Uitspraak
vonnis
RECHTBANK AMSTERDAM
Parketnummers: 13/728127-20 (A) en 13/731001-21 (B)
Datum uitspraak: 15 maart 2024
Vonnis van de rechtbank Amsterdam, meervoudige strafkamer, in de strafzaken tegen
[verdachte] ,
geboren te [geboorteplaats] op [geboortedatum] 1995,
ingeschreven in de Basisregistratie Personen op het adres
[adres 1] ),
gedetineerd in [naam penitentiaire inrichting] .
Inhoudsopgave
1 Onderzoek ter terechtzitting 2
2. Tenlastelegging 2
3. Waardering van het bewijs 3
3.1.Standpunt van het Openbaar Ministerie 3
3.2.Standpunt van de verdediging 3
3.3.Oordeel van de rechtbank 3
3.3.1.Inleiding 3
3.3.2.Zaak A: Geweldsmisdrijf tegen [slachtoffer] (feit 1) 4
3.3.2.1. Redengevende feiten en omstandigheden 4
3.3.2.2. Beoordeling van het bewijs 14
3.3.3.ZD 17: Voorhanden hebben vuurwapens en munitie in [plaatsnaam 1] (feit 2) 17
3.3.4.Zaak B: Voorhanden hebben vuurwapen en munitie (feit 1) en
stroomstootwapen (feit 2) in Den Haag 18
4. Bewezenverklaring 19
5. Strafbaarheid van de feiten 20
6. Strafbaarheid van verdachte 20
7. Motivering van de straf 20
7.1.Standpunt van het Openbaar Ministerie 20
7.2.Standpunt van de verdediging 20
7.3.Oordeel van de rechtbank 20
8. Toepasselijke wettelijke voorschriften 22
9. Beslissing 22
Bijlage – de tenlastelegging 25
1 Onderzoek ter terechtzitting
Dit vonnis is op tegenspraak gewezen naar aanleiding van het onderzoek op de terechtzittingen van 6 en 9 oktober 2023, 2, 17, 20, 23, 24 en 28 november 2023 en 15 maart 2024. Het onderzoek is op laatstgenoemde zittingsdag gesloten.
De rechtbank heeft de zaken, die bij afzonderlijke dagvaardingen onder de bovenvermelde parketnummers zijn aangebracht, gevoegd. Deze zaken worden hierna als respectievelijk zaak A en zaak B aangeduid.
De rechtbank heeft kennisgenomen van de vordering van de drie officieren van justitie (hierna gezamenlijk aangeduid als: de officier van justitie) en van wat [verdachte] en zijn raadsman, mr. R.A. van der Horst, naar voren hebben gebracht.
De rechtbank heeft de zaken tegen [verdachte] gelijktijdig, maar niet gevoegd, behandeld met de zaken tegen medeverdachten [medeverdachte 1] , [medeverdachte 2] , [medeverdachte 3] , [medeverdachte 4] , [medeverdachte 5] , [medeverdachte 6] , [medeverdachte 7] , [medeverdachte 8] en [medeverdachte 9] .
De rechtbank doet in al deze zaken gelijktijdig uitspraak, met uitzondering van de zaak tegen [medeverdachte 3] .
2 Tenlastelegging
[verdachte] wordt – na wijziging van de tenlastelegging in zaak A en zaak B op de zitting van 6 oktober 2023 – kort gezegd beschuldigd van de volgende strafbare feiten:
Zaak A
Feit 1 primair: medeplegen van poging tot moord op [slachtoffer] , op 30 oktober 2019 in Utrecht;
subsidiair: medeplegen van zware mishandeling met voorbedachten rade van [slachtoffer] , op 30 oktober 2019 in Utrecht;
meer subsidiair: medeplegen van poging tot zware mishandeling met voorbedachten rade van [slachtoffer] , op 30 oktober 2019 in Utrecht;
Feit 2: het voorhanden hebben van een machinepistool, een revolver en munitie, op 16 juni 2020 in Ochten;
Zaak B
Feit 1: medeplegen van het voorhanden hebben van een pistool en munitie, op 19 oktober 2021 in Den Haag;
Feit 2: het voorhanden hebben van een stroomstootwapen, op 19 oktober 2021 in Den Haag.
De volledige tenlastelegging is opgenomen in een bijlage die aan dit vonnis is gehecht en geldt als hier ingevoegd.
3 Waardering van het bewijs
3.1.
Standpunt van het Openbaar Ministerie
De officier van justitie heeft zich – overeenkomstig het op schrift gestelde requisitoir – op het standpunt gesteld dat kan worden bewezen dat [verdachte] zich heeft schuldig gemaakt aan het medeplegen van poging tot moord op [slachtoffer] (zaak A, feit 1 primair) en aan het voorhanden hebben van wapens en munitie (zaak A, feit 2 en zaak B, feiten 1 en 2).
3.2.
Standpunt van de verdediging
De raadsman van [verdachte] heeft – overeenkomstig zijn pleitnotities – vrijspraak bepleit van zaak A, feit 1 en van zaak B en heeft zich ten aanzien van de bewezenverklaring van zaak A, feit 2 gerefereerd aan het oordeel van de rechtbank.
3.3.
Oordeel van de rechtbank
3.3.1.
Inleiding
De rechtbank zal in de hierna volgende paragrafen ingaan op de vraag of en zo ja welke aan [verdachte] ten laste gelegde feiten kunnen worden bewezen. Samengevat, leiden de overwegingen van de rechtbank op basis van de onderzoeksbevindingen tot de volgende conclusies.
Onderzoek Buizerd (zaak A)
Onderzoek Buizerd is gestart naar aanleiding van de diefstal van een auto en leidde uiteindelijk tot veertien zaaksdossiers over diefstal dan wel heling van voertuigen. [verdachte] is in die zaaksdossiers geen verdachte.
In onderzoek Buizerd is echter ook een geweldsincident waarbij [slachtoffer] het slachtoffer werd onderzocht. Op 30 oktober 2019 is [slachtoffer] in Utrecht door drie personen in elkaar geslagen. Deze personen droegen bivakmutsen en gebruikten slagvoorwerpen, zoals een honkbalknuppel en een moker. De rechtbank komt tot de conclusie dat [verdachte] zich in die zaak schuldig heeft gemaakt aan het medeplegen van een poging tot het toebrengen van zwaar lichamelijk letsel met voorbedachten rade (feit 1, meer subsidiair).
De rechtbank komt voorts tot de conclusie dat [verdachte] op 16 juni 2020 in Ochten vuurwapens en munitie voorhanden heeft gehad (feit 2).
Tot slot komt de rechtbank tot de conclusie dat niet bewezen kan worden dat [verdachte] op 19 oktober 2021 in Den Haag een vuurwapen en munitie (zaak B, feit 1) of een stroomstootwapen (zaak B, feit 2) voorhanden heeft gehad en spreekt [verdachte] daarvan vrij.
De rechtbank zal [verdachte] veroordelen tot een gevangenisstraf.
3.3.2.
Zaak A: Geweldsmisdrijf tegen [slachtoffer] (feit 1)
3.3.2.1. Redengevende feiten en omstandigheden
Inleiding ZD 2
Op 30 oktober 2019 rond 23.30 uur wordt op de Adelaarstraat in Utrecht [slachtoffer] , woonachtig aan de [adres 2] , door drie personen in elkaar geslagen. De drie personen dragen donkere kleding en bivakmutsen en gebruiken slagvoorwerpen, zoals een honkbalknuppel en een moker. Ze vluchten met een Volkswagen Transporter. Een vierde persoon zou de Volkswagen Transporter hebben bestuurd. Op de plaats delict blijft een voorhamer van ongeveer een meter lang met een zwart/geel handvat van het merk ‘Stanley’ achter.
De rechtbank ziet zich voor de vraag gesteld of [verdachte] betrokkenheid heeft gehad bij dit geweldsmisdrijf en, zo ja, in welke vorm. Bij de beantwoording van deze vraag zijn de hiernavolgende feiten en omstandigheden redengevend. Op grond daarvan komt de rechtbank tot de conclusie dat [verdachte] zich schuldig heeft gemaakt aan het medeplegen van poging tot zware mishandeling met voorbedachten rade van [slachtoffer] op 30 oktober 2019.
Gebeurtenissen tussen 11 oktober 2019 en 15 oktober 2019
Op 11 oktober 2019 worden telefoongesprekken tussen [medeverdachte 4] en [medeverdachte 2] opgenomen en afgeluisterd.
Uit de gesprekken wordt duidelijk dat [medeverdachte 4] en [naam 1] zich in de omgeving van de Binnenstad/Oudenoord/Adelaarstraat te Utrecht bezig hebben gehouden met de observatie/het afleggen van iemand en het beplakken van een C3, wat vermoedelijk niet is gelukt omdat de auto niet in de omgeving stond en degene die geobserveerd moest worden net langsreed op een Vespa. Ook wordt uit de gesprekken duidelijk dat dit middels aansturing van [medeverdachte 2] in opdracht van iemand anders is gebeurd. Deze persoon blijkt uit onderzoek [medeverdachte 1] te zijn. Verder blijkt uit de tapgesprekken dat het kenteken van de C3 mogelijk de cijfercombinatie ‘ [nummer 2] ’ bevat.
In het gesprek op 11 oktober 2019 om 18:56 uur geeft [medeverdachte 2] het telefoonnummer ( [telefoonnummer 1] ) aan [medeverdachte 4] van ‘ [bijnaam 1] ’ die naar hem onderweg is. Dat telefoonnummer is op dat moment in gebruik bij [naam 1] . Blijkens zendmastgegevens van de telefoonnummers van [medeverdachte 4] (* [nummer 1] ) en [naam 1] (* [telefoonnummer 1] ) zijn zij rond 19:16 uur bij elkaar in de buurt in Utrecht. Hierna heeft [medeverdachte 4] weer telefonisch contact met [medeverdachte 2] . Hij zegt dat hij nu met hem is en vraagt wat nu precies de bedoeling is en of hij wat moet doorgeven. [medeverdachte 2] gaat dat voor de zekerheid vragen en laat het hem weten.
In het gesprek om 19:19 uur citeert [medeverdachte 2] een opdracht aan [medeverdachte 4] : ‘Hij moet posten en plakken die kanker C3’, ‘en als hij die hond ziet weggaan, kijken hoe en wat’ en ‘ze kankermoeder moet vandaag geket worden. No joke’. [medeverdachte 4] antwoordt dat hij het doorgeeft. De telefoonnummers van [medeverdachte 4] en [naam 1] verplaatsen zich gezamenlijk via de wijk Kanaleneiland in Utrecht naar de omgeving van de Binnenstad / de Oudenoord / Adelaarstraat te Utrecht.
Op 11 oktober 2019 om 20:00 uur belt [medeverdachte 4] met [medeverdachte 2] en zegt dat die ene ding er niet staat en dat meneer zelf achter op een Vespa langsreed. [medeverdachte 4] vraagt [medeverdachte 2] wat te doen, want waar hij is, is geen ‘place to be’ en ze rijden rondjes. [medeverdachte 2] geeft het door maar zijn berichten komen niet aan. [medeverdachte 4] wacht op bericht van [medeverdachte 2] . Om 20:07 uur belt [medeverdachte 4] nogmaals met [medeverdachte 2] en zegt dat [medeverdachte 2] moet doorgeven dat Ondiep ook niets is. Ook uit de mastgegevens blijkt van een verplaatsing naar de wijk Ondiep in Utrecht. De telefoonnummers van [medeverdachte 4] en [naam 1] stralen rond 20:09 uur een zandmast aan in de omgeving van Nijenoord in Utrecht.
Na het gesprek met [medeverdachte 2] belt [medeverdachte 4] naar [medeverdachte 8] . [medeverdachte 8] zegt dat ‘die ene kap, met zwarte ding erboven’ ‘begint met 76’.
Op 11 oktober 2019 haalt [medeverdachte 2] [medeverdachte 1] tussen 22:30 uur en 23:30 uur op van Luchthaven Schiphol met de Peugeot 208 van [medeverdachte 1] . Zij rijden vervolgens over de Valkenkamp in Maarssen.
Op 12 oktober 2019 vindt om 00:52 uur een OVC-gesprek plaats tussen [medeverdachte 1] en [medeverdachte 2] in de Peugeot. [medeverdachte 1] zegt dat ze naar ‘ [bijnaam 2] zijn huis’ rijden.
Blijkens het baken op de Peugeot zijn [medeverdachte 1] en [medeverdachte 2] om 01.12 uur op de [adres 4] . [medeverdachte 1] zegt op dat moment tegen [medeverdachte 2] dat hij terug moet rijden en: ‘Die C3 daar, rij, ga eens daarnaartoe, die grijze, volgens mij is dat hem’, ‘Kenteken is [nummer 3] nog wat’. Ook is te horen dat er foto’s worden gemaakt. Om 01.20 uur rijden [medeverdachte 2] en [medeverdachte 1] met de Peugeot over [straatnaam 1] in de richting van [straatnaam 2] in [woonplaats 2] en ze stoppen op [straatnaam 3] . Hierna rijden ze richting de woning van [medeverdachte 1] in [woonplaats 1] .
Uit onderzoek blijkt dat [slachtoffer] een grijze Citroën C3 met kenteken [kenteken] in gebruik heeft en dat hij woont op [adres 3] .
Uit onderzoek in een bij de doorzoeking van het huis van [medeverdachte 1] inbeslaggenomen Nokia 105 telefoon komt naar voren dat [medeverdachte 1] het telefoonnummer van [slachtoffer] heeft geprobeerd te achterhalen.
Gebeurtenissen tussen 23 oktober 2019 en 30 oktober 2019
Op 23 oktober 2019 voeren [medeverdachte 1] en [medeverdachte 2] om 01:34 uur een gesprek in de Peugeot dat wordt afgeluisterd. [medeverdachte 1] vraagt [medeverdachte 2] of hij ‘hem’ laatst 150,- euro had gegeven om die spullen te halen en of een hamer 30,- euro kost. [medeverdachte 2] zegt dat hij ‘hem’ twee barkie (200,- euro) heeft gegeven. [medeverdachte 1] zegt dat er een moker moest worden gehaald.
Op 23 oktober 2019 zitten [medeverdachte 1] en [medeverdachte 2] rond 21:31 uur wederom in de Peugeot. [medeverdachte 1] zegt desgevraagd tegen [medeverdachte 2] dat hij naar ‘de molen’ moet rijden. [medeverdachte 2] vraagt of hij naar rechts moet, naar [straatnaam 1] , waarop [medeverdachte 1] bevestigend antwoordt. Uit de bakengegevens van de Peugeot blijkt dat het voertuig rond 21:40 uur staat geparkeerd aan [adres 5] . In een OVC-gesprek is te horen dat [medeverdachte 1] zegt dat ‘hij’ woont op [adres 6] en dat [medeverdachte 2] daar ergens moet parkeren. Op een gegeven moment, rond 21:47 uur, zegt [medeverdachte 1] : ‘Volgens mij is hij het broer’. [slachtoffer] woont op [adres 3] .
Het telefoonnummer [telefoonnummer 2] (hierna: [telefoonnummer 2] ) van [slachtoffer] ( [telefoonnummer 2] ) straalt rond 21:21 uur een zendmast aan in de omgeving van de Hopakker, de zendmast aan de Oudenoord in Utrecht. Omstreeks 21:49 uur straalt zijn telefoonnummer een zendmast aan in [straatnaam 4] in Utrecht. Vermoedelijk verbleef [slachtoffer] in de omgeving van de Hopakker en vertrok hij tussen 21:21 uur en 21:49 uur in de richting van de omgeving van [straatnaam 4] .
De volgende dag, op 24 oktober 2019, vindt in de Peugeot een gesprek plaats tussen [medeverdachte 1] , [medeverdachte 2] en [medeverdachte 5] , die aan hun stemmen worden herkend. [medeverdachte 1] en [medeverdachte 2] vragen aan [medeverdachte 5] of hij niet nog een paar Transporters heeft staan. Vervolgens wordt in de nacht van 26 oktober 2019 in Hoensbroek een Volkswagen Transporter gestolen (zaaksdossier 13).
Gebeurtenissen op 30 oktober 2019 voorafgaand aan het geweldsmisdrijf
Op 30 oktober 2019 stuurt [naam 2] om 19:07 uur (UTC+1) berichten met het [Sky-ID 1] naar het [Sky-ID 2] van [medeverdachte 1] : ‘Zet chauf klaar. Spullen alles . Vandaag actie’.
Als [medeverdachte 1] om 19:23 uur nog niet heeft gereageerd stuurt [naam 2] een boos bericht: ‘Ben een hoerenzoon als ik nog ooit wat met jou ga doen. Dit is niet weggelegd voor jou, dus geniet van je kk rust na deze kanker goerige kk troep klus’. Ongeveer tien minuten later biedt [naam 2] zijn excuses aan en hij schrijft om 19:36 uur: ‘Zorg dat we die hond op goeie plek hebben zo. Oke jongens zijn er met een uur! Bus afgetankt hamers erin alles . Oke top broer kk hond wordt tijd’.
Om 20:35 uur vindt in de Peugeot een gesprek plaats tussen [medeverdachte 1] , [medeverdachte 2] en een derde persoon die in de Peugeot stapt. De derde persoon die instapt en deelneemt aan het gesprek wordt aan zijn stem herkend als [medeverdachte 7] . [medeverdachte 1] vraagt wat de planning is en of ze hem nu gelijk gaan pakken. [medeverdachte 1] zegt dat hij in de buurt is, dat hij gaat bellen om handel bij hem te halen en dat ze hem dan gelijk gaan pakken. [medeverdachte 1] zegt dat die jongens er met een kwartiertje zijn, dat de bus klaar staat en dat hij er nu even alles in gaat stoppen. Even later zegt [medeverdachte 1] tegen [medeverdachte 7] dat de bus niet verbrand moet worden. [medeverdachte 7] vraagt waar die naartoe moet, waarop [medeverdachte 1] zegt dat de bus gewoon safe moet staan om de volgende dag weer gebruikt te worden.
Later die avond, om 21:42 uur, vraagt [medeverdachte 7] wat de planning is. [medeverdachte 1] zegt dat ze ‘naar die jongens toegaan’. [medeverdachte 7] vraagt of [medeverdachte 2] en [medeverdachte 1] ‘die boys gaan ophalen’, waarop [medeverdachte 1] zegt: ‘Nee die boys zijn er broer. Die boys gaan mij niet meer zien. Die boys gaan jou zien. Alleen jij mag mij zien zeg maar’.
Om 22:44 uur vindt in de Peugeot een voorbespreking plaats tussen [medeverdachte 1] en [medeverdachte 2] over een te voeren telefoongesprek. [medeverdachte 2] vraagt [medeverdachte 1] hem precies uit te leggen wat hij moet zeggen. [medeverdachte 1] geeft hem instructies: ‘Wat gaan we zeggen. He man, bro. Kan ik nog wat bij je halen ja of nee. Zeg, yo, met [bijnaam 3] (fon.). Met [bijnaam 4] (fon.). Gewoon zeggen, he [bijnaam 5] . Heb je nog wat of niet? Het gaat om handel hier. Gewoon zeggen ik heb nu wat nodig’. [medeverdachte 2] vraagt [medeverdachte 1] waar hij moet komen en wanneer. [medeverdachte 1] : ‘Zeg maar tegen hem waar hij wilt. Jij moet zeggen kom maar naar jou toe als je wilt. Als je kan, zeg maar ik ben op de weg, maar maakt niet uit. Snap je?’. [medeverdachte 2] : ‘Anders zeg ik gewoon Overvecht?’. [medeverdachte 1] : ‘Dan zeg je tegen hem, dan over een half uurtje ben ik. Half uurtje in [naam 3] ’. Om 22:47 uur zegt [medeverdachte 1] tegen [medeverdachte 2] dat hij ‘ [bijnaam 6] ’ (fon.) heet.
[medeverdachte 2] (* [nummer 4] ) probeert meerdere keren contact op te nemen met [slachtoffer] ( [telefoonnummer 2] ). De derde keer wordt er opgenomen. [medeverdachte 2] stelt zich aan [slachtoffer] voor als [bijnaam 7] uit [bijnaam 5] , zegt dat hij wat nodig heeft en vraagt of dat gaat lukken. [slachtoffer] zegt dat hij niet weet waar het over gaat en beëindigt het gesprek.
Om 22:53 uur is in de Peugeot te horen dat [medeverdachte 1] aan de telefoon tegen [medeverdachte 7] zegt dat ze in een grijze Peugeot zitten bij Norbruis, bij de Landingsbaan.
Intussen ontvangt [medeverdachte 1] op zijn [Sky-ID 2] berichten van het [Sky-ID 1] van [naam 2] . Tussen 22:46 uur en 23:07 uur (UTC+1) stuurt [naam 2] onder andere de volgende berichten naar [medeverdachte 1] : ‘Mijn jongens kunnen niet buiten blijven bro. Hoe lang broer. Want ze wachten echt lang. Peugeot. Hoe lang +- voor hond er is. Oke waar is fucking driver man. En pacha goed??? Wel echt kk druk daar heh maar denk hij haalt het dan van osso???? Want hij woont er achter. Oke broer dus nu naar ze osso gaan timeren? Oke perfect jongens zijn klaar en ze moeten dichtbij proberen! Yallah bro gas erop!!’.
Om 23:02 uur rijdt de Peugeot nabij de Burgemeester Norbruislaan ter hoogte van de kruising met de Jan van Zutphenlaan. Op dat moment wordt [medeverdachte 2] (* [nummer 4] ) teruggebeld door [slachtoffer] ( [telefoonnummer 2] ). [medeverdachte 2] zegt dat hij met tien à vijftien minuten in Overvecht zal zijn. Daarop zegt [slachtoffer] dat [medeverdachte 2] naar de molen bij de Pacha toe moet komen. [medeverdachte 2] zegt dat dat goed is. In de directe omgeving van een shishalounge genaamd Pacha aan de Bemuurde Weerd Oostzijde te Utrecht staat een molen genaamd Rijn en Zon op de Adelaarstraat in Utrecht.
Om 23:03 uur stapt [medeverdachte 7] weer in de Peugeot en vindt er een gesprek plaats tussen [medeverdachte 1] , [medeverdachte 2] en [medeverdachte 7] . [medeverdachte 7] vraagt naar de handschoenen en [medeverdachte 2] zegt dat alles in de wagen zit. [medeverdachte 2] vraagt aan [medeverdachte 7] of hij van tevoren nog handschoenen wil, ‘want jij bent die driver’. ‘Ja tuurlijk’, zegt [medeverdachte 7] . [medeverdachte 2] zegt: ‘Hij zegt kom naar Pacha’. ‘Wie?’, vraagt [medeverdachte 7] . [medeverdachte 2] antwoordt: ‘..dinge, [bijnaam 6] ’. [medeverdachte 7] zegt dat hij met hun gelijk naar de auto rijdt. [medeverdachte 2] zegt dat hij met hem heeft afgesproken, dat hij zei dat [medeverdachte 2] daarnaartoe moest komen en dat [medeverdachte 7] dus alvast naar Pacha moet gaan rijden en voor de deur moet parkeren. [medeverdachte 1] bevestigt dat hij voor de deur moet parkeren.
[medeverdachte 2] wordt om 23:15 uur weer gebeld door [slachtoffer] . [medeverdachte 2] zegt dat hij bijna in Overvecht is en van daar gelijk naar hem doorrijdt. [slachtoffer] zegt dat hij bij de molen op hem zit te wachten. Rond 23:18 uur wordt de Peugeot geparkeerd in de omgeving van de Stroyenborchdreef in Utrecht en stappen [medeverdachte 1] en [medeverdachte 2] uit. [medeverdachte 2] voert via een zendmast aan de Kosdreef, in de omgeving van de Stroyenborchdreef, nog een aantal telefoongesprekken met [slachtoffer] . In het telefoongesprek om 23:24 uur zegt [medeverdachte 2] tegen [slachtoffer] dat hij met twee, drie minuten bij de molen zal zijn. Ook om 23:30 uur zegt [medeverdachte 2] tegen [slachtoffer] dat hij er met twee minuten zal zijn.
[naam 2] ( [Sky-ID 1] ) stuurt ook berichten naar het [Sky-ID 3] , dat op 30 oktober 2019 door [medeverdachte 1] en/of [medeverdachte 2] werd gebruikt. [naam 2] schrijft om 22:47 uur (UTC+1): ‘Driver stapt nu naar ze bro. Kunnen ze samen timeren in de buurt van bus bro’. Tussen 23:21 uur en 23:23 uur schrijft [naam 2] : ‘Laat hem rekken bro. Dus ze moeten pacha komen? Oke dus voor pacha niet ze osso? Hond is voor pacha. Balonnen doen in een waggi. Beste een kleine tik geven aan die auto ofzo. Check wat beste is hem eruit te lokken’. Om 23:28 uur schrijft [naam 2] : ‘Onderweg. Gaan elk moment beginnen’.
Geweldsmisdrijf van 30 oktober 2019
[slachtoffer] wordt op 30 oktober 2019 rond 23:30 uur aan de Adelaarstraat in Utrecht door drie mannen in elkaar geslagen. De drie mannen gebruiken hierbij slagvoorwerpen – vermoedelijk een honkbalknuppel, een moker en een hamer – en dragen bivakmutsen.
De politie ontvangt de melding van het geweldsincident rond 23:30 uur. Het voertuig van de verdachten, een grijze Volkswagen Transporter, zou zijn weggereden richting Overvecht.
De politie komt rond 23:31 uur aan op de Adelaarstraat en treft [slachtoffer] op straat aan. Hij is niet aanspreekbaar en bloedt uit zijn hoofd. Op twee meter afstand van [slachtoffer] ziet de politie een hamer met lange steel, een moker, rechtop staan. Rondom de moker ligt bloed en dons van de jas van [slachtoffer] . De moker wordt inbeslaggenomen voor onderzoek.
[slachtoffer] verklaart dat hij op 30 oktober 2019 op de kruising van de Adelaarstraat met de Hopakker stond en dat hij op een gegeven moment in de Merelstraat een grijze Volkswagen Transporter zag staan waar twee of drie jongens uit stapten en iemand achter het stuur zat. Twee jongens hielden een moker vast in hun hand. Een andere persoon hield ook iets in zijn hand vast. De jongens renden op hem af en [slachtoffer] rende weg. De jongens haalden hem in en sloegen hem met de moker die zij in hun hand hadden. [slachtoffer] voelde dat hij werd geraakt op zijn hoofd, rug, schouders, armen en benen. [slachtoffer] viel daarbij op de grond. Hij voelde heel erg veel pijn over zijn hele lichaam. Hij probeerde op te staan, maar voelde en zag dat hij direct weer werd neergeslagen door de moker. Hij zag bloed voor zijn ogen. Toen omstanders doorhadden wat hem overkwam, stopten de jongens met slaan en renden ze weg. Hij zag nog dat één persoon terugkwam, hem weer sloeg en wegrende. De drie jongens stapten weer in de grijze Volkswagen Transporter en de Transporter reed weg in de richting van de Kardinaal de Jongweg. Eén van de daders droeg een capuchon en een bivakmuts. De Andere twee jongens hadden hun gezicht ook bedekt, vermoedelijk met een bivakmuts. Eén van de jongens liet een zwart petje vallen. [slachtoffer] zag het petje op straat liggen.
[slachtoffer] verklaart het volgende letsel te hebben opgelopen: gebroken hand, gekneusde rib, zeventien hechtingen in zijn hoofd en twee wonden, barst in zijn schedel, gebroken/gekneusd scheenbeen. Het dossier bevat foto’s van letsel van [slachtoffer] .
De spoedeisende hulp van het Diakonessenziekenhuis heeft met betrekking tot het letsel van [slachtoffer] de volgende informatie verleend:
- grote winkelhaak verwonding hoofdwond;
- snee van het scheenbeen links;
- misselijk;
- enorm pijnlijk overal;
- flink veel striemen op de rug;
- pijn ribben links;
- hand rechts volledig pijnlijk;
- pijn scheenbeen links met open sneeverwonding;
- schedelfractuur links pariëtaal alwaar tevens hematoom;
- pols/hand rechts: intra-articulaire fractuur basis falanx;
- licht traumatisch schedelhersenletsel;
- hechten twee hoofdwonden en één wond scheenbeen.
Getuige [naam 4] verklaart het volgende over het geweldsincident. Zij zag op 30 oktober 2019 omstreeks 23:30 uur drie personen vanuit de Merelstraat over de Adelaarstraat in de richting van de Hopakker achter het slachtoffer aan rennen. Eén van deze personen rende met een honkbalknuppel in zijn handen. Het hoofd en gezicht van deze man was geheel bedekt. De knuppel was in zijn geheel bruin van kleur, vermoedelijk van hout. Het slachtoffer werd door de drie mannen aan twee kanten ingesloten en kon geen kant meer op. Zij kregen het slachtoffer te pakken op ongeveer tien meter afstand van de getuige. De man met de honkbalknuppel sloeg het slachtoffer meerdere malen hard met de honkbalknuppel, voornamelijk in de richting van zijn hoofd. De man met de moker sloeg meerdere malen met een lange slag richting de rug van het slachtoffer. Het slachtoffer werd meerdere malen geraakt. Alle drie de mannen sloegen hem meerdere keren. Vanuit de Merelstraat kwam een lichtgrijs busje met geblindeerde achter zijramen aan rijden. De bestuurder bleef in het busje zitten. De mannen waren toen het slachtoffer nog steeds aan het slaan. Meerdere mensen kwamen op het incident af. De man met de moker sloeg nog één keer op de benen van het slachtoffer, waarna hij de moker losliet en achterliet op de kruising bij het slachtoffer. De drie mannen renden toen snel richting het grijze busje en stapten in het busje. Het busje reed vervolgens hard weg over de Adelaarstraat in de richting van de Nieuwe Keizersgracht.
Bij de rechter-commissaris verklaart getuige [naam 4] dat één man een moker had en daarmee richting de benen, in ieder geval de onderkant, van het slachtoffer sloeg en dat de andere twee mannen honkbalknuppels hadden.
Getuige [naam 5] verklaart als volgt. Zij zag op 30 oktober 2019 omstreeks 23:31 uur drie mannen achter een grijze Volkswagen bus vandaan rennen die op de Merelstraat ter hoogte van de molen stond. De mannen staken de Adelaarstraat over en renden achter een man aan. Alle drie de mannen droegen een bivakmuts. Twee van deze mannen droegen een honkbalknuppel bij zich. De honkbalknuppels waren houtkleurig en aan de onderkant bij het handvat donker van kleur. De derde man droeg een grote moker bij zich. Deze moker had een opvallende gele kleur en een handvat van ongeveer een meter. Eén van de mannen met een honkbalknuppel maakte een lage slaande beweging richting de man die door hen werd achtervolgd. Hij raakte de man en de man kwam ten val op de Hopakker. Alle drie de mannen sloegen hierna meerdere keren op het slachtoffer in. Het slachtoffer werd meermalen met de moker en met de honkbalknuppel geslagen. Toen omstanders begonnen te schreeuwen en te claxonneren, renden de drie mannen plotseling weg in de richting van de Volkswagen bus die inmiddels op de Adelaarstraat stond en zij stapten aan de zijkant in. Vrijwel direct hierna reed de bus weg richting de Nieuwe Keizersgracht. Bij het instappen liet één van de drie mannen de moker achter op de Adelaarstraat. De persoon die de moker vasthield had een licht getint uiterlijk.
Gebeurtenissen na het geweldsmisdrijf en de uitvoerders
[medeverdachte 2] probeert [slachtoffer] te bellen op 30 oktober 2019 om 23:37 uur, 23:40 uur en 23:45 uur, maar krijgt hem niet aan de lijn. [medeverdachte 1] zegt om 23:53 uur in de Peugeot tegen [medeverdachte 2] : ‘Hij heeft ook niet teruggebeld he?’, waarop ze beiden lachen.
Na het geweldsmisdrijf wordt het telefoonnummer * [nummer 4] niet meer door [medeverdachte 1] of [medeverdachte 2] gebruikt.
Op de camerabeelden van de garagebox aan de [adres 7] is te zien dat [medeverdachte 1] en [medeverdachte 2] op 31 oktober 2019 rond 00:53 uur aan komen lopen bij de garagebox. [medeverdachte 2] heeft in zijn linkerhand een grote tas met daarin een groot lichtkleurig voorwerp dat aan de bovenzijde uitsteekt. [medeverdachte 1] opent de deur van de garagebox en [medeverdachte 2] gaat naar binnen met de tas. Deze tas heeft een opdruk, een ovaal in de kleur zwart met daarin onder andere het woord ‘food’. [medeverdachte 2] komt vervolgens zonder tas uit de garagebox.
Op 31 oktober 2019 om 02:24 uur vraagt [medeverdachte 1] in de Peugeot aan [medeverdachte 7] of ze met drie man waren en of eentje met een houten bat (honkbalknuppel) bezig was. [medeverdachte 1] vraagt verder: ‘Eentje was aan het knuppelen, eentje was aan het hameren en ander aan het mokeren?’ [medeverdachte 7] antwoordt bevestigend.
Die middag, om 14:53 uur, wordt in de Peugeot gevraagd of er niemand is die een foto kan maken van iemand in het ziekenhuis. Om 16:48 uur praten [medeverdachte 1] en [medeverdachte 2] weer in de auto over het geweldsincident waarbij [medeverdachte 2] een artikel voorleest en [medeverdachte 1] lacht.
Op 31 oktober 2019 schrijft [naam 2] ( [Sky-ID 1] ) rond 15:30 uur (UTC+1) aan [medeverdachte 1] en/of [medeverdachte 2] ( [Sky-ID 3] ) dat hij nieuwe platen moet hebben en dat de bus veilig is.
Op 1 november 2019 om 03:55 uur vindt een heimelijke inkijk plaats in de garagebox aan de [adres 7] . Tijdens deze inkijk wordt een foto gemaakt van een daar aangetroffen gele Jumbo boodschappentas. De tas heeft een zwart vlak met lichte letters met de woorden ‘food’ en ‘markt’. Het zwarte vlak heeft aan de linker bovenzijde een ronding en daarboven het woord ‘Jumbo’. Dit komt overeen met de foto die op 31 oktober 2019 om 00:53 uur is gemaakt bij de garagebox. In de tas worden onder andere een honkbalknuppel met bloedspetters, drie gebruikte bivakmutsen en twee klauwhamers van het merk ‘Stanley’ aangetroffen.
Ook wordt een verpakking van een slaghamer van het merk ‘Stanley’ aangetroffen. De moker die op de plaats delict wordt achtergelaten, is van het merk ‘Stanley’.
De drie bivakmutsen worden rondom de mondopening bemonsterd. Op de drie bivakmutsen wordt een DNA-match met [medeverdachte 9] , [medeverdachte 6] en [verdachte] aangetroffen. Ook wordt een DNA-bloedspoor van de honkbalknuppel bemonsterd en onderzocht. Dat levert een DNA-match op met het slachtoffer [slachtoffer] .
Op 3 november 2019 vindt om 13:26 uur een OVC-gesprek plaats in de Peugeot. [medeverdachte 1] vraagt aan [medeverdachte 7] of de jongens die op die dag met hem waren gouden tanden hadden. [medeverdachte 7] zegt: ‘Twee Marokkanen en een Pool’.
Volgens de wijkagent in Tiel hebben [medeverdachte 9] en [medeverdachte 6] beiden een gouden tand. Ook weet de wijkagent dat [medeverdachte 6] , [verdachte] en [medeverdachte 9] met elkaar omgaan en elkaar goed kennen. [medeverdachte 6] heeft een Marokkaanse afkomst. Het uiterlijk van [medeverdachte 9] wordt door een verbalisant omschreven als Marokkaans. [verdachte] heeft een Poolse afkomst. Ten tijde van het geweldsincident was [verdachte] kentekenhouder van een grijskleurige Peugeot.
Telefoonnummers van [verdachte] , [medeverdachte 6] en [medeverdachte 9]
De politie schrijft telefoonnummer [telefoonnummer 3] (hierna: * [telefoonnummer 3] ) toe aan [verdachte] . Met een IMSI-catcher werden meerdere IMEI- en IMSI-nummers verkregen bij [verdachte] , waaronder het IMSI-nummer [nummer 5] . Telefoonnummer * [telefoonnummer 3] was aan dit IMSI-nummer gekoppeld. Uit de historische verkeersgegevens van * [telefoonnummer 3] bleek dat het telefoonnummer frequent contact had met het telefoonnummer van [naam 6] , de zus van [verdachte] , en met het telefoonnummer van [naam 7] . Op 22 februari 2019 werd [verdachte] samen met [naam 7] gecontroleerd. Verder bleek uit de historische verkeersgegevens dat * [telefoonnummer 3] op 30 december 2019 om 16:48 uur en 17:33 uur meerdere zendmasten heeft aangestraald in Portugaal. Uit de politiesystemen bleek dat [verdachte] op dat moment in Portugaal werd gecontroleerd.
Telefoonnummer [nummer 6] (hierna: * [nummer 6] ) wordt door de politie aan [medeverdachte 9] toegeschreven. De conclusie wordt gebaseerd op de omstandigheid dat [medeverdachte 9] op 25 november 2019 bij de politie het telefoonnummer * [nummer 6] heeft opgegeven bij zijn contactgegevens. Verder bleek uit historische verkeersgegevens dat * [nummer 6] frequent contact had met telefoonnummer * [telefoonnummer 3] van [verdachte] , met telefoonnummer [nummer 7] , vermoedelijk in gebruik bij een oom van [medeverdachte 9] en met telefoonnummer [nummer 8] , vermoedelijk in gebruik bij [naam 8] . Op 16 augustus 2019 werd [medeverdachte 9] samen met [naam 8] gecontroleerd. Uit de historische verkeersgegevens bleek dat * [nummer 6] op 16 oktober 2019 tussen 00:30 uur en 00:35 uur zendmasten heeft aangestraald in de omgeving van Lunetten. Uit de politiesystemen bleek dat [medeverdachte 9] rond dat tijdstip in de omgeving van lunetten werd gecontroleerd.
Telefoonnummer [nummer 9] (hierna: * [nummer 9] ) wordt door de politie aan [medeverdachte 6] toegeschreven. De politie baseert deze conclusie onder meer op de volgende omstandigheden. Uit de historische verkeersgegevens is gebleken dat * [nummer 9] in de nachtelijke uren voornamelijk mastgegevens in de omgeving van het woonadres van [medeverdachte 6] ( [adres 8] ) genereerde. De belangrijkste tegencontacten van * [nummer 9] waren personen in de directe omgeving van [medeverdachte 6] , te weten zijn vriendin [naam 9] , zijn broer [naam 10] , zijn vader [naam 11] en zijn moeder [naam 12] . Verder bleek uit de historische verkeersgegevens dat het gebruik van * [nummer 9] op 7 maart 2020 stopte. Uit de historische verkeersgegevens van het telefoonnummer van [naam 9] bleek dat * [nummer 9] tot 7 maart 2020 het meest geregistreerde tegencontact was. Na 7 maart 2020 was dat telefoonnummer [nummer 10] (* [nummer 10] ). Uit afgeluisterde communicatie bleek dat * [nummer 10] in gebruik was bij [medeverdachte 6] .
De rechtbank neemt de conclusies ten aanzien van de telefoonnummers van [verdachte] , [medeverdachte 9] en [medeverdachte 6] over en stelt daarbij vast dat de bovengenoemde aan hen toegeschreven telefoonnummers door hen zijn gebruikt.
Op de dag van het geweldsmisdrijf bevinden de telefoons van [verdachte] (* [telefoonnummer 3] ) en [medeverdachte 9] (* [nummer 6] ) zich rond 16:22 uur in Utrecht. Rond 19:20 uur stralen de telefoons van [verdachte] en [medeverdachte 9] zendmasten aan in de omgeving van Gorinchem. Rond dat moment zijn ook de telefoons van [medeverdachte 1] en [medeverdachte 2] in die omgeving. Vervolgens verplaatsen de telefoons van [verdachte] en [medeverdachte 9] zich richting Tiel. Rond 20:24 uur hebben de telefoons van [medeverdachte 6] (* [nummer 9] ) en [verdachte] (* [telefoonnummer 3] ) contact met elkaar. De telefoon van [medeverdachte 6] straalt aan in Tiel. Na het gesprek beweegt het telefoonnummer van [verdachte] van Tiel naar Utrecht. Ook de telefoon van [medeverdachte 6] beweegt van Tiel naar Utrecht. Het telefoonnummer van [medeverdachte 9] vertoont na aankomst in Tiel geen activiteit meer. Rondom het geweldsmisdrijf is het telefoonnummer van [medeverdachte 6] niet actief. Na het geweldsmisdrijf reist het telefoonnummer van [medeverdachte 6] langs de A2 richting Den Bosch.
Het telefoonnummer van [verdachte] (* [telefoonnummer 3] ) straalt op 30 oktober 2019 rond 21:21 uur een zendmast aan in de omgeving van de Burgemeester Norbruislaan in Utrecht. Het vermoeden bestaat dat de daders van het geweldsmisdrijf op [slachtoffer] op de ‘landingsbaan’ aan de Burgemeester Norbruislaan in Utrecht hebben gewacht op [medeverdachte 7] die hen naar de Adelaarstraat moest brengen. Omstreeks 23:55 uur vindt de eerste registratie na het geweldsmisdrijf plaats, wanneer een zendmast aan [straatnaam 4] wordt aangestraald. Deze zendmast bevindt zich in de buurt van het adres van [medeverdachte 7] . Rond dezelfde tijd, 23:58 uur, straalt het telefoonnummer van [medeverdachte 7] (* [nummer 11] ) ook een zendmast aan in de omgeving van [straatnaam 4] . Kort na middernacht, om 00:07 uur, komen [medeverdachte 1] en [medeverdachte 2] ook naar [straatnaam 4] .
Op 26 november 2019 vindt een doorzoeking plaats in de garagebox aan de [adres 7] . Daarbij worden een Jumbotas en een Praxistas met inhoud aangetroffen. In de Praxistas worden handschoenen, bivakmutsen in verpakking, baseballcaps, een verbanddoos en een doosje met handschoenen aangetroffen. In de garagebox worden ook een honkbalknuppel, hamers van het merk ‘Stanley’ en diverse schoonmaakproducten aangetroffen. Zes handschoenen worden bemonsterd.
Twee van de zes bemonsterde handschoenen leveren een DNA-match met [medeverdachte 6] op, twee handschoenen leveren een DNA-match met onder andere [verdachte] op en de andere twee handschoenen leveren een DNA-match op met onder andere [medeverdachte 9] .
3.3.2.2. Beoordeling van het bewijs
De rechtbank gaat er op grond van de hierboven weergegeven bewijsmiddelen van uit dat het geweld tegen [slachtoffer] is gepleegd door [verdachte] , [medeverdachte 6] en [medeverdachte 9] .
Bij het geweldsmisdrijf tegen [slachtoffer] zijn voorwerpen gebruikt die later in een Jumbotas in de garagebox aan de [adres 7] zijn teruggevonden. Van [verdachte] , [medeverdachte 6] en [medeverdachte 9] – de drie feitelijke uitvoerders van het geweldsmisdrijf – zijn DNA-matches aangetroffen rondom de mondopeningen van bivakmutsen die in een Jumbotas zijn gevonden, samen met een honkbalknuppel waarop bloed van [slachtoffer] is aangetroffen. Deze Jumbotas is in de nacht na het geweldsmisdrijf door [medeverdachte 1] en [medeverdachte 2] in de garagebox gelegd, zo blijkt uit camerabeelden.
[medeverdachte 1] heeft ter terechtzitting van 9 oktober 2019 als getuige in de zaken van de uitvoerders verklaard dat hij op verzoek van een ander betrokken is geraakt bij de organisatie van de mishandeling van [slachtoffer] en dat hij de bivakmutsen en handschoenen die bij dit geweldsincident zijn gebruikt, daarna niet heeft teruggelegd in de garagebox, maar onder een viaduct in brand heeft gestoken, dat hij daar een foto van heeft gemaakt die in zijn PGP-telefoon te vinden is en dat de bivakmutsen die in de Jumbotas samen met de honkbalknuppel zijn gevonden, niets te maken hadden met het geweldsincident tegen [slachtoffer] .
De rechtbank acht deze verklaring, die pas in een heel laat stadium op zitting is afgelegd, niet aannemelijk nu er kennelijk gedragen bivakmutsen in de tas met de gebruikte honkbalknuppel zijn aangetroffen. De rechtbank gaat er ook vanuit dat [medeverdachte 1] en [medeverdachte 2] deze goederen in de nacht van 30 op 31 oktober 2019 in de garagebox hebben achtergelaten. Bovendien heeft de officier van justitie nader onderzoek verricht naar de verklaring van [medeverdachte 1] en uit dit onderzoek blijkt dat de beschikbare Sky-data noch de reisgegevens van de Peugeot de verklaring van [medeverdachte 1] op enigerlei wijze ondersteunen. Sterker nog, er blijkt in het geheel geen stopmoment van de Peugeot te zijn geweest op de plek waar [medeverdachte 1] zegt de spullen te hebben verbrand. De rechtbank schuift deze verklaring dan ook als ongeloofwaardig terzijde.
Gelet op het feit dat kort na het geweldsmisdrijf een DNA-match met [verdachte] , [medeverdachte 6] en [medeverdachte 9] bij de mondopeningen van drie bivakmutsen is gevonden in een tas, die door [medeverdachte 1] en [medeverdachte 2] samen met een honkbalknuppel waarmee [slachtoffer] is geslagen in de garagebox zijn gelegd, stelt de rechtbank vast dat deze bivakmutsen door [verdachte] , [medeverdachte 6] en [medeverdachte 9] zijn gedragen ten tijde van het geweldsmisdrijf tegen [slachtoffer] . Daarbij is de rechtbank van oordeel dat uit het dossier voldoende blijkt dat deze bivakmutsen ten tijde van de inkijk op 1 november 2019 samen met de honkbalknuppel met bloed van [slachtoffer] in de Jumbotas hebben gezeten en dat er geen aanwijzingen zijn voor contaminatie. Evenmin is door [verdachte] een verklaring gegeven voor de aanwezigheid van zijn DNA op de bivakmuts, terwijl ook uit de verklaringen van getuigen blijkt dat de drie daders van het geweldsmisdrijf, die uit het busje zijn gesprongen en het slachtoffer met slagwapens hebben aangevallen, bivakmutsen met openingen rondom de mond hebben gedragen.
De betrokkenheid van [verdachte] , [medeverdachte 6] en [medeverdachte 9] bij het geweldsmisdrijf blijkt verder uit hun reisbewegingen en telefoongegevens zoals naar voren komt uit de bewijsmiddelen. Bovendien geldt voor [verdachte] dat zijn auto, een grijze Peugeot, wordt genoemd in een gesprek tussen [medeverdachte 1] en [medeverdachte 7] , wanneer [medeverdachte 1] zegt dat ze in een grijze Peugeot zitten bij de Landingsbaan. Op de avond van de mishandeling heeft [medeverdachte 6] telefonisch contact gehad met [verdachte] . [medeverdachte 6] was toen in Tiel. De telefoonnummers van [verdachte] en [medeverdachte 9] hebben zich naar Tiel verplaatst, waarna de telefoon van [medeverdachte 9] geen activiteit meer heeft vertoond en het telefoonnummer van [verdachte] een reisbeweging heeft gemaakt naar Utrecht. Ook [medeverdachte 6] heeft een reisbeweging naar Utrecht gemaakt. Gelet op de bewijsmiddelen, vindt de rechtbank het aannemelijk dat [medeverdachte 6] is opgehaald in Tiel en weer is teruggebracht.
De mededeling van [medeverdachte 7] dat de uitvoerders twee Marokkanen en een Pool waren, sluit wat de rechtbank betreft niet uit dat [medeverdachte 9] een van de uitvoerders was, mede gelet op het feit dat zijn signalement ook door een verbalisant als Marokkaans wordt omschreven. Kennelijk wordt het uiterlijk van [medeverdachte 9] door sommigen als Marokkaans gezien. [medeverdachte 6] , van Marokkaanse komaf, en [verdachte] , van Poolse komaf, vallen ook onder de omschrijving. Ook het feit dat [medeverdachte 9] en [medeverdachte 6] beiden een gouden tand hadden, past binnen de omschrijving van de uitvoerders waarover tijdens een OVC-gesprek tussen [medeverdachte 1] en [medeverdachte 7] een aantal dagen na het geweldsmisdrijf wordt gesproken.
De rechtbank concludeert op grond van de hierboven vastgestelde feiten en omstandigheden dat [medeverdachte 6] , [verdachte] en [medeverdachte 9] zich als feitelijke uitvoerders schuldig hebben gemaakt aan het geweldsmisdrijf tegen [slachtoffer] .
Vrijspraak poging moord en zware mishandeling
De officier van justitie heeft zich op het standpunt gesteld dat [verdachte] , [medeverdachte 6] en [medeverdachte 9] , door met honkbalknuppels en een moker met kracht in te slaan op verschillende delen van het lichaam van [slachtoffer] , waaronder de rug en het hoofd, willens en wetens de aanmerkelijke kans hebben aanvaard dat [slachtoffer] dodelijk letsel zou oplopen. Het slaan met een moker op de rug kan ernstige breuken en interne bloedingen doen ontstaan die kunnen leiden tot de dood, aldus de officier van justitie. Ook [medeverdachte 1] , [medeverdachte 2] en [medeverdachte 7] hadden volgens de officier van justitie voorwaardelijk opzet op de dood van [slachtoffer] .
De rechtbank volgt de officier van justitie hierin niet en is van oordeel dat poging tot moord niet kan worden bewezen.
Op grond van de verklaring van [slachtoffer] en de getuigenverklaringen kan worden vastgesteld dat [verdachte] , [medeverdachte 6] en [medeverdachte 9] meermalen met een moker, een honkbalknuppel en een hamer slaande bewegingen hebben gemaakt in de richting van [slachtoffer] en dat uit het ontstane letsel kan worden afgeleid dat [slachtoffer] ook daadwerkelijk meermalen is geraakt door één of meer slagwapens. Op basis van het dossier kan echter niet worden vastgesteld dat [slachtoffer] met één van deze slagwapens op zijn hoofd is geslagen. [slachtoffer] heeft weliswaar letsel opgelopen, waaronder een schedelbreuk, maar het is onduidelijk hoe die schedelbreuk is ontstaan. [slachtoffer] is immers ten val gekomen tijdens het geweldsincident, wat ook een verklaring kan zijn voor de door hem opgelopen schedelbreuk. Ook is onduidelijk op welke specifieke plek op het hoofd van [slachtoffer] dat letsel precies zat. Daarom kan niet worden vastgesteld dat de schedelbreuk is veroorzaakt door het slaan met een slagwapen. Het letsel dat aan [slachtoffer] is toegebracht, is geen potentieel dodelijk letsel. Bovendien is de keuze voor de voorwerpen die zijn gebruikt bij het geweldsmisdrijf op zich een contra-indicatie voor het voornemen om [slachtoffer] van het leven te beroven. Het ligt niet voor de hand om voor deze methode en deze wapens te kiezen als het de bedoeling is iemand met voorbedachten rade te doden. Dat zou anders zijn geweest als met de moker gericht op het hoofd zou zijn geslagen, maar dat kan niet worden vastgesteld. De rechtbank gaat niet mee in de stelling van de officier van justitie, dat door het slaan met een moker op de rug ernstige breuken en interne bloedingen kunnen ontstaan en dat dit kan leiden tot de dood, nu deze stelling feitelijke grondslag mist. Opzet op de dood kan gelet op het voorgaande niet worden bewezen, ook niet in voorwaardelijke vorm. [verdachte] wordt dan ook van vrijgesproken van poging tot moord.
Ook wordt [verdachte] vrijgesproken van zware mishandeling, nu de rechtbank – net als de officier van justitie en de verdediging – van oordeel is dat het letsel van [slachtoffer] niet gekwalificeerd kan worden als zwaar lichamelijk letsel.
Bewezenverklaring poging toebrengen zwaar lichamelijk letsel
De rechtbank acht wel bewezen dat [verdachte] zich, samen met anderen, heeft schuldig gemaakt aan het medeplegen van een poging tot zware mishandeling met voorbedachten rade. [verdachte] , [medeverdachte 6] en [medeverdachte 9] moeten hebben geweten wat ze gingen doen en zijn kennelijk met dat doel naar Utrecht gekomen. De rechtbank neemt daarom als vaststaand aan dat [verdachte] vóór de uitvoering van zijn daad heeft nagedacht over de betekenis en de gevolgen van zijn voorgenomen daad en zich daarvan daadwerkelijk rekenschap heeft gegeven. Niet is gebleken van contra-indicaties die het aannemen van voorbedachten rade in de weg staan. Dat die gevolgen konden bestaan uit zwaar lichamelijk letsel bij het slachtoffer, blijkt uit de gebruikte slagwapens waarmee [slachtoffer] is aangevallen. Deze slagwapens waren geschikt voor het toebrengen van zwaar lichamelijk letsel.
Daarnaast kan worden vastgesteld dat [medeverdachte 1] , [medeverdachte 2] en [medeverdachte 7] medeplegers zijn van dit feit. Wat betreft hun rol bij het geweldsmisdrijf overweegt de rechtbank als volgt.
[medeverdachte 1] heeft een grote rol achter de schermen gehad als bedenker en initiator van het geweldsmisdrijf. [medeverdachte 1] heeft hierover niet alleen contact gehad met de direct betrokkenen, maar ook met degene op wiens verzoek hij de mishandeling organiseerde. De rechtbank stelt vast dat dit [naam 2] is geweest en hij de opdrachtgever van het geweldsmisdrijf lijkt te zijn. [medeverdachte 1] heeft het plan vervolgens uitgezet en was niet alleen in aanloop naar het geweldsmisdrijf betrokken bij de planning en uitvoering daarvan, maar bepaalde ook daarna wat met de gebruikte voorwerpen moest gebeuren. Op die wijze heeft [medeverdachte 1] , ook zonder fysiek bij het geweldsmisdrijf aanwezig te zijn, een substantiële rol gehad bij en een wezenlijke bijdrage geleverd aan het geweldsmisdrijf.
[medeverdachte 2] stond in aanloop naar, ten tijde van en na het geweldsmisdrijf in nauw contact met [medeverdachte 1] en was ook betrokken bij de gesprekken met [medeverdachte 7] hierover. Hij heeft contact opgenomen met [slachtoffer] en heeft zich voorgedaan als iemand anders om [slachtoffer] naar een afgesproken plek te lokken. Hij heeft dit gesprek van tevoren met [medeverdachte 1] geoefend. [medeverdachte 2] is vanaf het begin betrokken geweest bij de planning en uitvoering van het geweldsmisdrijf en heeft daarna de gebruikte spullen met [medeverdachte 1] naar de garagebox gebracht. Ook voor [medeverdachte 2] geldt dat hij op die wijze, zonder fysiek bij het geweldsmisdrijf aanwezig te zijn, alsnog een substantiële rol heeft gehad bij en een wezenlijke bijdrage heeft geleverd aan het geweldsmisdrijf.
In de avond voor het geweldsmisdrijf en ook nadien hebben [medeverdachte 1] , [medeverdachte 2] en [medeverdachte 7] gesprekken gevoerd die blijkens de inhoud gingen over het geweldsmisdrijf tegen [slachtoffer] en waaruit de rechtbank afleidt dat [medeverdachte 7] de uitvoerders van de mishandeling met een busje heeft opgehaald, hen naar de plaats delict en vervolgens weer met dit busje en de uitvoerders is weggereden. Ook hij heeft hiermee nauw samengewerkt met de medeverdachten en een wezenlijke bijdrage geleverd aan de uitvoering van het delict.
Op grond van het voorgaande oordeelt de rechtbank dat sprake is geweest van een nauwe en bewuste samenwerking tussen [verdachte] , [medeverdachte 6] , [medeverdachte 9] , [medeverdachte 1] , [medeverdachte 2] en [medeverdachte 7] die in de kern bestaat uit een gezamenlijke uitvoering. Zij hebben daarbij allen een wezenlijke bijdrage geleverd aan de uitvoering van het vooropgezette en gezamenlijke plan om [slachtoffer] zwaar lichamelijk letsel toe te brengen. Daarmee acht de rechtbank het tenlastegelegde medeplegen bewezen.
Gelet op het voorgaande concludeert de rechtbank dat [verdachte] wordt vrijgesproken van feit 1 primair en subsidiair. Feit 1 meer subsidiair kan worden bewezen.
3.3.3.
ZD 17: Voorhanden hebben vuurwapens en munitie in Ochten (feit 2)
Op 16 juni 2020 werd een chalet aan de [adres 9] doorzocht. Op dit adres stond [naam 13] , de vriendin van [verdachte] , ingeschreven. Tijdens de doorzoeking werden meerdere goederen inbeslaggenomen, waaronder een zwarte sporttas met daarin een revolver, een automatisch vuurwapen, patronen en magazijnen. In de slaapkamer bevond zich een kledingkast met mannenkleding. Onderin die kledingkast lag een schoenendoos met daarin een brief van ABN-AMRO gericht aan [verdachte] .
De vuurwapens, patronen en magazijnen zijn inbeslaggenomen en onderzocht. Het automatische vuurwapen bleek een pistoolmitrailleur, merk Steyr, model Mpi69, kaliber 9x19mm. Tijdens de proefschoten bleek dit vuurwapen geschikt te zijn om zowel semi als volautomatisch te kunnen vuren. De pistoolmitrailleur is dan ook aan te merken als een vuurwapen in de zin van categorie II van de Wet wapens en munitie.
De revolver is van het merk Ekol, model Arda, kaliber 4mm Ranfz Court, een vuurwapen in de zin van categorie III van de Wet wapens en Munitie.
In de beide patroonhouders van de pistoolmitrailleur bevonden zich respectievelijk 21 en 11 scherpe patronen van het kaliber 9x19mm Luger. In de revolver bevonden zich vijf scherpe patronen van het kaliber 4mm Randz Court. Daarnaast werden er nog 54 scherpe patronen van kaliber 4mm Randz Court in een doosje aangetroffen. Deze 54 patronen zijn geschikt om met de revolver af te schieten. [bijnaam slachtoffer] patronen zijn munitie in de zin van categorie III.
Op de kolf en de binnenzijde van de loop van de revolver is DNA van [verdachte] aangetroffen.
De eigenaresse van het chalet, [naam 14] , heeft verklaard dat ze het chalet verhuurde aan [naam 13] en dat [naam 13] en haar vriend het chalet eind maart/begin april 2020 kwamen bezichtigen. [naam 14] herkent [naam 13] als de huurder en [verdachte] als haar vriend op de foto’s die haar worden getoond. Op 4 april 2020 heeft [naam 13] het chalet betrokken en haar vriend was er toen bij. Als [naam 14] [naam 13] zag was haar vriend altijd bij haar.
[verdachte] heeft op 17 juni 2020 bij de politie verklaard dat hij af en toe in het chalet sliep.
De rechtbank is op grond van voornoemde bewijsmiddelen, in onderlinge samenhang bezien, van oordeel dat kan worden bewezen dat [verdachte] de pistoolmitrailleur, de revolver en de munitie voorhanden heeft gehad. Gelet op de standpunten van de officier van justitie en de verdediging behoeft dit oordeel geen nadere motivering.
3.3.4.
Zaak B: Voorhanden hebben vuurwapen en munitie (feit 1) en stroomstootwapen (feit 2) in Den Haag
Bij het TCI Eenheid Den Haag kwam in oktober 2021 de navolgende informatie binnen: “Op het adres [adres 10] wonen Polen die zich bezig houden met de handel van grotere hoeveelheden harddrugs. Zij beschikken over vuurwapens.” Op dit adres stonden [naam 15] en [naam 7] ingeschreven.
Tijdens de doorzoeking van de woning werden [verdachte] , [naam 15] , [naam 16] en [naam 17] aangehouden. [verdachte] bevond zich in één van de slaapkamers. In die slaapkamer werd een vuurwapen aangetroffen. Het vuurwapen was gewikkeld in een kussensloop en zat geklemd tussen de muur en het bed. Ongeveer 40 centimeter naast het vuurwapen werd op de grond een rode EHBO-etui met daarin patronen aangetroffen. Ook werd in de slaapkamer een koffer met daarin een stroomstootwapen aangetroffen.
Van het vuurwapen werden diverse monsters ingestuurd ten behoeve van DNA-onderzoek. Deze monsters leverden een DNA-match op met [naam 17] en een onbekende man.
Van het stroomstootwapen werden ook diverse monsters genomen. De bemonstering van de stub van het polskoordje leverde een DNA-match op met [verdachte] en minimaal drie andere onbekende personen.
Vrijspraak
De rechtbank acht niet bewezen dat [verdachte] het vuurwapen en de patronen (feit 1) en het stroomstootwapen (feit 2) voorhanden heeft gehad. Om tot bewezenverklaring te kunnen komen is noodzakelijk dat de rechtbank kan vaststellen dat [verdachte] zich in meer of mindere mate bewust is geweest van de aanwezigheid van deze goederen en dat hij daarover heeft kunnen beschikken. Het enkele feit dat [verdachte] aanwezig was in de slaapkamer waarin deze voorwerpen zijn aangetroffen is onvoldoende om die vaststelling te kunnen doen. Het vuurwapen en de munitie lagen uit het zicht en het stoomstootwapen lag in een koffer. Niet vastgesteld is dat deze koffer van [verdachte] was.
Dat er een DNA-match met [verdachte] op het koordje van het stroomstootwapen is aangetroffen, is onvoldoende om vast te stellen dat hij wist van de aanwezigheid van dit stroomstootwapen. De rechtbank kan onvoldoende uitsluiten dat zijn DNA daar op een andere manier (secundair) is terechtgekomen. In dit verband is van belang dat de bemonstering ook DNA van minimaal drie onbekende personen bevat. Het is daarom goed mogelijk dat andere personen het stroomstootwapen voorhanden hebben gehad.
De rechtbank komt tot de conclusie dat feit 1 en feit 2 in zaak B niet kunnen worden bewezen. [verdachte] zal daarvan worden vrijgesproken.
4 Bewezenverklaring
De rechtbank acht op grond van de in rubriek 3.3vervatte bewijsmiddelen bewezen dat [verdachte]
Zaak A:
1. meer subsidiair.
op 30 oktober 2019 te Utrecht, ter uitvoering van het door verdachte voorgenomen misdrijf om tezamen en in vereniging met anderen, aan een persoon genaamd [slachtoffer] , opzettelijk en met voorbedachten rade, zwaar lichamelijk letsel toe te brengen, door deze opzettelijk na kalm beraad en rustig overleg meermalen, althans eenmaal met een hamer en moker en een honkbalknuppel, in elk geval met een of meerdere zware voorwerp(en), met kracht op het lichaam te slaan, terwijl de uitvoering van dat voorgenomen misdrijf niet is voltooid;
2.
op 16 juni 2020 te Ochten, vuurwapens en munitie, te weten:
- een pistoolmitrailleur van het merk/model Steyr MPi69, kaliber 9x19 mm, zijnde een wapen van categorie II geschikt om automatisch te vuren en
- een revolver van het merk/model Ekol Arda, kaliber 4 mm Randz Court, zijnde een wapen van categorie III, en
- munitie van categorie III, te weten patronen van het kaliber 4 mm en patronen van het kaliber 9x19 mm,
voorhanden heeft gehad.
Voor zover in de tenlastelegging taal- en/of schrijffouten staan, zijn deze verbeterd. [verdachte] is hierdoor niet in de verdediging geschaad.
5 Strafbaarheid van de feiten
De bewezen geachte feiten zijn volgens de wet strafbaar. Het bestaan van een rechtvaardigingsgrond is niet aannemelijk geworden.
6 Strafbaarheid van verdachte
Er is geen omstandigheid aannemelijk geworden die de strafbaarheid van [verdachte] uitsluit. [verdachte] is dan ook strafbaar.
7 Motivering van de straf
7.1.
Standpunt van het Openbaar Ministerie
De officier van justitie heeft gevorderd dat [verdachte] zal worden veroordeeld tot een gevangenisstraf van twaalf jaar met aftrek van voorarrest.
7.2.
Standpunt van de verdediging
De verdediging heeft zich op het standpunt gesteld dat bij de strafoplegging aansluiting moet worden gezocht bij de oriëntatiepunten van het Landelijk Overleg Vakinhoud Strafrecht (LOVS). Daarnaast is sprake van een overschrijding van de redelijke termijn van meer dan twaalf maanden. Een aanzienlijke korting op de op te leggen straf ligt daarom in de rede.
7.3.
Oordeel van de rechtbank
De hierna te noemen strafoplegging is in overeenstemming met de ernst van het bewezen geachte, de omstandigheden waaronder dit is begaan en de persoon van [verdachte] , zoals daarvan ter terechtzitting is gebleken.
De rechtbank heeft bij de keuze tot het opleggen van een vrijheidsbenemende straf en bij de vaststelling van de duur daarvan in het bijzonder het volgende laten meewegen.
Ernst van de feiten
[verdachte] heeft zich samen met anderen schuldig gemaakt aan een poging tot zware mishandeling, gepleegd met voorbedachten rade. Nadat het slachtoffer nietsvermoedend door [medeverdachte 1] en [medeverdachte 2] naar de plaats delict was gelokt, zijn [verdachte] , [medeverdachte 6] en [medeverdachte 9] uit een busje gesprongen en het slachtoffer achterna gerend. Zij hebben het slachtoffer ingesloten en hem met slagvoorwerpen aangevallen. Hierbij droegen zij handschoenen en bivakmutsen. Dit betreft een zeer ernstig feit, waarmee [verdachte] een ernstige inbreuk heeft gemaakt op de lichamelijke integriteit van het slachtoffer. Het slachtoffer is geslagen met een hamer, een knuppel en een moker. Dit heeft ertoe geleid dat hij lichamelijk letsel heeft overgehouden aan het delict. Dat het letsel niet ernstiger is, is te danken aan omstanders. Pas toen door omstanders werd ingegrepen, zijn verdachten gestopt met het geweld en zijn zij weggereden in het busje dat door [medeverdachte 7] werd bestuurd.
De rechtbank tilt zwaar aan het planmatig karakter van dit misdrijf en de omstandigheid dat [verdachte] met zijn mededaders het slachtoffer doelbewust hebben aangevallen. Verder weegt de rechtbank mee dat het geweld plaatsvond op de openbare weg en dat daardoor meerdere omstanders getuige zijn geweest van het hevige geweld. Dit heeft bij deze getuigen vermoedelijk gevoelens van angst en onveiligheid aangewakkerd. [verdachte] lijkt zich te hebben geleend voor een conflict, voor de eigenrichting van een ander, zonder zich een moment te bekommeren om de gevolgen voor het slachtoffer. Hij neemt nog altijd geen verantwoordelijkheid voor zijn handelen. De rechtbank neemt hem dit alles zeer kwalijk.
Verder heeft [verdachte] een pistoolmitrailleur, een revolver en bijbehorende munitie voorhanden gehad. Het ongecontroleerde bezit van vuurwapens vormt een onaanvaardbaar risico en een aanzienlijke bedreiging voor de veiligheid van personen in de samenleving.
Persoonlijke omstandigheden
De rechtbank heeft kennisgenomen van het strafblad van [verdachte] van 5 september 2023, waaruit blijkt dat hij op 13 september 2016 is veroordeeld voor de Wet wapens en munitie tot een geldboete van € 225,-. Verder is hij op 21 mei 2015 veroordeeld voor twee mishandelingen tot een taakstraf van tachtig uur, waarvan vijftig uur voorwaardelijk en een proeftijd van twee jaar met bijzondere voorwaarden, waaronder behandeling bij een forensisch psychiatrische polikliniek. Deze veroordelingen hebben hem er kennelijk niet van weerhouden soortgelijke feiten te plegen. Dit weegt de rechtbank in zijn nadeel mee.
Strafoplegging
Gezien de ernst van de feiten kan niet anders worden gereageerd dan met het opleggen van een onvoorwaardelijke gevangenisstraf. Bij het bepalen van de hoogte van de op te leggen straf heeft de rechtbank ook gekeken naar de oriëntatiepunten voor straftoemeting (LOVS) die de rechtbanken hebben vastgesteld. Voor het opzettelijk toebrengen van middelzwaar lichamelijk letsel met behulp van een wapen, niet zijnde een vuurwapen, noemen de oriëntatiepunten een onvoorwaardelijke gevangenisstraf van zeven maanden als uitgangspunt. Gelet op de ernst van het feit en de omstandigheden waaronder het is begaan, zoals hierboven is uiteengezet, is de rechtbank is echter van oordeel dat feit 1 meer subsidiair in zaak A zich niet laat vangen in voornoemd oriëntatiepunt. [verdachte] handelde vanuit een doelbewust en vooropgezet plan, wat in ernstige mate strafverhogend werkt. De rechtbank acht het een passend uitgangspunt om iemand die wordt veroordeeld voor het medeplegen van poging tot zware mishandeling met voorbedachten rade als deze met een rol als die van [verdachte] , zoals hierboven omschreven, een gevangenisstraf van dertig maanden op te leggen.
Voor het voorhanden hebben van een automatisch vuurwapen in een woning noemen de oriëntatiepunten een onvoorwaardelijke gevangenisstraf van twaalf maanden als uitgangspunt. Voor het voorhanden hebben van een revolver in een woning wordt uitgegaan van een onvoorwaardelijke gevangenisstraf van vier maanden.
Als strafverzwarend wordt meegewogen dat [verdachte] eerder is veroordeeld voor het plegen van een geweldsmisdrijf en een overtreding van de Wet wapens en munitie.
Alles afwegende neemt de rechtbank een onvoorwaardelijke gevangenisstraf van tweeënvijftig maanden als uitgangspunt.
Overschrijding van de redelijke termijn
De rechtbank ziet aanleiding om van dit uitgangspunt af te wijken. Daarvoor is van belang dat sprake is van oude feiten en van een overschrijding van de redelijke termijn voor de berechting daarvan. Wat betreft de redelijke termijn is van belang dat die begint te lopen op het moment van de inverzekeringstelling van [verdachte] (16 juni 2020), de rechtbank op 15 maart 2024 uitspraak doet en dat er geen reden is om af te wijken van het uitgangspunt dat de rechtbank binnen twee jaar na de aanvang van de redelijke termijn vonnis wijst. De reden dat de termijn is overschreden is vooral gelegen in het feit dat een aantal van de medeverdachten deelname aan een criminele organisatie ten laste is gelegd. Aan die verdachten is op enig moment ook het dossier Pulheim verstrekt, op het moment dat het dossier Buizerd al inhoudelijk behandeld had kunnen worden. Toevoeging van het dossier Pulheim en nader onderzoek naar Sky-ECC gegevens heeft voor vertraging gezorgd. Gelet op dit alles stelt de rechtbank een overschrijding van één jaar en negen maanden vast. De rechtbank zal [verdachte] hierin compenseren met tien procent korting op zijn straf.
De rechtbank zal daarom de op te leggen gevangenisstraf verlagen tot 47 (zevenenveertig) maanden.
8 Toepasselijke wettelijke voorschriften
De op te leggen straf is gegrond op de artikelen 45, 47, 57, 63 en 303 van het Wetboek van Strafrecht en op de artikelen 26 en 55 van de Wet wapens en munitie .
9 Beslissing
De rechtbank komt op grond van het voorgaande tot de volgende beslissing.
Verklaart het in zaak A onder 1 primair en subsidiair en het in zaak B onder 1 en 2 ten laste gelegde niet bewezen en spreekt [verdachte] daarvan vrij.
Verklaart bewezen dat [verdachte] het in zaak A onder 1 meer subsidiair en 2 ten laste gelegde heeft begaan zoals hiervoor in rubriek 4is vermeld.
Verklaart niet bewezen wat aan [verdachte] meer of anders is ten laste gelegd dan hiervoor is bewezen verklaard en spreekt hem daarvan vrij.
Het bewezen verklaarde levert op:
Ten aanzien van zaak A, feit 1 meer subsidiair:
medeplegen van poging tot zware mishandeling gepleegd met voorbedachten rade;
Ten aanzien van zaak A, feit 2:
handelen in strijd met artikel 26, eerste lid, van de Wet wapens en munitie , en het feit begaan met betrekking tot een vuurwapen van categorie III;
en
handelen in strijd met artikel 26, eerste lid, van de Wet wapens en munitie , en het feit begaan met betrekking tot een wapen van categorie II;
en
handelen in strijd met artikel 26, eerste lid, van de Wet wapens en munitie .
Verklaart het bewezene strafbaar.
Verklaart verdachte, [verdachte], daarvoor strafbaar.
Veroordeelt [verdachte] tot een gevangenisstraf van 47 (zevenenveertig) maanden.
Beveelt dat de tijd die door [verdachte] voor de tenuitvoerlegging van deze uitspraak in verzekering en in voorlopige hechtenis is doorgebracht, bij de tenuitvoerlegging van die straf in mindering gebracht zal worden.
Tenuitvoerlegging van de op te leggen gevangenisstraf zal volledig plaatsvinden binnen de penitentiaire inrichting, tot het moment dat aan [verdachte] voorwaardelijke invrijheidstelling wordt verleend als bedoeld in artikel 6:2:10 van het Wetboek van Strafvordering.
Dit vonnis is gewezen door
mr. P.P.C.M. Waarts, voorzitter,
mrs. F. Dekkers en M. Wiewel, rechters,
in tegenwoordigheid van mrs. S.F. Coskun en S. van Gerven, griffiers,
en uitgesproken op de openbare terechtzitting van deze rechtbank van 15 maart 2024.
Ten behoeve van de leesbaarheid van dit vonnis, worden verdachte en medeverdachten telkens bij hun achternaam genoemd.
Voor zover niet anders vermeld, wordt in de hierna volgende voetnoten telkens verwezen naar bewijsmiddelen die zich in het aan deze zaak ten grondslag liggende dossier bevinden, volgens de in dat dossier toegepaste nummering. Tenzij anders vermeld, gaat het daarbij om processen-verbaal, in de wettelijke vorm opgemaakt door daartoe bevoegde opsporingsambtenaren.
PV bevindingen (AH 427), nummer 1257, dossier Buizerd, p. 003634 (dig. p. 3659) bovenaan.
PV bevindingen (AH 387), nummer 1510, dossier Buizerd, p. 003297 onderaan t/m 003298 bovenaan (dig. p. 3326 onderaan t/m 3327 bovenaan).
PV bevindingen (AH 509), nummer 1505, dossier Buizerd, p. 004078 (dig. p. 4100).
Tapgesprek TA026, sessie 601, 11-10-2019 18:56:43, dossier Buizerd, p. 002994 (dig. p. 3032).
Tapgesprek TA026, sessie 604, 11-10-2019 19:16:10, dossier Buizerd, p. 002995 (dig. p. 3033).
Tapgesprek TA005, sessie 21628, 11-10-2019 19:19:31, dossier Buizerd, p. 002996 (dig. p. 3034).
PV bevindingen afleggen persoon en auto door [medeverdachte 4] en [naam 1] (AH 341), nummer 1197, dossier Buizerd, p. 002988 (dig. p. 3026).
Tapgesprek TA026, sessie 612, 11-10-2019 20:00:29, dossier Buizerd, p. 002997 (dig. p. 3035).
Tapgesprek TA 010, sessie 2070, 11-10-2019 20:07:50, dossier Buizerd, p. 002999 (dig. p. 3037).
PV bevindingen afleggen persoon en auto door [medeverdachte 4] en [naam 1] (AH 341), nummer 1197, dossier Buizerd, p. 002989 (dig. p. 3027).
Tapgesprek TA010, sessie 2071, 11-10-2019 20:08:38, dossier Buizerd, p. 003000 (dig. p. 3038).
PV bevindingen afleggen persoon en auto door [medeverdachte 4] en [naam 1] (AH 341), nummer 1197, dossier Buizerd, p. 002990 (dig. p. 3028).
PV observatie vrijdag 11 en zaterdag 12 oktober 2019 (AH 250), nummer 13Buizerd19 Observatie 20191011.01, dossier Buizerd, p. 005113 t/m 005114 (dig. p. 5131 t/m 5132).
PV bevindingen (AH 467), nummer 1870, dossier Buizerd, p. 003778 (dig. p. 3802).
PV bevindingen (AH 216), nummer 860, dossier Buizerd, p. 002292 (dig. p. 2330).
PV bevindingen (AH 467), nummer 1870, dossier Buizerd, p. 003781 (dig. p. 3805).
PV bevindingen (AH 475), nummer 1779, dossier Buizerd, p. 003899 (dig. p. 3923).
PV bevindingen (AH 105), nummer 360, dossier Buizerd, p. 001616 (dig. p. 1652).
PV observatie vrijdag 11 en zaterdag 12 oktober 2019 (AH 250), nummer 13Buizerd19 Observatie 20191011.01, dossier Buizerd, p. 005115 (dig. p. 5133).
PV bevindingen (AH 105), nummer 360, dossier Buizerd, p. 001616 (dig. p. 1652).
PV bevindingen (AH 442), nummer 1560, dossier Buizerd, p. 003705 (dig. p. 3730).
OVC-gesprek Peugeot 208, sessie 233439, 23-10-2019 1:34:39, dossier Buizerd, p. 003813 (dig. p. 3837).
PV bevindingen (AH 228), nummer 853, dossier Buizerd, p. 002335, 002337 (dig. p. 2373, 2375).
OVC-gesprek Peugeot 208, sessie 193139, 23-10-2019 21:31:39, dossier Buizerd, p. 002341 (dig. p. 2379).
PV bevindingen (AH 228), nummer 853, dossier Buizerd, p. 002338 (dig. p. 2376).
OVC-gesprek Peugeot 208, sessie 193739, 23-10-2019 21:37:39, dossier Buizerd, p. 002342 (dig. p. 2380).
OVC-gesprek Peugeot 208, sessie 194137, 23-10-2019 21:41:37, dossier Buizerd, p. 002343 (dig. p. 2381).
OVC-gesprek Peugeot 208, sessie 194714, 23-10-2019 21:47:14, dossier Buizerd, p. 002344 (dig. p. 2382).
PV bevindingen (AH 105), nummer 360, dossier Buizerd, p. 001616 (dig. p. 1652).
PV bevindingen (AH 122), nummer 486, dossier Buizerd, p. 001744 (dig. p. 1780).
PV bevindingen (AH 228), nummer 853, dossier Buizerd, p. 002338 onderaan, 002339 bovenaan (dig. p. 2376 onderaan, 2377 bovenaan).
PV bevindingen (AH 352), nummer 1303, dossier Buizerd, p. 003067 (dig. p. 3105).
PV bevindingen (AH 348), nummer 1295, dossier Buizerd, p. 003025 (dig. p. 3063) onderaan.
OVC-gesprek Peugeot 208, sessie 192725, 24-10-2019 21:27:00, dossier Buizerd, p. 003039 (dig. p. 3077).
PV bevindingen, nummer 20220725.1130.AMB, dossier Buizerd, p. 7454 t/m 7456, 7458 (dig. p. 7471 t/m 7473, 7475).
PV bevindingen, nummer 20220725.1130.AMB, dossier Buizerd, p. 7458 (dig. p. 7475).
PV bevindingen (AH 389), nummer 1568, dossier Buizerd, p. 003302 (dig. p. 3331).
PV bevindingen (AH 349), nummer 1299, dossier Buizerd, p. 003045 (dig. p. 3083).
OVC-gesprek Peugeot 208, sessie 193502A, 30-10-2019 20:35:02, dossier Buizerd, p. 003051 (dig. p. 3089).
OVC-gesprek Peugeot 208, sessie 193502A, 30-10-2019 20:35:02, dossier Buizerd, p. 003052 (dig. p. 3090) bovenaan.
PV bevindingen (AH 423), nummer 830, dossier Buizerd, p. 003559 (dig. p. 3585).
PV bevindingen (AH 423), nummer 830, dossier Buizerd, p. 003559 onderaan t/m 003560 (dig. p. 3585 onderaan t/m 3586).
OVC-gesprek Peugeot 208, sessie 214730, 30-10-2019 22:47:30, dossier Buizerd, p. 003309 (dig. p. 3338).
PV bevindingen (AH 423), nummer 830, dossier Buizerd, p. 003560 onderaan t/m 003562 (dig. p. 3586 onderaan t/m 3588).
OVC-gesprek Peugeot 208, sessie 215330A, 30-10-2019 22:53:30, dossier Buizerd, p. 003311 (dig. p. 3340).
PV bevindingen (AH 389), nummer 1568, dossier Buizerd, p. 003302 (dig. p. 3331).
PV bevindingen, nummer 20220725.1130.AMB, dossier Buizerd, p. 7459 t/m 7460 (dig. p. 7476 t/m 7477).
PV bevindingen (AH 423), nummer 830, dossier Buizerd, p. 003564 (dig. p. 3590).
Tapgesprek TA034, sessie 9423, 30-10-2019 23:02:09, dossier Buizerd, p. 001756 (dig. p. 1792).
PV bevindingen (AH 423), nummer 830, dossier Buizerd, p. 003564 onderaan t/m 003565 (dig. p. 3590 onderaan t/m 3591).
OVC-gesprek Peugeot 208, sessie 220335A, 30-10-2019 23:03:35, dossier Buizerd, p. 003313 t/m 003314 (dig. p. 3342 t/m 3343).
PV bevindingen (AH 423), nummer 830, dossier Buizerd, p. 003566 t/m 003567 bovenaan (dig. p. 3592 t/m 3593 bovenaan).
PV bevindingen, nummer 20220725.1130.AMB, dossier Buizerd, p. 7464 t/m 7465 (dig. p. 7481 t/m 7482).
PV bevindingen (AH 423), nummer 830, dossier Buizerd, p. 003567 (dig. p. 3593).
PV bevindingen (AH 397), nummer PL0900-2019325702-4, dossier Buizerd, p. 003388 (dig. p. 3417).
PV bevindingen (AH256), nummer PL0900-2019325702-14, dossier Buizerd, p. 002490 t/m 002491 (dig. p. 2529 t/m 2530).
PV verhoor aangever [slachtoffer] (AH 257), nummer 2019325702, dossier Buizerd, p. 002492 t/m 002493 (dig. p. 2531 t/m 2532).
PV bevindingen (AH 401), nummer 18, dossier Buizerd, p. 003415 (dig. p. 3445).
Foto’s letsel [slachtoffer] , p. 003404 t/m 003412 (dig. p. 3433 t/m 3441).
PV bevindingen (AH 402), nummer 1696, dossier Buizerd, p. 003416 t/m 003417 (dig. p. 3446 t/m 3447).
PV verhoor getuige [naam 4] (AH 452), nummer PL0900-2019325702-2, dossier Buizerd, p. 003729 t/m 003730 (dig. p. 3753 t/m 3754).
PV verhoor getuige [naam 4] bij de rechter-commissaris d.d. 16 april 2021.
PV verhoor getuige [naam 5] (AH 453), nummer PL0900-2019325702-3, dossier Buizerd, p. 003732 t/m 003733 (dig. p. 3756 t/m 3757).
PV bevindingen (AH 423), nummer 830, dossier Buizerd, p. 003555 (dig. p. 3581).
PV bevindingen (AH 358), nummer 1316, dossier Buizerd, p. 003101 (dig. p. 3138).
PV bevindingen (AH 128), nummer 484, dossier Buizerd, p. 001773 t/m 001775 (dig. p. 1809 t/m 1811).
OVC-gesprek Peugeot 208, sessie 012400, 31-10-2019 2:24:00, dossier Buizerd, p. 003316 (dig. p. 3345).
PV bevindingen (AH 389), nummer 1568, dossier Buizerd, p. 003302 (dig. p. 3331).
PV bevindingen (AH 467), nummer 1870, dossier Buizerd, p. 003779 (dig. p. 3803) onderaan.
PV bevindingen (AH 467), nummer 1870, dossier Buizerd, p. 003780 (dig. p. 3804).
PV bevindingen, nummer 20220725.1130.AMB, dossier Buizerd, p. 7467 (dig. p. 7484).
PV bevindingen (AH 511), nummer 1875, dossier Buizerd, p. 004085 (dig. p. 4107) bovenaan.
PV bevindingen (AH 387), nummer 1510, dossier Buizerd, p. 003298 (dig. p. 3327).
PV bevindingen (AH 490), nummer 1762, dossier Buizerd, p. 003980 (dig. p. 4005).
PV bevindingen (AH 469), nummer 1350, dossier Buizerd, p. 004043 t/m 004045 (dig. p. 4066 t/m 4068).
PV betreden besloten plaats, nummer PL0900-2019307395, dossier Buizerd, p. 006988 (dig. p. 7007).
PV bevindingen (AH 390), nummer 1089, dossier Buizerd, p. 003321 onderaan t/m 003322 bovenaan (dig. p. 3350 onderaan t/m 3351 bovenaan).
Rapport DNA-onderzoek d.d. 31 december 2019, p. 004341 t/m 004342 (dig. p. 4360 t/m 4361).
Deskundigenrapportage Forensisch DNA-onderzoek d.d. 18 november 2020, p. 006987 (dig. p. 7006).
OVC-gesprek Peugeot 208, sessie 122633, 03-11-2019 13:26:33, dossier Buizerd, p. 000515 (dig. p. 545).
PV bevindingen (AH 389), nummer 1568, dossier Buizerd, p. 003302 (dig. p. 3331).
PV bevindingen (AH 390), nummer 1089, dossier Buizerd, p. 003323 (dig. p. 3352).
PV bevindingen, nummer PL0600-2020164979-l, dossier Buizerd, p. 006925 (dig. p. 6944).
PV bevindingen (AH 349), nummer 1299, dossier Buizerd, p. 003047 (dig. p. 3085).
PV bevindingen (AH 396), nummer 1353, dossier Buizerd, p. 003385 (dig. p. 3414).
PV bevindingen (AH 392), nummer 1343, dossier Buizerd, p. 003329 (dig. p. 3358).
PV bevindingen (AH 392), nummer 1343, dossier Buizerd, p. 003329 (onderaan) t/m 003330 (tweede alinea) (dig. p. 3358 t/m 3359).
PV bevindingen (AH 487), nummer 1787, dossier Buizerd, p. 003962 (midden) t/m 003964 (dig. p. 3987 t/m 3989).
PV bevindingen (AH 487), nummer 1787, dossier Buizerd, p. 003963 (dig. p. 3988)
PV bevindingen (AH 392), nummer 1343, dossier Buizerd, p. 003329 (dig. p. 3358).
PV bevindingen (AH 490), nummer 1762, dossier Buizerd, p. 003982 t/m 003984 (dig. p. 4007 t/m 4009).
PV bevindingen (AH 490), nummer 1762, dossier Buizerd, p. 003985 (dig. p. 4010).
Rapport DNA-onderzoek d.d. 6 augustus 2020, dossier Buizerd, p. 004804 (dig. p. 4821).
PV doorzoeking ter inbeslagneming (AH 484), nummer 1628, inclusief bijlage, dossier Buizerd, p. 003945 t/m 003950 (dig. p. 3970 t/m 3975), PV uitbreiding doorzoeking (AH 483), nummer 1612, dossier Buizerd, p. 003943 (dig. p. 3968) en PV Relaas ZD 17, dossier Buizerd, p. 000240 (dig. p. 269).
PV bevindingen (AH493), nummer 1856, dossier Buizerd, p. 003997 en 003998 (dig. p.4020 en 4021).
Kennisgeving van inbeslagneming, nummer PL0900-2019307395-45, dossier Buizerd, p. 006878 t/m 006881 (dig. p. 6897 t/m 6900) en kennisgeving van inbeslagneming met nummer PL0900-2019307395-46, dossier Buizerd, p. 006882 t/m 006883 (dig. p. 6901 t/m 6902)
PV bevindingen, nummer PL0900-2019307395-61, dossier Buizerd, p. 004866 t/m 004868 (dig. p. 4883 t/m 4885).
PV vooronderzoek lab, nummer PL0900-2019307395-54, dossier Buizerd, p. 004850 t/m 004853 (dig. p. 4867 t/m 4870 en een NFI-rapport DNA-onderzoek in verband met onderzoek Buizerd van 6 augustus 2020, p. 004862 (dig. p. 4879).
PV verhoor getuige (AH 404), nummer 1664, dossier Buizerd, p. 003421 t/m 003422 (dig. p. 3451 t/m 3452).
PV verhoor verdachte, nummer 1593, dossier Buizerd, p. 000939 bovenaan (dig. p. 970).