Datum uitspraak:
Datum publicatie:
Rechtsgebied:
Zaaknummer:
Soort procedure:
Zittingsplaats:
Instantie:
Vindplaats:

Inhoudsindicatie:

Een 21-jarige man is veroordeeld tot 10 maanden gevangenisstraf voor het bezit in vereniging van ruim 113 kilo hennep in vereniging in Amsterdam en bezit van een vuurwapen en patronen.

Uitspraak



vonnis

RECHTBANK AMSTERDAM

Afdeling Publiekrecht

Team Strafrecht

Parketnummer: 13/019896-24

Datum uitspraak: 14 mei 2024

Vonnis van de rechtbank Amsterdam, meervoudige kamer voor de behandeling van strafzaken, in de zaak tegen:

[verdachte] ,

geboren op [geboortedag] 2002 in [geboorteplaats] ,

zonder vaste woon- of verblijfplaats in Nederland,

nu gedetineerd in “ [naam] .

1 Onderzoek ter terechtzitting

Dit vonnis is op tegenspraak gewezen naar aanleiding van het onderzoek op de terechtzitting van 30 april 2024.

De rechtbank heeft kennisgenomen van de vordering van de officier van justitie, mr. B. van Duijn, en van wat verdachte en zijn raadsvrouw, mr. V. Boelhouwers, naar voren hebben gebracht.

2 Tenlastelegging

Verdachte wordt er - kort gezegd - van beschuldigd dat hij:

Feit 1

op 16 januari 2024 in Amsterdam samen met een of meer anderen opzettelijk ongeveer 115,801 kilogram hennep heeft geteeld, bereid, bewerkt, verwerkt, verkocht, afgeleverd, verstrekt, vervoerd of opzettelijk aanwezig heeft gehad;

Feit 2

op één of meer tijdstippen op of omstreeks 16 januari 2024 in Amsterdam samen met een ander of anderen twee pistolen en munitie van categorie III voorhanden heeft gehad.

De volledige tekst van de tenlastelegging is opgenomen in bijlage 1 die aan dit vonnis is gehecht en geldt als hier ingevoegd.

3 Voorvragen

De dagvaarding is geldig, deze rechtbank is bevoegd tot kennisneming van de ten laste gelegde feiten en de officier van justitie is ontvankelijk. Er zijn geen redenen voor schorsing van de vervolging.

4. Waardering van het bewijs

4.1.

Standpunt van het Openbaar Ministerie

Met betrekking tot de ingezette dwangmiddelen heeft de officier van justitie zich op het volgende standpunt gesteld. De doorzoeking van de auto en de doorzoeking van de tas, die door verdachte in de woning is achtergelaten, hebben onrechtmatig plaatsgevonden. Daaraan dienen echter geen rechtsgevolgen te worden verbonden, omdat bij beide vormverzuimen kan worden volstaan met de constatering dat sprake is van een onherstelbaar vormverzuim in de zin van artikel 359a van het Wetboek van Strafvordering (hierna: Sv). Subsidiair is het standpunt dat met strafvermindering kan worden volstaan.

Volgens de officier van justitie kan de uit de doorzoekingen verkregen informatie gebruikt worden voor het bewijs en kunnen beide feiten worden bewezen. De aangetroffen wapens, munitie en hennep zijn onderzocht en getest en op één van de wapens is het DNA van verdachte en van medeverdachte [medeverdachte] (hierna te noemen [medeverdachte] ) aangetroffen. Naar de uiterlijke verschijningsvorm vormen de gedragingen voldoende bewijs voor medeplegen.

4.2.

Standpunt van de verdediging

De raadsvrouw heeft zich primair op het standpunt gesteld dat de verschillende dwangmiddelen, te weten de doorzoeking van de auto, het binnentreden van de woning en het daar zoekend rondkijken, de doorzoeking van de tas en de doorzoeking van de woning, onrechtmatig zijn toegepast. Dit zijn onherstelbare vormverzuimen in de zin van artikel 359a Sv en het (daaruit) verkregen bewijs moet worden gezien als ‘fruits of the poisonous tree’. De raadsvrouw heeft bepleit dat verdachte door de vormverzuimen onherstelbaar nadeel heeft ondervonden, namelijk schending van het recht op een eerlijk proces in de zin van artikel 6 van het Europees Verdrag van de Rechten van de Mens (hierna: EVRM). Het bewijs dat door de verschillende dwangmiddelen is verkregen, moet om die reden worden uitgesloten, zodat verdachte dient te worden vrijgesproken van het tenlastegelegde.

Subsidiair verzoekt de raadsvrouw verdachte vrij te spreken van het onder 1 en 2 tenlastegelegde, omdat niet kan worden bewezen dat verdachte wetenschap had van de hennep of dat deze zich binnen zijn machtssfeer bevond. Ook kan niet worden bewezen dat verdachte zich bewust is geweest van de aanwezigheid van of de feitelijke macht heeft kunnen uitoefenen over de wapens en munitie, zodat verdachte de wapens en munitie niet voorhanden heeft gehad.

4.3.

Oordeel van de rechtbank

4.3.1.

Vormverzuimen?

De rechtbank ziet zich allereerst voor de vraag gesteld of de politie dwangmiddelen onrechtmatig heeft toegepast en, zo ja, of sprake is van onherstelbare vormverzuimen in de zin van artikel 359a Sv . De vraag is vervolgens of er rechtsgevolgen aan eventuele vormverzuimen moeten worden verbonden. De rechtbank zal dit hierna ten aanzien van de verschillende dwangmiddelen bespreken.

4.3.1.1. Doorzoeking auto

De politie heeft op 16 januari 2024 de auto, waarin verdachte reed (een Opel met een Belgisch kenteken), doorzocht op grond van artikel 96b Sv . Hiervoor dient sprake te zijn van een heterdaadsituatie of van een verdenking van een misdrijf als omschreven in het eerste lid van artikel 67 Sv .

Uit het proces-verbaal van bevindingen op pagina 18 en verder van het proces-verbaal van voorgeleiding leidt de rechtbank af dat voor de politie de volgende omstandigheden redengevend zijn geweest voor het besluit om de auto van verdachte te doorzoeken:

de ANPR-hit op het Belgische kenteken van de Opel;

het met wisselende snelheden rijden toen de politie de Opel volgde, hetgeen bij de politie ambtshalve bekend is als een rijstijl die vaak voorkomt bij personen die iets te verbergen hebben omdat het dan moeilijk is om een dergelijk voertuig onopvallend te volgen;

het parkeren van de auto ver van de woning aan de [adres] waar verdachte naar binnen is gegaan en waar verdachte in een bed werd aangetroffen, terwijl er voor deze woning genoeg parkeerplaatsen waren;

de onlogische looproute van verdachte naar de woning;

het scherp om zich heen kijken van verdachte, voordat hij de woning binnenging;

de Adidas tas die bij verdachte werd waargenomen voordat hij de woning binnengingen die hij niet meer bij zich had toen hij de woning verliet;

de verklaring van verdachte ter plaatse dat hij met een Flixbus naar Amsterdam is gekomen en op zoek was naar een hotel en nergens binnen was geweest, die de politie als leugenachtig aanmerkt.

De rechtbank kan op grond van het voorgaande niet vaststellen van welk concreet strafbaar feit verdachte op dat moment werd verdacht. Daarnaast oordeelt de rechtbank dat de genoemde feiten en omstandigheden, zowel op zichzelf als ook in onderling verband bezien, onvoldoende grond opleveren voor een concrete verdenking van het plegen van een strafbaar feit waarvoor voorlopige hechtenis is toegelaten. Evenmin was sprake van een heterdaadsituatie. Naar het oordeel van de rechtbank is de doorzoeking van de auto daarom onrechtmatig. Hierdoor is sprake van een onherstelbaar vormverzuim in het voorbereidend onderzoek in de zin van artikel 359a Sv .

Bij de vraag of een rechtsgevolg aan een vormverzuim moet worden verbonden, moet rekening worden gehouden met het belang van het geschonden voorschrift, de ernst van het vormverzuim en het nadeel dat daardoor wordt veroorzaakt.

De onrechtmatige doorzoeking is naar het oordeel van de rechtbank een schending van een fundamenteel recht, namelijk het recht op bescherming van de persoonlijke levenssfeer. Daarbij weegt de rechtbank wel mee dat uit het dossier niet blijkt dat verdachte en/of medeverdachte de eigenaar was van de auto en ook dat er geen andere, persoonlijke goederen zijn aangetroffen in de auto. De inbreuk op de persoonlijke levenssfeer was naar het oordeel van de rechtbank dus beperkt. De ernst van het vormverzuim is er met name in gelegen dat eenieder moet kunnen vertrouwen op juist en rechtmatig handelende opsporingsambtenaren. Politieoptreden als het onderhavige maakt een inbreuk op dat vertrouwen. De vraag is echter of hier enig nadeel door is veroorzaakt. Door de raadsvrouw is weliswaar in zijn algemeenheid gesteld dat er nadeel was, maar zij heeft dit niet voldoende geconcretiseerd. Zo is niet onderbouwd aangevoerd op welke punten sprake zou zijn geweest van een schending van artikel 6 EVRM en op welke gronden het verzuim voor de verdachte een nadeel heeft opgeleverd.

De rechtbank is daarom van oordeel dat de inbreuk op de persoonlijke levenssfeer beperkt is gebleven en dat onvoldoende is gebleken van een concreet nadeel voor verdachte, zodat zij volstaat met de enkele constatering van het vormverzuim. Het verweer strekkende tot bewijsuitsluiting van de in de auto aangetroffen sporttas in verpakking, een thermo-hygrometer en koppelstukken voor waterslangen wordt dan ook verworpen.

4.3.1.2. Binnentreden woning

De politie is de woning aan de [adres] te Amsterdam binnengetreden op grond van artikel 96 Sv en artikel 9 lid 1 onder b van de Opiumwet .

Uit het proces-verbaal van bevindingen op pagina 18 en verder van het proces-verbaal van voorgeleiding leidt de rechtbank af dat voor de politie, naast bovengenoemde feiten en omstandigheden die zijn voorafgegaan aan de doorzoeking van de auto, ook het volgende redengevend is geweest voor het besluit om de woning te betreden:

de in de auto aangetroffen sporttas in verpakking, een thermo-hygrometer en koppelstukken voor waterslangen, welke goederen de politie herkent als attributen ter installatie van hennepkwekerijen;

het buurtonderzoek omtrent de woning, waaruit blijkt dat getuigen verklaren dat er veel verloop is van verschillende mannen, die vervolgens kort in de woning verblijven;

het zenuwachtige gedrag van verdachte en het proberen zich te onttrekken aan de controle van de politie voor de voordeur van de woning gelegen aan de [adres] .

De in de auto aangetroffen hennep gerelateerde attributen, de verklaringen van de buurtbewoners en het zenuwachtige gedrag van verdachte, samengenomen met de eerdere feiten en omstandigheden, leveren naar het oordeel van de rechtbank voldoende grond op voor het vermoeden dat er in de woning een overtreding van de Opiumwet plaatsvond. Daarmee heeft het binnentreden in de woning naar het oordeel van de rechtbank rechtmatig plaatsgevonden, zodat geen sprake is van een onherstelbaar vormverzuim in de zin van artikel 359a Sv .

Ook het verweer dat niet duidelijk is op welke tijdstippen de bewoners zijn gehoord, wordt verworpen. Uit het proces-verbaal van bevindingen op pagina 19 van het proces-verbaal van voorgeleiding blijkt dat een politieagent de looproute van verdachte, nadat hij de Opel parkeerde, heeft gevolgd en heeft gezien dat hij een woning aan de Stadionweg uitstapte. Uit het proces-verbaal van bevindingen op pagina 36 van het proces-verbaal van voorgeleiding blijkt dat verdachte om 15:45 uur de woning verliet. Vervolgens heeft een buurtonderzoek plaatsgevonden. De politie heeft omstreeks 16:30 uur met de bewoner van [huisnummer] gesproken. Vervolgens is om 17:08 uur krachtens de machtiging tot binnentreden de woning binnengetreden. Hieruit volgt dat het buurtonderzoek voorafgaand aan de machtiging tot binnentreden heeft plaatsgevonden.

4.3.1.3 Doorzoeking tas

Na het binnentreden is de Adidas-tas die verdachte in de woning had achtergelaten doorzocht. De politie heeft in de geopende tas gekeken, een boxershort en sok eruit gehaald en in de sok gekeken, waar patronen voor een vuurwapen in zaten. De politie dacht dat deze tas bij de fouillering van verdachte hoorde. Deze onderzoekshandelingen van de politie vallen naar het oordeel van de rechtbank niet meer onder ‘zoekend rondkijken’ waartoe de politie gemachtigd was bij het binnentreden ter inbeslagname, op machtiging van de hulpofficier van justitie. De tas in de woning had pas mogen worden doorzocht na verlening van een machtiging doorzoeking van de woning door de rechter-commissaris. De rechtbank is daarom van oordeel dat de doorzoeking van de tas onrechtmatig heeft plaatsgevonden. Er is sprake van een onherstelbaar vormverzuim in het voorbereidend onderzoek in de zin van artikel 359a Sv . De vraag is vervolgens of er een rechtsgevolg aan het vormverzuim moet worden verbonden.

Zoals hiervoor genoemd, moet er bij beantwoording van de vraag, of er een rechtsgevolg aan een vormverzuim moet worden verbonden, rekening worden gehouden met het belang van het geschonden voorschrift, de ernst van het vormverzuim en het nadeel dat daardoor wordt veroorzaakt.

De ernst van het verzuim is naar het oordeel van de rechtbank zeer beperkt gebleven, omdat de rechter-commissaris onderweg was naar de woning en een machtiging heeft verleend voor doorzoeking van de woning, waaronder ook de doorzoeking van de tas zou zijn gevallen. De rechtbank is daarbij ook in dit geval van oordeel dat de raadsvrouw weliswaar in zijn algemeenheid heeft gesteld dat nadeel is veroorzaakt, maar dat niet voldoende heeft geconcretiseerd. Gelet hierop is niet gebleken van een concreet nadeel voor verdachte, zodat zal worden volstaan met de enkele constatering van het vormverzuim. Het verweer strekkende tot bewijsuitsluiting van de in de tas aangetroffen munitie wordt dan ook verworpen.

4.3.1.4 Doorzoeking woning

Voor zover de raadsvrouw heeft bepleit dat er voor de doorzoeking van de woning sprake is van een fruit of the poisouness tree overweegt de rechtbank het volgende. In het proces-verbaal van bevindingen staat op pagina 22 dat de politie in de slaapkamer naast het bed een stapel met bigshoppers aantreft, die bol stonden. Daarnaast roken zij een hennepgeur in deze ruimte. In de aanvraag van de machtiging tot doorzoeking staat ook dat bigshoppers waren aangetroffen die naar hennep roken. Op grond van het aantreffen van de bigshoppers en de hennepgeur, in onderlinge samenhang bezien met de eerdergenoemde feiten en omstandigheden, bestond voldoende vermoeden dat sprake was van overtreding van de Opiumwet. Op grond van die verdenking alleen al kan de rechter-commissaris een machtiging tot doorzoeking verlenen. Bovendien is de machtiging doorzoeking ook aangevraagd op basis van de aangetroffen patronen voor een vuurwapen, die naar het oordeel van de rechtbank niet hoeven worden uitgesloten van bewijs. De rechtbank is op grond van het voorgaande van oordeel dat de doorzoeking van de woning rechtmatig is geweest, zodat geen sprake is geweest van een onherstelbaar vormverzuim in de zin van artikel 359a Sv .

4.3.2.

Bewezenverklaring en partiële vrijspraak van het onder 1 ten laste gelegde

Opzettelijk handelen in/aanwezig hebben van hennep

De rechtbank acht bewezen dat verdachte opzettelijk hennep aanwezig heeft gehad. De hennep bevond zich in een grote stapel bigshoppers die bol stonden. Vijf eenheden van de sealbags met henneptoppen in de bigshoppers zijn indicatief getest door de politie. Uit deze tests kwam een positieve uitslag, wat duidt op de aanwezigheid van cannabis. De rechtbank acht de uitslag van deze tests, in combinatie met de door de politie herkende hennepgeur voldoende bewijs voor de aanwezigheid van hennep. De bigshoppers stonden in een kleine woning, in de slaapkamer die naar hennep rook en stonden pal naast het bed waarin medeverdachte [medeverdachte] lag.

De rechtbank is op grond van het volgende van oordeel dat het niet anders kan dan dat verdachte op zijn minst bewust de aanmerkelijke kans aanvaard dat er een grote hoeveelheid hennep in de woning aanwezig was en dat de hennep zich binnen zijn machtssfeer bevond in de tijd dat hij in de woning is geweest. Verdachte, die een broer is van medeverdachte [medeverdachte] , is de woning binnengegaan en heeft daar in elk geval één uur verbleven. Hij droeg bij het binnengaan een tas, die hij bij het verlaten van de woning daar heeft achtergelaten. De woning betrof een kleine benedenwoning met slechts één slaapkamer. In deze slaapkamer heeft de politie niet alleen medeverdachte [medeverdachte] , maar ook een grote stapel bigshoppers bolstaand van de hennep aangetroffen. Het rook daar ook naar hennep. In de auto waar verdachte in reed, heeft de politie attributen voor het installeren van een hennepkwekerij aangetroffen.

De rechtbank stelt daarbij vast dat de hennep inclusief de verpakking in totaal 113,1 kilogram weegt, zodat bewezen wordt verklaard dat verdachte 113,1 kilogram hennep opzettelijk aanwezig heeft gehad.

De rechtbank acht op grond van het dossier niet bewezen dat verdachte heeft gehandeld in de hennep en zal verdachte daarvan vrijspreken.

Medeplegen

De rechtbank acht ook bewezen dat verdachte de hennep samen met medeverdachte [medeverdachte] opzettelijk aanwezig heeft gehad.

Beide verdachten zijn aanwezig geweest in de woning, medeverdachte [medeverdachte] in ieder geval in de tijd dat de politie zicht heeft gehad op de woning en verdachte in ieder geval een uur namelijk vanaf het moment dat de politie hem de woning heeft zien binnengaan totdat hij de woning weer heeft verlaten. De bigshoppers stonden in een kleine woning, in de slaapkamer die naar hennep rook en stonden pal naast het bed waarin medeverdachte [medeverdachte] lag. Hieruit volgt dat de hennep zich binnen handbereik van medeverdachte [medeverdachte] bevond. Daarnaast werd in de kast van de slaapkamer een vacuumeermachine voor het sealen van sealbags aangetroffen. De rechtbank is op grond van het voorgaande van oordeel dat het niet anders kan dan dat ook medeverdachte [medeverdachte] wetenschap had van de aanwezigheid van de hennep en dat de hennep zich binnen zijn machtssfeer bevond.

Tot slot hebben beide verdachten - door zich gedurende het hele proces op hun zwijgrecht te beroepen - op geen enkele wijze inzicht gegeven in de reden van hun aanwezigheid in de woning en hun betrokkenheid bij de aangetroffen goederen aldaar, terwijl deze situatie naar het oordeel van de rechtbank wel om een uitleg vraagt.

Gelet op al het voorgaande acht de rechtbank bewezen dat beide verdachten in de woning opzettelijk hennep aanwezig hebben gehad. Hierbij is sprake geweest van een nauwe en bewuste samenwerking tussen beide verdachten.

4.3.3.

Bewezenverklaring en partiële vrijspraak van het onder 2 ten laste gelegde

In de woning aan de [adres] heeft de politie bij de doorzoeking twee vuurwapens aangetroffen, in het nachtkastje op de slaapkamer en in het bed onder de deken waar medeverdachte [medeverdachte] lag. In beide vuurwapens zat een gevuld patroonmagazijn. In de zwarte Adidas-tas, die verdachte bij zich droeg en in de woning heeft achtergelaten, zaten in een sok 16 patronen voor een vuurwapen.

Vrijspraak (medeplegen) voorhanden hebben pistool (Glock 17) en munitie

De rechtbank acht niet bewezen dat verdachte het onder 2 ten laste gelegde pistool van het merk Glock, model 17 met goednummer 6450182 (aangetroffen in bed) en - in het patroonmagazijn - de achttien patronen van kaliber 9x17 mm met goednummer 6450183 alleen of samen met een ander voorhanden heeft gehad. Deze Glock 17 is bij de doorzoeking van de woning aangetroffen onder de rode deken waaronder medeverdachte [medeverdachte] bij het binnentreden van de woning lag. Op grond van het dossier kan echter niet worden bewezen dat verdachte een meer of mindere mate van bewustheid van de aanwezigheid daarvan heeft gehad van of de beschikkingsmacht kon uitoefenen over de Glock 17 en de daarin aangetroffen munitie. Verdachte zal daarvan worden vrijgesproken.

Bewezenverklaring voorhanden hebben zestien patronen, vrijspraak medeplegen

De rechtbank acht wel bewezen dat verdachte de onder 2 ten laste gelegde zestien patronen met kaliber 9x17 mm (aangetroffen in de sok in de zwarte Adidas tas) voorhanden heeft gehad. Deze munitie bevond zich in de tas die verdachte bij zich droeg toen hij de woning betrad. Die tas had verdachte vervolgens niet meer bij zich, toen hij de woning verliet. Bij het binnentreden van de woning treft de politie deze tas met daarin munitie in de woning aan. Gelet hierop stelt de rechtbank vast dat verdachte de tas met munitie bij zich droeg toen hij de auto parkeerde en richting de woning liep. De tas heeft hij vervolgens in de woning achtergelaten. Daarmee heeft verdachte de munitie in de tas bewust aanwezig gehad en heeft hij daarover ook de beschikkingsmacht kunnen uitoefenen.

Voor het standpunt van de verdediging, waarover niet door de verdachte zelf is verklaard, namelijk dat de tas leeg geweest zou zijn, of de patronen daar in ieder geval niet in zaten op het moment dat verdachte deze bij zich droeg, vindt de rechtbank geen enkel aanknopingspunt in het dossier.

De rechtbank acht niet bewezen dat verdachte deze munitie samen met anderen voorhanden heeft gehad. Op grond van het dossier kan niet worden bewezen dat medeverdachte [medeverdachte] een meer of mindere mate van bewustheid van de aanwezigheid heeft gehad van of de beschikkingsmacht kon uitoefenen over deze munitie. Verdachte zal daarom worden vrijgesproken van het onder 2 ten laste gelegde medeplegen van dit onderdeel.

Bewezenverklaring medeplegen voorhanden hebben pistool (Glock 43) en munitie

De rechtbank acht bewezen dat verdachte het pistool van het merk Glock, model 43 met goednummer 6450185 (aangetroffen in het nachtkastje op de slaapkamer) en tien patronen van kaliber 9x19 mm met goednummer 6450186 (aangetroffen in het patroonmagazijn in de Glock 43) samen met medeverdachte [medeverdachte] voorhanden heeft gehad.

Dat het pistool in het nachtkastje een Glock 43 betreft en de patronen in het patroonmagazijn daarin munitie, is door middel van wapenonderzoek vastgesteld. Op de Glock 43 zaten DNA-sporen, die zijn onderzocht. De binnenzijde van de loop van deze Glock 43 werd bemonsterd. Uit deze bemonstering (AAQM1950NL) is een DNA-mengprofiel van minimaal twee donoren verkregen. Het DNA-profiel van verdachte en medeverdachte [medeverdachte] komen overeen met dit DNA-mengprofiel. Daarbij is het meer dan 1 miljard keer waarschijnlijker wanneer - kort gezegd - de bemonstering DNA bevat van zowel verdachte als de medeverdachte [medeverdachte] ik, dan wanneer dit niet zo is. Uit het DNA-onderzoek volgt dat de vermelde bewijskracht geldig is ten aanzien van de beide verdachten ondanks dat zij onderling als broers verwant zijn. De rechtbank concludeert hieruit, met inachtneming van de rest van het dossier, dat zowel verdachte als de medeverdachte [medeverdachte] donor is van het celmateriaal aan de binnenzijde van de loop van de Glock 43.

Zoals uit het voorgaande blijkt, zijn op de binnenzijde van de loop van dit pistool DNA-sporen aangetroffen die afkomstig zijn van zowel verdachte als medeverdachte [medeverdachte] . Daarnaast zijn op hetzelfde pistool op de ruwe delen inclusief trekker DNA-sporen aangetroffen. Ook hiervan werd een bemonstering genomen. Uit deze bemonstering (AAQM1951NL) is een DNA-mengprofiel van minimaal twee donoren verkregen, waaruit een enkelvoudig DNAhoofdprofiel kon worden afgeleid met een matchkans van kleiner dan één op één miljard. Het DNA-profiel van medeverdachte [medeverdachte] komt overeen met dit profiel. De rechtbank concludeert hieruit, met inachtneming van de rest van het dossier, dat medeverdachte [medeverdachte] de donor is van het celmateriaal op de ruwe delen inclusief trekker van het pistool.

De aangetroffen DNA-sporen roepen om een verklaring en die hebben beide verdachten niet willen geven. De rechtbank is op grond van het voorgaande van oordeel dat het niet anders kan dan dat verdachte en medeverdachte [medeverdachte] een meer of mindere mate van bewustheid hebben gehad van de aanwezigheid van de Glock 43 en daarover ook de beschikkingsmacht hebben kunnen uitoefenen. Hetzelfde geldt voor de tien patronen, die in het patroonmagazijn in de Glock 43 zijn aangetroffen.

Tenlastelegging en bewezenverklaring

De rechtbank merkt ten aanzien van de ten laste gelegde munitie nog het volgende op. In de tenlastelegging is opgenomen:

- een of meer patronen, kaliber 9x17 mm (synoniem 9mm Para 19mm Luger)

De rechtbank gaat er op basis van de tenlastelegging in combinatie met onderliggend dossier vanuit dat hiermee het volgende bedoeld is. De tien aangetroffen patronen in het patroonmagazijn van de Glock 43 vallen onder het genoemde gedachtestreepje, nu deze in het wapenrapport zijn omschreven als patronen 9mm Para 19mm Luger. Dat er in de tenlastelegging staat kaliber 9x17 mm wordt gezien als een kennelijke verschrijving, er had moeten staan kaliber 9x19 mm. De rechtbank leest de tenlastelegging op dit onderdeel verbeterd. De rechtbank acht de verdediging daardoor niet in zijn belangen geschaad.

5 Bewezenverklaring

De rechtbank acht op grond van de in bijlage II vervatte bewijsmiddelen bewezen dat verdachte

Feit 1

op 16 januari 2024 te Amsterdam tezamen en in vereniging met een ander opzettelijk aanwezig heeft gehad ongeveer 113,1 kilogram hennep, zijnde een middel als bedoeld in de bij de Opiumwet behorende lijst II;

Feit 2

op 16 januari 2024 te Amsterdam tezamen en in vereniging met een ander een wapen van categorie III, onder 1 van de Wet wapens en munitie en meerdere patronen munitie categorie III, te weten:

- een pistool, van het merk Glock, model 43, kaliber 9x19 mm, en

- patronen, kaliber 9x19 mm (synoniem 9mm Para 19mm Luger)

zijnde een vuurwapen in de vorm van een pistool en munitie voorhanden heeft gehad;

op 16 januari 2024 te Amsterdam patronen munitie categorie III, te weten:

- zestien (16) patronen, kaliber 9x17 mm (synoniem 9mm Browning/9mm kort)

zijnde munitie voorhanden heeft gehad;

Voor zover in de tenlastelegging taal- en/of schrijffouten staan, zijn deze verbeterd. Verdachte is hierdoor niet in de verdediging geschaad.

6 De strafbaarheid van de feiten

De bewezen geachte feiten zijn volgens de wet strafbaar. Het bestaan van een rechtvaardigingsgrond is niet aannemelijk geworden.

7 De strafbaarheid van verdachte

Er is geen omstandigheid aannemelijk geworden die de strafbaarheid van verdachte uitsluit. Verdachte is dan ook strafbaar.

8 Motivering van de straffen en maatregelen

8.1.

Eis van de officier van justitie

De officier van justitie heeft gevorderd dat verdachte voor de door hem onder 1 en 2 bewezen geachte feiten zal worden veroordeeld tot een gevangenisstraf van 24 maanden, met aftrek van voorarrest.

8.2.

Strafmaatverweer van de verdediging

De verdediging heeft geen strafmaatverweer gevoerd.

8.3.

Oordeel van de rechtbank

De hierna te noemen strafoplegging is in overeenstemming met de ernst van het bewezen geachte, de omstandigheden waaronder dit is begaan en de persoon van verdachte, zoals daarvan ter terechtzitting is gebleken. De rechtbank heeft bij de keuze tot het opleggen van een vrijheidsbenemende straf en bij de vaststelling van de duur daarvan in het bijzonder het volgende laten meewegen.

Ernst van de feiten

Verdachte heeft zich samen met medeverdachte [medeverdachte] schuldig gemaakt aan het opzettelijk aanwezig hebben van een grote hoeveelheid hennep. Verdovende middelen zijn verslavende stoffen en kunnen bij langdurig gebruik schadelijk zijn voor de gezondheid. Daarnaast ontstaat schade en overlast voor de samenleving door het bezit van hard- en softdrugs en de daarmee samenhangende handel. Verdachte heeft daaraan bijgedragen door een aanzienlijke hoeveelheid hennep voorhanden te hebben gehad.

Verdachte heeft zich daarnaast schuldig gemaakt aan het (medeplegen) van voorhanden hebben van een wapen en het voorhanden hebben van munitie. Wapens worden gebruikt in het criminele circuit bij het plegen van ernstige strafbare feiten en vormen daardoor een ernstige bedreiging voor de veiligheid van de samenleving en hebben een enorme maatschappelijke impact. De rechtbank merkt daarbij op dat het vuurwapen half geladen was, hetgeen als een strafverzwarende factor meeweegt.

Persoon van verdachte

De rechtbank heeft acht geslagen op het Uittreksel Justitiële Documentatie (het strafblad) van verdachte van 18 maart 2024. Hieruit blijkt dat verdachte in Nederland niet eerder voor een strafbaar feit is veroordeeld.

Oriëntatiepunten

Bij het bepalen van de straf heeft de rechtbank gekeken naar de oriëntatiepunten voor straffen die de rechtbanken en gerechtshoven onderling hebben vastgesteld in het Landelijk Overleg Vakinhoud Strafrecht (LOVS). Het oriëntatiepunt voor het opzettelijk aanwezig hebben van softdrugs tussen de 25 en 250 kilogram is een gevangenisstraf van twaalf maanden. De rechtbank merkt hierbij op dat de hoeveelheid die verdachte samen met medeverdachte [medeverdachte] voorhanden had ongeveer in het midden van deze categorie ligt. De rechtbank neemt daarom, anders dan de officier van justitie, het midden van de strafmaat voor deze categorie en dus zes maanden gevangenisstraf als uitgangspunt.

Voor het voorhanden hebben van een geladen pistool van categorie III, onder 1 van de Wet wapens en munitie in een woning is het uitgangspunt een gevangenisstraf van vier maanden. Voor het voorhanden hebben van 1 tot 50 patronen is het oriëntatiepunt een geldboete van € 150,- tot € 350,-.

Op te leggen straf

Gezien de ernst van de feiten acht de rechtbank een onvoorwaardelijke gevangenisstraf aangewezen. De rechtbank is van oordeel dat gelet op de hiervoor genoemde omstandigheden wel aanleiding bestaat bij de straftoemeting af te wijken van wat de officier van justitie heeft gevorderd en vindt alles afwegende een gevangenisstraf van tien maanden passend en geboden.

Tenuitvoerlegging van de op te leggen gevangenisstraf zal volledig plaatsvinden binnen de penitentiaire inrichting, tot het moment dat de verdachte in aanmerking komt voor deelname aan een penitentiair programma als bedoeld in artikel 4 van de Penitentiaire beginselenwet .

9 Toepasselijke wettelijke voorschriften

De op te leggen straf is gegrond op de artikelen 47, 55 en 57 van het Wetboek van Strafrecht, de artikelen 3 en 11 van de Opiumwet en de artikelen 26 en 55 van de Wet wapens en munitie.

10 Beslissing

De rechtbank komt op grond van het voorgaande tot de volgende beslissing.

Verklaart bewezen dat verdachte het onder 1 en 2 tenlastegelegde heeft begaan zoals hiervoor in rubriek 5[kopje bewezenverklaring] is vermeld.

Verklaart niet bewezen wat aan verdachte meer of anders is ten laste gelegd dan hiervoor is bewezen verklaard en spreekt verdachte daarvan vrij.

Het bewezenverklaarde levert op:

Feit 1:

medeplegen van opzettelijk handelen in strijd met het in artikel 3 onder C van de Opiumwet gegeven verbod

Feit 2:

handelen in strijd met artikel 26, eerste lid, van de Wet wapens en munitie

en

eendaadse samenloop van:

- medeplegen van handelen in strijd met artikel 26, eerste lid, van de Wet wapens en munitie en het feit begaan met betrekking tot een vuurwapen van categorie III

en

- medeplegen van handelen in strijd met artikel 26, eerste lid, van de Wet wapens en munitie

Verklaart het bewezene strafbaar.

Verklaart verdachte, [verdachte], daarvoor strafbaar.

Veroordeelt verdachte tot een gevangenisstraf van 10 (tien) maanden.

Beveelt dat de tijd die door veroordeelde voor de tenuitvoerlegging van deze uitspraak in verzekering en in voorlopige hechtenis is doorgebracht, bij de tenuitvoerlegging van die straf in mindering gebracht zal worden.

Dit vonnis is gewezen door

mr. C.M. Berkhout, voorzitter,

mrs. G.M. van Dijk en B. Kuppens, rechters,

in tegenwoordigheid van mr. G. Brokkelkamp, griffier,

en uitgesproken op de openbare terechtzitting van deze rechtbank van 14 mei 2024.


» Juridisch advies nodig? « advertorial

Heeft u een juridisch probleem of een zaak die u wilt voorleggen aan een gespecialiseerde jurist of advocaat ?

Neemt u dan gerust contact met ons op en laat uw zaak vrijblijvend beoordelen.



naar boven      |      zoeken      |      uitgebreid zoeken

Snel uitspraken zoeken en filteren

> per rechtsgebied > op datum > op instantie

Recente vacatures

Meer vacatures | Plaats vacature