank in het vonnis spreekt over het gebruik van deze telefoons en telefoonnummers zal in het vervolg, voor zover daarmee kan worden volstaan, enkel de naam van de verdachte worden genoemd.
Verdachte
Telefoonnummer
Telefoontoestel / IMEI-nummer
Periode
[medeverdachte D.G.]
+31687576769
Samsung/
352287560114255 en
355811960114255
17 juni 2021 t/m 6 juli 2021
661441212 (Matrix id)
Google Pixel 3a /
359678093346740
6 juli 2021 te 16:40 uur t/m 6 juli 2021 te 20:17 uur
[medeverdachte K.E.]
+31649423994
Samsung SM-A013G/
352287562257359 en
355811962257359
2 juli 2021 t/m 6 juli 2021
+31630989167
Samsung SM-A013G / 352287562257359
21 juni 2021 t/m 2 juli 2021
+31649590296
Samsung SM-A013G / 352287562257359
21 juni 2021 van 18:43 uur tot 18:51 uur
661441212 (Matrix id)
Google Pixel 3a /
359678093346740
6 juli 2021 te 16:40 uur t/m 6 juli 2021 te 20:17 uur
[verdachte K.M.]
+31686323040
Samsung SM-G986B / 355030110711403 en 355031110711401
20 mei 2021 t/m 21 september 2021
+31682237932
Apple iPhone /
353042094788163
14 juni 2021 t/m 6 juli 2021
663884229 (Matrix-id)
onbekend
5 juli 2021 te 17:06 uur t/m 6 juli 2021
[medeverdachte K.W.]
+31616742586
Samsung SM-G130HN /
352325061023300
12 juli 2021 t/m 9 augustus 2021
+31685132600
Samsung SM-G130HN /
352325061023300
Sunny 3 mini /
358050091068200
6 juli 2021 t/m 7 juli 2021
26 juni 2021 t/m 5 juli 2021
661441212 (Matrix id)
Google Pixel 3a /
359678093346740
5 juli 2021 te 15:59 uur tot 6 juli 2021 te 16:25 uur
[medeverdachte E.O.]
+31626125917
354763591643680
20 april 2021 t/m 6 juli 2021
[medeverdachte G.M.]
+31620485512
Xiaomi /
868754056077707
30 juli 2021 t/m 11 augustus 2021
+31633639426
Samsung Galaxy A12 / 355765357259100
Samsung Galaxy A12 / 353761200962360
8 juli 2021 t/m 23 juli 2021
23 juli 2021 t/m 29 juli 2021
+31626038364
354487118374750
9 juni 2021 t/m 7 juli 2021
[medeverdachte C.W.]
+ 3120890909
TULP nummer 3009612887
-
28 mei 2021 t/m 12 december 2021
[medeverdachte L.S.]
+31616084245
Apple iPhone 12 /
353241894551140
[medeverdachte D.K.]
+31622367394
Apple iPhone /
355877338050406 en
355877337819686
4.3.2
Feiten en omstandigheden
4.3.2.1 Vaststelling van de feiten en omstandigheden
Op grond van het dossier stelt de rechtbank de volgende feiten en omstandigheden vast.
Het neerschieten en overlijden van Peter R. de Vries
Op 6 juli 2021 omstreeks 19:30 uur komt bij de politie de melding binnen dat een man was neergeschoten op de Lange Leidsedwarsstraat in Amsterdam. Het slachtoffer blijkt Peter R. de Vries te zijn. Peter R. de Vries was vlak daarvoor te gast in RTL Boulevard.
Op 15 juli 2021 is Peter R. de Vries overleden. Uit het pathologisch onderzoek volgt dat er twee schotletsels zijn aangetroffen, namelijk een inschot in het hoofd achter het linkeroor en een doorschot ter hoogte van de rechterheup. Het overlijden van Peter R. de Vries wordt zonder meer verklaard door de gevolgen van (de verwikkelingen van) het schotletsel door het hoofd.
Gebeurtenissen in aanloop naar het neerschieten van Peter R. de Vries
April 2021 – [verdachte K.M.] zoekt mensen om een journalist te volgen en dood te schieten
Getuige 5089 heeft verklaard dat [verdachte K.M.] vanaf april 2021 op zoek was naar iemand die achter een journalist aan zou rijden en foto’s van hem zou maken en dat hij later op zoek was naar iemand die de journalist zou doodschieten. [verdachte K.M.] zou dit doen voor zijn ‘oom’, een Marokkaanse man voor wie hij werkte. De journalist moest worden doodgeschoten omdat hij samenwerkte met de kroongetuige in een zaak tegen de Marokkaanse man. Daarvoor hadden ze de broer van de kroongetuige doodgeschoten en nu zou de journalist aan de beurt zijn. [verdachte K.M.] heeft hem verteld dat [medeverdachte K.E.] vanaf juni 2021 de journalist ging volgen om hem dood te schieten, maar dat hij waarschijnlijk bang was en dat [verdachte K.M.] iemand anders moest vinden. [medeverdachte K.E.] wist echter te veel en daarom kreeg hij de rol van chauffeur.
[betrokkene 10] , die samen met [verdachte K.M.] is aangehouden op de Middachtenweg in Den Haag op 19 oktober 2021, heeft verklaard dat [verdachte K.M.] hem, ongeveer twee maanden voordat Peter R. de Vries is neergeschoten, heeft gevraagd om een paar foto’s te maken van een meneer die uit een kantoorpand kwam. Hij heeft dat niet gedaan. [betrokkene 10] kwam er later achter dat het om Peter R. de Vries ging. Nadat Peter R. de Vries was neergeschoten heeft hij van [verdachte K.M.] gehoord wat er is gebeurd. [verdachte K.M.] liep ermee te pronken, evenals over de man voor wie hij werkte die hij ‘oom’ noemde.
Mei 2021 – [medeverdachte E.O.] , [medeverdachte G.M.] en [medeverdachte C.W.] in Delfzijl, [medeverdachte L.S.] vliegt vanuit Curaçao naar Nederland
De telefoons van [medeverdachte C.W.] , [medeverdachte E.O.] en [medeverdachte G.M.] stralen vanaf 10 mei 2021 masten aan in Delfzijl. Op 28 mei 2021 komt de politie op het adres [adres ] wegens geluidsoverlast. In de woning worden [medeverdachte C.W.] , [medeverdachte E.O.] en [medeverdachte G.M.] aangetroffen. [medeverdachte C.W.] wordt aangehouden in verband met een openstaande gevangenisstraf van 144 dagen.
Op 23 mei 2021 komt [medeverdachte L.S.] vanuit Curaçao aan in Nederland.
9 juni 2021 – aanwezigheid [medeverdachte E.O.] en [medeverdachte G.M.] in de omgeving van de plaats delict
De telefoon van [medeverdachte E.O.] straalt op 9 juni 2021 tussen 17:53 uur en 20:57 uur een zendmast aan die dekking geeft aan de omgeving van de studio van RTL Boulevard in Amsterdam. De telefoon van [medeverdachte G.M.] straalt om 20:56 uur dezelfde zendmast aan. Dit is tot 1 juli 2021 de enige dag waarop hun nummers worden geregistreerd in de omgeving van de studio van RTL Boulevard.
Op 11 juni 2021 voert [medeverdachte C.W.] met zijn telio-nummer vanuit de gevangenis een gesprek met [medeverdachte E.O.] . In het gesprek wordt onder meer het volgende gezegd:
[medeverdachte C.W.] : wat gaan jullie doen gaan jullie beginnen met werken?
[medeverdachte E.O.] : jaah we zijn gaan zitten kijken, maar we hadden je nodig maar jaah
De rechtbank stelt vast dat [medeverdachte E.O.] en [medeverdachte G.M.] op 9 juni 2021 in de omgeving van de plaats delict zijn gaan kijken.
11 juni 2021 – aanwezigheid [medeverdachte L.S.] in de omgeving van de plaats delict
Op 11 juni 2021 was [medeverdachte L.S.] samen met [betrokkene 11] (niet zijnde verdachte [medeverdachte E.O.] ) en [betrokkene 12] in Amsterdam. Uit de beschrijving van de camerabeelden volgt dat zij om 19:58 uur aankomen bij de McDonalds op de Leidsestraat in Amsterdam. [medeverdachte L.S.] en [betrokkene 11] gaan de McDonalds in, terwijl [betrokkene 12] de Lange Leidsedwarsstraat in loopt tot ongeveer perceel 17. Daar staat [betrokkene 12] even stil waarna hij zich omdraait en terug loopt in de richting van de McDonalds. [betrokkene 12] kijkt hierbij om zich heen en omhoog. Om 20:12 uur loopt [betrokkene 12] de McDonalds in. Om 20:14 uur komt [betrokkene 11] met twee tassen in zijn handen de McDonalds uit en gaat vervolgens samen met [medeverdachte L.S.] op het terras van de McDonalds zitten aan een tafel tegenover de uitgang op de Lange Leidsedwarsstraat van de RTL Boulevard studio. Twee minuten later komt [betrokkene 12] de McDonalds uit en gaat bij hen zitten. Om 20:29 uur vertrekken zij in de richting waar zij eerder vandaan zijn gekomen.
In de telefoon van [medeverdachte L.S.] zijn verwijderde zoektermen aangetroffen. Op 11 juni 2021 om 19:31 uur heeft hij als zoekterm ingevoerd ‘rembrandtplein mac’ en om 19:36 uur de zoekterm ‘leidsestraat amsterdam’.
20 juni 2021- gestolen Renault Kadjar wordt ‘koud’ gezet op de Miamidreef in Utrecht
Op 20 juni 2021 wordt aangifte gedaan van diefstal van een zilvergrijze Renault Kadjar met kenteken [kenteken] . De auto is volgens de aangeefster weggenomen van een parkeerplaats in Hoofddorp tussen 19 juni 2021 om 13:30 uur en 20 juni 2021 om 09:05 uur. Dit betreft de Renault Kadjar waarin [medeverdachte K.E.] en [medeverdachte D.G.] zijn aangehouden op 6 juli 2021 en die was voorzien van het valse kenteken [kenteken] .
Uit het infotainmentsysteem van de Renault Kadjar, welk systeem wordt ingeschakeld zodra het contact van de auto wordt opgestart, volgt dat de auto op 20 juni 2021 om 00:50 uur en 01:07 uur is gestart terwijl hij onder bereik stond van een zendmast behorende bij een Q-park parkeerplaats in Hoofddorp. Vervolgens is de auto op 21 juni 2021 om 00:07 uur gestart terwijl hij onder bereik stond van een zendmast die dekking geeft aan de Miamidreef in Utrecht.
Op verschillende tijdstippen tussen 21 en 27 juni 2021 is de auto gestart en telkens staat de auto onder bereik van zendmasten die dekking geven aan de Miamidreef in Utrecht.
Op 27 juni 2021 is de auto om 01:52 uur is gestart. Om 02:12 uur staat het nummer van [betrokkene 13] , wiens vingerafdrukken op de valse kentekenplaten van de Renault Kadjar zijn aangetroffen, eveneens onder bereik van een zendmast die dekking geeft aan de Miamidreef. Ook het nummer van [verdachte K.M.] staat rond hetzelfde tijdstip, om 02:29 uur, onder bereik van een zendmast die dekking geeft aan de Miamidreef. [betrokkene 13] heeft verklaard dat hij en [verdachte K.M.] jeugdvrienden zijn.
Op 3 juli 2021, om 16:41 uur, is het valse kenteken van de Renault Kadjar bevraagd door een politieambtenaar die zich op dat moment op de Miamidreef bevond.
Op grond van het voorgaande stelt de rechtbank vast dat de Renault Kadjar waarin [medeverdachte K.E.] en [medeverdachte D.G.] op 6 juli 2021 zijn aangehouden, op 20 juni 2021 is gestolen in Hoofddorp, vervolgens is ‘koud gezet’ op de Miamidreef in Utrecht en daarna door [verdachte K.M.] en [betrokkene 13] is voorzien van de valse kentekenplaten.
23 juni 2021 – aanwezigheid [medeverdachte K.E.] in de omgeving van de plaats delict
Ter terechtzitting zijn camerabeelden getoond. Op camerabeelden van 23 juni 2021, mede blijkens eigen waarneming van de rechtbank, is te zien dat een man om 17:14 uur vanuit de richting van de Prinsengracht over de Leidsestraat loopt en linksaf de Lange Leidsedwarsstraat in slaat. De man loopt langs de McDonalds en de achteruitgang van de studio van RTL Boulevard. De man slaat vervolgens om 17:16 uur de Leidsekruisstraat in en loopt om 17:17 uur linksaf de Prinsengracht op.
[medeverdachte K.E.] heeft op 7 juni 2022 ter terechtzitting verklaard dat hij de man is die te zien is op deze beelden. Op grond van deze verklaring alsmede de gelijkenissen tussen de tatoeages van deze persoon en die van [medeverdachte K.E.] en het gegeven dat [medeverdachte K.E.] hier dezelfde trui met opdruk ‘Pitbull Sports’ draagt als op 6 juli 2021, stelt de rechtbank vast dat [medeverdachte K.E.] de persoon is die te zien is op de beelden.
Ongeveer twee uur later, om 19:21 uur, is op camerabeelden te zien dat een man vanuit de richting van de Prinsengracht over de Leidsestraat loopt en linksaf de Lange Leidsedwarsstraat in slaat. Om 19:21 uur loopt de man langs de achteruitgang van de studio van RTL Boulevard waarbij hij kijkt naar die uitgang. Enkele meters verderop blijft hij stil staan en kijkt hij wederom in de richting van de achteruitgang. Weer loopt hij enkele meters verder en vervolgens gaat hij ter hoogte van perceel 82 stil staan. Om 19:24 uur is te zien dat Peter R. de Vries via de achteruitgang van de studio van RTL Boulevard naar buiten komt en de Lange Leidsedwarsstraat in loopt richting parkeergarage ‘De Hoofdstad’ (hierna: de parkeergarage), waar Peter R. de Vries altijd zijn auto of motor parkeerde als hij te gast was bij RTL Boulevard. Peter R. de Vries loopt langs de man. Nadat om 19:25 uur een politiebusje de man heeft gepasseerd, loopt de man ook in de richting van de parkeergarage. Om 19:26 uur loopt Peter R. de Vries de parkeergarage in en één minuut later is in het raam van het pand naast de parkeergarage de reflectie van de man te zien. Om 19:28 uur is te zien dat de man langs de parkeergarage loopt en dat hij de parkeergarage in kijkt tijdens het voorbij lopen.
Op basis van de uiterlijke kenmerken van de man stelt de rechtbank vast dat de man die op de beelden te zien is, [medeverdachte K.E.] is. Daar komt bij dat [medeverdachte K.E.] dezelfde jas van het merk ‘Nike’ draagt als op de beelden van 28 juni 2021, waarvan de rechtbank hierna zal vaststellen dat [medeverdachte K.E.] daarop te zien is. In de woning van [medeverdachte K.E.] is een usb-stick gevonden met daarop een foto van [medeverdachte K.E.] samen met zijn vrouw, waarbij [medeverdachte K.E.] een Nike jas draagt die er exact hetzelfde uitziet als de jas die hij op 23 juni en 28 juni 2021 draagt.
Het verweer van [medeverdachte K.E.] dat hij niet de persoon is op de beelden van 19:20 uur tot 19.28 uur en dat hij op dat moment niet in Amsterdam was, acht de rechtbank niet aannemelijk geworden. Niet alleen is de rechtbank van oordeel dat het [medeverdachte K.E.] is die te zien is op de beelden van 23 juni 2021, maar bovendien maakt het telefoonnummer van [medeverdachte K.E.] om 19:05 uur gebruik van een zendmast op de Amsteldijk in Amsterdam.
28 juni 2021 – aanwezigheid [medeverdachte K.E.] in de omgeving van de plaats delict
Op camerabeelden van 28 juni 2021 is, mede blijkens eigen waarneming van de rechtbank, te zien dat een man om 18:15 uur vanuit de richting van de Prinsengracht de Leidsekruisstraat in slaat en daarna de Korte Leidsedwarsstraat in loopt. De man betreedt het pand van ‘Jack’s Casino’. Om 19:25 uur verlaat de man het pand en loopt in de richting van de Leidsekruisstraat. Om 19:26 uur is te zien dat Peter R. de Vries de achteruitgang van de studio van RTL Boulevard verlaat en de Lange Leidsedwarsstraat in loopt in de richting van de parkeergarage. Enkele seconden later is te zien dat de man stil staat op de kruising van de Leidsekruisstraat en de Lange Leidsedwarsstraat en dat hij in de richting van Peter R. de Vries kijkt. De man loopt vervolgens uit beeld en om 19:27 uur is te zien dat Peter R. de Vries de kruising passeert. Eén minuut later is te zien dat Peter R. de Vries de parkeergarage in loopt en direct hierna is te zien dat de man langs de parkeergarage loopt, de parkeergarage in kijkt, stopt ter hoogte van de ingang van de parkeergarage en zijn rug naar de parkeergarage draait. Op dat moment kijkt de man met zijn gezicht in de richting van de camera. De man loopt heen en weer en te zien is dat hij telkens de parkeergarage in kijkt. Vervolgens loopt de man weg in de richting van de Spiegelgracht.
Op basis van de uiterlijke kenmerken van de man, alsmede de tatoeages in de nek van de man, stelt de rechtbank vast dat de man op de beelden [medeverdachte K.E.] is. Daarbij draagt [medeverdachte K.E.] dezelfde jas van het merk ‘Nike’ als op de beelden van 23 juni 2021, welke jas er exact hetzelfde uitziet als de jas die hij draagt op een foto die op de usb-stick in zijn woning is aangetroffen.
Door de verdediging is aangevoerd dat [medeverdachte K.E.] heeft verklaard dat hij die dag bij zijn moeder was en dat [medeverdachte K.E.] niet de persoon is die op de beelden van 28 juni 2021 te zien is. Daarnaast zijn de beelden niet van voldoende kwaliteit om tot een herkenning te komen. De rechtbank volgt die lezing niet. De rechtbank vindt de beelden van voldoende kwaliteit om [medeverdachte K.E.] op te herkennen en de rechtbank heeft [medeverdachte K.E.] op de beelden herkend. De verklaring van [medeverdachte K.E.] dat hij niet de persoon is op de beelden op 28 juni 2021 en dat hij die dag thuis bij zijn moeder was, vindt de rechtbank alleen al om die reden niet aannemelijk geworden. Voorts acht de rechtbank de verklaring van [medeverdachte K.E.] , dat hij die dag bij zijn moeder was, niet aannemelijk omdat twee telefoonnummers van [medeverdachte K.E.] die dag om 20:17 uur, 21:20 uur en van 22:11 uur tot en met 22:20 uur gebruik hebben gemaakt van zendmasten in Amsterdam.
1 juli 2021 – aanwezigheid [medeverdachte L.S.] , [medeverdachte E.O.] en [medeverdachte G.M.] in de omgeving van de plaats delict
Op camerabeelden van 1 juli 2021 is, mede blijkens eigen waarneming van de rechtbank, te zien dat om 19:33 uur drie mannen over de Leidsestraat lopen. De rechtbank stelt vast dat deze personen [medeverdachte L.S.] , [medeverdachte E.O.] en [medeverdachte G.M.] zijn. Zij lopen langs de McDonalds op de kruising Leidsestraat en de Lange Leidsedwarsstraat, in de richting van het Leidseplein.
Op camerabeelden van de parkeergarage is te zien dat [medeverdachte L.S.] , [medeverdachte E.O.] en [medeverdachte G.M.] om 19:47 uur langs de ingang van de parkeergarage lopen en dat zij alle drie naar binnen kijken tijdens het voorbijlopen.
Twee minuten later, om 19:49 uur, voert [medeverdachte C.W.] met zijn telio-nummer vanuit de gevangenis een telefoongesprek met [medeverdachte E.O.] en [medeverdachte G.M.] . In het gesprek wordt het volgende gezegd:
[medeverdachte C.W.] : waar zijn jullie mee bezig. Met kijken naar werk?
[medeverdachte G.M.] : we zijn hier... “observation”
[medeverdachte C.W.] : “observation”
[medeverdachte E.O.] : ja, “observation” voor “celebration” om te kunnen blijven kloten
[medeverdachte C.W.] : het is zo meteen zover,..... een maand is al voorbij
(…)
[medeverdachte C.W.] : Hebben jullie al iets te doen gekregen?
[medeverdachte E.O.] : hoor je niet dat we op “observation voor celebration” zijn
[medeverdachte C.W.] : een andere of hetzelfde?
[medeverdachte E.O.] : op hetzelfde nog steeds
Vervolgens is in het gesprek te horen dat [medeverdachte G.M.] op de achtergrond een ander telefoongesprek voert met een onbekende man, waarbij de telefoon op speaker staat. Het volgende wordt gezegd:
[medeverdachte G.M.] : ja, we hebben gezien wat je net gestuurd hebt.. die man is niet hier in de buurt toch?
Onbekende man: Nee, hij is niet hier in de buurt. Maandag en dinsdag...
De rechtbank stelt vast dat 1 juli 2021 op een donderdag was en dat de maandag en dinsdag daarop, 5 en 6 juli 2021 betreffen.
Op 1 juli 2021 om 22:21 uur heeft [medeverdachte L.S.] in zijn telefoon de zoektermen ingevoerd ‘wat speelt tussen peter r en kroongetuige [betrokkene 14] ’ en om 22:27 uur ‘peter r de vries beveiliging’.
In de dagen erna, op 2, 3 en 5 juli 2021, heeft [medeverdachte L.S.] onder meer de volgende zoektermen ingevoerd:
2 juli 2021 om 07:42 uur rtl boulevard adres
2 juli 2021 om 08:25 uur Leidseplein Amsterdam
2 juli 2021 om 08:26 uur Mcdonald's Amsterdam Leidsestraat
2 juli 2021 om 14:08 uur rtl boulevard peter r de vries
3 juli 2021 om 11:51 uur mcdonalds leidsestraat
3 juli 2021 om 12:07 uur parking de hoofdstad ingang en uitgangspunt
5 juli 2021 om 16:31 uur hoe laat begint boulevard
5 juli 2021 – de dag voor het neerschieten van Peter R. de Vries
Het ophalen van de Renault Kadjar in Utrecht
Op 5 juli 2021 om 10:30 uur en om 10:40 uur belt [verdachte K.M.] naar het nummer van [betrokkene 15] . Om 10:58 uur wordt het kenteken van een Volkswagen Polo met kenteken [kenteken] , op naam van de vader van [betrokkene 15] (hierna: de auto van [betrokkene 15] ), in Tiel geregistreerd. Het nummer van [verdachte K.M.] straalt om 12:02 uur een zendmast aan in Best en het nummer van [betrokkene 15] straalt om 12:42 uur een zendmast aan in Boxtel, dat op ongeveer 13 kilometer afstand ligt van Best. Om 13:34 uur straalt het nummer van [verdachte K.M.] een zendmast aan in Tiel. Om 13:47 uur is er weer een kentekenregistratie van de auto van [betrokkene 15] in Tiel.
Om 14:48 uur ontvangt [verdachte K.M.] van het nummer dat volgens de politie bij [betrokkene 5] behoort, een SMS-bericht, met als inhoud het telefoonnummer van [medeverdachte K.W.] .
Om 15:20 uur wordt de auto van [betrokkene 15] geregistreerd op de Groene Kruisweg in Rotterdam in de richting van Zuidplein en één minuut later straalt het nummer van [betrokkene 15] een zendmast aan die dekking geeft aan de Groene Kruisweg. Om 15:23 uur straalt het nummer van [verdachte K.M.] een zendmast aan in diezelfde omgeving en om 15:35 uur straalt het nummer van [verdachte K.M.] een zendmast aan die dekking geeft aan de Goereesestraat in Rotterdam. Twee minuten later straalt ook het nummer van [medeverdachte K.W.] een zendmast aan die dekking geeft aan de Goereesestraat.
[betrokkene 15] heeft verklaard dat [verdachte K.M.] een oude vriend van hem is en dat hij samen met [verdachte K.M.] naar een autogarage in Best is gereden. [betrokkene 15] reed toen in zijn vaders auto en [verdachte K.M.] reed in een Golf. [betrokkene 15] heeft verklaard dat de auto van [verdachte K.M.] bij de autogarage in Best is achtergelaten en dat zij daarna samen in de auto van [betrokkene 15] naar Rotterdam zijn gegaan. [betrokkene 15] heeft voorts verklaard dat zij een Pool hebben afgezet in Utrecht.
De rechtbank stelt op grond van het voorgaande vast dat [verdachte K.M.] en [betrokkene 15] , nadat zij naar een autogarage in Best zijn gereden en weer terug naar Tiel zijn gegaan, samen vanuit Tiel naar Rotterdam zijn gereden.
Om 15:23 belt [verdachte K.M.] naar het nummer van de vrouw van [medeverdachte K.E.] en vervolgens belt [verdachte K.M.] tussen 15:28 uur en 15:49 uur vier maal naar het nummer van [medeverdachte K.E.] . Het nummer van [medeverdachte K.E.] straalt op dat moment een zendmast aan die dekking geeft aan zijn woonadres, [adres ] .
Zoals reeds is beschreven in paragraaf 4.3.1 stelt de rechtbank vast dat [verdachte K.M.] tussen 15:35 uur en 15:49 uur de Google Pixel telefoon met Matrix id-nummer * 1212 aan [medeverdachte K.W.] heeft overhandigd in de omgeving van de verblijfplaats van [medeverdachte K.W.] , de Goereesestraat 29B in Rotterdam , en dat [medeverdachte K.W.] vanaf dat moment gebruik heeft gemaakt van die telefoon.
Om 15:59 uur wordt de Google Pixel telefoon voor het eerst sinds 22 juni 2021 geactiveerd en op dat moment maakt de telefoon gebruik van de zendmast het Afrikaanderplein in Rotterdam. Op datzelfde moment wordt de auto van [betrokkene 15] geregistreerd op de Strevelsweg in Rotterdam, komende vanuit de richting van de Pleinweg en gaande in de richting van de Stadionweg. Het Afrikaanderplein ligt op ongeveer 2 kilometer afstand van de Strevelsweg.
Om 16:04 uur belt [verdachte K.M.] opnieuw naar [medeverdachte K.E.] . [verdachte K.M.] maakt op dat moment gebruik van een zendmast op de Stadionweg in Rotterdam. Eén minuut later wordt de auto van [betrokkene 15] geregistreerd op de Stadionweg in Rotterdam. [medeverdachte K.E.] maakt op dat moment gebruik van een zendmast op de Culemborgseweg 6a in Buren.
Om 16:05 uur stuurt [verdachte K.M.] naar [medeverdachte K.E.] een SMS-bericht met als inhoud: “Miamidreef”.
Om 16:51 uur belt [verdachte K.M.] naar [medeverdachte K.E.] en op dat moment maken beide nummers gebruik van zendmasten die dekking geven aan de Miamidreef in Utrecht. Om 16:56 uur wordt [betrokkene 15] gebeld en op dat moment staat zijn nummer eveneens onder bereik van een zendmast die dekking geeft aan de Miamidreef in Utrecht.
Om 18:41 uur respectievelijk 18:42 uur staan de nummers van [verdachte K.M.] en [betrokkene 15] onder bereik van dezelfde zendmast in Ochten.
[medeverdachte K.E.] heeft op de zitting van 7 juni 2022 verklaard dat hij de auto waarin hij op 6 juli 2021 is aangehouden (de Renault Kadjar) een dag eerder heeft gekregen van een kennis wiens naam hij niet wil noemen.
[medeverdachte K.E.] en [medeverdachte K.W.] gaan met de Renault Kadjar naar Alphen aan den Rijn om wapens op te halen
Om 17:01 uur wordt de Renault Kadjar gestart en op dat moment staat de auto onder bereik van een zendmast die dekking geeft aan de Miamidreef.
Om 17:06 uur begint het chatgesprek tussen Matrix id-nummers * 1212 , op dat moment in gebruik bij [medeverdachte K.W.] , en * 4299 , in gebruik bij [verdachte K.M.] . Het gesprek tussen [verdachte K.M.] en [medeverdachte K.W.] , zowel op 5 juli als op 6 juli 2021, wordt gevoerd in de Poolse taal. De volgende chatberichten – die zijn vertaald naar het Nederlands – worden verstuurd:
17:06 uur
[medeverdachte K.W.] :
Oké
17:10 uur
[medeverdachte K.W.] :
Ik weet alles
17:17 uur
[medeverdachte K.W.] :
Stuur me de foto’s
Allemaal
17:21 uur
[medeverdachte K.W.] :
Van die lul
17:34 uur
[medeverdachte K.W.] :
We zijn al aan het rijden
In de Google Pixel telefoon die op dat moment werd gebruikt door [medeverdachte K.W.] zijn drie fotobestanden aangetroffen waarop Peter R. de Vries te zien is. De fotobestanden hebben tijdstempels van 5 juli 2021 om 17:24 uur. Op grond hiervan stelt de rechtbank vast dat [medeverdachte K.W.] foto’s van Peter R. de Vries heeft ontvangen van [verdachte K.M.] toen hij vroeg om foto’s van ‘die lul’.
Om 17:31 uur wordt de Renault Kadjar geregistreerd op de A12, komende vanuit de richting Utrecht en gaande in de richting van Bodegraven. Op de foto die behoort bij deze ANPR-registratie is te zien dat twee personen in de auto zitten. Om 17:38 uur maakt de Renault Kadjar een snelheidsovertreding op de N11 in Alphen aan den Rijn.
Op de telefoon van [medeverdachte K.E.] is om 18:07 uur de camera-applicatie geopend. Op de telefoon van [medeverdachte K.E.] zijn drie foto’s aangetroffen waarop de Renault Kadjar te zien is en op basis van de omgevingskenmerken wordt door de politie geconstateerd dat de auto op dat moment gefotografeerd is op het Stadhoudersplein in Alphen aan den Rijn.
Op 30 meter afstand van het Stadhoudersplein bevinden zich twee Poolse supermarkten die beide blikjes bier van het (Poolse) merk ‘Perła’ en chocoladecroissants van het merk ‘7 Day’s Super Max’ verkopen. In de Renault Kadjar zijn op 6 juli 2021 een verpakking van dergelijke chocoladecroissants en een blikje bier van het merk ‘Perła’ aangetroffen. De croissantverpakking en de drinkrand van het blikje bier zijn bemonsterd en onderzocht door het NFI. Uit die bemonsteringen zijn enkelvoudige DNA-profielen verkregen die overeenkomen met het DNA van [medeverdachte K.W.] . Het is meer dan 1 miljard keer waarschijnlijker dat - kort gezegd - het DNA afkomstig is van [medeverdachte K.W.] dan wanneer dat niet zo is. Op grond daarvan concludeert de rechtbank dat het DNA van [medeverdachte K.W.] op deze voorwerpen zit.
Om 18:18 uur staan twee telefoonnummers (*9167 en * 3994 ) van [medeverdachte K.E.] onder bereik van een zendmast op de Energieweg 2 in Alphen aan den Rijn en blijkens de locatiegegevens van de telefoon van [medeverdachte K.E.] was de telefoon met telefoonnummer * 3994 om 18:32 uur op de Eikenlaan ter hoogte van nummer 34 in Alphen aan den Rijn.
In het chatgesprek tussen [medeverdachte K.W.] en [verdachte K.M.] worden onder meer de volgende berichten verstuurd:
18:25 uur
[medeverdachte K.W.]
We zijn er
18:34 uur
18:38 uur
18:43 uur
[medeverdachte K.W.]
[verdachte K.M.]
[Ik] ga er naartoe
Maatje [ga] naar Golf 4 een zwarte zal [er] in zitten
Leenbakker
18:44 uur
[verdachte K.M.]
Zilverkleurige Golf 4
18:49 uur
[medeverdachte K.W.]
Ik zie
18:52 uur
[verdachte K.M.]
Maak in de auto een foto van wat je gekregen hebt
18:55 uur
[verdachte K.M.]
Maatje die ene is er niet jullie moeten morgen daar naar toe
18:55 uur
[verdachte K.M.]
Het wapen naar huis brengen en de auto achterlaten
18:58 uur
[verdachte K.M.]
Verdomme maar je moet niet met het wapen spelen
18:58 uur
[medeverdachte K.W.] :
Ik weet het
19:05 uur
[medeverdachte K.W.]
Luister er is geen demper
19:06 uur
[medeverdachte K.W.]
Kun je niet voor morgen regelen?
Peter R. de Vries was op 5 juli 2021 niet in de uitzending van RTL Boulevard.
Op de Eikenlaan in Alphen aan den Rijn, die is gelegen tussen de Energieweg en de Meidoornstraat, is een vestiging van ‘Leenbakker’ gevestigd.
Op het adres [adres ] is op 24 maart 2022 in een schuur een groot aantal wapens aangetroffen in onderzoek 26Romford, waaronder zeven omgebouwde Zoraki’s. Deze wapens zijn door het NFI onderzocht en vergeleken met de Zoraki waarmee Peter R. de Vries is neergeschoten. Het NFI concludeert dat de bevindingen van het onderzoek minimaal zeer veel waarschijnlijker zijn wanneer de wapens door dezelfde persoon of groep zijn omgebouwd, dan wanneer de wapens door verschillende personen of groepen zijn omgebouwd.
De Zoraki waarmee Peter R. de Vries is neergeschoten is op meerdere plekken bemonsterd en door het NFI onderzocht. Uit de bemonsteringen van de trekker, de trekkerbeugel en bij het handvat zijn DNA-mengprofielen van meerdere donoren verkregen. Het DNA-profiel van [medeverdachte K.W.] komt overeen met deze DNA-mengprofielen. Het is steeds meer dan 1 miljard keer waarschijnlijker dat - kort gezegd - [medeverdachte K.W.] één van de donoren is dan wanneer dit niet zo is. Op basis daarvan concludeert de rechtbank dat het DNA van [medeverdachte K.W.] op dit wapen zit.
De MP5 die op 6 juli 2021 in de Renault Kadjar is aangetroffen is eveneens bemonsterd en door het NFI onderzocht. Uit de bemonsteringen van de ruwe en scherpe delen, alsmede de gladde delen en voorzijde van de loop zijn DNA-mengprofielen van meerdere donoren verkregen. De DNA-profielen van [medeverdachte K.W.] en [medeverdachte K.E.] komen overeen met deze DNA-mengprofielen. Het DNA-profiel is wat betreft de ruwe en scherpe delen en de gladde delen meer dan 1 miljard keer waarschijnlijker dat - kort gezegd – [medeverdachte K.W.] en [medeverdachte K.E.] (mede) de donoren zijn dan wanneer de bemonstering DNA bevat van slechts één of geen van hen. Het DNA-profiel is wat betreft de voorzijde van de loop circa 1 miljoen keer waarschijnlijker dat - kort gezegd - [medeverdachte K.W.] één van de donoren is dan wanneer dit niet zo is. Op grond daarvan concludeert de rechtbank dat ook op de MP5 het DNA van [medeverdachte K.W.] zit.
Om 19:03 uur wordt de Renault Kadjar geregistreerd op de N11 ter hoogte van Hazerswoude en gaande in de richting van Rotterdam. Om 19:52 uur wordt de Renault Kadjar geregistreerd op de A16 ter hoogte van de Van Brienenoordbrug in Rotterdam. Hierna verplaatst de auto zich via Vianen naar de omgeving Tiel/Maurik.
Op grond van het voorgaande stelt de rechtbank vast dat [verdachte K.M.] met [betrokkene 15] is meegereden naar Rotterdam om [medeverdachte K.W.] op te halen en dat zij vervolgens met z’n drieën naar de Miamidreef in Utrecht zijn gereden, alwaar [verdachte K.M.] de Renault Kadjar aan [medeverdachte K.E.] heeft overhandigd in aanwezigheid van [medeverdachte K.W.] . Daarna is [verdachte K.M.] door [betrokkene 15] teruggebracht naar Ochten. [medeverdachte K.E.] en [medeverdachte K.W.] zijn vanaf de Miamidreef in Utrecht met de Renault Kadjar naar Alphen aan den Rijn gereden. In Alphen aan den Rijn hebben zij de wapens opgehaald, waaronder het wapen waarmee Peter R. de Vries is neergeschoten.
[medeverdachte L.S.] , [medeverdachte E.O.] en [medeverdachte G.M.] rijden naar Amsterdam
Uit de historische verkeersgegevens van de telefoonnummers van [medeverdachte E.O.] en [medeverdachte G.M.] volgt dat zij in de middag van 5 juli 2021 in Rotterdam zijn. Om 17:00 uur is er een ANPR-registratie van de Peugeot 206 (in gebruik bij [medeverdachte E.O.] en [medeverdachte G.M.] ), op de Laan op Zuid in Rotterdam. Het nummer van [medeverdachte E.O.] bevindt zich vervolgens om 18:38 uur in [plaats] , de woonplaats van [medeverdachte L.S.] .
Uit de ANPR-registraties volgt dat de Peugeot 206 om 19:19 uur over de A2 rijdt bij Vianen in de richting van Amsterdam. Vervolgens is de auto rond 20:00 uur in het centrum van Amsterdam en om 20:39 uur wordt de auto op de A1 bij Hoevelaken geregistreerd. Het telefoonnummer van [medeverdachte L.S.] straalt tussen 19:49 uur en 20:16 uur een zendmast aan in Amsterdam en vervolgens tussen 21:02 uur en 22:43 uur een zendmast in Apeldoorn. De telefoonnummers van [medeverdachte E.O.] en [medeverdachte G.M.] stralen tussen 21:20 uur en 22:01 uur eveneens een mast aan in Apeldoorn. De Peugeot 206 rijdt om 22:48 uur over de A50, ter hoogte van Grijsoord, richting Heteren. Om 23:33 uur straalt het nummer van [medeverdachte L.S.] een mast aan in Tilburg. De Peugeot 206 wordt om 00:04 uur geregistreerd op de A16 richting Rotterdam en om 00:20 uur op de Laan op Zuid in Rotterdam.
[medeverdachte L.S.] heeft in zijn telefoon de volgende zoektermen ingevoerd:
5 juli 2021 om 15:40 uur Rotterdam tilburg
5 juli 2021 om 15:40 uur Apeldoorn
5 juli 2021 om 15:52 uur Amsterdam naar Apeldoorn
5 juli 2021 om 16:31 uur hoe laat begint rtl boulevard
5 juli 2021 om 19:44 uur mac leidseplein amsterdam
5 juli 2021 om 20:14 uur rtl boulevard gemist
5 juli 2021 om 21:33 uur broer [betrokkene 14] geliquideerd
Op grond van het voorgaande stelt de rechtbank vast dat [medeverdachte E.O.] en [medeverdachte G.M.] met de Peugeot 206 vanuit Rotterdam naar Tilburg zijn gereden om [medeverdachte L.S.] op te halen. Zij zijn samen naar Amsterdam gereden en vervolgens naar Apeldoorn. Daarna zijn zij naar Tilburg gereden om [medeverdachte L.S.] af te zetten en vervolgens zijn [medeverdachte E.O.] en [medeverdachte G.M.] teruggereden naar Rotterdam.
6 juli 2021 - de dag waarop Peter R. de Vries is neergeschoten
[medeverdachte K.W.] trekt zich terug als schutter
Om 10:21 uur start het chatgesprek tussen Matrix id-nummers * 1212 , op dat moment in gebruik bij [medeverdachte K.W.] , en * 4299 , in gebruik bij [verdachte K.M.] . De Google Pixel telefoon waarmee [medeverdachte K.W.] communiceert start die dag om 00:00 uur en om 08:00 uur een datasessie waarbij de telefoon een zendmast aanstraalt die dekking geeft aan [medeverdachte K.W.] ’s woonadres, te weten de Goereesestraat 29B in Rotterdam . De volgende berichten worden verstuurd:
10:21 uur
[medeverdachte K.W.]
Laat die vent [in het Pools: ‘ziomek’ – betekent letterlijk landgenoot] eerder komen
10:22 uur
[medeverdachte K.W.]
Zonder de uitlaatdemper is het een zeer linke boel het gaat zo tekeer dat de hele stad aan het trillen is
10:36 uur
[verdachte K.M.]
Hahaha maatje hij zal komen
Je kunt je nu niet terugtrekken
10:39 uur
[medeverdachte K.W.]
Je hebt helemaal niet gezegd dat dit het centrum is ik ben niet wanhopig als iets doen dan goed laat hem komen ik zal dit allemaal aan hem geven en kom even langs om te praten als je wilt ik zal je alles vertellen hoe het eruit ziet
10:50 uur
[verdachte K.M.]
Maatje ben je nu aan het dollen
10:50 uur
[verdachte K.M.]
Verdomme volgens mij wil je dat ze mij gaan gaan afschieten
10:53 uur
[medeverdachte K.W.]
Wat zeg je nou laat die vent [in het Pools: ‘ziomek’, betekent letterlijk: ‘landgenoot’] even langskomen hij wilde hij heeft slechts een chauffeur nodig dit moet anders gedaan worden zoals ik [het zie] nou zoals nu is het met alle zekerheid de gevangenis dit zeg ik eerlijk tegen je bek
10:54 uur
[medeverdachte K.W.]
Ik ben daar nergens aan geweest alles is zoals het was het mobieltje zal ik ook aan hem geven
10:58 uur
[verdachte K.M.]
Verdomme ik wist dat het zo zou gaan wat een tering zooi
[verdachte K.M.] regelt iemand anders die ‘het’ gaat doen
Om 11:38 uur belt [verdachte K.M.] naar [medeverdachte D.G.] en er vindt een gesprek van 106 seconden plaats. Het nummer van [verdachte K.M.] staat op dat moment onder bereik van een zendmast die dekking geeft aan zijn woonadres in [plaats] . Het nummer van [medeverdachte D.G.] staat op dat moment onder bereik van een zendmast die dekking geeft aan zijn verblijfadres in [plaats] .
Het chatgesprek tussen [medeverdachte K.W.] en [verdachte K.M.] vervolgt:
11:42 uur
[verdachte K.M.]
Ben je er
11:43 uur
11:44 uur
[verdachte K.M.]
Ik heb iemand die het gaat doen
Verdomme ik heb iemand gevonden die het gaat doen
11:45 uur
[medeverdachte K.W.]
Bek maar ik zeg het eerlijk tegen je het zou goed zijn als je een uitlaatdemper zou regelen
11:46 uur
[verdachte K.M.]
Jajaja de pot op
Ik heb iemand anders
Die dat gaat doen
11:46 uur
[medeverdachte K.W.]
Ik ben thuis
11:46 uur
[verdachte K.M.]
Maar je moet niet slapen
Hij zal het komen halen
11:46 uur
11:47 uur
[medeverdachte K.W.]
Geef een seintje
Ik zal wachten
13:21 uur
[verdachte K.M.]
Ben je er
13:43 uur
[medeverdachte K.W.]
Ik ben er
Ik ben aan het wachten
Ik was aan het douchen
14:55 uur
[verdachte K.M.]
Ik zal daar zijn vóór 4 [uur]
In de telefoon van [betrokkene 15] is een verwijderd chatgesprek tussen hem en [verdachte K.M.] aangetroffen en door de politie via een uitleesprogramma teruggezet, waarbij de volgorde van de tekst door het uitleesprogramma verkeerd lijkt te zijn teruggezet. Het gaat om de volgende chatberichten:
12:47 uur
[verdachte K.M.]
Klaar laat hoe jij
Met me jij gaan
12:49 uur
[betrokkene 15]
Isgoed uur jou na kom 2 ik
Om 14:17 uur belt [verdachte K.M.] naar [betrokkene 15] en er vindt een gesprek van 28 seconden plaats. Om 15:45 uur wordt de auto van [betrokkene 15] geregistreerd op de Beukelsdijk in Rotterdam, rijdend in de richting van de [adres ] , de straat waar [medeverdachte D.G.] verblijft. Om 16:14 uur straalt het nummer van [betrokkene 15] een mast aan die dekking geeft aan de ’s Gravendijkwal in Rotterdam, alwaar zijn auto ook om 16:21 uur wordt geregistreerd. Vervolgens wordt de auto om 16:25 uur geregistreerd op de Doklaan in Rotterdam.
[betrokkene 15] heeft bij de rechter-commissaris als getuige verklaard dat hij op de dag van de moord [verdachte K.M.] heeft opgehaald en dat ze naar het huis van ‘ [naam 3] ’ zijn gegaan in Rotterdam, waar zij hem hebben opgehaald. Mensen noemen [naam 3] op straat ‘Demper’. Vervolgens hebben zij met z’n drieën een kort ritje in Rotterdam gereden en daar zijn [verdachte K.M.] en ‘Demper’ uitgestapt. [verdachte K.M.] is later weer bij hem ingestapt en toen zijn zij naar Tiel gegaan.
[medeverdachte K.E.] rijdt met de Renault Kadjar naar Rotterdam
Tussen 11:54 uur en 14:53 uur vinden er telefoongesprekken plaats tussen [verdachte K.M.] en [medeverdachte K.E.] , waarbij [medeverdachte K.E.] een zendmast aanstraalt die dekking geeft aan zijn woonadres in [plaats] . Om 14:54 uur stuurt [verdachte K.M.] naar [medeverdachte K.E.] een SMS-bericht met daarin de tekst ‘ Goereesestraat 39C, 3083 DB Rotterdam ’. [verdachte K.M.] heeft eerder die dag, om 13:26 uur, een bericht met daarin dit adres ontvangen van het nummer dat volgens de politie van [betrokkene 5] is, wiens voornaam wordt uitgesproken ‘ [betrokkene 5] ’. [betrokkene 5] is een kennis van [medeverdachte K.W.] .
Om 15:02 uur wordt de Renault Kadjar gestart, die op dat moment een zendmast in Tiel aanstraalt die gedeeltelijk hetzelfde dekkingsgebied heeft als de zendmast waar het nummer van [medeverdachte K.E.] om 14:53 uur aanstraalt. Om 15:26 uur wordt de Renault Kadjar geregistreerd op de A15 ter hoogte van de afslag Geldermalsen gaande in de richting van Rotterdam. Tussen 16:01 uur en 16:04 uur wordt de Renault Kadjar geregistreerd in Rotterdam, waarbij hij zich verplaatst vanaf de A15 richting het centrum van Rotterdam. Om 16:09 uur belt [verdachte K.M.] naar [medeverdachte K.E.] en op dat moment staat het nummer van [medeverdachte K.E.] onder bereik van een zendmast die dekking geeft aan de Goereestraat 29B en het Zuidplein 100C in Rotterdam . Het adres Zuidplein 100C in Rotterdam is als één van de laatste bestemmingen ingevoerd in het Automotive systeem van de Renault Kadjar.
Om 16:29 uur staat de Renault Kadjar onder bereik van een zendmast die dekking geeft aan de Goereesestraat 29B en het Zuidplein in Rotterdam.
[verdachte K.M.] , [medeverdachte K.W.] , [medeverdachte K.E.] en [medeverdachte D.G.] in de omgeving van de Goereesestraat in Rotterdam
De Google Pixel telefoon waarmee [medeverdachte K.W.] communiceert start om 16:00 uur een datasessie en staat op dat moment onder bereik van een zendmast die dekking geeft aan zijn woonadres, de Goereesestraat 29B in Rotterdam . De volgende berichten tussen [medeverdachte K.W.] en [verdachte K.M.] worden verstuurd:
16:02 uur
[medeverdachte K.W.]
Moet ik al naar buiten komen
16:03 uur
[verdachte K.M.]
nee
Blijf wachten
Ik ben er bijna
16:03 uur
[medeverdachte K.W.]
Kom naar dezelfde [plaats] als gisteren
16:05 uur
[medeverdachte K.W.]
Mocht er iets zijn dan zal ik naar buiten komen, nou ja [betrokkene 5] heeft je het adres gestuurd, de flat ernaast
16:05 uur
[verdachte K.M.]
Oké
16:05 uur
[medeverdachte K.W.]
Moet ik hem die telefoon geven
16:06 uur
[medeverdachte K.W.]
ook?
16:06 uur
[verdachte K.M.]
Ja
16:06 uur
[medeverdachte K.W.]
Oké stuur mij dan een berichtje als ik naar buiten moet komen
16:15 uur
[verdachte K.M.]
Waar is de benzine
16:15 uur
[medeverdachte K.W.]
In de auto
16:16 uur
[medeverdachte K.W.]
Moet dit allemaal meegenomen worden
16:17 uur
16:18 uur
[verdachte K.M.]
Ja maar blijf wachten
Ik zal je een berichtje sturen over hoeveel [tijd] je naar buiten moet komen
16:24 uur
[verdachte K.M.]
Die vent [letterlijk: 'landgenoot’] staat daar waar hij met hem had afgesproken
Gisteren
Op de hoek
16:25 uur
[medeverdachte K.W.]
Oké
Ik ga lopen
Moet ik alles aan hem geven
Met de telefoon?
16:25 uur
[verdachte K.M.]
Tal [geen bestaand Pools woord, had vermoedelijk moeten zijn: ‘ Tak’ - betekent: ‘Ja’]
En zeg ook wat het wachtwoord is
16:28 uur
[verdachte K.M.]
Ben je al met hem
Ik heb 3 minuten
16:32 uur
[verdachte K.M.]
Waar zijn jullie verdomme
Er is geen tijd
Om 16:33 uur belt [verdachte K.M.] naar [medeverdachte K.E.] . Beide nummers staan op dat moment onder bereik van een zendmast die dekking geeft aan de Goereesestraat 29B en het Zuidplein 100C in Rotterdam . Het nummer van [medeverdachte D.G.] staat om 16:41 uur eveneens onder bereik van een zendmast die dekking geeft aan de Goereesestraat 29B en het Zuidplein 100C in Rotterdam .
Om 16:40 uur wordt in het chatgesprek tussen Matrix id-nummers * 1212 en * 4229 een foto verstuurd door de gebruiker van * 1212 . Zoals reeds is beschreven in paragraaf 4.3.1 stelt de rechtbank vast dat vanaf dat moment [medeverdachte K.E.] , en later ook [medeverdachte D.G.] , de gebruikers zijn geweest van de Google Pixel telefoon met Matrix id-nummer * 1212 . Op de foto, die lijkt te zijn gemaakt door de bestuurder van de auto, is te zien dat twee personen in een geparkeerde Renault Kadjar zitten die kleding en een tas dragen die overeenkomen met de kleding en tas van [medeverdachte K.E.] en [medeverdachte D.G.] . Uit onderzoek naar de locatie waar de foto is genomen is gebleken dat de locatie overeenkomt met een parkeerplek in de Flakkeesestraat ter hoogte van nummer 27 in Rotterdam. Deze straat kruist met de Goereesestraat.
Enkele minuten later, om 16:49:40 uur, wordt de Renault Kadjar geregistreerd op de Doklaan in Rotterdam en vervolgens om 16:51:05 uur in de Maastunnel.
De rechtbank stelt op grond van het voorgaande vast dat [verdachte K.M.] met [betrokkene 15] is meegereden naar Rotterdam waar zij [medeverdachte D.G.] op zijn verblijfadres hebben opgehaald om hem vervolgens naar de omgeving van de Goereesestraat 29B en het Zuidplein te brengen. [medeverdachte D.G.] is daar afgezet door [verdachte K.M.] en [betrokkene 15] . [medeverdachte K.E.] is vanuit zijn woning in [plaats] naar Tiel gegaan om daar de Renault Kadjar op te halen en hij is vervolgens naar de omgeving van de Goereesestraat 29B en het Zuidplein in Rotterdam gereden. [medeverdachte K.W.] en [medeverdachte K.E.] hebben elkaar ontmoet in de omgeving van de Goereesestraat in Rotterdam. [medeverdachte K.W.] heeft de Google Pixel-telefoon en de wapens overgedragen aan [medeverdachte K.E.] . [medeverdachte D.G.] is bij [medeverdachte K.E.] in de Renault Kadjar gestapt.
[medeverdachte E.O.] en [medeverdachte G.M.] gaan met de Peugeot 206 vanuit Rotterdam naar Amsterdam
Twee seconden voordat de Renault Kadjar is geregistreerd op de Doklaan, om 16:49:38 uur, wordt de Peugeot 206 op datzelfde punt geregistreerd. Vervolgens rijdt de Peugeot 206, om 16:50:55 uur – tien seconden eerder dan de Renault Kadjar – door de Maastunnel. Om 16:54 uur wordt de auto op de Erasmusbrug geregistreerd. De Peugeot 206 rijdt vervolgens over de A13 en de A4 naar Amsterdam.
Om 16:34 uur voert [medeverdachte C.W.] met zijn telio-nummer vanuit de gevangenis een telefoongesprek met [medeverdachte E.O.] en [medeverdachte G.M.] . In het gesprek wordt onder meer het volgende gezegd:
[medeverdachte C.W.] : jaah wat doen jullie
[medeverdachte E.O.] : we zijn op een rustig hier nog steeds op werk
[medeverdachte C.W.] : nog steeds op werk
[medeverdachte E.O.] : ach jaah
[medeverdachte C.W.] : zitten jullie in de regen?
[medeverdachte E.O.] : nee we zitten in de auto
Op camerabeelden, mede blijkens eigen waarneming van de rechtbank, is te zien dat de Peugeot 206 om 18:27 uur parkeert op de Prinsengracht in Amsterdam. Er stappen twee mannen uit. De rechtbank stelt vast dat dit [medeverdachte E.O.] en [medeverdachte G.M.] zijn. Zij lopen over de Prinsengracht in de richting van de Leidsestraat. Zij komen om 18:33 uur aan bij de McDonalds die gevestigd is op de Leidsestraat. [medeverdachte G.M.] gaat naar binnen, gevolgd door [medeverdachte E.O.] . [medeverdachte G.M.] lijkt naar iets te wijzen in de McDonalds. [medeverdachte G.M.] loopt naar buiten en loopt ongeveer tien meter de Lange Leidsedwarsstraat in en kijkt bij de McDonalds door het raam naar binnen. Vervolgens kijkt hij in de richting van de achteruitgang van de RTL Boulevard-studio en loopt terug naar de ingang van de McDonalds en gaat naar binnen. [medeverdachte E.O.] en [medeverdachte G.M.] bestellen eten in de McDonalds. Om 18:40 uur gaan zij met hun eten aan een tafeltje zitten rechts achterin de McDonalds aan het raam. Vanaf die plek hebben zij zicht op de achteruitgang van de studio van RTL Boulevard. Zij blijven hier vervolgens ruim drie kwartier zitten, tot 19:28 uur.
[medeverdachte K.E.] en [medeverdachte D.G.] gaan met de Renault Kadjar naar Amsterdam en testen de wapens
Zoals hierboven reeds is beschreven zitten [medeverdachte K.E.] en [medeverdachte D.G.] vanaf 16:40 uur in de Renault Kadjar en rijden zij nagenoeg gelijktijdig met de Peugeot 206 op de Doklaan en vervolgens door de Maastunnel in Rotterdam.
Het chatgesprek tussen Matrix id-nummers * 1212 , op dat moment in gebruik bij [medeverdachte K.E.] en [medeverdachte D.G.] , en * 4299 , in gebruik bij [verdachte K.M.] , vervolgt. Het chatgesprek wordt zowel in de Poolse taal als de Nederlandse taal gevoerd, waarbij de Poolse berichten met nummer * 1212 worden verstuurd door [medeverdachte K.E.] en de Nederlandse berichten door [medeverdachte D.G.] . In het gesprek worden de volgende berichten verstuurd, waarbij de Poolse berichten zijn vertaald naar het Nederlands.
Berichten in de Poolse taal
16:43 uur
[verdachte K.M.]
Geef hem de telefoon
Laat hem foto’s maken
Van het wapen/de wapens
En dat jullie de snelweg op gereden zijn
16:43 uur
[medeverdachte K.E.]
In de kofferbak
Ik ga zo direct ergens stoppen
16:44 uur
[verdachte K.M.]
Geef hem de telefoon
16:44 uur
[verdachte K.M.]
Ik zal het aan hem uitleggen
Berichten in de Nederlandse taal
16:44 uur
[verdachte K.M.]
Bro
Pak tel ff
16:44 uur
[medeverdachte D.G.]
Yo
16:44 uur
[verdachte K.M.]
Hij laat je zo zien waar die gaat wachten
Op je en van waar die man komt
16:45 uur
[verdachte K.M.]
Daar moet je hem doen
Maar echt doen bro
16:45 uur
[medeverdachte D.G.]
Ahaha komt goed komt goes
16:45 uur
[verdachte K.M.]
Leeg die ding op hem
16:47 uur
[medeverdachte D.G.]
Komt goed
16:47 uur
[verdachte K.M.]
Je gaat met die glock doen toch
16:47 uur
[medeverdachte D.G.]
Jaman
16:58 uur
[verdachte K.M.]
Afbeelding: foto van Peter R. de Vries
16:59 uur
[verdachte K.M.]
Afbeelding: foto van Peter R. de Vries
Deze hond
Moet je hebben
16:59 uur
[medeverdachte D.G.]
Siii
16:59 uur
[verdachte K.M.]
Aub doe het goed
Geld is er
Je krijg miss extra als je goed doet
16:59 uur
[medeverdachte D.G.]
Geen stress bro
17:00 uur
[verdachte K.M.]
Knal op zijn hoofd
17:00 uur
[medeverdachte D.G.]
Jaman KKK hard
17:00 uur
[verdachte K.M.]
Paar keer
17:00 uur
[medeverdachte D.G.]
Ahahahah
17:07 uur
[medeverdachte D.G.]
die waggie
Gaat later brande toch
17:07 uur
[verdachte K.M.]
Ja
Daar is benziwn
17:12 uur
[verdachte K.M.]
Zeg die pool jullie met 2 beter
17:14 uur
[verdachte K.M.]
Zeg tegen hem jullie mets 2 doen beter
Dan zeker lukken
17:14 uur
[medeverdachte D.G.]
Op hem knalle
17:15 uur
[medeverdachte D.G.]
ik doe hem solo bro
Ik finish dit
17:32 uur
[verdachte K.M.]
Aub verpest niet
17:33 uur
[verdachte K.M.]
Helemaal leeg
17:34 uur
[medeverdachte D.G.]
Broo ik schiet die kk ding helemaal door ze kk lichaam heen die vieze kk Hoer hoofd alles laat hem daar Al's been sletje achter
17:35 uur
[medeverdachte D.G.]
I love this
17:36 uur
[verdachte K.M.]
Zeg tegen die pool hij moet je alles laten zien
17:36 uur
[medeverdachte D.G.]
Afbeelding van een verkeersbord op de A4
17:37 uur
[verdachte K.M.]
Is niet beter als jullie samen doen
17:38 uur
[verdachte K.M.]
Weet je zeker dat je lukt alleen
17:39 uur
[medeverdachte D.G.]
Kan maar die andere is opvallen moete slim zijn
17:40 uur
[medeverdachte D.G.]
Ik Ben snel bro voordat ze door hebbr Ben ik alang weg
17:42 uur
[medeverdachte D.G.]
Ik twijfel niet
17:42 uur
[verdachte K.M.]
Is goed
17:44 uur
[medeverdachte D.G.]
Maakt he niet druk ik klik
die ding leeeeg
Uit de kentekenregistraties van de Renault Kadjar volgt dat [medeverdachte K.E.] en [medeverdachte D.G.] vanaf 17:08 uur via de A13, de A4 en vervolgens de A10 van Rotterdam naar Amsterdam rijden. Om 17:43 uur is de eerste registratie in Amsterdam, waarna de Renault Kadjar meerdere registraties heeft in Amsterdam West.
17:47 uur
[verdachte K.M.]
Kan je die ding snel testen
17:48 uur
[medeverdachte D.G.]
we zijn nu Adam
17:49 uur
[medeverdachte D.G.]
Hij is schoon toch
17:49 uur
[verdachte K.M.]
Ja jr moet filmpje makken
Als je test
17:50 uur
[verdachte K.M.]
Laat die pool filmpje maken hoe jullie hem testen
17:50 uur
[medeverdachte D.G.]
Oke we moete ff goeie plek zoeke
17:58 uur
[verdachte K.M.]
Maak filmpje aub
Van
Dat je test die glock
17:58 uur
[medeverdachte D.G.]
Jaman komt goes bro
18:10 uur
[medeverdachte D.G.]
Ik heb op industries gestest
18:11 uur
[medeverdachte D.G.]
Deze diet trrr
Deze is goed
18:12 uur
[medeverdachte D.G.]
Kan me die andere niet vanuitcwaggie broe
Deze moet tege schouder
18:13 uur
[verdachte K.M.]
Kan wel
Hard vast houden
Hij moet filmen
18:14 uur
[verdachte K.M.]
Doe maar uit wagi
18:14 uur
[medeverdachte D.G.]
Al’s we plek hrbbr
Stuur ik je
18:24 uur
[verdachte K.M.]
Doe gwn uit ram
18:24 uur
[medeverdachte D.G.]
Jaman hebbe plek
Moment
18:26 uur
[medeverdachte D.G.]
Deze is niet goed
Gaan nog been x probere
Bro deze hapert
Bullet blijfen vastzitte
Op de Google Pixel telefoon waarmee [medeverdachte K.E.] en [medeverdachte D.G.] communiceerden is een video aangetroffen met een tijdstempel op 6 juli 2021 om 18:26 uur. Op de video is te zien hoe een persoon een MP5 van het merk Heckler & Koch vasthoudt, de loop uit het autoraam steekt en drie keer de trekker overhaalt. Te zien is dat het wapen niet vuurt. De persoon probeert hierna meermalen om het wapen af te vuren, maar het wapen vuurt niet. Uit onderzoek is gebleken dat de video is opgenomen bij een loods op de Coenhavenweg 9 in Amsterdam, gelegen in het Westelijk Havengebied.
[medeverdachte K.E.] heeft op de zitting van 7 juni 2022 verklaard dat hij de persoon is die te zien is op de beelden en het wapen test.
Het chatgesprek vervolgt:
18:28 uur
[verdachte K.M.]
Ga naar doe plek
Rijden
Gelijk
18:28 uur
[medeverdachte D.G.]
Ja zijn omw
18:28 uur
[verdachte K.M.]
Heb die je laten zien
18:29 uur
[verdachte K.M.]
Waar hij gaat staan
18:30 uur
[medeverdachte D.G.]
We gaan daar nu heen
Gaat die allies uitleggen
18:37 uur
[verdachte K.M.]
Afbeelding: foto van Peter R. de Vries in de live-uitzending van RTL Boulevard
Zeg tegen die pool
Hij is er
Zo zit die uit
18:38 uur
[verdachte K.M.]
Afbeelding: foto van Peter R. de Vries in de live-uitzending van RTL Boulevard
18:38 uur
[medeverdachte D.G.]
Hij zegt kan he pools naar hem schrijven
Berichten in de Poolse taal
18:40 uur
[verdachte K.M.]
Ga en laat het aan hem zien, dat is het beste
En kom terug naar de auro
auto
18:41 uur
[verdachte K.M.]
Bek misschien kunnen jullie hem met z’n tweeën doen
18:44 uur
[medeverdachte K.E.]
Het is onmogelijk
Want het zal ons niet lukken om te vluchten
Er is geen plek om de auto
te parkeren
18:44 uur
[verdachte K.M.]
Oké
Laat hem zien waar de mac is
18:45 uur
[medeverdachte K.E.]
Ja ik zal samen met hem [daarheen] lopen
18:45 uur
[verdachte K.M.]
Doe het zo dat het lukt
Laat hem alles zien
Zeg tegen hem dat hij niet bang moet zijn
Berichten in de Nederlandse taal
18:46 uur
[medeverdachte D.G.]
Neeman gap
Zijn niet bang
Zijn blij
18:46 uur
[verdachte K.M.]
Bro als hem zit gelijk doen
Gelijk
18:47 uur
[medeverdachte D.G.]
Ja nneef
Ik ga snel maccie
Op camerabeelden, mede blijkens eigen waarneming van de rechtbank, is te zien dat de Renault Kadjar om 18:47 uur de Prinsengracht op rijdt en de auto parkeert op een invalideparkeerplaats. Op de zitting van 18 oktober 2021 heeft [medeverdachte K.E.] verklaard dat hij bij McDonalds zou parkeren, dat daar geen parkeerplaats vrij was en dat hij toen op een invalidenparkeerplaats is gaan staan. [medeverdachte D.G.] stapt uit aan de bijrijderskant en vervolgens stapt [medeverdachte K.E.] uit aan de bestuurderskant. Op de zitting van 7 juni 2022 heeft [medeverdachte K.E.] verklaard dat hij en [medeverdachte D.G.] zijn uitgestapt.
[medeverdachte D.G.] en [medeverdachte K.E.] lopen over de Prinsengracht richting de Leidsestraat. Tijdens het weglopen van de auto is te zien dat de alarmlichten van de Renault Kadjar knipperen. Ze slaan linksaf de Leidsestraat in en lopen vervolgens langs de McDonalds en slaan de Lange Leidsedwarsstraat in. Zij lopen voorbij de achteruitgang van de studio van RTL Boulevard en kijken allebei tijdens het voorbijlopen in de richting van die uitgang. Zij lopen verder over de Lange Leidsedwarsstraat, langs de parkeergarage en vervolgens via de Spiegelgracht terug naar de Renault Kadjar. Opnieuw is te zien dat de alarmlichten van de auto knipperen. Om 18:56 uur stappen [medeverdachte K.E.] en [medeverdachte D.G.] in de Renault Kadjar.
Drie minuten later stapt [medeverdachte D.G.] uit de auto. Hij doet een schoudertas om en zet tijdens het weglopen een pet op. Zowel de schoudertas als de pet zijn later in de Renault Kadjar aangetroffen. De Renault Kadjar rijdt weg richting de Spiegelgracht. [medeverdachte D.G.] loopt via de Leidsekruisstraat naar de Lange Leidsedwarsstraat. Vervolgens is te zien dat hij van het midden van de Lange Leidsedwarsstraat naar de rechterzijde van de straat loopt en uit beeld verdwijnt.
Berichten in de Poolse taal
19:01 uur
[medeverdachte K.E.]
Ik ben er geweest om hem te voet daarheen te brengen
Ik heb hem alles laten zien
19:02 uur
[medeverdachte K.E.]
Hij is daar
Ik wacht op hem
19:02 uur
[verdachte K.M.]
Heb je tegen hem gezegd om hem naast de garage te doen
19:14 uur
[medeverdachte K.E.]
Het duurt een beetje lang voordat hij komt
19:15 uur
[medeverdachte K.E.]
Wanneer is het einde
Weet je [dat]
Ik ben rondjes aan het rijden om hem onderweg mee te nemen
19:15 uur
19:16 uur
[verdachte K.M.]
Blijf daar staan
Blijf daar staan
19:16 uur
[medeverdachte K.E.]
Ik ben er
19:16 uur
[verdachte K.M.]
Blijf wachten
Op camerabeelden is te zien dat de Renault Kadjar tussen 19:01 uur en 19:13 uur rondjes aan het rijden is en zes keer langs café Heuvel op de hoek van de kruising tussen de Prinsengracht en de Spiegelgracht rijdt. Vervolgens is te zien dat de auto om 19:16 uur parkeert aan de linkerzijde van de Prinsengracht.
Het neerschieten van Peter R. de Vries
Op camerabeelden, mede blijkens eigen waarneming van de rechtbank, is te zien dat Peter R. de Vries om 19:26 uur via de achteruitgang de studio van RTL Boulevard verlaat en de Lange Leidsedwarsstraat inloopt in de richting van de Spiegelgracht.
Enkele seconden later is te zien dat [medeverdachte E.O.] en [medeverdachte G.M.] opstaan van hun tafeltje. [medeverdachte G.M.] verlaat de McDonalds via de nooduitgang recht tegenover de achteruitgang van de studio van RTL Boulevard. [medeverdachte E.O.] gooit eerst het afval weg en verlaat dan via dezelfde uitgang de McDonalds. Zij lopen vervolgens in dezelfde richting als Peter R. de Vries, waarbij zij zich afwisselend van de ene kant van de straat verplaatsen naar de andere zijde.
Om 19:27 uur is op camerabeelden te zien dat de Renault Kadjar wegrijdt vanaf de Prinsengracht in de richting van de Vijzelgracht.
Om 19:28 uur loopt Peter R. de Vries nog over de Lange Leidsedwarsstraat. Te zien is dat vanaf de rechterzijde van de straat – op de plek waar Peter R. de Vries net is gepasseerd en ter hoogte van de plek waar [medeverdachte D.G.] eerder uit het beeld was verdwenen – een persoon in het donker gekleed in beeld komt. De donker geklede persoon maakt met zijn rechterarm een beweging waarmee de elleboog omhoog komt. De donker geklede persoon loopt achter Peter R. de Vries, in dezelfde richting als Peter R. de Vries.
Om 19:28:35 uur zijn vijf schoten te horen.
Peter R. de Vries valt, de donker geklede persoon loopt links van Peter R. de Vries en te zien is dat de arm van de persoon gestrekt is. Peter R. de Vries komt op de grond terecht. De donker geklede persoon rent weg in de richting van de Spiegelgracht.
De rechtbank stelt vast dat voornoemde donker geklede persoon [medeverdachte D.G.] is.
Vrijwel direct na het vallen van de schoten beginnen [medeverdachte E.O.] en [medeverdachte G.M.] te rennen richting Peter R. de Vries. Zij hebben beiden op dat moment een telefoon in hun hand. Kort daarna staat [medeverdachte G.M.] vlakbij de plek waar Peter R. de Vries op de grond ligt. [medeverdachte G.M.] heeft een telefoon in zijn rechterhand op borsthoogte. Een aantal meter daarachter staat [medeverdachte E.O.] met een telefoon in zijn rechterhand, eveneens op borsthoogte. [medeverdachte G.M.] kijkt op het scherm van zijn telefoon die hij in zijn rechterhand vast heeft. [medeverdachte G.M.] komt dichter bij de plek waar Peter R. de Vries ligt. Ongeveer tien seconden later draait hij zich om en loopt richting de Spiegelgracht. Kort hierna loopt hij terug richting de plek waar Peter R. de Vries op de grond ligt. [medeverdachte G.M.] heeft een telefoon in zijn rechterhand op borsthoogte en hij maakt bewegingen met zijn linkerarm. [medeverdachte E.O.] stopt met lopen en loopt terug richting de plek waar Peter R. de Vries ligt. [medeverdachte E.O.] heeft een telefoon in zijn rechterhand op borsthoogte en kijkt op het scherm. Om 19:30 uur lopen [medeverdachte E.O.] en [medeverdachte G.M.] op de Spiegelgracht in de richting van de Prinsengracht. Om 19:41 uur lopen zij over de Prinsengracht in de richting van de Peugeot 206, waarna zij in de auto stappen en wegrijden.
Vlak na het neerschieten van Peter R. de Vries circuleerden er op het internet en sociale media meerdere filmpjes waarop te zien was dat Peter R. de Vries neergeschoten op de grond lag. De filmpjes zijn onderzocht en op basis van het rapport van het NFI stelt de rechtbank vast dat één daarvan is gemaakt door [medeverdachte G.M.] .
De vlucht van [medeverdachte K.E.] en [medeverdachte D.G.] en hun aanhouding
Om 19:28 uur rijdt de Renault Kadjar, vanuit de richting van de Vijzelgracht, over de Prinsengracht in de richting van de Spiegelgracht. Om 19:29 uur rijdt de auto over de Antiquairsbrug en slaat linksaf de Prinsengracht op.
Om 19:29 uur rent [medeverdachte D.G.] uit de richting van de Spiegelgracht de Prinsengracht op.
Het chatgesprek tussen [verdachte K.M.] en [medeverdachte K.E.] en [medeverdachte D.G.] gaat als volgt verder:
Berichten in de Poolse taal
19:30 uur
[verdachte K.M.]
En wat is er
Is [hij] er nog steeds niet
Berichten in de Nederlandse taal
19:30 uur
[medeverdachte D.G.]
Bro ahahahah
19:31 uur
[medeverdachte D.G.]
Dwarfs door die kk hoofs rn lichaam
19:31 uur
[verdachte K.M.]
Echt
19:31 uur
[medeverdachte D.G.]
gelukt
Jaman
19:31 uur
[verdachte K.M.]
Zeker
19:31 uur
[medeverdachte D.G.]
Hij is doood
Kk dood
19:32 uur
[verdachte K.M.]
Weet je zeker
Hij is slaapnw
19:33 uur
[medeverdachte D.G.]
Bro die kogel gicbt dwars door ze hoofs 2 keer
Allies spoot
Kk mooi
die bloed iedereen gille
19:34 uur
[verdachte K.M.]
Weet je zeker
Is gelukt
19:34 uur
[medeverdachte D.G.]
Jaa bro
Hij bewoog niet niks meer
19:34 uur
[verdachte K.M.]
Hoeveel keer
19:35 uur
[medeverdachte D.G.]
4/5/x
hij slaapt maak he niet druk
19:35 uur
[verdachte K.M.]
Weet je zeker
19:36 uur
[medeverdachte D.G.]
Jaa bro Zn ogen lagen open
19:36 uur
[verdachte K.M.]
Heb je hem voor gedaan
Zijn jullie weg
19:37 uur
[medeverdachte D.G.]
Gewoon voor Zn auto
Ja richting snelweg
19:37 uur
19:37 uur
19:37 uur
[verdachte K.M.]
[medeverdachte D.G.]
[verdachte K.M.]
Diw platen weg doen auto in fik
Diw grote me neme
Waar moet die kleine
In water
19:39 uur
[verdachte K.M.]
Kleren ook in fik
19:46 uur
[medeverdachte D.G.]
Stuur die adrrss door naar mij aub
19:46 uur
[verdachte K.M.]
Welke
19:46 uur
[medeverdachte D.G.]
die nummer
Die ik jou vandaag gaf
19:47 uur
[verdachte K.M.]
0622473867
Kan ze jullie Tiel brengen
19:48 uur
[verdachte K.M.]
Laat haar je Tiel brengen
19:49 uur
[verdachte K.M.]
Same met Die pool
19:50 uur
[verdachte K.M.]
En die platen trekken als je brand wago
Wacht ga naar die adrdsx van die polen
19:51 uur
[verdachte K.M.]
In rotje zeg tegen pool
19:51 uur
[medeverdachte D.G.]
oke
We gaan daar heen
19:52 uur
[verdachte K.M.]
Hij is niet thuis
19:53 uur
[verdachte K.M.]
Waar rijden jullie
19:54 uur
[medeverdachte D.G.]
Bij hoofdorp bihna
Bijna
19:59 uur
20:01 uur
20:04 uur
[medeverdachte D.G.]
[verdachte K.M.]
politir motor achtrt ons
We gaan gevouwt worde
Maak die twl van die pool kapot
En simkart opeten
20:13 uur
[medeverdachte D.G.]
Stopteke
20:14 uur
[medeverdachte D.G.]
Zorg voor me FAM
Beef gun alles
20:14 uur
[verdachte K.M.]
Doe twl uit
Het telefoonnummer 0622473867 dat [verdachte K.M.] op verzoek van [medeverdachte D.G.] stuurt, is het telefoonnummer dat in het telefoontoestel zit dat op 7 juli 2021 bij [medeverdachte D.G.] vriendin in beslag is genomen.
Zoals reeds is beschreven in paragraaf 4.3.1 heeft [verdachte K.M.] eerst naar de vrouw van [medeverdachte K.E.] gebeld voordat hij via de Google Pixel aan [medeverdachte D.G.] schrijft of zij naar Tiel kunnen worden gebracht. Later belt [verdachte K.M.] naar [medeverdachte K.W.] nadat hij heeft geschreven dat [medeverdachte K.E.] en [medeverdachte D.G.] naar ‘het adres van die polen in rotje’ moeten gaan. Ook belt hij dan naar het nummer dat volgens de politie van [betrokkene 5] is. [verdachte K.M.] krijgt geen contact met [medeverdachte K.W.] en de telefoon van [betrokkene 5] bevindt zich op dat moment niet in Rotterdam.
Omstreeks 20:00 uur wordt de Renault Kadjar op de A4 gezien door een motoragent. De motoragent volgt de Renault Kadjar. Meerdere politievoertuigen sluiten hierbij aan. Omstreeks 20:15 uur wordt de Renault Kadjar staande gehouden. [medeverdachte K.E.] was de bestuurder en [medeverdachte D.G.] de bijrijder. Zij zijn beiden omstreeks 20:17 uur aangehouden.
Van zowel [medeverdachte K.E.] als [medeverdachte D.G.] zijn schiethanden afgenomen en die zijn onderzocht door het NFI. De rechtbank stelt op basis van het rapport van het NFI vast dat er schotresten zaten op de handen van [medeverdachte D.G.] en [medeverdachte K.E.] .
Goederen in de Renault Kadjar
De Renault Kadjar is door de politie doorzocht. In de auto lag achter de bestuurdersstoel een Louis Vuitton schoudertas. In de tas zat een vuurwapen met daarop de tekst ‘Glock 25’. In de kamer van het wapen zat één patroon en in het patroonmagazijn zaten 6 patronen. Ook zaten in de tas een bankpas op naam van [betrokkene 16] , de vriendin van [medeverdachte D.G.] , en een Nederlandse identiteitskaart op naam van [medeverdachte D.G.] .
Het vuurwapen dat in de Louis Vuitton tas is aangetroffen bleek een getransformeerd gas- en alarmpistool te zijn van het merk Zoraki, model 917, dat was voorzien van een valse inscriptie ‘Glock 25’.
Achter de bijrijdersstoel lag op de vloer een ‘Hoogvliet’ big shopper tas met daarin een patroonmagazijn gevuld met zeven patronen, geschikt voor de Zoraki, een machinepistool van het merk Heckler & Koch, type MP5, en twee patroonmagazijnen met respectievelijk 25 en 21 patronen voor de MP5.
Ook is in de auto een 1,5 liter fles aangetroffen met een gele vloeistof. Uit onderzoek is gebleken dat de fles gevuld was met benzine.
Op de patroonhouder van de Zoraki is een dactyloscopisch spoor aangetroffen dat overeenkomt met de linkerduim van [medeverdachte D.G.] . Ook is het wapen op meerdere plekken bemonsterd en door het NFI onderzocht. Uit bemonsteringen van de trekker, bij het handvat en van de zijkant en de onderzijde van de patroonhouder zijn DNA-mengprofielen van meerdere donoren verkregen. Onder het kopje ‘ [medeverdachte K.E.] en [medeverdachte K.W.] gaan met de Renault Kadjar naar Alphen aan den Rijn om wapens op te halen’ is reeds vastgesteld dat [medeverdachte K.W.] één van de donoren is. Daarnaast komt het DNA-profiel van [medeverdachte D.G.]
overeen met deze DNA-mengprofielen. Het is respectievelijk circa 360 duizend, circa 170 duizend, meer dan 1 miljard en circa 5,8 miljoen keer waarschijnlijker dat - kort gezegd - [medeverdachte D.G.] één van de donoren is dan wanneer dit niet zo is. De rechtbank concludeert op basis daarvan dat het DNA van [medeverdachte D.G.] op dit wapen zit.
Ook het extra patroonmagazijn geschikt voor de Zoraki, dat in de big shopper tas zat, is bemonsterd en onderzocht door het NFI. Uit de bemonstering daarvan is een DNA-mengprofiel verkregen. Het DNA-profiel van [medeverdachte D.G.] komt overeen met dit DNA-mengprofiel. Het is circa 260 miljoen keer waarschijnlijker dat - kort gezegd - [medeverdachte D.G.] één van de donoren is dan wanneer dit niet zo is. De rechtbank concludeert op basis daarvan dat ook op dit patroonmagazijn het DNA van [medeverdachte D.G.] zit.
Ook de MP5 en de bijbehorende patroonmagazijnen zijn bemonsterd en door het NFI onderzocht. Uit de bemonsteringen van de ruwe en scherpe delen en de gladde delen van de MP5 zijn DNA-mengprofielen van meerdere donoren verkregen. Onder het kopje ‘ [medeverdachte K.E.] en [medeverdachte K.W.] gaan met de Renault Kadjar naar Alphen aan den Rijn om wapens op te halen’ is reeds vastgesteld dat [medeverdachte K.W.] één van de donoren is. Daarnaast komt het DNA-profiel van [medeverdachte K.E.] overeen met deze DNA-mengprofielen. Het is respectievelijk circa 700 miljoen en circa 48 miljoen keer waarschijnlijker dat - kort gezegd - [medeverdachte K.E.] één van de donoren is dan wanneer dit niet zo is. De rechtbank concludeert op basis daarvan dat het DNA van [medeverdachte K.E.] op dit wapen zit.
Uit de bemonstering van één van de patroonmagazijnen behorend bij de MP5 is een DNA-mengprofiel van meerdere donoren verkregen. Het DNA-profiel van zowel [medeverdachte K.E.] als [medeverdachte D.G.] komt overeen met dit mengprofiel. Het is meer dan 1 miljard keer waarschijnlijker dat - kort gezegd - [medeverdachte K.E.] één van de donoren is dan wanneer dit niet zo is. Hetzelfde geldt voor [medeverdachte D.G.] . Op basis daarvan concludeert de rechtbank dat zowel het DNA van [medeverdachte K.E.] als dat van [medeverdachte D.G.] op dit patroonmagazijn zit.
Op de plek waar Peter R. de Vries is neergeschoten zijn vier hulzen aangetroffen. Deze hulzen zijn door het NFI vergeleken met de Zoraki. Op grond van dit onderzoek stelt de rechtbank vast dat in elk geval drie (AAJP0397NL, AAJP0398NL en AAJP0399NL) van de vier hulzen zijn verschoten met de Zoraki.
Achter het linkeroor van Peter R. de Vries was een inschotwond en in de rechterwang was een metalen projectiel met een bijbehorend schotkanaal aangetroffen. Tijdens de sectie op Peter R. de Vries werd de kogel die zich in zijn hoofd bevond verwijderd en veilig gesteld. Deze kogel is door het NFI vergeleken met proefkogels die met de Zoraki zijn verschoten. De rechtbank stelt vast dat deze kogel met de Zoraki is verschoten.
Na 6 juli 2021 – Af- en uitgeluisterde gesprekken [medeverdachte G.M.] , [medeverdachte E.O.] , [medeverdachte C.W.]
Op de Samsung Galaxy A12 die in de woning van [betrokkene 17] , de vriendin van [medeverdachte C.W.] , is aangetroffen en waarvan de rechtbank in paragraaf 4.3.1 reeds heeft vastgesteld dat die door [medeverdachte G.M.] werd gebruikt in de periode van 8 juli 2021 tot en met 23 juli 2021, is een spraakbericht aangetroffen van 14 juli 2021. [medeverdachte G.M.] zegt hierin onder meer het volgende:
“We gaan gewoon staan en we kijken naar de straat en zo… jaah het is gebeurd het is gebeurd.
Maar die mannen aan die kant die hebben grote domme dingen gedaan, 5 keer geluid en een in zijn hoofd. (…) Ik denk dat ze ook zijn begonnen met praten want op het nieuws staat er van alles zo van dat ze willen weten hoeveel die man betaald heeft om het te laten doen… dit en dat en ze hebben zelfs de naam van de grote man genoemd en zo.”
Op 26 oktober 2021 om 18:36 uur voert [medeverdachte C.W.] met zijn telio-nummer vanuit de gevangenis een gesprek met [medeverdachte E.O.] . In het gesprek wordt onder meer het volgende gezegd:
[medeverdachte C.W.] : vergeet niet vandaag naar opsporing verzocht te kijken
[medeverdachte E.O.] : omdat de mannen zijn blijven zeuren daarom ben ik gegaan… anders was ik niet gegaan
[medeverdachte C.W.] : jullie beiden… je kan zien dat ze beiden achter de man lopen gewoon. Je ziet dat die man aan komt, terug loopt, Men komt terug lopen… filmt die man in zijn gezicht
[medeverdachte E.O.] : ze hebben mij verhoord en ze hebben mij van alles gevraagd.
Ze bleven vragen stellen en ze zeiden dat die man belangrijk was en ik zei: “ik ken hem niet”.
[medeverdachte C.W.] : daarom zeg ik je, kijken naar opsporing verzocht, ik ga ook kijken … wat ze van jullie gezet hebben was gewoon op het nieuws laten zien maar ze zijn er niet meer op terug gekomen weet je
Maar… jullie werkten samen met die mannen
[medeverdachte C.W.] : Maar Men heeft dom gedaan die lul en hij is ook terug komen lopen
[medeverdachte E.O.] : jaa, toen heeft hij gebeld… toen heeft hij gebeld
[medeverdachte C.W.] : toen heeft hij gebeld
[medeverdachte E.O.] : … gebeld en is hij dicht bij die man gegaan en heeft hij gezegd: “kijk maar”.
Op 14 januari 2022 is [medeverdachte E.O.] op het politiebureau verhoord. Na afloop van het verhoor wordt [medeverdachte E.O.] opgehaald door [betrokkene 18] (hierna: [betrokkene 18] ) en daarna vindt er een ontmoeting plaats tussen [medeverdachte E.O.] , [betrokkene 18] en [betrokkene 19] . Het gesprek is middels OVC-techniek opgenomen en onder meer het volgende wordt gezegd:
[medeverdachte E.O.] : eigenlijk,.. kijk,.. ze weten het niet! Dat is het,... hahaah dat is de ding. Want [betrokkene 20] heeft 3 mensen de opdracht gegeven. En één van de mensen waarvan hij de opdracht heeft gegeven. Een van de mensen waarvan hij de opdracht aan heeft gegeven die heeft ons de opdracht gegeven om de klus te doen. Hij heeft ze gezegd om de straat in de gaten te houden, camera dit en dat etc.
De straat in de gaten houden. Maar wij waren niet van plan om die dag te gaan. Maar ze zeiden: nee je moet nog één dag gaan. Want vergeet niet dat ik al twee keer ben gegaan, als ik al twee keer ben gegaan dan heb ik daar toch niks meer te zoeken.
Maar degene die ons de opdracht heeft gegeven die hebben ze daar ook in de buurt vastzitten.
[betrokkene 19] : dan hebben ze iedereen gepakt dan?
[medeverdachte E.O.] : plus een maat die daar eigenlijk had moeten zijn maar die was er niet. Kijk de mensen hebben me gestuurd. Ze weten dat ik die man ben gaan bezoeken in de [detentieadres] en alles.
[betrokkene 18] : want de schutters willen niet takkie... Zo zegt het nieuws. De schutters willen niet meer praten broer
[medeverdachte E.O.] : ze hebben me in de McDonalds aan het eten en zo. Nee, want de broer was met me aan het kijken dat de man naar buiten komt.
[betrokkene 19] : om wat te doen?
[medeverdachte E.O.] : hahah. Om hem te zien toch. Omdat de mensen geen foto wilden geven. Want ze weten wie de persoon is, maar ze willen geen foto geven zodat ik niet ga zeggen: ow jee, nee deze persoon niet snap je? Want ze wilden dat we dat ding zouden doen.
[betrokkene 19] : zonder te weten wie het is, daarom zijn jullie je in een situatie terecht gekomen. Dat jullie niet weten wie jullie moeten gaan vermoorden.
[medeverdachte E.O.] : jaah dat was de ding
[betrokkene 19] : ze laten jullie daar iemand gaan vermoorden zonder dat jullie weten hoe en wat en wie het is.
[betrokkene 18] : en een journalist ook bro
[medeverdachte E.O.] : want toen ze de prijs noemde zei ik oké een mooi bedrag
[betrokkene 18] is op 18 oktober 2023 bij de rechter-commissaris als getuige gehoord. Hij heeft verklaard dat [medeverdachte E.O.] hem heeft verteld dat het OVC-gesprek van 14 januari 2022 gaat over Peter R. de Vries en dat [medeverdachte E.O.] heeft verteld dat hij ervan wordt verdacht dat hij op de uitkijk heeft gestaan.
4.3.2.2 De betrouwbaarheid van de verklaringen van getuige 5089
De verdediging heeft aangevoerd dat getuige 5089 op onderdelen vermoedelijk min of meer naar waarheid heeft verklaard, maar dat dat uitsluitend is ingegeven door eigenbelang en dat zijn beweringen dus met de grootst mogelijke zorgvuldigheid moeten worden gewogen. Dat geldt met name voor de belastende onderdelen van de verklaringen van getuige 5089.
In het onderzoek Rebec heeft de rechtbank Midden-Nederland de voor [verdachte K.M.] belastende verklaringen van getuige 5089 wegens onbetrouwbaarheid terzijde gelaten.
De rechtbank overweegt ten aanzien van de betrouwbaarheid van getuige 5089 en de bruikbaarheid van zijn verklaringen het volgende.
De rechtbank heeft kennis genomen van wat de rechtbank Midden-Nederland in haar vonnis heeft geoordeeld over de betrouwbaarheid van de door getuige 5089 in de strafzaak Rebec afgelegde verklaringen. De rechtbank Midden-Nederland heeft overwogen dat de verschillende verklaringen die de getuige 5089 in die strafzaak heeft afgelegd te veel vragen oproepen om met de vereiste mate van zekerheid uit te kunnen gaan van de betrouwbaarheid daarvan. De rechtbank begrijpt uit deze overweging dat de rechtbank Midden-Nederland specifiek een oordeel heeft gegeven over de verklaringen van getuige 5089 voor zover die zijn afgelegd in de strafzaak Rebec, zodat dit oordeel zich niet uitstrekt over andere onderzoeken waarin getuige 5089 heeft verklaard. Nog los van het feit dat deze rechtbank niet gebonden is aan het oordeel van de rechtbank Midden-Nederland gegeven in een andere strafzaak, zal de rechtbank zelfstandig, in het onderzoek Iraklia/Hendon, de betrouwbaarheid van getuige 5089 onderzoeken en beoordelen.
De rechtbank heeft de verklaringen van getuige 5089, voor zover deze van belang zijn in het onderzoek Iraklia/Hendon, vergeleken met andere zich in het dossier bevindende onderzoeksgegevens. De rechtbank is van oordeel dat de verklaringen van getuige 5089 steun vinden in andere bewijsmiddelen, te weten, kort weergegeven:
de verklaring van [betrokkene 10] dat hij in opdracht van [verdachte K.M.] een Renault Megane naar Amsterdam moest brengen;
de onderzoeksbevindingen met betrekking tot het vertrek van [verdachte K.M.] na de moord(aanslag) op Peter R. de Vries naar Polen en het verblijf van [verdachte K.M.] in [adres ] ;
de verklaring van [betrokkene 15] dat hij [verdachte K.M.] op 6 juli 2021 op diens verzoek naar het huis van [medeverdachte D.G.] in [plaats] heeft gebracht en dat hij de volgende dag de foto van [medeverdachte D.G.] in de media zag in verband met de moordaanslag op Peter R. de Vries;
de chatberichten op 5 en 6 juli 2021 waarin de rol van [verdachte K.M.] bij de moord op Peter R. de Vries naar voren komt;
een tapgesprek van 2 maart 2022 tussen [medeverdachte K.E.] en zijn vrouw waarin over bedreigingen jegens [medeverdachte K.E.] en zijn moeder wordt gesproken;
het chatbericht dat [medeverdachte D.G.] op 6 juli 2021, net voordat hij wordt aangehouden, met de Google Pixel telefoon aan [verdachte K.M.] stuurt met het verzoek voor zijn familie te zorgen.
Wat de laatste twee gedachtestreepjes betreft overweegt de rechtbank nog het volgende.
- De bedreigingen jegens [medeverdachte K.E.] en zijn moeder (tapgesprek d.d. 2 maart 2022).
De getuige 5089 heeft op 2 november 2021 verklaard over bedreigingen van [verdachte K.M.] jegens [medeverdachte K.E.] en [medeverdachte K.E.] moeder. De rechtbank stelt vast dat getuige 5089 over de bedreigingen verklaart voordat [medeverdachte K.E.] in een telefoongesprek over deze bedreigingen spreekt. De rechtbank stelt voorts vast dat [medeverdachte K.E.] deze uitlatingen niet gedaan kan hebben naar aanleiding van de verklaringen van getuige 5089 omdat de verklaringen van 5089 toen nog niet waren verspreid en dus ook niet bekend konden zijn bij [medeverdachte K.E.] .
- Het bericht in de Google Pixel telefoon van 6 juli 2021 van [medeverdachte D.G.] aan [verdachte K.M.] met de inhoud: “zorg voor me FAM”.
Getuige 5089 heeft op 2 november 2021 tegenover de politie verklaard dat [medeverdachte D.G.] aan [verdachte K.M.] via de speciale telefoons had geschreven dat [verdachte K.M.] voor de familie van [medeverdachte D.G.] moet zorgen. Ook voor dit onderdeel van de verklaring van getuige 5089 geldt dat deze informatie nog niet bekend was binnen het onderzoek ten tijde van het horen van getuige 5089. Getuige 5089 heeft dit namelijk verklaard voordat de Google Pixel telefoon door het NFI was ontsleuteld en de berichten in die telefoon inzichtelijk waren gemaakt en verstrekt waren aan het onderzoeksteam.
Voorts stelt de rechtbank vast dat getuige 5089 consistent heeft verklaard in de verklaringen die hij heeft afgelegd tegenover de politie en bij de rechter-commissaris, waarbij ook de verdediging de getuige rechtstreeks heeft kunnen bevragen. Hij heeft verklaard over wat hij zelf heeft gehoord en zelf heeft waargenomen, waarbij de informatie vaak rechtstreeks van [verdachte K.M.] afkomstig is. Getuige 5089 geeft bij de beantwoording van vragen regelmatig aan het antwoord niet te weten of niet meer te weten. Naar het oordeel van de rechtbank komt getuige 5089 in zijn verklaringen in algemene zin over als een betrouwbare getuige. De rechtbank acht de verklaringen van getuige 5089 bruikbaar voor het bewijs nu deze verklaringen op belangrijke onderdelen steun vinden in andere bewijsmiddelen.
4.3.3
Beoordeling van de tenlastegelegde feiten
Standpunt Openbaar Ministerie
De officier van justitie heeft zich op het standpunt gesteld dat bewezen kan worden en dat [verdachte K.M.] zich schuldig heeft gemaakt aan het medeplegen van de moord op Peter R. de Vries, terwijl dat feit is begaan met een terroristisch oogmerk (Zaak A, feit 1). Volgens de officier van justitie heeft [verdachte K.M.] bij de moordaanslag op Peter R. de Vries een belangrijke organisatorische, faciliterende en rechtstreeks aansturende rol. De aansturende rol van [verdachte K.M.] blijkt uit de chatberichten op de Google Pixel telefoon in combinatie met:
de reisbewegingen van de Volkswagen Polo, de Renault Kadjar en de gegevens van en uit de diverse telefoons op 5 en 6 juli 2021;
het vergelijkend wapenonderzoek;
de verklaring van [betrokkene 15] en
de tapgesprekken van [medeverdachte K.E.] .
Daarnaast wordt de betrokkenheid van [verdachte K.M.] bij de moordaanslag bevestigd door de verklaringen van getuige 5089.
De bijdrage van [verdachte K.M.] aan de moordaanslag is van zodanig gewicht dat er sprake is van medeplegen met [medeverdachte D.G.] en [medeverdachte K.E.] .
Standpunt verdediging
De verdediging van [verdachte K.M.] heeft, los van de formele verweren, bepleit dat het wettig en overtuigend bewijs voor het medeplegen ontbreekt, zodat [verdachte K.M.] moet worden vrijgesproken. Van een gezamenlijke uitvoering van het delict in de fysieke betekenis was duidelijk geen sprake en van een intellectuele bijdrage van [verdachte K.M.] aan het delict was in feite geen sprake. De bijdrage van [verdachte K.M.] is eerder aan te merken als het bevorderen of vergemakkelijken van een door een ander begaan misdrijf.
Het oordeel van de rechtbank
Zaak A, feit 1 – de moord op Peter R. de Vries
Op grond van de feiten en omstandigheden zoals weergegeven in paragraaf 4.3.2.1 stelt de rechtbank vast dat Peter R. de Vries door [medeverdachte D.G.] is neergeschoten, ten gevolge waarvan hij is overleden. Op basis van de hierna volgende overwegingen acht de rechtbank bewezen dat [verdachte K.M.] , samen met [medeverdachte D.G.] en [medeverdachte K.E.] opzettelijk en met voorbedachte raad Peter R. de Vries van het leven heeft beroofd, zodat sprake is van medeplegen van moord.
Voorbedachte raad
Voor een bewezenverklaring van het bestanddeel ‘voorbedachten rade’ moet komen vast te staan dat [verdachte K.M.] zich gedurende enige tijd heeft kunnen beraden op het te nemen of het genomen besluit om Peter R. de Vries om het leven te brengen en hij niet heeft gehandeld in een ogenblikkelijke gemoedsopwelling, zodat hij de gelegenheid heeft gehad na te denken over de betekenis en de gevolgen van zijn voorgenomen daad en zich daarvan rekenschap te geven. Of voorbedachte raad bewezen kan worden, hangt niet alleen sterk af van de hier bedoelde gelegenheid maar evenzeer van de overige feitelijke omstandigheden van het geval, zoals de aard van het feit, de omstandigheden waaronder het is begaan alsmede de gedragingen van de verdachte voor en tijdens het begaan van het feit.
Voor de bewezenverklaring van dit bestanddeel acht de rechtbank in het bijzonder de volgende feiten en omstandigheden redengevend.
In opdracht van [verdachte K.M.] heeft [medeverdachte K.E.] op 23 en 28 juni 2021 voorverkenningen uitgevoerd in het centrum van Amsterdam. Tijdens deze voorverkenningen heeft hij de omgeving van de latere plaats delict verkend en de routine en looproute van Peter R. de Vries, wanneer hij te gast was bij RTL Boulevard, in kaart gebracht.
Op 5 juli 2021 hebben [medeverdachte K.E.] en [medeverdachte K.W.] , daartoe aangestuurd door [verdachte K.M.] , de Heckler en Koch MP5 en de Zoraki opgehaald in Alphen aan den Rijn, waarna [medeverdachte K.W.] van [verdachte K.M.] de opdracht krijgt om deze wapens mee naar huis te nemen. Op 6 juli 2021 moet [medeverdachte K.W.] van [verdachte K.M.] de wapens en de Google Pixel telefoon overdragen aan [medeverdachte K.E.] . Op diezelfde datum rond 16:49 uur rijden [medeverdachte K.E.] en [medeverdachte D.G.] , nadat zij in bezit zijn gekomen van de Google Pixel telefoon en de wapens, in de gestolen en van valse kentekenplaten voorziene Renault Kadjar naar Amsterdam. Onderweg krijgen [medeverdachte D.G.] en [medeverdachte K.E.] instructies van [verdachte K.M.] dat zij de wapens moeten testen en stuurt [verdachte K.M.] foto’s van Peter R. de Vries naar [medeverdachte D.G.] en [medeverdachte K.E.] en instrueert hij hen wat zij moeten doen. Zo moet [medeverdachte K.E.] van [verdachte K.M.] alles laten zien aan [medeverdachte D.G.] en [medeverdachte K.E.] moet aan [medeverdachte D.G.] de plek wijzen waar Peter R. de Vries moet worden neergeschoten. Om 19:28:35 uur schiet [medeverdachte D.G.] Peter R. de Vries neer, rent weg en wordt door [medeverdachte K.E.] met de vluchtauto (de gestolen Renault Kadjar) opgepikt waarna zij Amsterdam uitrijden.
Deze feiten en omstandigheden, in samenhang met de verdere inhoud van de bewijsmiddelen beschouwd, leiden zonder meer tot de conclusie dat [verdachte K.M.] en zijn medeverdachten hebben gehandeld conform een tevoren door hen genomen besluit om Peter R. de Vries op 6 juli 2021 om het leven te brengen. Uit de aard van het misdrijf en de wijze waarop het is uitgevoerd, in combinatie met de berichtenwisseling op de Google Pixel telefoon, blijkt dat sprake is geweest van een vooropgezet plan. [verdachte K.M.] heeft daarbij ruimschoots de gelegenheid gehad na te denken over de betekenis en de gevolgen van zijn voorgenomen daad en zich daarvan rekenschap kunnen geven. Er is dan ook sprake van voorbedachte raad. Van contra-indicaties die tot een ander oordeel zouden kunnen leiden is niet gebleken.
Medeplegen
Betrokkenheid bij een strafbaar feit kan als medeplegen worden bewezenverklaard indien bij het begaan daarvan sprake is geweest van een voldoende nauwe en bewuste samenwerking. Het accent ligt daarbij op de samenwerking en minder op de vraag wie welke feitelijke handelingen heeft verricht. Ook als een verdachte zelf geen feitelijke uitvoeringshandelingen heeft verricht, kan hij als medepleger worden aangemerkt indien hij nauw en bewust met de uitvoerder(s) heeft samengewerkt. Bij de beoordeling hiervan kan rekening worden gehouden met onder meer de intensiteit van de samenwerking, de onderlinge taakverdeling, de rol in de voorbereiding, de uitvoering of de afhandeling van het delict en het belang van de rol van de verdachte, diens aanwezigheid op belangrijke momenten en het zich niet terugtrekken op een daartoe geëigend tijdstip. De kwalificatie medeplegen is slechts dan gerechtvaardigd indien de materiële en/of intellectuele bijdrage van de verdachte aan het strafbare feit van voldoende gewicht is.
Dat [medeverdachte D.G.] bij de moord op Peter R. de Vries als schutter een zeer wezenlijke rol heeft gespeeld, behoeft geen nadere toelichting. Hij heeft hierbij intensief samengewerkt met [medeverdachte K.E.] en [verdachte K.M.] . Voor de significante en onmisbare rol die [verdachte K.M.] heeft gespeeld acht de rechtbank de volgende feiten en omstandigheden redengevend. De rechtbank heeft hiervoor reeds opgemerkt dat sprake is geweest van een vooropgezet plan. Gelet op de inhoud van de berichten in de Google Pixel telefoon is de rechtbank van oordeel dat [verdachte K.M.] dit plan tot in detail heeft georkestreerd. [verdachte K.M.] heeft [medeverdachte K.E.] opdracht gegeven voorverkenningen uit te voeren en wapens op te halen en hij heeft [medeverdachte D.G.] als schutter ingeschakeld. Terwijl [medeverdachte K.E.] en [medeverdachte D.G.] naar Amsterdam rijden, voorziet [verdachte K.M.] hen van foto’s van Peter R. de Vries en geeft hij [medeverdachte K.E.] instructies om [medeverdachte D.G.] rond te leiden en hem te laten zien waar de aanslag moest worden gepleegd. Ook tijdens de vlucht van [medeverdachte D.G.] en [medeverdachte K.E.] geeft [verdachte K.M.] hen instructies waar zij naartoe moeten gaan en wat zij moeten doen zodra de politie hen achtervolgt.
Ten aanzien van [verdachte K.M.] geldt dat de intensiteit van de samenwerking en zijn bijdrage vóór, tijdens en na het plegen van het bewezenverklaarde feit van voldoende gewicht is en dat daarom sprake is geweest van de voor medeplegen vereiste nauwe en bewuste samenwerking tussen alle drie de verdachten.
De verdediging heeft zich op het standpunt gesteld dat van een (eigen) intellectuele bijdrage van [verdachte K.M.] geen sprake is, omdat sprake zou zijn geweest van een strakke aansturing door derden van hogerhand. [verdachte K.M.] zou slechts hebben gefungeerd als ‘doorgeefluik’ en daarom kunnen zijn handelingen hooguit worden gekwalificeerd als medeplichtigheidshandelingen, hetgeen niet ten laste is gelegd met als gevolg dat [verdachte K.M.] dient te worden vrijgesproken.
De rechtbank overweegt dat het dossier aanwijzingen bevat dat [verdachte K.M.] is aangestuurd door derden. Dit acht de rechtbank echter inherent aan de rol van [verdachte K.M.] als opdrachtnemer van de moord. Nog daargelaten dat [verdachte K.M.] slechts een summiere verklaring heeft afgelegd dat hij ‘onder druk berichten heeft doorgestuurd’ en verder geen enkele verklaring heeft willen afleggen welke berichten dat betreft, wie hem de opdracht tot de moord op Peter R. de Vries heeft gegeven, wie hem daarbij heeft aangestuurd en waaruit die aansturing heeft bestaan, is de rechtbank van oordeel dat zo al sprake zou zijn van aansturing door derden, dat van [verdachte K.M.] geen willoze tussenschakel maakt. Juist het aannemen van de moordopdracht en het inschakelen en (op afstand) aansturen van de uitvoerders maakt dat hij een onmisbare en dus wezenlijke bijdrage heeft geleverd aan de moord. Behalve de materiële bijdrage die [verdachte K.M.] voorafgaand aan de moord heeft geleverd, blijkt uit het inschakelen van [medeverdachte K.E.] en [medeverdachte D.G.] en uit de door hem met [medeverdachte K.E.] en [medeverdachte D.G.] gewisselde berichten (en door hem verstuurde foto’s van Peter R. de Vries) van een zwaarwegende intellectuele bijdrage van [verdachte K.M.] . Het verweer van de verdediging wordt daarom verworpen.
Conclusie
Op grond van het voorgaande acht de rechtbank bewezen dat [verdachte K.M.] zich op 6 juli 2021 schuldig heeft gemaakt aan het medeplegen van de moord op Peter R. de Vries.
Zaak B, feit 1 – het voorhanden hebben van wapens en munitie
Op grond van de feiten en omstandigheden zoals beschreven in paragraaf 4.3.2.1 stelt de rechtbank vast dat [medeverdachte K.E.] samen met [medeverdachte K.W.] op 5 juli 2021 de wapens heeft opgehaald in Alphen aan den Rijn. [medeverdachte K.E.] en [medeverdachte K.W.] zijn hierbij aangestuurd door [verdachte K.M.] , die aangaf waar zij naartoe moesten gaan en die blijkens het chatgesprek tussen hem en [medeverdachte K.W.] contact had met de persoon van wie de wapens afkomstig waren.
Nadat [medeverdachte K.W.] en [medeverdachte K.E.] de wapens hadden opgehaald, bleek dat Peter R. de Vries niet in de uitzending van RTL Boulevard aanwezig was. [verdachte K.M.] gaf [medeverdachte K.W.] vervolgens de instructie om de wapens mee naar huis te nemen.
Uit het chatgesprek tussen [medeverdachte K.W.] en [verdachte K.M.] op 5 juli 2021 volgt ook dat [medeverdachte K.W.] de wapens daadwerkelijk onder zich heeft gehouden. Hij heeft immers geschreven dat een geluidsdemper ontbrak en op het moment dat hij zich op 6 juli 2021 terug trok als schutter en nadat [verdachte K.M.] tegen hem zei dat hij iemand anders had gevonden, gaf [medeverdachte K.W.] aan dat hij nergens aan is geweest en dat hij ‘alles’ aan ‘hem’ zal geven, ook het mobieltje. Daar komt bij dat het DNA van [medeverdachte K.W.] op de Zoraki en de MP5 is aangetroffen.
Nadat [medeverdachte K.W.] op 6 juli 2021 de wapens heeft overgedragen aan [medeverdachte K.E.] , geeft [verdachte K.M.] in een chatgesprek met [medeverdachte D.G.] opdracht aan [medeverdachte K.E.] en [medeverdachte D.G.] om de wapens te testen en daarvan een filmpje te maken. Van het testen van de MP5 zijn ook beelden gemaakt. [verdachte K.M.] vraagt in het gesprek ook aan [medeverdachte D.G.] of hij die ‘Glock’ zal gaan gebruiken.
Met de Zoraki heeft [medeverdachte D.G.] Peter R. de Vries neergeschoten. De Zoraki, de MP5 en de daarbij behorende patroonmagazijnen zijn na de aanhouding van [medeverdachte D.G.] en [medeverdachte K.E.] in de Renault Kadjar aangetroffen. Op de Zoraki, een patroonmagazijn behorend bij de Zoraki en op een patroonmagazijn behorend bij de MP5 is het DNA van [medeverdachte D.G.] aangetroffen. Op de MP5 en een patroonmagazijn behorend bij de MP5 is het DNA van [medeverdachte K.E.] aangetroffen.
Op grond van het voorgaande is de rechtbank van oordeel dat [verdachte K.M.] de wapens en munitie weliswaar niet fysiek aanwezig heeft gehad, maar dat hij wel wetenschap had van de wapens en munitie, waar die op 5 juli 2021 zijn opgehaald en waar die zich vanaf dat moment hebben bevonden. [verdachte K.M.] heeft daardoor de feitelijke macht over de wapens en munitie kunnen uitoefenen in de zin dat hij daarover heeft kunnen beschikken. Hij heeft immers op 5 en 6 juli 2021 bepaald waar de wapens naartoe moesten, wie de wapens moest bewaren en wat er mee diende te gebeuren.
Het verweer van de verdediging dat [verdachte K.M.] geen beschikking heeft gehad over de wapens, omdat hij op geen enkel moment in de nabijheid van de wapens is geweest en slechts opdrachten met betrekking tot de wapens zou hebben doorgegeven van zijn opdrachtgevers, wordt daarom verworpen.
Medeplegen
Op grond voor voornoemde feiten en omstandigheden acht de rechtbank bewezen dat [verdachte K.M.] , [medeverdachte K.E.] en [medeverdachte K.W.] op 5 juli 2021 nauw en bewust hebben samengewerkt met betrekking tot het voorhanden hebben van de wapens en munitie. [medeverdachte K.E.] en [medeverdachte K.W.] zijn immers de wapens en munitie samen gaan halen in Alphen aan den Rijn. Zij werden daarbij aangestuurd door [verdachte K.M.] die hen instructies gaf over waar zij naartoe moesten gaan en wat zij met de wapens moesten doen nadat bleek dat Peter R. de Vries niet aanwezig was in de uitzending van RTL Boulevard.
Na de overdracht van de wapens op 6 juli 2021 is sprake van een nauwe en bewuste samenwerking tussen [verdachte K.M.] , [medeverdachte K.E.] en [medeverdachte D.G.] met betrekking tot het voorhanden hebben van de wapens en munitie. [medeverdachte D.G.] en [medeverdachte K.E.] hebben de wapens in de Renault Kadjar meegenomen naar Amsterdam, waar zij de wapens in opdracht van [verdachte K.M.] hebben getest en waarvan zij ook een filmpje hebben gemaakt. [verdachte K.M.] en [medeverdachte D.G.] hebben gesproken over welk wapen [medeverdachte D.G.] zal gaan gebruiken en uiteindelijk heeft [medeverdachte D.G.] de Zoraki gebruikt om Peter R. de Vries neer te schieten.
[verdachte K.M.] , [medeverdachte K.W.] , [medeverdachte K.E.] en [medeverdachte D.G.] hebben daarmee ieder een wezenlijke materiële dan wel intellectuele bijdrage geleverd aan het voorhanden hebben van de wapens en munitie.
Conclusie
De rechtbank acht bewezen dat [verdachte K.M.] , [medeverdachte K.W.] en [medeverdachte K.E.] op 5 juli 2021 de wapens en munitie samen voorhanden hebben gehad. Voorts acht de rechtbank bewezen dat [medeverdachte K.W.] de wapens en munitie op 6 juli 2021 heeft overgedragen en dat [verdachte K.M.] vervolgens samen met [medeverdachte K.E.] en [medeverdachte D.G.] op 6 juli 2021 de wapens en munitie voorhanden heeft gehad.
Zaak B, feit 2 – deelname aan een criminele organisatie
Juridisch kader
Artikel 140 lid 1 Sr luidt: “Deelneming aan een organisatie die tot oogmerk heeft het plegen van misdrijven, wordt gestraft met gevangenisstraf van ten hoogste zes jaren of geldboete van de vijfde categorie.”
Voor bewezenverklaring van 'een organisatie' als bedoeld in artikel 140 Sr is vereist dat sprake is van een samenwerkingsverband, met een zekere duurzaamheid en structuur, tussen twee of meer personen. In de wetsgeschiedenis wordt gesproken van ‘een duurzame samenwerking volgens een zeker stramien’. Hoewel het geen vereiste is dat tegenover derden als eenheid kan worden opgetreden, vormt dat wel een aanwijzing voor het bestaan van een organisatie.Voor duurzaamheid of bestendigheid is een zeker tijdsverloop van het samenwerkingsverband een aanwijzing. Het samenwerkingsverband moet in ieder geval een meer dan incidenteel karakter hebben.
Van ‘deelneming’ aan een organisatie als bedoeld in artikel 140 Sr kan slechts dan sprake zijn als de betrokkene behoort tot het samenwerkingsverband én een aandeel heeft in gedragingen dan wel gedragingen ondersteunt die strekken tot of rechtstreeks verband houden met de verwezenlijking van het in dat artikel bedoelde oogmerk. Het is niet vereist dat vast komt te staan dat de betrokkene heeft samengewerkt met, of bekend is met alle andere personen die deel uitmaken van de organisatie of dat de samenstelling van het samenwerkingsverband steeds dezelfde is. De deelneming moet voor de betrokkene op zichzelf worden beoordeeld. Het is dus bijvoorbeeld niet van belang of andere personen meer hebben gedaan of een belangrijker rol vervulden dan de betrokkene.Voor ‘deelneming’ in de zin van artikel 140 Sr is voldoende dat de betrokkene in zijn algemeenheid weet (in de zin van onvoorwaardelijk opzet) dat de organisatie het plegen van misdrijven tot oogmerk heeft. De betrokkene hoeft geen wetenschap te hebben van één of meer concrete misdrijven die door de organisatie worden beoogd.
Het gaat bij het misdrijf van artikel 140 Sr niet om het daadwerkelijk gepleegd zijn van misdrijven, maar om het ‘oogmerk’ tot het plegen van meerdere misdrijven. Het is niet vereist dat het plegen van misdrijven de voornaamste bestaansgrond van de organisatie is.Voor de vaststelling van het oogmerk komt onder meer betekenis toe aan misdrijven die in het kader van de organisatie al zijn gepleegd, aan het meer duurzaam of gestructureerde karakter van de samenwerking – zoals dat kan blijken uit de onderlinge verdeling van werkzaamheden of onderlinge afstemming van activiteiten van deelnemers binnen de organisatie met het oog op het bereiken van het gemeenschappelijke doel van de organisatie – en, meer algemeen, aan de planmatigheid of stelselmatigheid van de met het oog op dit doel verrichte activiteiten van deelnemers binnen de organisatie.
Tenlastelegging in deze zaak
Het Openbaar Ministerie heeft in de tenlastelegging van dit feit limitatief omschreven welke personen zouden hebben deelgenomen aan de criminele organisatie, te weten [verdachte K.M.] , [medeverdachte K.E.] , [medeverdachte D.K.] , [medeverdachte G.M.] , [medeverdachte E.O.] , [medeverdachte L.S.] , [medeverdachte C.W.] en/of [medeverdachte K.W.] . De gebruikelijke toevoeging “en/of één of meer andere(n)” ontbreekt. Het Openbaar Ministerie heeft er (daarmee) bewust voor gekozen vermoedelijke opdrachtgevers c.q. personen uit het hogere echelon buiten de tenlastelegging te houden. Voorts heeft het Openbaar Ministerie uitdrukkelijk niet beoogd deelname aan twee verschillende criminele organisaties ten laste te leggen.
De misdrijven waartoe de criminele organisatie het oogmerk zou hebben zijn volgens de tenlastelegging:
moord (te) begaan met een terroristisch oogmerk en/of moord (artikelen 289 en 83 Wetboek van Strafrecht ),
zware mishandeling en/of mishandeling, met voorbedachten rade (artikelen 300, 301, 302 en 303 Wetboek van Strafrecht ),
heling (artikel 416 Wetboek van Strafrecht ) en/of
het voorhanden hebben van vuurwapens en/of munitie van categorie II en/of III (te) begaan met een terroristisch oogmerk en/of het voorhanden hebben van vuurwapens en/of munitie.
De in de tenlastelegging bedoelde moord betreft volgens het Openbaar Ministerie de liquidatie van Peter R. de Vries en de vermoedelijk beoogde liquidatie betreft ene ‘piga’. De (zware) mishandeling betreft de personen [slachtoffer ] (de ex-zwager van [betrokkene 20] ) en mogelijk ook voornoemde ‘piga’.
Beoordeling ten aanzien van duurzaam en gestructureerd samenwerkingsverband
De rechtbank stelt voorop dat de rol van [medeverdachte K.W.] (zoals die uit het dossier blijkt) beperkt is tot 5 en 6 juli 2021. Van een voldoende duurzame en gestructureerde samenwerking door en met hem kan alleen al daarom niet worden gesproken.
De vraag die als eerste voorligt is of de resterende personen (al dan niet in wisselende samenstelling) een voldoende duurzaam en gestructureerd samenwerkingsverband vormen. Op basis van het dossier en het verhandelde ter terechtzitting overweegt de rechtbank het volgende.
De rechtbank stelt vast dat [verdachte K.M.] en [medeverdachte K.E.] als medepleger en [medeverdachte G.M.] en [medeverdachte E.O.] als medeplichtige betrokken waren bij de moord op Peter R. de Vries. Ook kan vastgesteld worden dat er bij de uitvoering van de moord gebruik is gemaakt van wapens en een gestolen auto.
De rechtbank kan echter niet vaststellen dat er bij de moord op Peter R. de Vries of bij (de voorbereiding van) andere misdrijven samenwerking of communicatie is geweest tussen [verdachte K.M.] en [medeverdachte K.E.] enerzijds en [medeverdachte G.M.] , [medeverdachte E.O.] , [medeverdachte C.W.] , [medeverdachte L.S.] en [medeverdachte D.K.] anderzijds.
De rechtbank kan niet vaststellen dat één of meer in de tenlastelegging genoemde personen betrokken is/zijn geweest bij een (mogelijke) mishandeling van [slachtoffer ] in de nacht van 1 op 2 mei 2021 of in de avond van 4 mei 2021. De latere poging zware mishandeling van [slachtoffer ] in september 2021 valt buiten de tenlastegelegde periode. De rechtbank ziet weliswaar in de nacht van 2 op 3 mei 2021 communicatie van [medeverdachte D.K.] met [medeverdachte E.O.] die duidt op een geplande mishandeling van [slachtoffer ] maar de opdracht daartoe lijkt afkomstig van ene ‘Denzel Washington’, die niet kan worden geïdentificeerd als één van de personen die (volgens de tenlastelegging) de criminele organisatie vormen. Voor zover al kan worden vastgesteld dat [medeverdachte C.W.] en [medeverdachte G.M.] die avond/nacht in Nieuwegein aanwezig zijn geweest, kan niet worden vastgesteld wat zij daar deden. Voorts is er onvoldoende bewijs om vast te kunnen stellen dat [medeverdachte C.W.] in de avond van 4 mei 2021 betrokken was bij een mishandeling van [slachtoffer ] in IJsselstein. Voor zover al kan worden vastgesteld dat [verdachte K.M.] en [medeverdachte K.E.] die avond (4 mei 2021) betrokken zijn geweest bij een mishandeling van [slachtoffer ] (die daar nooit aangifte van heeft gedaan en er ook geen verklaring over heeft willen afleggen), brengt dit nog niet mee dat die mishandeling kan worden geplaatst in het kader van een criminele organisatie. Uit het dossier volgt niet meer dan dat op verschillende data begin mei 2021 ad hoc is samengewerkt tussen (steeds) verschillende personen.
Ook de bevindingen in het dossier betreffende ene ‘piga’ kunnen niet bijdragen aan het bewijs van de tenlastegelegde organisatie. Een groot deel van de communicatie die in dit verband wordt gevoerd vindt plaats tussen [medeverdachte D.K.] en personen waarvan niet vastgesteld kan worden dat zij deel uitmaken van de tenlastegelegde organisatie (‘Rambo Kimbo’ en ‘InGodWeTrust’). Voor zover [medeverdachte D.K.] gesprekken voert met [medeverdachte E.O.] en [medeverdachte G.M.] zijn deze onvoldoende concreet om te kunnen vaststellen dat sprake is van het oogmerk op het plegen van moord dan wel mishandeling.
Tussen de in de tenlastelegging genoemde personen is er dan ook geen sprake van een (zichtbare) onderlinge verdeling van werkzaamheden of onderlinge afstemming van activiteiten met het oog op het bereiken van een gemeenschappelijke doel. Er is sprake van losse personen of groepjes personen die - zonder verbindend element - geen (voldoende) duurzaam en gestructureerd samenwerkingsverband vormen anders dan met een incidenteel doel. Het is niet uit te sluiten dat er, via hoger in de hiërarchie geplaatste opdrachtgevers, coördinatie van activiteiten heeft plaatsgevonden, maar het handelen van eventuele opdrachtgevers valt buiten het bereik van de tenlastelegging en kan daarom niet bijdragen aan het bewijs van het bestaan van de tenlastegelegde criminele organisatie.
De rechtbank zal [verdachte K.M.] dan ook vrijspreken van deelneming aan een criminele organisatie.
4.3.4
Terroristisch oogmerk
Juridisch kader
Artikel 83a van het Wetboek van Strafrecht (Sr) bepaalt dat onder terroristisch oogmerk wordt verstaan het oogmerk om:
(1) de bevolking of een deel der bevolking van een land ernstige vrees aan te jagen, dan wel
(2) een overheid of internationale organisatie wederrechtelijk te dwingen iets te doen, niet te doen of te dulden, dan wel
(3) de fundamentele politieke, constitutionele, economische of sociale structuren van een land of een internationale organisatie ernstig te ontwrichten of te vernietigen.
Voor het aannemen van een terroristisch oogmerk is voldoende dat één van deze drie oogmerkvormen wordt bewezen.
In deze zaak gaat het om de vraag of sprake is van het oogmerk om (een deel van) de bevolking ernstige vrees aan te jagen. Dat [verdachte K.M.] de moord op Peter R. de Vries heeft gepleegd met de hierboven onder (2) en/of onder (3) omschreven oogmerkvormen is door het Openbaar Ministerie niet betoogd en volgt, naar het oordeel van de rechtbank, ook niet uit de bewijsmiddelen.
Het terroristisch oogmerk, waarvan de formulering is gebaseerd op die in artikel 1, eerste lid, van het Kaderbesluit van de Raad van de Europese Unie van 13 juni 2002 inzake terrorismebestrijding (hierna: kaderbesluit), kan blijkens de wetgeschiedenis worden opgevat als een strafverzwarende omstandigheid bestaand in een bijkomend oogmerk. Dit betekent dat bij de beantwoording van de vraag of een misdrijf is begaan met een terroristisch oogmerk niet beslissend is welk gevolg door de gedraging wel of niet kan worden verwezenlijkt, maar welk gevolg de dader met zijn gedraging daadwerkelijk beoogde. Het misdrijf behoeft niet ideologisch gemotiveerd te zijn, het gaat er (met name) om welk effect de verdachte daarmee wilde bereiken.
De omstandigheid dat het terroristisch oogmerk een subjectief bestanddeel is staat er niet aan in de weg dat het bewijs uit objectieve feiten en omstandigheden kan worden afgeleid, waaronder de aard van het misdrijf en de context waarin het is begaan.
Uit de wetsgeschiedenis blijkt dat de formulering "de bevolking of een deel der bevolking van een land" een concretisering is van de term "een bevolking" uit artikel 1 van het kaderbesluit. Dat kaderbesluit heeft niet het oog op een gering deel van de bevolking van een land.
Onder het oogmerk om (een deel van) de bevolking ernstige vrees aan te jagen moet daarom worden verstaan dat een dader met het gepleegde misdrijf tot doel heeft te veroorzaken dat de bevolking of een voldoende substantieel deel daarvan angstige gevoelens voor iets dreigends krijgt, bijvoorbeeld in de trant van dat een ieder kan vrezen het volgende slachtoffer te zijn. Niet voldoende is dat die ernstige vrees een onbedoeld bijeffect vormt.
Daarbij wordt opgemerkt dat niet is vereist dat het aanjagen van vrees tot het daadwerkelijk geïntimideerd zijn van (een deel van) de bevolking behoeft te hebben geleid.
Voor een bewezenverklaring van medeplegen van moord met terroristisch oogmerk, moet de medepleger zelf een terroristisch oogmerk hebben. In het geval er geen sprake is van medeplegen maar wel van medeplichtigheid geldt het volgende. Indien een medeplichtige zelf geen opzet heeft op deze strafverzwarende omstandigheid, maar wél op de moord, wordt bij de bewezenverklaring en kwalificatie (in beginsel) de medeplichtigheid van de verdachte gegrond op het gronddelict inclusief strafverzwarende omstandigheid. Bij de straftoemeting wordt rekening gehouden met het beperktere opzet van de medeplichtige (art. 49 lid 4 Sr).
Beoordeling
De rechtbank stelt voorop dat [verdachte K.M.] geen verklaring heeft afgelegd over zijn (subjectieve) bedoeling bij het plegen van de moord. Ook uit de berichten die hij heeft verzonden naar de verschillende gebruikers van de Google Pixel telefoon kan niet worden afgeleid dat hij met de moord beoogde (een deel van) de bevolking angst aan te jagen. Anders dan regelmatig bij terroristische aanslagen voorkomt is voorafgaand, tijdens of na de moord niet door schriftelijke of mondelinge uitlatingen ruchtbaarheid gegeven aan de bedoelingen van de dader(s).
Het Openbaar Ministerie heeft betoogd dat de opdrachtgevers van deze moord uitdrukkelijk de bedoeling hadden gevoelens van angst en onveiligheid op te roepen bij de bevolking of een deel daarvan. Het Openbaar Ministerie wijst in dit verband naar de organisatie van [betrokkene 20] , de eerdere moorden op de broer en de advocaat van de kroongetuige in het Marengo-proces en het feit dat Peter R. de Vries vertrouwenspersoon was van deze kroongetuige.
De rechtbank overweegt dat [betrokkene 20] in dit proces niet in staat van beschuldiging is gesteld en zich ook niet kan verdedigen. Of hij betrokken was bij de moord op Peter R. de Vries en welk eventueel oogmerk hij dan zou hebben gehad, ligt in dit strafproces uitdrukkelijk niet ter beoordeling voor en de rechtbank neemt daarover dan ook geen standpunt in.
Het gaat derhalve in deze zaak alleen om de vraag of deze verdachte een terroristisch oogmerk had bij het plegen van de moord.
De rechtbank moet daarom beoordelen of uit de objectieve feiten en omstandigheden kan worden afgeleid dat [verdachte K.M.] daadwerkelijk de bedoeling had (een voldoende substantieel deel van) de bevolking ernstige vrees aan te jagen. Daarvoor is niet voldoende dat de moord is gepleegd zonder geluidsdemper op de openbare weg in het centrum van Amsterdam en op klaarlichte dag (een zomeravond rond 19:30 uur) zodat veel mensen daarvan getuige waren. De verdediging heeft er terecht op gewezen dat de locatie en het tijdstip mogelijk zijn gekozen vanwege de routines van het slachtoffer en dus - hoe cru ook - ter verhoging van de slagingskans. In ieder geval duiden die omstandigheden op zichzelf niet op een oogmerk om de bevolking ernstige vrees aan te jagen bijvoorbeeld in de zin dat een ieder bang kan zijn een volgend slachtoffer te zijn.
Ook uit het feit dat (schokkende) filmbeelden van het zwaargewonde slachtoffer zijn verschenen op sociale media kan niet worden afgeleid dat de moord met een terroristisch oogmerk zou zijn gepleegd. Anders dan het Openbaar Ministerie heeft betoogd, kan op basis van het dossier niet worden vastgesteld dat vooraf is bedacht om na de moord dergelijke filmbeelden te verspreiden om het schokeffect in de samenleving te versterken. Ook is er geen bewijs dat [verdachte K.M.] betrokkenheid heeft gehad bij het maken of delen van die filmbeelden.
Dat de rechtsorde door de moord ernstig is geschokt, hetgeen voor [verdachte K.M.] voorzienbaar was, betekent nog niet dat bij hem sprake was van een terroristisch oogmerk bij het medeplegen van de moord (feit 1).
Naar het oordeel van de rechtbank kan ook niet bewezen worden dat het voorhanden hebben van de vuurwapens en munitie op 5 en 6 juli 2021 (feit 2) door [verdachte K.M.] is begaan met een terroristisch oogmerk. Het enkele voorhanden hebben van de vuurwapens en munitie in de beslotenheid van een woning of voertuig heeft niet in zichzelf een vrees aanjagend oogmerk. Evenmin is gebleken dat de wapens met dat doel zijn getoond (bijvoorbeeld bij het testen daarvan) of gebruikt.
De conclusie is dat de rechtbank niet bewezen acht dat [verdachte K.M.] met een terroristisch oogmerk heeft gehandeld, zodat hij van dat bestanddeel in de aan hem tenlastegelegde feiten zal worden vrijgesproken.
5 Bewezenverklaring
De rechtbank acht op grond van de bewijsmiddelen in bijlagen 3 en 4 bewezen dat [verdachte K.M.] :
Zaak A
op 6 juli 2021 te Amsterdam, tezamen en in vereniging met anderen, opzettelijk en met voorbedachten rade P.R. de Vries van het leven heeft beroofd door met een vuurwapen in het hoofd en het lichaam van P.R. de Vries te schieten, ten gevolge waarvan P.R. de Vries op 15 juli 2021 is overleden;
Zaak B
1.
op 5 juli 2021 en 6 juli 2021 in Nederland, tezamen en in vereniging met anderen, voorhanden heeft gehad
- een wapen van categorie II, onder 2 van de Wet wapens en munitie, te weten een pistoolmitrailleur van het merk Heckler & Koch, type MP-5K, kaliber 9mm x 19, zijnde een vuurwapen geschikt om automatisch te vuren,
- een wapen van categorie III, onder 1 van de Wet wapens en munitie, te weten een getransformeerd pistool van het merk Zoraki, type 917, kaliber 9mm kort, zijnde een vuurwapen en in de vorm van een pistool en
- munitie van categorie III onder 4 van de Wet wapens en munitie, te weten patronen van het kaliber 9mm kort en patronen van het kaliber 9mm x 19.
6 De strafbaarheid van de feiten
De bewezen geachte feiten zijn volgens de wet strafbaar. Het bestaan van een rechtvaardigingsgrond is niet aannemelijk geworden.
7 De strafbaarheid van verdachte
Beroep op psychische overmacht
Door de verdediging is bepleit dat [verdachte K.M.] moet worden ontslagen van rechtsvervolging omdat hij zich met succes kan beroepen op psychische overmacht. Daartoe is aangevoerd dat [verdachte K.M.] onder grote druk heeft gehandeld. Het weigeren van verdere medewerking aan het strafbare feit was geen reële optie aangezien niet denkbeeldig was dat dit hemzelf of zijn familie het leven zou hebben gekost. De verdediging heeft daarbij gewezen op berichten in de Google Pixel “wacht bek want ik moet dit doen … anders zal ik onder de groene zoden liggen” en berichten van september 2021 afkomstig van ‘Warmode = Back’.
Oordeel van de rechtbank
Van psychische overmacht is sprake bij een van buiten komende drang waaraan een verdachte redelijkerwijze geen weerstand kan en ook niet behoeft te bieden. Hoewel de last tot het aannemelijk maken van de feitelijke grondslag van een verweer als het onderhavige niet bij de verdachte ligt, is het wel aan hem om zo veel mogelijk feiten en omstandigheden te noemen aan de hand waarvan de aannemelijkheid van zijn verhaal kan worden nagegaan. Behalve de ter terechtzitting afgelegde summiere verklaring, dat hij onder druk berichten doorstuurde, heeft [verdachte K.M.] daarover niets verklaard. Ook op vragen over mogelijke druk, tijdens de behandeling ter terechtzitting heeft hij zich consequent op zijn zwijgrecht beroepen.
Desalniettemin is de rechtbank van oordeel dat er in het dossier aanwijzingen zijn dat er sprake was van enige druk op [verdachte K.M.] . Getuige 5089 heeft daarover onder meer het volgende verklaard:
“Hij was tegelijkertijd gespannen en in paniek. Hij was gespannen door de druk die ze op hem uitoefenden”,
“godverdomme, ze gaan mij (de rechtbank begrijpt: [verdachte K.M.] ) afmaken als hij het niet doet” en
“toen ik met [verdachte K.M.] was kon ik merken dat hij echt een druk voelde dat het gedaan moest worden.”
[betrokkene 10] heeft onder meer het volgende verklaard:
“Hij was ergens heel erg bang voor. [verdachte K.M.] vreesde voor iets.” en
“Maar hij schreeuwde tegen mij. Ik moest echt die auto terugbrengen anders zou hij naar de klote gaan en ik ook.”
De chatberichten afkomstig van ‘Warmode = Back’ hebben onmiskenbaar een dreigend karakter, maar deze berichten dateren van september 2021 en lijken geen verband te houden met de moord op Peter R. de Vries. Zonder nadere uitleg van [verdachte K.M.] kan de rechtbank niet vaststellen of ‘Warmode = Back’ voorafgaand aan en tijdens de moord op Peter R. de Vries, druk uitoefende op [verdachte K.M.] en zo ja, waar die druk dan uit bestond. De enkele stelling van de verdediging dat uit de berichten van ‘Warmode = Back’ genoegzaam blijkt dat het in juli 2021 vermoedelijk niet veel beter was, is onvoldoende om aan te nemen dat in juli 2021 sprake was van psychische overmacht. Het bericht in de chat op de Google Pixel telefoon op 6 juli 2021 afkomstig van [verdachte K.M.] “anders zal ik onder de groene zoden liggen” is onvoldoende om deze stelling aannemelijk te achten.
Hoewel de rechtbank van oordeel is dat er sprake lijkt te zijn van enige druk jegens [verdachte K.M.] , is niet aannemelijk geworden dat deze druk van dien aard is dat deze bij [verdachte K.M.] ten tijde van het begaan van de feiten een zodanige gemoedstoestand heeft veroorzaakt, dat hij redelijkerwijs onmogelijk anders kon en behoefde te handelen dan hij heeft gedaan.
Het beroep op psychische overmacht wordt verworpen.
Ook overigens zijn geen omstandigheden aannemelijk geworden die de strafbaarheid van de verdachte uitsluiten, zodat hij strafbaar is.
8 Motivering van de straf
8.1
De eis van de officier van justitie
De officier van justitie heeft gevorderd dat [verdachte K.M.] voor de door hem bewezen geachte feiten zal worden veroordeeld tot een levenslange gevangenisstraf.
8.2
Het standpunt van de verdediging
De verdediging heeft zich – kort samengevat- op het standpunt gesteld dat oplegging van een levenslange gevangenisstraf in strijd is met artikel 3 EVRM en dat oplegging van een dergelijke straf niet past bij een enkelvoudige moord.
Aan [verdachte K.M.] dient een tijdelijke gevangenisstraf te worden opgelegd en bij het bepalen van de hoogte van de tijdelijke gevangenisstraf moet in strafmatigende zin rekening worden gehouden met de druk en dreiging die op [verdachte K.M.] zijn uitgeoefend. Mede gelet op straffen die in vergelijkbare zaken in binnen- en buitenland worden opgelegd voor een enkelvoudige moord, moet er aanzienlijk lager worden gestraft dan het tijdelijke strafmaximum.
8.3
Het oordeel van de rechtbank
De rechtbank heeft de op te leggen gevangenisstraf bepaald op grond van de ernst van de feiten en de omstandigheden waaronder deze zijn begaan en gelet op de persoon van de verdachte.
Op 6 juli 2021 heeft [medeverdachte D.G.] rond half 8 ’s avonds Peter R. de Vries neergeschoten. Negen dagen later, op 15 juli 2021 is Peter R. de Vries, op 64-jarige leeftijd, aan de gevolgen van de opgelopen schotverwondingen overleden. Peter R. de Vries had als misdaadverslaggever nationale en internationale bekendheid verworven en mede dankzij zijn inspanningen werden strafzaken opgelost. Vanaf half 2020 was Peter R. de Vries de adviseur en vertrouwenspersoon van de kroongetuige in het Marengo-proces.
De moord op Peter R. de Vries is grondig voorbereid. Er is daarbij gebruik gemaakt van een gestolen auto die voorzien was van valse kentekenplaten. In de weken voorafgaand aan 6 juli 2021 is de omgeving van de studio van RTL Boulevard verkend door [medeverdachte K.E.] . In die periode heeft [medeverdachte K.E.] Peter R. de Vries in elk geval twee keer gevolgd toen hij de studio van RTL Boulevard verliet en door de Lange Leidsedwarsstraat naar de parkeergarage liep, waar hij altijd zijn voertuig parkeerde als hij te gast was bij RTL Boulevard.
[medeverdachte K.E.] heeft [medeverdachte D.G.] op 6 juli 2021 vanuit Rotterdam naar Amsterdam gereden en in het uur voorafgaand aan het neerschieten van Peter R. de Vries heeft [medeverdachte K.E.] , conform de instructies van [verdachte K.M.] , [medeverdachte D.G.] rondgeleid. [medeverdachte K.E.] heeft [medeverdachte D.G.] onder andere de achteruitgang van de studio van RTL Boulevard en de ingang van de parkeergarage laten zien. Daarbij hebben zij ook de route gelopen die Peter R. de Vries altijd liep vanaf de uitgang van de studio naar de parkeergarage. Voorts heeft [medeverdachte K.E.] aan [medeverdachte D.G.] laten zien waar hij op [medeverdachte D.G.] zou wachten.
Vervolgens is [medeverdachte D.G.] naar de plek gegaan waar hij volgens de instructie van [verdachte K.M.] Peter R. de Vries moest neerschieten. Nadat Peter R. de Vries [medeverdachte D.G.] was gepasseerd heeft [medeverdachte D.G.] Peter R. de Vries, temidden van het aldaar aanwezige publiek, van achteren op korte afstand neergeschoten. Een schot in zijn hoofd is Peter R. de Vries daarbij fataal geworden. [medeverdachte D.G.] is daarna gevlucht en ingestapt bij [medeverdachte K.E.] die verderop, in de gestolen Renault Kadjar, stond te wachten.
Door bijzonder voortvarend en uitvoerig onderzoek zijn [medeverdachte D.G.] en [medeverdachte K.E.] binnen één uur na het neerschieten van Peter R. de Vries aangehouden.
In de auto waarin [medeverdachte K.E.] en [medeverdachte D.G.] zijn aangehouden is een Google Pixel telefoon aangetroffen. Door het NFI is deze telefoon gekraakt en uit het berichtenverkeer op die telefoon komt de rol van [verdachte K.M.] duidelijk naar voren. Hoewel [verdachte K.M.] niet de schutter was, heeft hij een zodanige rol bij de planning en de uitvoering van de moord gehad, dat de rechtbank [verdachte K.M.] als medepleger van de moord beschouwt.
De sturende rol van [verdachte K.M.] die uit de berichten naar voren komt wordt ondersteund door de verklaringen van getuige 5089. Op 5 juli 2021 stuurt [verdachte K.M.] [medeverdachte K.E.] en [medeverdachte K.W.] aan bij het ophalen van de wapens, waaronder het moordwapen, in Alphen aan den Rijn. Op 6 juli 2021 coördineert [verdachte K.M.] de overdracht van die wapens en de Google Pixel telefoon van [medeverdachte K.W.] aan [medeverdachte K.E.] . Vervolgens geeft [verdachte K.M.] , via de Google Pixel telefoon, opdrachten aan [medeverdachte K.E.] en [medeverdachte D.G.] over hoe en waar de moordaanslag op Peter R. de Vries moet worden uitgevoerd. Na de aanslag wil [verdachte K.M.] weten of het gelukt is en bemoeit hij zich met het vluchten van [medeverdachte K.E.] en [medeverdachte D.G.] . Als de politie [medeverdachte K.E.] en [medeverdachte D.G.] dreigt aan te houden, geeft hij zelfs nog instructies om de telefoon kapot te maken en de simkaart op te eten.
Anders dan het Openbaar Ministerie heeft betoogd, kan de rechtbank op basis van het dossier niet vaststellen dat Peter R. de Vries is vermoord vanwege zijn rol als adviseur en vertrouwenspersoon van de kroongetuige in het Marengo-proces. Voor de rechtbank staat echter wel vast dat de moord op Peter R. de Vries een liquidatie is. Een moord is een buitengewoon ernstig misdrijf en een moord in de vorm van een liquidatie benadrukt nog eens te meer de absolute minachting voor het leven van een medemens. Dit totale gebrek aan respect voor het leven van Peter R. de Vries blijkt ook uit het berichtenverkeer tussen [verdachte K.M.] en [medeverdachte D.G.] . Opmerkingen als “deze hond moet je hebben” ( [verdachte K.M.] aan [medeverdachte D.G.] , 16:59 uur) en “ik schiet die kk ding helemaal door ze kk lichaam heen, die vieze kk hoer, (...) laat hem daar als een sletje achter” ( [medeverdachte D.G.] aan [verdachte K.M.] , 17:34 uur) zijn niet alleen illustratief maar ook ontluisterend.
Daar komt bij dat deze moord op klaarlichte dag op straat is gepleegd in het bijzijn van meerdere onschuldige omstanders. Dit moet zeer beangstigend voor hen zijn geweest. [medeverdachte D.G.] heeft het vuur geopend op straat en dat hierbij niemand anders is geraakt, is een gelukkige omstandigheid die niet aan de verdachten is te danken. [verdachte K.M.] en zijn mededaders hebben aldus blijk gegeven van een ongekende meedogenloosheid en gewetenloosheid. Zij hebben door hun handelen en de daarbij getoonde roekeloosheid laten zien niets te geven om een mensenleven.
Voorts betrekt de rechtbank in de strafoplegging dat [verdachte K.M.] ter terechtzitting geen openheid van zaken heeft gegeven over de beweegredenen van zijn handelen. [verdachte K.M.] heeft ter terechtzitting verklaard dat hij onder druk berichten heeft doorgestuurd, maar een nadere toelichting daarop heeft [verdachte K.M.] niet willen geven. Daarmee heeft [verdachte K.M.] geen verantwoordelijkheid genomen voor zijn handelen tegenover de nabestaanden.
Door hun handelen hebben [verdachte K.M.] en zijn mededaders het slachtoffer het meest fundamentele recht ontnomen waarover een mens beschikt, te weten het recht op leven. Ook hebben zij onherstelbaar en onbeschrijflijk leed en verdriet toegebracht aan zijn nabestaanden, familie en vrienden. Uit de slachtofferverklaringen van [nabestaande 1] en [nabestaande 2] en van [benadeelde partij ] blijkt indringend welk verdriet het plotselinge en gewelddadige verlies heeft veroorzaakt bij de nabestaanden. Daarnaast heeft de moord een golf van ontzetting in de samenleving teweeg gebracht.
Er zijn tot slot geen persoonlijke omstandigheden bekend geworden waarmee in het voordeel van de verdachte rekening kan worden gehouden bij de strafoplegging.
De rechtbank is van oordeel dat de strafoplegging, naast vergelding voor deze afschuwelijke daad, als doel moet hebben dat er een afschrikkende werking van uitgaat om anderen ervan te weerhouden over te gaan tot het plegen van dit soort feiten. Deze strafdoelen rechtvaardigen naar het oordeel van de rechtbank echter niet de oplegging van een levenslange gevangenisstraf aan de verdachte, zoals door de officier van justitie is geëist. Voor moord kan een levenslange gevangenisstraf worden opgelegd. Een levenslange gevangenisstraf is, behoudens gratie, ook echt levenslang. Naar het oordeel van de rechtbank dient uiterst behoedzaam te worden omgegaan met het opleggen van deze straf. Nu in dit geval sprake is van een enkelvoudige moord en [verdachte K.M.] niet eerder is veroordeeld voor moord of soortgelijke delicten, ziet de rechtbank geen ruimte voor oplegging van een levenslange gevangenisstraf. De rechtbank neemt hierbij in aanmerking dat de vergelding en de afschrikwekkende werking eveneens kan worden bereikt met een zeer langdurige tijdelijke gevangenisstraf.
Wat betreft de op te leggen tijdelijke gevangenisstraf heeft de rechtbank ook acht geslagen op het recente strafblad van [verdachte K.M.] . Op 15 maart 2024 is [verdachte K.M.] door de rechtbank Amsterdam voor, kort gezegd, het medeplegen van zware mishandeling met voorbedachte rade en vuurwapenbezit, veroordeeld tot een gevangenisstraf voor de duur van 47 maanden. Gelet op artikel 63 Sr moet de rechtbank bij de vaststelling van de hoogte van de straf rekening houden met die eerder opgelegde straf van 47 maanden, in die zin dat de straffen bij elkaar opgeteld niet boven het maximum van 30 jaren uit mogen komen.
Zonder deze eerder opgelegde straf had de rechtbank, gelet op wat hiervoor is overwogen en met name gelet op de rol die [verdachte K.M.] heeft gespeeld bij de voorbereiding en het aansturen van de moord op Peter R. de Vries, aan [verdachte K.M.] de maximale tijdelijke gevangenisstraf voor de duur van 30 jaren opgelegd.
De rechtbank zal de eerder opgelegde 47 maanden op deze 30 jaren in mindering (moeten) brengen, zodat de rechtbank [verdachte K.M.] thans zal veroordelen tot een gevangenisstraf voor de duur van 26 jaar en 1 maand, met aftrek van voorarrest.
Tenuitvoerlegging van de opgelegde gevangenisstraf zal volledig plaatsvinden binnen de penitentiaire inrichting, tot het moment dat de veroordeelde in aanmerking komt voor deelname aan een penitentiair programma, als bedoeld in artikel 4 Penitentiaire beginselenwet , dan wel de regeling van voorwaardelijke invrijheidsstelling, als bedoeld in artikel 6:2:10 Wetboek van Strafvordering, aan de orde is.
9 De vordering van de benadeelde partij mevrouw [benadeelde partij ]
Mevrouw [benadeelde partij ] vordert [verdachte K.M.] hoofdelijk te veroordelen tot betaling van € 64.394,52, te vermeerderen met de wettelijke rente daarover vanaf 6 juli 2021 tot aan de voldoening en met oplegging van de schadevergoedingsmaatregel op grond van artikel 36f Wetboek van Strafrecht.
De vordering bestaat uit de volgende onderdelen:
Affectieschade ad € 17.500,00
Schokschade ad € 40.000,00
Materiële schade ad € 6.894,52, te weten:
Kosten ten behoeve van veiligheidsmaatregelen € 358,00
Reiskosten € 814,11
Eigen risico in verband met GGZ € 722,41
Toekomstige medische kosten cq eigen risico € 5.000,00
9.1
Oordeel van de rechtbank
Omdat de rechtbank tot het oordeel is gekomen dat [verdachte K.M.] schuldig is aan het medeplegen van de moord op Peter R. de Vries, staat de onrechtmatigheid van zijn handelen jegens Peter R. de Vries vast. Op de vordering tot schadevergoeding van de benadeelde partij is het materiële civiele recht van toepassing, zodat de rechtbank van het volgende beoordelingskader uitgaat.
De rechtbank stelt voorop dat mevrouw [benadeelde partij ] geen erfgenaam is van Peter R. de Vries, zodat zij zich niet op die grond kan voegen in het strafproces ter zake van een onder algemene titel verkregen vordering tot schadevergoeding die Peter R. de Vries had op het moment van zijn overlijden (art. 51f lid 2 Sv).
Zij kan zich voegen in het strafproces voor zover zij zelf rechtstreeks schade heeft geleden door het bewezen verklaarde strafbare feit (artikel 51f lid 1 Sv). Ook kan zij, voor zover zij behoort tot de kring van personen bedoeld in artikel 6:108, lid 1 tot en met 4 Burgerlijk Wetboek (BW), zich voegen terzake de in dat artikel limitatief omschreven vorderingen (art. 51f lid 2 Sv).
De vermogensschade, ontstaan na het overlijden van het slachtoffer door het bewezen verklaarde strafbaar feit, kan worden toegewezen op grond van artikel 6:108 lid 1 en 2 BW en ziet op het derven van levensonderhoud door in de wet genoemde personen en de kosten van lijkbezorging. Mevrouw [benadeelde partij ] heeft geen vergoeding gevorderd van dergelijke schade. Voor de vergoeding van andere vermogensschade biedt de wet geen grondslag.
Met betrekking tot immateriële schade geldt dat in artikel 6:108 lid 3 van het Burgerlijk Wetboek (BW) is bepaald dat daargenoemde ‘naasten’ van een overledene aanspraak hebben op vergoeding van immateriële schade, die affectieschade wordt genoemd en waarvoor forfaitaire bedragen zijn opgenomen in het Besluit vergoeding affectieschade. Voorts is het vaste rechtspraak dat in geval van overlijden van het slachtoffer door het strafbare feit, ook sprake kan zijn van onrechtmatig handelen jegens degene bij wie de confrontatie met het strafbare feit of de gevolgen daarvan een hevige emotionele schok teweeg brengt. In dat geval kan er recht bestaan op vergoeding van zogenoemde immateriële en materiële schokschade, voor zover die schade volgt uit geestelijk letsel.
9.1.1
Affectieschade
Artikel 6:108 lid 3 BW bepaalt dat de aansprakelijke verplicht is tot vergoeding voor nadeel dat niet in vermogensschade bestaat, geleden door de in lid 4 genoemde naasten als gevolg van het overlijden. In artikel 6:108 lid 4 BW is bepaald welke categorie ën personen als “naaste” worden aangemerkt. Mevrouw [benadeelde partij ] behoort niet tot de onder de sub a tot en met f genoemde personen. Zij stelt te behoren tot de in sub g genoemde categorie: “een ander persoon die ten tijde van de gebeurtenis in een zodanige nauwe persoonlijke relatie tot de overledene staat, dat uit de eisen van redelijkheid en billijkheid voortvloeit dat hij voor de toepassing van lid 3 als naaste wordt aangemerkt”.
De rechtbank is het met het standpunt van mevrouw [benadeelde partij ] eens en vindt dat er sprake was een zodanige nauwe persoonlijke relatie tussen haar en Peter R. de Vries dat zij als ‘naaste’ in de zin van de wet moet worden aangemerkt. Uit de door haar overgelegde producties volgt dat mevrouw [benadeelde partij ] al vanaf 2015 een liefdesrelatie met Peter R. de Vries had en dat zij door hem ten huwelijk was gevraagd. Zij stonden op het punt om samen te gaan wonen in een nieuw aan te schaffen woning.
Het verweer van [verdachte K.M.] dat er geen sprake was van een affectieve relatie wordt derhalve verworpen.
Door het overlijden van Peter R. de Vries heeft mevrouw [benadeelde partij ] nadeel geleden en heeft zij op grond van het Besluit vergoeding affectieschade aanspraak op een vergoeding van € 17.500,00. Dit bedrag zal dan ook als affectieschade worden toegewezen.
9.1.2
Schokschade
De rechtbank gaat bij de beoordeling van de vordering tot vergoeding van schokschade uit van het door de Hoge Raad in zijn arrest van 28 juni 2022 neergelegde beoordelingskader:
“(…)
3.4Iemand die een ander door zijn onrechtmatige daad doodt of verwondt, kan – afhankelijk van de omstandigheden waaronder die onrechtmatige daad en de confrontatie met die daad of de gevolgen daarvan, plaatsvinden – ook onrechtmatig handelen jegens degene bij wie die confrontatie een hevige emotionele schok teweeg brengt. Het recht op vergoeding van schade is beperkt tot de schade die volgt uit door die laatste onrechtmatige daad veroorzaakt geestelijk letsel zoals hierna onder 3.7 nader omschreven.
3.5
Gezichtspunten die een rol spelen bij de beoordeling van de onrechtmatigheid jegens degene bij wie een hevige emotionele schok is teweeggebracht als hiervoor bedoeld (hierna: het secundaire slachtoffer) zijn onder meer:
- De aard, de toedracht en de gevolgen van de jegens het primaire slachtoffer gepleegde onrechtmatige daad, waaronder de intentie van de dader en de aard en ernst van het aan het primaire slachtoffer toegebrachte leed.
- De wijze waarop het secundaire slachtoffer wordt geconfronteerd met de jegens het primaire slachtoffer gepleegde onrechtmatige daad en de gevolgen daarvan. Daarbij kan onder meer worden betrokken of hij door fysieke aanwezigheid of anderszins onmiddellijk kennis kreeg van het onrechtmatige handelen jegens het primaire slachtoffer, of dat hij nadien met de gevolgen van dit handelen werd geconfronteerd. Bij een latere confrontatie kan een rol spelen in hoeverre zij onverhoeds was. Bij het aan dit gezichtspunt toe te kennen gewicht kan meewegen of het secundaire slachtoffer beroepsmatig of anderszins bedacht moest zijn op een dergelijke schokkende gebeurtenis.
- De aard en hechtheid van de relatie tussen het primaire slachtoffer en het secundaire slachtoffer, waarbij geldt dat bij het ontbreken van een nauwe relatie niet snel onrechtmatigheid kan worden aangenomen.
3.6
De feitenrechter moet aan de hand van onder meer deze gezichtspunten in hun onderlinge samenhang beschouwd van geval tot geval beoordelen of sprake is van onrechtmatigheid, waarbij niet op voorhand aan een van deze gezichtspunten doorslaggevende betekenis toekomt. Als een van deze gezichtspunten geen duidelijke indicatie voor het aannemen van onrechtmatigheid geeft, kan onrechtmatigheid desondanks worden aangenomen als de omstandigheden daarvoor, bezien vanuit de overige gezichtspunten, voldoende zwaarwegend zijn.
3.7
Het recht op vergoeding van schade die is veroorzaakt door het onrechtmatig teweegbrengen van een hevige emotionele schok is – zoals hiervoor in 3.4 reeds overwogen – beperkt tot de schade die volgt uit geestelijk letsel. Voor de toewijzing van schadevergoeding ter zake van dat geestelijk letsel is vereist dat het bestaan van dat geestelijk letsel naar objectieve maatstaven is vastgesteld. In de rechtspraak over schokschade is in dat verband steeds overwogen dat dit in het algemeen slechts het geval zal zijn indien sprake is van een in de psychiatrie erkend ziektebeeld. Daarmee is beoogd tot uitdrukking te brengen dat die emotionele schok moet hebben geleid tot geestelijk letsel dat gelet op aard, duur en/of gevolgen ernstig is, en in voldoende mate objectiveerbaar. Dit brengt mee dat als de rechter op grond van een rapportage van een ter zake bevoegde en bekwame deskundige – waarbij gedacht kan worden aan een ter zake bevoegde en bekwame psychiater, huisarts of psycholoog – tot het oordeel komt dat sprake is van geestelijk letsel in de hiervoor bedoelde zin, hij tot toewijzing van schadevergoeding kan overgaan, ook als in die rapportage geen diagnose van een in de psychiatrie erkend ziektebeeld wordt gesteld. Als sprake is van geestelijk letsel als hier bedoeld, komt zowel de materiële als de immateriële schade die daarvan het gevolg is voor vergoeding in aanmerking.
3.8
Ook in zaken over een vordering tot vergoeding van schokschade geldt dat de strafrechter gedeeltelijk een inhoudelijke beslissing kan nemen in de vorm van een toewijzing, en dat hij de vordering voor het resterende deel niet-ontvankelijk kan verklaren. Een dergelijke splitsing van de vordering maakt het voor de strafrechter mogelijk te beslissen over dat deel van de vordering waarvan de behandeling niet een onevenredige belasting van het strafgeding oplevert, terwijl de benadeelde partij het resterende deel van haar vordering aan de burgerlijke rechter kan voorleggen. Het voorgaande betekent echter niet dat de strafrechter op grond van zijn voorlopig oordeel een gevorderd (schade)bedrag geheel of gedeeltelijk kan toewijzen als voorschot, in afwachting van een definitief oordeel van de civiele rechter. (Vgl. HR 28 mei 2019, ECLI:NL:HR:2019:793, rechtsoverweging 2.8.4.)
3.9
Naast een aanspraak op vergoeding van de immateriële schade die het gevolg is van het hiervoor bedoelde, door een hevige emotionele schok veroorzaakte geestelijk letsel, kan een secundair slachtoffer ook, als naaste van het primaire slachtoffer, een aanspraak hebben op een vaste vergoeding op grond van de artikelen 6:107 lid 1, aanhef en onder b, Burgerlijk Wetboek (hierna: BW) en 6:108 lid 1 in verbinding met artikel 6:108 lid 3 BW (‘affectieschade’). In zo’n geval van samenloop van deze aanspraken zal de rechter aan de hand van de omstandigheden van het geval naar billijkheid en schattenderwijs moeten afwegen in hoeverre bij het bepalen van de hoogte van de vergoeding van de immateriële schade die het gevolg is van het hiervoor bedoelde, door de hevige emotionele schok veroorzaakte geestelijk letsel, rekening wordt gehouden met die aanspraak op affectieschade. (…)”
Mevrouw [benadeelde partij ] heeft aangevoerd dat zij in de auto op weg was naar een woning die zij samen met Peter R. de Vries zou gaan bezichtigen, toen zij werd gebeld door [nabestaande 1] dat haar levenspartner was neergeschoten. Zij is direct naar het ziekenhuis gegaan en zag haar zwaargewonde partner, nog op een brancard op de Eerste Hulp. Zij zag waar de kogels hem hadden geraakt en in welke toestand hij verkeerde. Zij is steeds zoveel mogelijk bij hem gebleven en zag de medische handelingen die werden verricht en hoe hij vocht voor zijn leven. Zij was bij haar partner toen hij stierf. Zij is geconfronteerd met vreselijke beelden van haar neergeschoten partner die op internet zijn verspreid en met de gruwelijke details die in de media en in de strafprocedure aan de orde zijn gekomen. Sinds de gebeurtenissen is zij onder behandeling van een psycholoog, onder andere vanwege psychotraumatische klachten en angstklachten.
In een brief van 30 mei 2022 van drs. [betrokkene 21] , Praktijk Ondersteuner Huisarts – GGZ, staat beschreven dat de begeleiding zich eerst richtte op rouwverwerking en omgaan met een traumatische gebeurtenis en dat er na korte tijd angstklachten zijn ontstaan. Uit een schriftelijke verklaring van 18 december 2023 blijkt dat mevrouw [benadeelde partij ] sinds oktober 2022 onder behandeling is van drs. [betrokkene 22] , klinisch psycholoog/psychotherapeut wegens rouw in combinatie met een posttraumatische stress-stoornis naar aanleiding van de dood van Peter R. de Vries.
De rechtbank is van oordeel dat uit het voorgaande volgt dat bij mevrouw [benadeelde partij ] een hevige emotionele schok teweeg is gebracht door de directe confrontatie met haar geliefde die heel ernstig gewond was overgebracht naar het ziekenhuis en door de strijd om zijn leven die hij in haar nabijheid heeft gevoerd, waardoor geestelijk letsel is ontstaan dat door de psycholoog is beschreven.
De verdachten [medeverdachte K.E.] , [medeverdachte D.G.] , [verdachte K.M.] , [medeverdachte K.W.] , [medeverdachte E.O.] en [medeverdachte G.M.] hebben, elk in hun eigen rol, door de moord op Peter R. de Vries niet alleen jegens hem onrechtmatig gehandeld, maar ook jegens mevrouw [benadeelde partij ] . Zij zijn gehouden de schade die voortvloeit uit haar geestelijk letsel te vergoeden.
Deze verdachten hebben met de moord op Peter R. de Vries een van de meeste ernstige misdrijven gepleegd die de wet kent. Bij mevrouw [benadeelde partij ] is sprake van psychotraumatische- en angstklachten en zij staat nog steeds onder behandeling van een psycholoog. Ook is bij haar PTSS vastgesteld. De rechtbank acht, mede gelet op vergoedingen die in andere vergelijkbare zaken worden toegekend, een bedrag aan immateriële schokschade van € 20.000,00 billijk. Daarbij is uitdrukkelijk meegewogen dat haar daarnaast wegens het verdriet en leed dat haar door het verlies van Peter R. de Vries is aangedaan een bedrag van € 17.500,00 aan affectieschade toekomt.
Van de vordering van € 40.000,00 aan schokschade wordt in deze procedure € 20.000,00 toegewezen. Voor het resterende deel wordt de vordering niet-ontvankelijk verklaard. Dat deel van de vordering kan eventueel nog aan de burgerlijke rechter worden voorgelegd.
Het verweer dat de schokschade enkel zou zijn onderbouwd door te verwijzen naar het vermeende terroristische oogmerk en de uitvoerige media-aandacht die deels door mevrouw [benadeelde partij ] zelf is veroorzaakt, wordt verworpen. De rechtbank heeft hiervoor overwogen op welke door de benadeelde partij aangevoerde gronden het bestaan van schokschade wordt aangenomen en daartoe behoren niet het terroristisch oogmerk en uitvoerige (deels zelf gecreëerde) media-aandacht.
9.1.3
Materiële schade
Zoals hiervoor is overwogen is er bij mevrouw [benadeelde partij ] sprake van geestelijk letsel ten gevolge van de onrechtmatig teweeg gebrachte schok door de confrontatie met de (gevolgen van de) moord op Peter R. de Vries. De gevorderde “kosten eigen risico in verband met GGZ “ ad € 722,41 houden daarmee verband en zullen als materiële schokschade worden toegewezen. De “toekomstige medische kosten c.q. eigen risico” staan nog niet vast en de vordering zal in zoverre niet-ontvankelijk worden verklaard.
Wat betreft de gevorderde kosten ten behoeve van veiligheidsmaatregelen heeft de advocaat van mevrouw [benadeelde partij ] verwezen naar rechtspraak die ziet op veiligheidsmaatregelen getroffen door het (primaire) slachtoffer van een strafbaar feit dat een onrechtmatige daad oplevert. Die rechtspraak biedt niet zonder meer een grondslag voor vergoeding van kosten van veiligheidsmaatregelen van nabestaanden van dat slachtoffer.
De exclusieve strekking van artikel 6:108 BW laat niet toe dat door een ‘naaste’ van het overleden slachtoffer aanspraak gemaakt kan worden op vergoeding van andere dan daar genoemde schadeposten. Dit betekent dat de vordering wat betreft de gevorderde reiskosten en de kosten ten behoeve van veiligheidsmaatregelen niet-ontvankelijk zal worden verklaard.
9.2
Conclusie
[verdachte K.M.] moet de benadeelde partij mevrouw [benadeelde partij ] een schadevergoeding betalen van in totaal € 38.222,41, vermeerderd met de wettelijke rente vanaf 6 juli 2021. Dit bedrag bestaat uit € 17.500,00 voor affectieschade, € 20.000,00 voor (immateriële) schokschade en € 722,41 voor materiële schade. Mevrouw [benadeelde partij ] zal voor het overige niet-ontvankelijk worden verklaard in haar vordering.
De betalingsverplichting zal hoofdelijk worden opgelegd, dat wil zeggen dat [verdachte K.M.] en de eerdergenoemde medeverdachten die worden veroordeeld tot betaling van dezelfde schadevergoeding, ieder voor het geheel aansprakelijk zijn. Indien en voor zover de medeverdachten de benadeelde partij betalen is de verdachte in zoverre jegens de benadeelde partij van deze betalingsverplichting bevrijd.
Nu de vordering van de benadeelde partij (grotendeels) wordt toegewezen, zal de verdachte worden veroordeeld in de proceskosten door de benadeelde partij gemaakt, tot op heden begroot op nihil.
Daarnaast acht de rechtbank oplegging van de schadevergoedingsmaatregel passend en geboden.
10 Beslag
Onder [verdachte K.M.] zijn de volgende voorwerpen in beslag genomen:
Valse kentekenplaten ( [kenteken] )
Mini mobiele telefoon
Telefoon zwart incl snoer
Google Pixel
Samsung A13
Petfles Sinaasappelsap (gevuld met benzine)
De officier van justitie heeft gevorderd dat de voorwerpen onder nummers 1 en 6 worden onttrokken aan het verkeer en de voorwerpen onder nummers 2 tot en met 5 worden verbeurdverklaard.
De verdediging heeft geen verweer gevoerd ten aanzien van het beslag.
Verbeurdverklaring
De Google Pixel telefoon en Samsung A13 worden verbeurdverklaard, nu met behulp van deze voorwerpen het onder zaak A primair bewezenverklaarde is begaan.
Onttrekking aan het verkeer
Met behulp van de valse kentekenplaten is het onder zaak A primair bewezenverklaarde begaan en de fles met benzine was bestemd om de opsporing van het bewezenverklaarde te belemmeren. Nu het ongecontroleerde bezit van deze voorwerpen in strijd is met de wet of het algemeen belang, worden deze onttrokken aan het verkeer.
De telefoons onder nummers 2 en 3 behoren aan [verdachte K.M.] toe en zijn, bij het onderzoek naar de door hem begane feiten, aangetroffen in de penitentiaire inrichtingen waar hij verbleef. Nu deze voorwerpen kunnen dienen tot het begaan of de voorbereiding van soortgelijke feiten, dan wel belemmering van de opsporing daarvan, en het ongecontroleerde bezit van deze voorwerpen in strijd is met het algemeen belang, worden deze onttrokken aan het verkeer.
11 Toepasselijke wettelijke voorschriften
De op te leggen straffen en maatregelen zijn gegrond op de artikelen 33, 33 a, 36b, 36c, 36d, 36f, 47, 55, 57, 63 en 289 van het Wetboek van Strafrecht en op de artikelen 26 en 55 van de Wet wapens en munitie .
12 Beslissing
De rechtbank komt op grond van het voorgaande tot de volgende beslissing.
Verklaart het in zaak B onder 2 ten laste gelegde feit niet bewezen en spreekt [verdachte K.M.] daarvan vrij.
Verklaart bewezen dat [verdachte K.M.] het ten laste gelegde heeft begaan zoals hiervoor in rubriek 5 is vermeld.
Verklaart niet bewezen wat aan [verdachte K.M.] meer of anders is ten laste gelegd dan hiervoor is bewezen verklaard en spreekt hem daarvan vrij.
Het bewezen verklaarde levert op:
Ten aanzien van zaak A, primair:
medeplegen van moord.
Ten aanzien van zaak B, feit 1:
medeplegen van handelen in strijd met artikel 26, eerste lid, van de Wet wapens en munitie en het feit begaan met betrekking tot een wapen van categorie II en met betrekking tot een vuurwapen van categorie III
en
medeplegen van handelen in strijd met artikel 26, eerste lid, van de Wet wapens en munitie .
Verklaart het bewezene strafbaar.
Verklaart verdachte, [verdachte K.M.], daarvoor strafbaar.
Veroordeelt verdachte tot een gevangenisstraf van 26 (zesentwintig) jaar en 1 (één) maand.
Beveelt dat de tijd die door veroordeelde voor de tenuitvoerlegging van deze uitspraak in verzekering en in voorlopige hechtenis is doorgebracht, bij de tenuitvoerlegging van die straf in mindering gebracht zal worden.
Ten aanzien van de vordering van de benadeelde partij:
Wijst de vordering van de benadeelde partij mevrouw [benadeelde partij ] toe tot een bedrag van € 38.222,41 (achtendertigduizend tweehonderd tweeëntwintig euro en éénenveertig eurocent) te vermeerderen met de wettelijke rente daarover vanaf het moment van het ontstaan van de schade (6 juli 2021) tot aan de dag van de algehele voldoening. Dit bedrag bestaat uit € 17.500,00 voor affectieschade, € 20.000,00 voor immateriële schokschade en € 722,41 voor materiële schade.
Verklaart de benadeelde partij voor het overige niet-ontvankelijk in haar vordering.
Veroordeelt verdachte tot betaling van het toegewezen bedrag aan mevrouw [benadeelde partij ] , behalve voor zover deze vordering al door of namens een ander is betaald.
Veroordeelt verdachte voorts in de kosten door de benadeelde partij gemaakt en ten behoeve van de tenuitvoerlegging van deze uitspraak nog te maken, tot op heden begroot op nihil.
Legt verdachte de verplichting op ten behoeve van mevrouw [benadeelde partij ] , aan de Staat € 38.222,41 te betalen, te vermeerderen met de wettelijke rente daarover vanaf het moment van het ontstaan van de schade (6 juli 2021) tot aan de dag van de algehele voldoening, behalve voor zover dit bedrag al door of namens een ander is betaald. Bij gebreke van betaling en verhaal kan gijzeling worden toegepast voor de duur van 226 dagen. De toepassing van die gijzeling heft de betalingsverplichting niet op. Voornoemd bedrag bestaat uit € 17.500,00 voor affectieschade, € 20.000,00 voor immateriële schokschade en € 722,41 voor materiële schade.
Bepaalt dat, indien en voor zover verdachte aan een van de genoemde betalingsverplichtingen heeft voldaan, daarmee de andere is vervallen.
Verklaart verbeurd:
3. Google Pixel (IBN-code: XP606.01.01.001)
4. Samsung A13 (IBN-code: XP606.01.01.002)
Verklaart onttrokken aan het verkeer:
Valse kentekenplaten ( [kenteken] ) (IBN-code: XR 105.001)
Mini mobiele telefoon (IBN-code: MALOK95.01.01.001)
Telefoon zwart incl snoer (IBN-code: LA300.01)
6. Petfles Sinaasappelsap (gevuld met benzine) (IBN-code: XP606.01.01.003)
Dit vonnis is gewezen door
mr. G. Oldekamp, voorzitter,
mrs. C.M. Berkhout en M.E.M. James-Pater, rechters,
in tegenwoordigheid van mr. I. Meulman, griffier,
en uitgesproken op de openbare terechtzitting van deze rechtbank van 12 juni 2024.
Kostovski v. Nederland EHRM 20-11-1989, ECLI:NL:XX:1989:AS0949 (NJ 1990,245); Van Mechelen e.a. v. Nederland EHRM 23 april 1997, ECLI:NL:XX:1997:AD4540 (NJ 1997, 635); Visser v. Nederland EHRM 14 februari 2002, ECLI:NL:XX:2002:AE0225 (NJ 2002,378); Krasniki v. Tsjechië, EHRM 28 februari 2006, ECLI:NL:XX:2006:AW2211 (RvdW 2006,353); Al-Khawaja en Tahery v. Verenigd Koninkrijk EHRM 15 december 2011, 26766/05,22228/06 (NJ 2012,283); Schatschaschwili v. Duitsland EHRM 15 december 2015, ECLI:CE:ECHR:2015:JUD000915410 (NJ 2017, 294); Chap Ltd v. Armenië EHRM 4 mei 2017, ECLI:CE:EHCR:2017:0504JUD001548509; Keskin v. Nederland EHRM 19 januari 2021, ECLI:CE:ECHR: 2021:0119JUD000220516; Snijders v. Nederland EHRM 6 februari 2024, ECLI:CE:ECHR:2024:0206JUD005644015
HR 18 april 2017, ECLI:NL:HR:2017:722
Hoge Raad 20 april 2021, ECLI:NL:HR:2021:576
Hoge Raad 13 september 2022, ECLI:NL:HR:2022:1198
EHRM 6 februari 2024, nr. 56449/15, ECLI:CE:ECHR:2024:0206JUD005644015
Hoge Raad 16 februari 2021, ECLI:NL:HR:2021:218
Hoge Raad 28 juni 2022, ECLI:NL:HR:2022:900
Kamerstukken 2009-2010, 32 468, nr. 3, p. 27-28.
EHRM 16 februari 2020, 28901/95
EHRM 6 februari 2024, nr. 56440/15, ECLI:CE:ECHR:2024:0206JUD005644015
Hof van Justitie EU 2 maart 2021, ELCI:EU:C:2021:152
Hoge Raad 5 april 2022 ECLI:NL:HR:2022:475
Memorie van Antwoord, Kamerstukken II, 1984-1985, 17 476, nr. 5, pag. 17
De Memorie van Toelichting (Kamerstukken II, 1981-1982, nrs. 1-3, pag. 5) bij het wetsvoorstel waarbij het woord ‘organisatie’ (in plaats van rechtspersoon) in artikel 140 lid 1 Sr is ge ïntroduceerd, vermeldt daarover: “In het strafrecht had de term «vereniging» vóór 1976 een feitelijke betekenis. Voldoende was dat het bestaan van een vereniging als feitelijkheid, in de zin van een duurzaam als zodanig naar buiten optredende organisatie, werd aangetoond. Nu sinds 1976 in artikel 140, eerste lid, van het Wetboek van Strafrecht de eis van rechtspersoonlijkheid wordt gesteld, kan de strafvervolging tegen deelnemers aan duurzame op het plegen van strafbare feiten gerichte organisaties afstuiten op het niet-aantoonbaar zijn van rechtspersoonlijkheid. Dat gevolg van de in 1976 doorgevoerde wetswijziging is ongewenst te achten. Daarom wordt de bepaling uitgebreid met deelneming aan organisaties zonder rechtspersoonlijkheid die zijn gericht op het plegen van misdrijven. Zo herkrijgt artikel 140, eerste lid, de feitelijke reikwijdte die het tot 1976 had. ”
Hoge Raad 16 oktober 1990, ECLI:NL:HR:1990:AD1248
Hoge Raad 15 juni 2010, ECLI:NL:HR:2010:BK6148
Hoge Raad 5 juli 2022, ECLI:NL:HR:2022:969
Nota naar aanleiding van het verslag, Kamerstukken II 2002-2003, 28463, nr. 6, blz. 5
Nota naar aanleiding van het verslag, Kamerstukken II 2002-2003, 28463, nr. 6, blz. 7/8
In de wetsgeschiedenis wordt bijvoorbeeld een bomaanslag gericht tegen een overheidsgebouw genoemd, zie Nota naar aanleiding van het verslag, Kamerstukken II 2002-2003, 28463, nr. 6, blz. 8
Nota naar aanleiding van het verslag, Kamerstukken II 2002-2003, 28463, nr. 6, blz. 6
Memorie van Antwoord, Kamerstukken I 2003-2004, 28463, nr. C, blz. 7
Advies Raad van State en nader rapport, Kamerstukken II 2000-2001, 28463, nr. B, blz. 7
Memorie van Toelichting, Kamerstukken 2001-2002, 28463, nr. 3, Tweede Kamer, blz. 3
Vgl. de door het Openbaar Ministerie aangehaalde uitspraken van de rechtbank Amsterdam van 26 juli 2005, ECLI:NL:RBAMS:2005:AU0025 en van het gerechtshof Den Haag van 19 februari 2021, ECLI:NL:GHDHA:2021:255.
Vgl. Memorie van Toelichting, Kamerstukken II 2001-2002, 28463, nr. 3, blz. 8
Art. 10 Wetboek van Strafrecht
ECLI:NL:HR:2022:958. Zie ook HR 20 september 2022, ECLI:NL:HR:2022:1250 en HR 31 oktober 2023, ECLI:NL:HR:2023:1495
Hoge Raad 15 juni 2021, ECLI:NL:HR:2021:840
(MvT, Parl. Gesch. BW Inv. 3, 5 en 6 Boek 6 1990, p. 1284)