Datum uitspraak:
Datum publicatie:
Rechtsgebied:
Zaaknummer:
Zittingsplaats:
Instantie:

Inhoudsindicatie:

Wrakingsverzoek niet ontvankelijk verklaard.

Uitspraak



RECHTBANK AMSTERDAM

wrakingskamer

Uitspraak: 29 augustus 2023

Beslissing op het op 12 juni 2023 ingekomen en onder rekestnummer C/13/736726 / HA RK 23/234 ingeschreven verzoek van:

Reederij De Hydrograaf B.V. gevestigd te Weesp,

verzoekster,

gemachtigde mr. P. Blussé van Oud-Alblas,

welk verzoek strekt tot wraking van mr. J.C.S. van Limburg Stirum, rechter in de rechtbank Amsterdam, hierna ook: de rechter.

Verloop van de procedure

De rechtbank heeft kennisgenomen van de volgende processtukken:

een schriftelijk wrakingsverzoek van 9 juni 2023;

het verweerschrift van de rechter, waaruit blijkt dat zij niet in de wraking berust;

de zittingsaantekeningen van de zitting van 5 december 2022;

de aanvullende stukken van verzoekster.

Het verzoek is behandeld op de openbare terechtzitting van 17 augustus 2023.

Namens verzoeksters zijn de gemachtigde en de heer [naam] verschenen. De rechter is eveneens ter zitting verschenen.

De uitspraak is bepaald op heden.

1 De feiten

Uitgegaan wordt van de volgende feiten:

- verzoekster heeft een beroepsprocedure bij deze rechtbank, afdeling Publiekrecht (teams bestuursrecht), aanhangig gemaakt onder zaaknummer AMS 22/2546;

- verweerder in die zaak is het bestuur van het Mondriaan Fonds;

- de procedure gaat over een door het Mondriaan Fonds afgewezen subsidieaanvraag voor het schip “De Hydrograaf”;

- op 5 december 2022 is het beroep ter zitting behandeld door de rechter. Bij die gelegenheid heeft de rechter het onderzoek ter zitting geschorst (“aangehouden”) zodat verzoekster een nieuwe subsidieaanvraag kon indienen die opnieuw door verweerder in behandeling zou worden genomen;

- op 16 februari 2023 is namens verzoekster verzocht om de schorsing op te heffen en de zaak wederom op een zitting te behandelen;

- op 27 maart, 4 mei en 12 juli 2023 heeft de rechtbank brieven aan de gemachtigde van verzoekster gestuurd met het verzoek om verhinderdata op te geven in het kader van het plannen van een nieuwe zitting;

- op 9 juni 2023 is namens verzoekster het wrakingsverzoek ingediend, waarmee de behandeling van de zaak is geschorst.

2 Het verzoek en de gronden daarvan

Het verzoek tot wraking is – kort zakelijk weergegeven – gebaseerd op de volgende ter zitting van 17 augustus 2023 mondeling nader toegelichte gronden.

De rechter heeft op de zitting van 5 december 2022 geweigerd de afwijzing van de huidige subsidieaanvraag te beoordelen en heeft met de nodige druk aangestuurd op het indienen van een nieuwe aanvraag door verzoekster. Ook heeft zij tegen de heer [naam] gezegd dat hij niet naar zijn gemachtigde – die geen schorsing wenste, maar een eindoordeel – moest luisteren maar naar haar. Vervolgens heeft zij het onderzoek ter zitting blijkbaar geschorst, zonder overigens die woorden te gebruiken. Uiteindelijk is er na die zitting geen nieuwe aanvraag ingediend, maar een toelichting gegeven op de eerdere aanvraag. Dat heeft echter niets opgeleverd. De gemachtigde van verweerder, die ondertussen navraag had gedaan bij de rechter, liet verzoekster vervolgens weten dat er onverminderd een nieuwe aanvraag ingediend diende te worden, anders zou het ‘heel slecht voor De Hydrograaf aflopen’. Deze bewoordingen moeten wel op een mededeling van de rechter aan verweerder berusten. Vervolgens heeft de rechter geweigerd om – zoals verzocht – de schorsing van de procedure expliciet op te heffen. Ook heeft zij desgevraagd geweigerd om de zaak weer op zitting te plannen en een appellabele beslissing in deze zaak te nemen. Deze feiten en omstandigheden, ieder voor zich en in onderlinge samenhang, geven bij verzoekster de subjectief en objectief te rechtvaardigen grond voor de vrees dat het de rechter aan onpartijdigheid ontbreekt. Het verzoek tot wraking dient dan ook te worden toegewezen, aldus verzoekster.

3 Het standpunt van de rechter

De rechter heeft niet in de wraking berust. Zij heeft tijdens de zitting van 5 december 2022 getracht partijen nader tot elkaar te brengen in het kader van finale geschilbeslechting, die in het bestuursrecht voorop staat. Verweerder heeft op de zitting te kennen gegeven dat een nieuwe subsidieaanvraag door verzoekster kansrijk zou zijn. Om die reden heeft de rechter de behandeling van de zaak aangehouden/geschorst. Haar griffier heeft na enige tijd de laatste stand van zaken opgevraagd bij partijen. Er is door haar of de griffier daarbij nooit gezegd ‘dat het met De Hydrograaf slecht zou aflopen’. Voor het opheffen van een schorsing is geen afzonderlijke beslissing nodig, anders dan te bepalen dat een nieuwe zitting zal worden gepland, waarmee dan het onderzoek wordt heropend. Toen duidelijk was geworden dat verzoekster een nieuwe zitting wenste heeft zij dat in gang gezet. Het bepalen van een nieuwe zittingsdatum wordt vervolgens gedaan door de griffie van de rechtbank. Het is spijtig dat het nog niet is gelukt om deze nieuwe zitting te plannen, maar van een weigering daartoe is nooit sprake geweest. Er zijn geen feiten of omstandigheden waardoor de rechterlijke onpartijdigheid schade heeft geleden.

4 De beoordeling van het verzoek

Juridisch kader

Op grond van het bepaalde in artikel 8:15 van de Algemene wet bestuursrecht (Awb), dient in een wrakingsprocedure te worden onderzocht of er sprake is van feiten of omstandigheden waardoor de rechterlijke onpartijdigheid schade zou kunnen lijden.

Ingevolge artikel 8:16, eerste lid van de Awb moet het verzoek tot wraking worden gedaan zodra de feiten of omstandigheden waarop het verzoek berust aan de verzoeker bekend zijn geworden.

Daarbij heeft als uitgangspunt te gelden dat een rechter uit hoofde van zijn aanstelling moet worden vermoed onpartijdig te zijn, tenzij zich uitzonderlijke omstandigheden voordoen die een zwaarwegende aanwijzing vormen dat een rechter jegens een procespartij partijdig is, althans dat de bij die partij daarvoor bestaande vrees objectief gerechtvaardigd is. Het (subjectieve) standpunt van verzoeker daarover is belangrijk, maar niet doorslaggevend; de vrees voor partijdigheid moet objectief gerechtvaardigd zijn. De wrakingskamer zal het wrakingsverzoek dan ook aan de hand van deze maatstaf beoordelen.

Tijdens de zitting

De wrakingskamer overweegt dat de wrakingsgronden die betrekking hebben op hetgeen ter zitting van 5 december 2022 zou zijn voorgevallen pas op 9 juni 2023 door verzoekster zijn aangevoerd. De conclusie kan daarmee niet anders zijn, dan dat verzoekster niet heeft voldaan aan het in artikel 8:16, eerste lid van de Awb omschreven tijdigheidsvereiste. De wrakingskamer zal om die reden deze gronden niet inhoudelijk beoordelen.

Na de zitting

De wrakingskamer is voorts van oordeel dat de stellingen van verzoekster met betrekking tot hetgeen na de zitting zou zijn voorgevallen feitelijke grondslag missen. Het is de wrakingskamer niet gebleken dat de rechter heeft geweigerd om de schorsing van de procedure op te heffen. Het is namelijk zo dat de zaak desgewenst op een nadere zitting zal worden hervat in de stand waarin deze zich bevond, waarmee de schorsing wordt opgeheven. Verder is niet komen vast te staan dat de rechter heeft geweigerd om de zaak opnieuw op een zitting te plannen. Dat het tot op heden nog niet is gelukt om een zittingsdatum te bepalen, ondanks dat er in dat kader al meerdere brieven aan de gemachtigde van verzoekster zijn verstuurd, is spijtig en zorgt voor vertraging van de procedure, maar dat is zonder meer niet als een weigering aan te merken. Bovendien is deze gang van zaken niet aan de rechter toe te rekenen. Het vaststellen van de zittingsdatum is in beginsel immers een taak van de griffie van de rechtbank. Tot slot is niet komen vast te staan dat door of namens de rechter de uitlating is gedaan aan de gemachtigde van verweerder dat bij uitblijven van het indienen van een nieuwe aanvraag ‘het met De Hydrograaf slecht zou aflopen’. Er is dan ook geen sprake van feiten of omstandigheden die van enige rechterlijke vooringenomenheid getuigen. Daarom zal het verzoek tot wraking worden afgewezen.

BESLISSING:

De rechtbank:

- wijst het verzoek tot wraking af;

- bepaalt dat de zaak met parketnummer 13/202018-22 wordt voortgezet in de stand waarin deze zich ten tijde van het indienen van het verzoek tot wraking bevond.

Aldus gegeven door mr. A.W.J. Ros, voorzitter, mrs. R.H. Mulderije en C.P.E. Meewisse, leden en uitgesproken ter openbare terechtzitting van 29 augustus 2023 in tegenwoordigheid van mr. P. Tanis, griffier.

Tegen deze beslissing staat geen voorziening open.

Zie artikel 8:64, derde lid, van de Awb .


» Juridisch advies nodig? « advertorial

Heeft u een juridisch probleem of een zaak die u wilt voorleggen aan een gespecialiseerde jurist of advocaat ?

Neemt u dan gerust contact met ons op en laat uw zaak vrijblijvend beoordelen.



naar boven      |      zoeken      |      uitgebreid zoeken

Snel uitspraken zoeken en filteren

> per rechtsgebied > op datum > op instantie

Recente vacatures

Meer vacatures | Plaats vacature