U dient ingelogd te zijn om favorieten te kunnen toevoegen aan Mijn Jure
U kunt zich hier gratis registreren
Datum uitspraak:
Datum publicatie:
Zaaknummer:
Zittingsplaats:
Instantie:

Inhoudsindicatie:

Moeder zoekst auteur aan voor het schrijven van het levensverhaal van haar dochter. Resultaat stelt haar teleur. Creatieve vrijheid van de auteur. Geen basis om verder te gaan. Toewijzing van de helft overeengekomen honorarium.

Uitspraak



RECHTBANK Amsterdam

Civiel recht

Zaaknummer: C/13/723277 / HA ZA 22-767

Vonnis van 10 mei 2023

in de zaak van

[eiser] ,

wonende te [woonplaats] ,

eisende partij in conventie,

verwerende partij in reconventie,

hierna te noemen: [eiser] ,

advocaat: mr. C.C.J. Aarts te Schijndel,

tegen

[gedaagde] ,

wonende te [woonplaats] ,

gedaagde partij in conventie,

eisende partij in reconventie,

hierna te noemen: [gedaagde] ,

advocaat: mr. D. Griffiths te Diemen.

1 De procedure

1.1.

Het verloop van de procedure blijkt uit:

- het tussenvonnis van 8 februari 2023 waarin een mondelinge behandeling is bepaald,

- het proces-verbaal van de mondelinge behandeling van 27 maart 2023 met de daarin vermelde producties.

1.2.

Ten slotte is vonnis bepaald.

2 De feiten

2.1.

[eiser] had een dochter [naam 1] die in 2019 is overleden. [eiser] had de wens om een boek over het leven van [naam 1] te laten schrijven.

2.2.

[gedaagde] is schrijver.

2.3.

Op 16 april 2021 hebben partijen een overeenkomst gesloten waarbij is afgesproken dat [gedaagde] in opdracht van [eiser] het boek over [naam 1] zou schrijven. De overeenkomst luidt, voor zover hier van belang:

“1. De opdrachtgever verstrekt de auteur dagboekaantekeningen en andere voor de totstandkoming van het boek relevante documentatie (…)

2. De auteur zal de verstrekte informatie op zorgvuldige wijze in het door hem te schrijven manuscript verwerken waarbij hij vanuit zijn professionaliteit telkens zelf de inschatting maakt (teneinde de leesbaarheid en daarmee de aantrekkelijkheid en daarmee de toekomstige belangstelling voor het Boek te vergroten) op welke wijze hij de informatie rangschikt en presenteert. (…)

3. De auteur zal uiterlijk een jaar na ondertekening van dit contract het bijeengegaarde materiaal zodanig hebben gerangschikt en voor hemzelf overzichtelijk hebben gemaakt dat hij met het schrijfproces kan aanvangen, zolang hij althans door opdrachtgever daartoe in staat is gesteld.

4. Opdrachtgever verplicht zich de auteur op transparante en begrijpelijke wijze behulpzaam te zijn waar het verstrekken van informatie ten behoeve van totstandkoming van het Boek betreft, zodat de auteur tot een goed en volledig begrip van de te beschrijven materie kan komen.

5. De auteur levert zolang aan bovengenoemd artikel 4 is voldaan een publicabel manuscript af van tenminste vijfhonderd boekpagina ’s (…)

6. Na afronding van het manuscript en na akkoordbevinding van de opdrachtgever en de auteur zal de auteur in staat worden gesteld het manuscript via zijn uitgebreide netwerk aan te bieden bij een gerespecteerde uitgeverij (…) De auteur verplicht zich een door opdrachtgever te accorderen manuscript gereed te hebben 18 maanden na ondertekening van deze overeenkomst, tenzij er omstandigheden zijn die latere voltooiïng rechtvaardigen.

7. De opdrachtgever voldoet na ondertekening van deze overeenkomst een derde (€ 13.300) van het afgesproken totaalbedrag (€ 40.000) aan de auteur zodat deze zich daadwerkelijk voor het project kan vrijmaken (…) Een volgende derde deel zal uiterlijk een jaar na ondertekening van het contract worden overgemaakt, als de auteur zijn materiaal heeft gerangschikt, met het schrijfproces is aangevangen en de eerste tien hoofdstukken, de helft van het vermoedelijke totaal van twintig hoofdstukken, aan opdrachtgever kan voorleggen. (…)”

2.4.

Bij e-mail van 13 april 2022 heeft [gedaagde] aan [eiser] geschreven, voor zover hier van belang:

“Ik stel dan voor dat ik op 16 mei het manuscript aan je toestuur (…)”

2.5.

Bij e-mail van 15 april 2022 heeft [eiser] aan [gedaagde] geantwoord, voor zover hier van belang:

“Dat is ok met mij (…)”

2.6.

Op 9 mei 2022 stuurde [gedaagde] de opzet en de eerste tien hoofdstukken van het boek aan [eiser] .

2.7.

Bij brief van 30 juni 2022 heeft de raadsvrouw van [eiser] aan [gedaagde] geschreven, voor zover hier van belang:

“U hebt inmiddels een manuscript van ongeveer 100 pagina’s (…) aan cliënte ter hand gesteld en cliënte is ernstig teleurgesteld in het resultaat.

Het resultaat is ondermaats, op erg veel onderdelen onjuist, onzorgvuldig, langdradig en zelfs evident tegenstrijdig en onwaar. (…)

Er is wat cliënte betreft dus sprake van een tekortkoming in de nakoming van de overeenkomst, die cliënte dus in feite wenst te ontbinden op grond waarvan hetgeen betaald is aan cliënte terug betaald dient te worden.

Artikel 3 van de overeenkomst bepaalt dat u binnen een jaar (dus in feite voor 16 april) overzichtelijk gerangschikt moest hebben wat u precies wilt gaan schrijven, maar in plaats daarvan heeft cliënte slechts een manuscript van 100 pagina’s (…) aan onjuiste, onzorgvuldige en ongeordende teksten ontvangen. (…)

Omdat de wet dat vereist stel ik u echter alvorens tot ontbinding van de overeenkomst over te gaan hierbij namens cliënte in de gelegenheid om alsnog aan de overeenkomst te voldoen, waarbij ik u hierbij namens cliënte in de gelegenheid stel om binnen één maand na heden het manuscript zodanig te herschrijven dat het wel voldoet aan de afspraken en aan de verwachtingen die cliënte als opdrachtgever daarvan redelijkerwijs mag hebben en waarin rekening wordt gehouden met de op- en aanmerkingen die in de bijlagen worden gegeven.

Wordt daaraan niet voldaan, dan stel ik nu reeds voor alsdan in gebreke en wordt de overeenkomst alsdan ontbonden vanwege een ernstige tekortkoming in de nakoming van de overeenkomst, hetgeen alsdan leidt tot een terugbetalingsverplichting van het bedrag ad € 13.000,- dat door cliënte reeds is betaald.

(…)”

2.8.

Bij e-mail van 14 juli 2022 heeft [gedaagde] aan de raadsvrouw van [eiser] geschreven, voor zover hier van belang:

“Er hebben (…) niet vijf gesprekken plaatsgevonden maar acht (…)

De acht gesprekken bestreken meerdere uren (…)

Dat de tien hoofdstukken (…) slechts honderd boekpagina’s zouden beslaan is een loze bewering. (…) in dit stadium (is) nog geen inschatting te maken over het werkelijk aantal boekpagina’s (…) Wel is het zeker zo dat het werk al voor meer dan de helft is gedaan vanwege eerder genoemde aanwezigheid van structuur waarop eenvoudig voortgeborduurd kan worden om de gewenste vijfhonderd pagina’s te bereiken. (…)

Het komt mij onredelijk voor om na een jaar van literatuurstudie, interviews afnemen en uitwerken, bouwen aan opzet, structurering en het schrijven van de eerste tien hoofdstukken, plotseling te zeggen: dit bevalt me niet, het moet helemaal opnieuw. (…)

Als mevrouw [eiser] zich had gehouden aan artikel 4 (onder meer door te luisteren naar en te antwoorden op vragen, niet voortdurend in herhalingen te vallen en zich te verliezen in woede-uitbarstingen, het dagboek van [naam 1] en andere toegezegde documenten ter beschikking had gesteld) zou het boek, ondanks dat ik dankzij mijn eigen expertise als auteur al veel verder ben gevorderd dan redelijkerwijs verwacht kon worden, al in een rijper stadium kunnen zijn. (…)

Met het inschakelen van een advocaat door mevrouw [eiser] is wat mij betreft het vertrouwen dat er tussen opdrachtgever en auteur zou moeten bestaan onherstelbaar beschadigd. (…)”

2.9.

Bij e-mail van 3 oktober 2022 heeft [gedaagde] aan [eiser] en haar raadsvrouw geschreven, voor zover hier van belang:

“Op de voet van artikel 7, tweede zin, van onze overeenkomst van 16 april 2021 stuur ik je hierbij mijn factuur voor de tweede deelbetaling van € 13.300,-. Ik verzoek je vriendelijk de factuur tijdig te voldoen.

2.10.

Bij e-mail van 3 oktober 2022 heeft de raadsvrouw van [eiser] aan [gedaagde] geschreven, voor zover hier van belang:

“De overeenkomst is ontbonden wegens wanprestatie, zie de aan u inmiddels betekende dagvaarding. (…)

3 Het geschil

in conventie, de vordering van [eiser]

3.1.

vordert - samengevat – bij vonnis uitvoerbaar bij voorraad

voor recht te verklaren dat de overeenkomst tussen partijen (buitengerechtelijk) is ontbonden, dan wel die overeenkomst te ontbinden,

[gedaagde] te veroordelen om aan [eiser] € 13.300 te betalen, vermeerderd met de wettelijke rente,

met veroordeling van [gedaagde] in de proceskosten.

3.2.

Daartoe stelt zij kort gezegd het volgende. Het op 9 mei 2022 ontvangen manuscript voldeed niet aan wat was overeengekomen. Anders dan afgesproken heeft [gedaagde] niet de eerste tien hoofdstukken geschreven. Er was sprake van onjuistheden, onzorgvuldigheden en tegenstrijdigheden en veel informatie die [eiser] aan [gedaagde] had verstrekt, zoals over de discriminatie en de tegenwerking door instanties, was niet in het manuscript verwerkt. [gedaagde] heeft slechts vijf inhoudelijk relevante gesprekken met [eiser] gevoerd in plaats van de afgesproken tweewekelijkse gesprekken en hij heeft tussentijds geen vragen gesteld over de documentatie. [eiser] heeft [gedaagde] een termijn gesteld de gebreken te herstellen, maar hij heeft daarvan geen gebruik gemaakt, zodat hij in verzuim is gekomen.

3.3.

[gedaagde] voert verweer. Op de stellingen van partijen wordt hierna, voor zover nodig, nader ingegaan.

in reconventie, de vordering van [gedaagde]

3.4.

[gedaagde] vordert - samengevat – bij vonnis uitvoerbaar bij voorraad [eiser] te veroordelen om aan hem € 13.600 te betalen, vermeerderd met de wettelijke rente en met veroordeling van [eiser] in de proceskosten.

3.5.

Daartoe stelt hij kort gezegd dat [eiser] een bedrag van € 300 van de eerste termijn onbetaald heeft gelaten en de tweede termijn verschuldigd is geworden nu [gedaagde] heeft voldaan aan de voorwaarden van artikel 7 van de overeenkomst.

3.6.

[eiser] voert verweer. Op de stellingen van partijen wordt hierna, voor zover nodig, nader ingegaan.

4 De beoordeling

in conventie en in reconventie

4.1.

Vanwege de samenhang worden de vorderingen van [eiser] en [gedaagde] tezamen besproken.

4.2.

Aan de orde is of wat [eiser] [gedaagde] verwijt kan worden aangemerkt als een toerekenbare tekortkoming en of [eiser] de overeenkomst rechtsgeldig heeft ontbonden.

Artikel 3 van de overeenkomst bepaalt dat [gedaagde] na een jaar het door [eiser] verstrekte materiaal zo moest hebben gerangschikt en voor hemzelf overzichtelijk hebben gemaakt, dat hij met het schrijfproces zou kunnen beginnen. In artikel 7 is sprake van het na een jaar voorleggen van de eerste tien hoofdstukken, de helft van het vermoedelijke totaal van twintig hoofdstukken, aan [eiser] .

Wat [eiser] [gedaagde] in de kern verwijt en wat haar raadsvrouw in juni 2022 aan [gedaagde] schreef, is dat het manuscript niet voldoet aan [eiser] verwachtingen vanwege gestelde onjuistheden, onvolkomenheden, het taalgebruik en de structuur.

4.3.

De vraag is echter niet wat [eiser] verwachtte, maar wat zij in de gegeven omstandigheden op grond van de overeenkomst redelijkerwijs mocht verwachten.

4.4.

[eiser] heeft bij de mondelinge behandeling van de zaak het volgende verklaard: “U vraagt mij of ik voorafgaand aan het sluiten van de overeenkomst een boek van [gedaagde] had gelezen. Nee dat had ik niet. Hij was mij aangeraden door mevrouw [naam 2] .”Dat betekent dat [eiser] zich niet aan de hand van eerder werk van [gedaagde] een voorstelling heeft gemaakt van de schrijfstijl die zij zou kunnen verwachten en op dit punt vooraf ook geen wensen kenbaar heeft kunnen maken.Daar komt bij dat de overeenkomst in artikel 2 aan de auteur een grote vrijheid geeft om het beschikbare materiaal te ordenen en te presenteren. De verwijten op het gebied van taalgebruik en structuur stuiten reeds hierop af.

Dat neemt niet weg dat [gedaagde] na de oplevering van de eerste hoofdstukken verwacht had mogen worden dat hij in zekere mate met de wensen van [eiser] op dit gebied rekening zou houden. Dat vereist echter dat het werk in beginsel wordt aanvaard en kan worden ‘bijgevijld’. [eiser] heeft het werk echter afgewezen en uit haar houding bleek dat een verdere samenwerking niet mogelijk was, zodat die weg niet begaanbaar was.

4.5.

Een deel van de verwijten betreft het onvoldoende of onjuist verwerken van het beschikbare materiaal. Deze verwijten zijn echter ook onterecht. [gedaagde] heeft aangevoerd dat hij veel tijd heeft gestoken in het rangschikken van al het door [eiser] aan hem ter beschikking gestelde materiaal, dat hij op het punt was aanbeland dat hij een structuur had en op basis daarvan een boek zou kunnen schrijven. Dat is niet gemotiveerd betwist. Daarmee heeft hij in beginsel voldaan aan wat in artikel 3 van de overeenkomst is bepaald. [gedaagde] heeft betwist dat sprake is van onjuistheden in het manuscript en aangevoerd dat hij enkel heeft opgeschreven wat [eiser] hem heeft verteld. Hier heeft [eiser] niets tegenin gebracht. Overwogen wordt dat zelfs als sprake was van onjuistheden, een en ander zo nodig nog zou kunnen worden aangepast. Wat er lag was immers niet meer dan een opzet van de eerste tien hoofdstukken van het boek. Dat dit inhoudelijk anders was dan wat [eiser] had verwacht, maakt niet dat [gedaagde] niet heeft voldaan aan zijn verplichtingen.

4.6.

[eiser] heeft gesteld dat [gedaagde] in verzuim is omdat hij niet binnen de gestelde termijn het manuscript naar aanleiding van haar reactie heeft aangepast. De rechtbank verwerpt deze stelling. Er moet weliswaar vanuit worden gegaan dat het opgeleverde manuscript nog aanpassing zou behoeven. Maar dat betekent niet zonder meer dat van [gedaagde] verwacht mocht worden dat hij dit geheel conform de schriftelijke opmerkingen van [eiser] op het concept zou aanpassen. Een dergelijke aanpassing had alleen in goed onderling overleg kunnen plaatsvinden, waarbij [gedaagde] de gemaakte keuzes had kunnen toelichten, waarbij eventuele onjuistheden hadden kunnen worden gecorrigeerd en waarbij in onderling overleg had kunnen worden bepaald welke aanpassingen wel en welke niet zouden plaatsvinden. Uit het geheel van de reacties blijkt echter van een zo grote onvrede met het opgeleverde manuscript dat [gedaagde] daaruit terecht de conclusie heeft getrokken dat een verdere samenwerking niet meer mogelijk was. Daar komt bij dat de gegeven reacties voor zover deze onjuistheden betreffen op verschillende plaatsen alleen de onjuistheid signaleren, zonder dat wordt vermeld wat de juiste tekst zou moeten zijn. Ook vele andere opmerkingen behoeven mondelinge toelichting. Dat [gedaagde] in die omstandigheden niet aan de sommatie heeft voldaan, maakt daarom niet dat hij in verzuim is gekomen. [eiser] had dan ook geen grond om de overeenkomst buitengerechtelijk te ontbinden. De vordering om voor recht te verklaren dat [eiser] de overeenkomst heeft ontbonden zal worden afgewezen.

4.7.

Voor de door [eiser] gevorderde gerechtelijke ontbinding bestaat evenmin grond. [eiser] heeft daarvoor als aanvullend argumenten het volgende aangevoerd. [gedaagde] heeft niet de mondeling overeengekomen tweewekelijkse gesprekken met haar gevoerd en het manuscript telde niet de helft van de 500 pagina’s die het boek uiteindelijk zou moeten tellen.

4.8.

[gedaagde] betwist dat mondeling is afgesproken dat hij tweewekelijks met [eiser] zou overleggen. Of dat zo is kan in het midden blijven. Het overleg met [eiser] was immers geen doel op zich, maar een middel om tot het boek te komen. Gezien de grote vrijheid die [gedaagde] als auteur volgens de overeenkomst had, was het aan hem te bepalen welk overleg met [eiser] nodig was. Vast staat dat [gedaagde] in mei 2022 de structuur had aangeleverd voor de eerste helft van het boek. Op basis daarvan en op basis van de door hem gemaakte ordening van het materiaal kon worden verwacht dat het hem zou lukken om het boek binnen de afgesproken termijn af te maken, als de verhouding tussen partijen goed was gebleven. Dat de opgeleverde tien hoofdstukken (van de geplande 20) nog geen 250 pagina’s telden, zoals [eiser] op zich terecht opmerkt, maakt dat niet anders. [gedaagde] heeft terecht gesteld dat het belangrijkste werk het bepalen van de structuur was, dat die er was en dat daarop kon worden voortgebouwd. Dat vereiste dan wel een verdere samenwerking in goede harmonie. Dat het anders is gelopen, kan hem niet worden aangerekend.

4.9.

Ter zitting is komen vast te staan dat partijen niet met elkaar verder willen. Dat betekent dat de overeenkomst van opdracht als opgezegd moet worden beschouwd en dat volgens artikel 7:411 Burgerlijk Wetboek een naar redelijkheid vast te stellen deel van het loon verschuldigd is. Overwogen wordt dat [gedaagde] met het rangschikken van de door [eiser] verstrekte informatie en met de door hem in mei 2022 aan [eiser] gestuurde opzet van de eerste helft van het boek de helft van het overeengekomen werk heeft verricht. De vergoeding die [eiser] aan [gedaagde] in dat verband verschuldigd is bedraagt daarmee de helft van het totaalbedrag van € 40.000, ofwel € 20.000. Nu [eiser] al € 13.000 aan [gedaagde] heeft betaald, is zij hem nog € 7.000 verschuldigd. Dat betekent dat de vordering van [gedaagde] tot dat bedrag zal worden toegewezen en de vordering van [eiser] zal worden afgewezen.

Dat [gedaagde] heeft voldaan aan wat in artikel 7 van de overeenkomst is bepaald en dus recht heeft op de hele tweede termijn, is onvoldoende komen vast te staan. Wat hij in mei 2022 aan [eiser] heeft gestuurd kan immers alleen al gezien de beperkte omvang daarvan niet worden aangemerkt als tien voltooide hoofdstukken van het definitieve boek.

4.10.

[eiser] heeft geen verweer gevoerd tegen de gevorderde wettelijke rente. Deze zal worden toegewezen zoals gevorderd vanaf 3 oktober 2022.

in conventie voorts

4.11.

[eiser] zal als de in het ongelijk gestelde partij worden veroordeeld in de proceskosten. Deze kosten worden aan de zijde van [gedaagde] tot op heden begroot op € 1.300 voor griffierecht en € 1.196 (2 punten x tarief € 598). De nakosten worden toegewezen zoals in de beslissing vermeld.

in reconventie voorts

4.12.

Nu partijen over en weer in het (on)gelijk worden gesteld, worden de proceskosten tussen hen gecompenseerd in die zin dat iedere partij de eigen kosten draagt.

5 De beslissing

De rechtbank

in conventie

5.1.

wijst het gevorderde af,

5.2.

veroordeelt [eiser] in de proceskosten, aan de zijde van [gedaagde] tot op heden begroot op € 2.496,

5.3.

veroordeelt [eiser] in de na dit vonnis aan de zijde van [gedaagde] ontstane nakosten, begroot op € 173 aan salaris advocaat, te vermeerderen, onder de voorwaarde dat betekening van de uitspraak heeft plaatsgevonden en [eiser] niet binnen veertien dagen na aanschrijving aan het vonnis heeft voldaan, met een bedrag van € 90 aan salaris advocaat en de explootkosten van betekening van de uitspraak, een en ander voor zover van toepassing inclusief btw,

5.4.

verklaart dit vonnis uitvoerbaar bij voorraad,

in reconventie

5.5.

veroordeelt [eiser] om aan [gedaagde] € 7.000 te betalen, vermeerderd met de wettelijke rente vanaf 3 oktober 2022 tot aan de voldoening,

5.6.

verklaart dit vonnis tot zover uitvoerbaar bij voorraad,

5.7.

compenseert de proceskosten aldus dat elke partij de eigen kosten draagt,

5.8.

wijst het meer of anders gevorderde af.

Dit vonnis is gewezen door mr. R.H.C. Jongeneel en in het openbaar uitgesproken op 10 mei 2023.


» Juridisch advies nodig? « advertorial

Heeft u een juridisch probleem of een zaak die u wilt voorleggen aan een gespecialiseerde jurist of advocaat ?

Neemt u dan gerust contact met ons op en laat uw zaak vrijblijvend beoordelen.



naar boven      |      zoeken      |      uitgebreid zoeken

Snel uitspraken zoeken en filteren

> per rechtsgebied > op datum > op instantie

Gerelateerde wetgeving

Gerelateerde advocaten

Gerelateerde advocatenkantoren

Recente vacatures

Meer vacatures | Plaats vacature