U dient ingelogd te zijn om favorieten te kunnen toevoegen aan Mijn Jure
U kunt zich hier gratis registreren
Datum uitspraak:
Datum publicatie:
Rechtsgebied:
Zaaknummer:
Soort procedure:
Zittingsplaats:
Instantie:

Inhoudsindicatie:

Verkrachting, poging tot verkrachting, diefstal met geweld in vereniging, openlijk in vereniging geweld plegen en opzettelijk bezit harddrugs. Gevangenisstraf 4 jaar en maatregel ex art. 38z Wetboek van Strafrecht.

Uitspraak



RECHTBANK AMSTERDAM

VONNIS

Parketnummer: 13-188956-22 (Promis)

Datum uitspraak: 30 december 2022

Vonnis van de rechtbank Amsterdam, meervoudige strafkamer, in de strafzaak tegen

[verdachte],

geboren te [geboorteplaats] op [geboortedag] 1999,

ingeschreven in de Basisregistratie Personen op het adres

[adres],

gedetineerd in [detentieadres].

1 Het onderzoek ter terechtzitting

Dit vonnis is op tegenspraak gewezen naar aanleiding van het onderzoek op de terechtzitting op 30 december 2022.

De rechtbank heeft kennisgenomen van de vordering van de officier van justitie

mr. G. Dankers en van wat de gemachtigde raadsman van verdachte, mr. M.A.C. de Bruijn, namens verdachte naar voren heeft gebracht. De rechtbank heeft ook kennisgenomen van wat de reclasseringswerker, [persoon 1], en de psycholoog, M.L. de Groot, op zitting hebben verklaard. Daarnaast heeft de rechtbank kennisgenomen van wat mr. M.M. de Boer en mw. [persoon 2] (moeder van de benadeelde partij [persoon 3]) namens hem naar voren hebben gebracht.

2 Tenlastelegging

Aan verdachte is ten laste gelegd - zoals op de zitting van 30 december 2022 nader is omschreven – dat hij op 25 juli 2022 in Amsterdam:

1: aangever [persoon 3] (hierna: aangever) door geweld of andere feitelijkheden heeft gedwongen tot het ondergaan van handelingen die bestonden uit het seksueel binnendringen van het lichaam van aangever door zijn penis in de mond van aangever te duwen, of wel kort gezegd: dat hij aangever oraal heeft verkracht;

2: heeft geprobeerd aangever anaal te verkrachten;

3: samen met anderen een jas, bril en tas van aangever heeft gestolen en dat zij daarbij geweld hebben gebruikt;

4: samen met anderen op de openbare weg geweld heeft gepleegd tegen aangever;

5: opzettelijk cocaïne aanwezig heeft gehad.

De tekst van de integrale tenlastelegging is opgenomen in bijlage I die aan dit vonnis is gehecht en geldt als hier ingevoegd.

3 Waardering van het bewijs

3.1.

Het standpunt van het Openbaar Ministerie

De officier van justitie heeft gesteld dat de tenlastegelegde feiten bewezen kunnen worden verklaard.

3.2.

Het standpunt van de verdediging

De verdediging heeft geen verweer gevoerd ten aanzien van de tenlastegelegde feiten.

3.3.

Het oordeel van de rechtbank

Feit 1:

De rechtbank vindt bewezen dat verdachte aangever heeft verkracht door zijn penis in de mond van aangever te duwen. De seksuele handelingen en de dwang volgen uit de aangifte en uit de processen-verbaal waarin verbalisanten hebben uitgewerkt wat zij op de camerabeelden (met geluid) van het voorval hebben waargenomen.

Feit 2:

De rechtbank vindt ook bewezen dat verdachte heeft geprobeerd aangever anaal te verkrachten. Dit volgt eveneens uit de aangifte en processen-verbaal van de camerabeelden.

De verkrachting en poging verkrachting zijn afzonderlijk strafbare feiten die ieder op zichzelf een misdrijf opleveren, maar de rechtbank oordeelt dat zij in zodanig verband met elkaar staan, dat de poging verkrachting een voortgezette handeling is van de daaraan voorafgegane verkrachting.

Feit 3:

De rechtbank acht bewezen dat verdachte samen met de medeverdachten aangever met geweld heeft beroofd van zijn jas, tas en zonnebril. De aangifte en de verklaring van aangever ter plaatse worden ondersteund door de verklaring van verbalisanten ter plaatse, inhoudende dat zij kort na het voorval bij verdachte de jas en zonnebril van aangever hebben aangetroffen. Verder blijken de diefstal en het daarmee gepaard gegane geweld uit de processen-verbaal van de camerabeelden, waarop onder meer te zien is dat verdachte de jas van aangever draagt en dat de verdachten aangever slaan en meetrekken. Uit de letselverklaring blijkt dat hierbij letsel aan aangever is toegebracht.

Feit 4:

De rechtbank vindt ook bewezen dat verdachte samen met anderen op en aan de openbare weg geweld heeft gepleegd tegen aangever. Ook dit volgt uit de aangifte en de processen-verbaal van de camerabeelden.

Onder feit 3 en 4 is sprake van eendaadse samenloop van een in vereniging gepleegde diefstal met geweld en het in vereniging plegen van openlijk geweld. Het gaat om één feit dat onder meerdere strafbepalingen valt.

Feit 5:

De rechtbank is van oordeel dat het tenlastegelegde feit kan worden bewezen. Verdachte heeft bekend dat hij opzettelijk cocaïne bij zich had. Dit blijkt ook uit het proces-verbaal van aanhouding, waarin het aantreffen van de goederen wordt beschreven. Uit het laboratoriumrapport volgt dat de aangetroffen goederen cocaïne bevatten.

4 Bewezenverklaring

De rechtbank acht bewezen dat verdachte:

1.

op 25 juli 2022 te Amsterdam door geweld of een andere feitelijkheid, te weten [persoon 3] te duwen tegen het lichaam en [persoon 3] vast te pakken en mee te trekken en in een hoek te duwen en te houden en [persoon 3] bij de nek en hoofd vast te pakken en vast te houden en vervolgens naar beneden richting de schaamstreek te duwen en geduwd te houden en zijn penis in de mond van [persoon 3] te duwen en tegen [persoon 3] te zeggen ‘ik ga je mond open doen’ en ‘maak je mond open nu’ en ’in je mond, eet’ en ‘pijp, pijp’ en ‘I fuck your moffo’ en ‘pijp’, althans woorden van gelijke strekking en/of aard, [persoon 3] heeft gedwongen tot het ondergaan van handelingen die bestonden uit het seksueel binnendringen van het lichaam van voornoemde [persoon 3], te weten het brengen en houden van zijn penis in de mond van voornoemde [persoon 3] en zijn penis in de mond van voornoemde [persoon 3] te duwen en heen en weer bewegen en zich laten pijpen door voornoemde [persoon 3];

2.

op 25 juli 2022 te Amsterdam ter uitvoering van het door verdachte voorgenomen misdrijf om door geweld en een andere feitelijkheid en bedreiging met geweld [persoon 3] te dwingen tot het ondergaan van handelingen die bestonden uit of mede bestonden uit het seksueel binnendringen van het lichaam van voornoemde [persoon 3], opzettelijk tegen voornoemde [persoon 3] heeft gezegd: 'Draai om, ik ga je neuken' en ‘buk, ik ga je… ga zitten’ en ‘blijf staan’ en ‘doe je broek uit’ en ‘ik ga je pijn doen’ en ‘doe je broek omlaag’, althans woorden van gelijke aard en strekking en

voornoemde [persoon 3] in een hoek geduwd en de onderbroek en broek van [persoon 3] naar beneden heeft getrokken en voornoemde [persoon 3] bij de nek en middel heeft vastgepakt en vastgehouden en voornoemde [persoon 3] heeft vastgepakt en omgedraaid en zijn penis tegen de billen van voornoemde [persoon 3] heeft geduwd en zijn penis tussen de billen van voornoemde [persoon 3] heeft geduwd en/of gedrukt en met zijn penis, althans de schaamstreek, tegen de billen van voornoemde [persoon 3] aan heeft gestaan terwijl de uitvoering van dat voorgenomen misdrijf niet is voltooid;

3.

op 25 juli 2022 te Amsterdam op de openbare weg (te weten de Overtoom), tezamen en in vereniging met anderen met het oogmerk van wederrechtelijke toe-eigening heeft weggenomen een jas en een bril en een schoudertas, toebehorende aan [persoon 3], welke diefstal werd voorafgegaan, vergezeld en gevolgd van geweld en bedreiging met geweld tegen voornoemde [persoon 3], gepleegd met het oogmerk om die diefstal voor te bereiden en gemakkelijk te maken en om bij betrapping op heterdaad aan zichzelf en aan andere deelnemers aan voormeld misdrijf de vlucht mogelijk te maken en het bezit van het gestolene te verzekeren, welk geweld en welke bedreiging met geweld hierin bestonden dat verdachte en zijn mededaders, opzettelijk gewelddadig en/of dreigend,

- naar voornoemde [persoon 3] zijn toegegaan en

- om voornoemde [persoon 3] dreigend hebben gestaan en

- voornoemde [persoon 3] op zijn hoofd hebben geslagen en op zijn lichaam hebben geschopt en

- voornoemde [persoon 3] bij zijn kraag hebben gepakt en meegetrokken en

- voornoemde [persoon 3] hebben geduwd tegen het lichaam en

- tegen voornoemde [persoon 3] hebben gezegd: 'Doe geen aangifte, als je achter camerabeelden aangaat dan krijg ik je' en 'Meekomen, nu' en 'geef je jas' en 'je kan gewoon neergaan als je wilt', althans woorden van gelijke dreigende aard en/of strekking;

4.

op 25 juli 2022 te Amsterdam openlijk, te weten op of aan de openbare weg (Overtoom), in vereniging geweld heeft gepleegd tegen een persoon, te weten [persoon 3], door met kracht tegen het lichaam van voornoemde [persoon 3] (met geschoeide voet) te schoppen en tegen het hoofd met gebalde vuist te slaan en tegen het lichaam van voornoemde [persoon 3] te duwen en voornoemde [persoon 3] vast te pakken en mee te trekken;

5.

op 25 juli 2022 te Amsterdam opzettelijk aanwezig heeft gehad een hoeveelheid van een materiaal bevattende cocaïne.

Voor zover in de tenlastelegging taal- en/of schrijffouten staan, zijn deze verbeterd. Verdachte is hierdoor niet in de verdediging geschaad.

5 Bewijs

De rechtbank baseert haar overtuiging dat verdachte de bewezenverklaarde feiten heeft begaan op de feiten en omstandigheden in de bewijsmiddelen. Het overzicht van de bewijsmiddelen is opgenomen in bijlage II bij dit vonnis. Die bijlage hoort bij dit vonnis en maakt daar deel van uit.

6 Motivering van de straffen en maatregelen

6.1.

De eis van de officier van justitie

De officier van justitie heeft gevorderd dat verdachte voor de door haar bewezen geachte feiten zal worden veroordeeld tot een gevangenisstraf van 6 jaar. Daarnaast heeft de officier van justitie gevorderd dat een gedragsbeïnvloedende en vrijheidsbeperkende maatregel (GVM) conform artikel 38z van het Wetboek van Strafrecht (Sr) wordt opgelegd.

6.2.

Het standpunt van de verdediging

De verdediging heeft verzocht aansluiting te zoeken bij de landelijke oriëntatiepunten van de rechtbanken. Ten aanzien van de verkrachting heeft de raadsman aangevoerd dat het feit valt in de categorie waarvoor 36 maanden gevangenisstraf wordt genoemd. Er is geen sprake geweest van een lange periode waarin het handelen plaatsvond. Het ging niet om planmatig, maar juist om chaotisch handelen en dat, volgens verdachte, door de combinatie van alcohol en drugs. Verder heeft de raadsman verzocht om rekening te houden met het effect dat de strafzaak en de bekendheid in de media hebben gehad op het persoonlijke leven van verdachte. Ten aanzien van de verkrachting en poging verkrachting moet eendaadse samenloop worden aangenomen. Verder is artikel 63 Sr van toepassing.

Tenslotte heeft de raadsman bepleit dat er geen maatregel conform artikel 38z Sr moet worden opgelegd. Verdachte heeft niet eerder feiten van deze aard gepleegd en zegt dat hij die ook niet meer gaat plegen. Verdachte wijt het aan de verdovende middelen en zal deze nooit meer op een dergelijke manier gaan gebruiken. Hij heeft geen hulp nodig bij het voorkomen van dit soort strafbare feiten.

6.3.

Het oordeel van de rechtbank

De hierna te noemen strafoplegging is in overeenstemming met de ernst van het bewezen geachte, de omstandigheden waaronder dit is begaan en de persoon van verdachte, zoals daarvan ter terechtzitting is gebleken.

Ernst feiten

Verdachte heeft zich schuldig gemaakt aan zeer ernstige feiten. Hij heeft samen met anderen geweld gepleegd tegen aangever. Zij hebben deze jonge man geschopt en geslagen. Ook hebben zij met gebruik van geweld aangever beroofd van zijn jas, tas en zonnebril. Dit gebeurde

’s nachts op straat. Daarna heeft verdachte aangever meegenomen naar een rustigere plek en hem daar op zeer vernederende wijze oraal verkracht en geprobeerd anaal te verkrachten. Daarbij heeft het eerdere geweld en de dreiging daarmee doorgewerkt in de dwang waarmee dit gepaard ging. Op de beelden is te zien dat aangever door verdachte is gedwongen. Aangever wist ook niet beter dan dat er nog twee anderen in de buurt waren. Uit de verklaring die de moeder van aangever op de zitting heeft voorgelezen blijkt op indringende wijze dat de gebeurtenis een enorme impact op aangever heeft gehad en nog steeds heeft. Tenslotte is bij verdachte na aanhouding 1,39 gram cocaïne aangetroffen.

Geen verminderde toerekeningsvatbaarheid

De psycholoog die verdachte heeft onderzocht, drs. M.L. de Groot, heeft in haar rapport van 6 oktober 2022 geconcludeerd dat er bij verdachte sprake is van een psychische stoornis, namelijk een antisociale persoonlijkheidsstoornis. Daarnaast is er sprake van een stoornis in cannabisgebruik. Deze stoornissen waren aanwezig ten tijde van de feiten en beïnvloedden ook de gedragskeuzes en gedragingen van verdachte ten tijde van de feiten. De rechtbank neemt deze conclusies van de psycholoog over en maakt die tot de hare.

De psycholoog onthoudt zich van een advies ten aanzien van de toerekenbaarheid, omdat zij op basis van het onderzoek niet goed heeft kunnen bepalen of en in welke mate de pathologie heeft doorgewerkt in de ten laste gelegde feiten en of verdachte hierdoor werd belemmerd in zijn wil- en gedragskeuzes. Verdachte heeft weinig inzicht gegeven in zijn motieven en gedragskeuzes, heeft op punten tegenstrijdig verklaard en er is weinig bekend geworden over de onderlinge dynamiek tussen verdachte en de medeverdachten, waardoor het onderzoek is gemankeerd.

De rechtbank stelt, met de psycholoog, vast dat er onvoldoende informatie beschikbaar is om aan te nemen dat de stoornissen de keuzevrijheid van verdachte dusdanig hebben beïnvloed dat de feiten niet of verminderd aan verdachte toe te rekenen zijn. De verklaring van verdachte, dat hij zich ten aanzien van de zedendelicten niets kan herinneren, acht de rechtbank niet geloofwaardig. Hij heeft in zijn eerste verklaring evident onjuist verklaard dat er tussen aangever en verdachte en de medeverdachten geen conflict heeft plaatsgevonden en dat aangever geen letsel zou hebben opgelopen. De rechtbank acht het verder moeilijk voorstelbaar dat verdachte aan een deel van het voorval wel herinneringen heeft en dat hij aan de ernstige zedendelicten geen enkele herinnering heeft. Hoe dan ook, er heeft geen onderzoek kunnen plaatsvinden naar (motieven voor) de zedendelicten.

Bij gebrek aan aanwijzingen voor het tegendeel gaat de rechtbank er vanuit dat verdachte wist dat zijn handelen verwijtbaar was en dat verdachte zijn keuzes heeft kunnen bepalen.

Adviezen psycholoog en reclassering

De psycholoog heeft verder gerapporteerd dat zij het recidiverisico op diefstal met geweld als hoog inschat als verdachte zonder hulp en behandeling terugkeert in de maatschappij. Ten aanzien van de recidivekans op zedendelicten heeft zij op basis van dit onderzoek niet goed tot een pathologisch bepaalde risico-inschatting kunnen komen. Zij heeft aangegeven dat het wenselijk is dat verdachte behandeling krijgt om de kans op recidive in verwervingsdelicten met geweld te verkleinen. Zij schrijft: “Een dergelijke behandeling kan het beste ambulant worden vormgegeven binnen een forensische instelling met expertise op het gebied van zowel verwervings- en geweldsdelicten, als (bij bewezen verklaring) op het gebied van zedencriminaliteit.” Zij heeft geadviseerd om verdachte ambulante behandeling binnen een forensische instelling op te leggen als bijzondere voorwaarde bij een (deels) voorwaardelijke straf.

De reclasseringswerker, [persoon 1], heeft in het rapport van 1 november 2022 beschreven dat zij het risico op recidive als hoog inschat, net als het risico op letselschade en het risico op het onttrekken aan voorwaarden. De reclassering heeft in dit rapport ook aangegeven dat zij twijfels heeft ten aanzien van de vraag of verdachte zich zal conformeren aan het door de psycholoog geadviseerde traject in een drangkader. Bij verdachte is problematiek vastgesteld. Hij is snel krenkbaar, heeft moeite om zich te conformeren aan verplichte hulpverlening en heeft weinig motivatie om te komen tot gedragsverandering. De reclassering heeft voorgesteld om ook de mogelijkheden van een GVM te onderzoeken.

In het rapport van 13 december 2022 heeft de reclassering hierover nader gerapporteerd en geconcludeerd dat het opleggen van een GVM conform artikel 38z Sr ge ïndiceerd en wenselijk is. Het betreft een strak kader van waaruit geprobeerd kan worden om het recidiverisico terug te dringen. Indien verdachte zich niet houdt aan de betreffende voorwaarden, kan er vervangende hechtenis plaatsvinden. Op die manier kan het risico (tijdelijk) uit de maatschappij worden weggehaald. Daarna wordt dan het hulpverleningstraject weer hervat.

De psycholoog heeft op de zitting van 30 december 2022 aangegeven dat zij zich kan vinden in het advies van de reclassering om een GVM op te leggen.

De straf en de maatregel ex artikel 38z Sr

De rechtbank heeft gekeken naar de afspraken over straffen die de rechtbanken en gerechtshoven onderling hebben gemaakt, de zogenoemde oriëntatiepunten (LOVS). Voor een verkrachting met geweld of dwang is een gevangenisstraf van 36 maanden het uitgangspunt, voor een straatroof met geweld een gevangenisstraf van 6 maanden, voor openlijke geweldpleging een taakstraf van 120 uur en voor het opzettelijk aanwezig hebben van tot 10 gram harddrugs een geldboete. Ook heeft de rechtbank gekeken naar straffen die in soortgelijke zaken zijn opgelegd. Dit alles tezamen maakt dat een forse gevangenisstraf van enkele jaren het uitgangspunt is, waarbij geldt dat de uiteindelijke straf niet een eenvoudige optelsom is. De rechtbank laat in haar uiteindelijke straf meewegen dat het geweld in vereniging is gepleegd en vervolgens niet los gezien kan worden van de daarop gevolgde verkrachting.

Gelet op de ernst van de feiten kan ook niet anders worden gereageerd dan met een onvoorwaardelijke gevangenisstraf. Bij het bepalen van de (hoogte van de) straf betrekt de rechtbank de maatschappelijke belangen, zoals vergelding voor het leed dat is aangedaan en de bescherming van de maatschappij.

Voor het bepalen van de hoogte van de straf heeft de rechtbank ook gekeken naar de persoon van verdachte. De rechtbank houdt in strafverminderende zin rekening met de jonge leeftijd van verdachte. De rechtbank heeft verder gezien dat hij al vanaf jonge leeftijd veel heeft meegemaakt. Er is sprake geweest van diverse hulptrajecten, waarbij sommige positief konden worden afgerond en andere niet. De rechtbank vindt het van groot belang dat verdachte een behandeling voor zijn stoornissen en begeleiding op het praktische vlak krijgt. Dit is in het belang van verdachte en van belang om de kans op herhaling zoveel mogelijk te voorkomen. Zoals hiervoor aangegeven, heeft de rechtbank geen aanleiding om aan te nemen dat de feiten niet of verminderd aan verdachte kunnen worden toegerekend, zodat het bestaan van de stoornissen niet van invloed zijn op de hoogte van de op te leggen straf.

De rechtbank heeft bij het bepalen van de hoogte van de straf verder acht geslagen op het Uittreksel Justitiële Documentatie (het strafblad) van verdachte van 30 november 2022. Hieruit blijkt dat na de pleegdatum van deze feiten een veroordeling van verdachte voor een ander feit onherroepelijk is geworden, zodat artikel 63 Sr van toepassing is. De rechtbank heeft hierin geen aanleiding gezien om de straf te matigen. De rechtbank heeft ook oog gehad voor de gevolgen die de media-aandacht voor verdachte hebben gehad, maar de rechtbank vindt ook hiervan dat dit niet in de straf zou moeten doorwerken.

De psycholoog en reclasseringswerker hebben gerapporteerd over het recidivegevaar en de behandelnoodzaak. De reclassering heeft verder geschreven over haar twijfels over de haalbaarheid van hulpverlening gekoppeld aan een voorwaardelijk strafdeel.

Op grond van dit alles ziet de rechtbank aanleiding om aan verdachte, naast een geheel onvoorwaardelijke gevangenisstraf, de GVM op te leggen. Zij stelt daarbij vast dat verdachte zich heeft schuldig gemaakt aan misdrijven die zich gericht hebben tegen of een gevaar hebben veroorzaakt voor de onaantastbaarheid van het lichaam van een persoon en dat op het plegen van die misdrijven een gevangenisstraf is gesteld van vier jaar of meer. De rechtbank acht de oplegging van de maatregel noodzakelijk ter bescherming van de veiligheid van anderen, dan wel de algemene veiligheid van personen of goederen. Verdachte heeft hulp en begeleiding nodig om de kans op herhaling zoveel mogelijk te verlagen. De rechtbank acht het risico te groot dat verdachte zich zal onttrekken aan een hulpverleningstraject gekoppeld aan een voorwaardelijke straf. In dat geval zou hij onbehandeld terugkeren in de samenleving. Als verdachte zich dan immers niet aan de (bijzondere) voorwaarden zou houden, zou hij bij tenuitvoerlegging van het voorwaardelijk deel van de gevangenisstraf enkel dat gedeelte alsnog ’uitzitten’, zonder dat verdere behandeling plaatsvindt. Oplegging van de GVM biedt een steviger dwangkader. Per overtreding van een aan die maatregel gekoppelde voorwaarde kan dan namelijk een aantal dagen vervangende hechtenis worden opgelegd. Nadat verdachte dan die dagen in de gevangenis heeft doorgebracht, is de maatregel met de bijbehorende voorwaarden nog steeds van kracht.

De rechtbank is van oordeel dat, gelet op alle hiervoor genoemde omstandigheden, aanleiding bestaat een lagere straf op te leggen dan die de officier van justitie heeft gevorderd.

Alles afwegende zal de rechtbank verdachte veroordelen tot een gevangenisstraf van vier jaar met aftrek van het voorarrest. Daarnaast legt zij verdachte de GVM op.

7 Beslag

Onder verdachte zijn de volgende voorwerpen in beslag genomen:

1: G6215912: 1 STK Zak

2: G6215916: 1 STK Zak

3: G6215917: 1 STK Zak

4: G6215921: 1 STK Pil

Nu met betrekking tot goednummer 4 het onder 5 bewezen geachte is begaan en de overige goederen kunnen dienen tot het begaan van soortgelijke feiten en zij van zodanige aard zijn, dat het ongecontroleerde bezit daarvan in strijd is met de wet of het algemeen belang, worden deze voorwerpen onttrokken aan het verkeer.

8 Ten aanzien van de benadeelde partij en de schadevergoedingsmaatregel

De benadeelde partij [persoon 3] vordert € 20.000,- aan vergoeding van immateriële schade, te vermeerderen met de wettelijke rente. De hoogte van de vordering is ter terechtzitting betwist, in die zin dat de raadsman heeft verzocht het bedrag te matigen.

Vast staat dat aan de benadeelde partij door het onder 1 en 2 bewezenverklaarde rechtstreeks immateriële schade is toegebracht, nu de aard en de ernst van de normschending meebrengen dat de daaruit voor de betrokkene voortvloeiende nadelige gevolgen zozeer voor de hand liggen dat aantasting in de persoon zonder meer kan worden aangenomen. Op grond van artikel 6:106 lid 1 van het Burgerlijk Wetboek heeft de benadeelde partij recht op een naar billijkheid vast te stellen vergoeding van de immateriële schade. De benadeelde partij heeft gesteld dat hij na de feiten last heeft gehad en nog heeft van angstgevoelens, dat hij er niet over kan praten en vernedering en schaamte voelt. Ook is gesteld dat, alhoewel er geen diagnose is, het duidelijk is dat hij traumagerelateerde klachten heeft die passen bij PTSS. Op grond van de door de benadeelde partij gestelde omstandigheden en rekening houdend met de vergoedingen die in soortgelijke zaken worden toegekend, begroot de rechtbank de vergoeding voor immateriële schade naar billijkheid op € 10.000,-.

De benadeelde partij zal voor het overige niet-ontvankelijk worden verklaard in zijn vordering. De behandeling van dit deel van de vordering levert een onevenredige belasting van het strafgeding op omdat de vordering onvoldoende is onderbouwd en het toelaten van nadere bewijslevering zou betekenen dat de behandeling van de strafzaak moet worden aangehouden. Hij kan dit deel van zijn vordering bij de burgerlijke rechter aanbrengen.

De verdachte zal verder worden veroordeeld in de kosten die de benadeelde partij heeft gemaakt en ten behoeve van de tenuitvoerlegging van deze uitspraak nog zal maken. Tot op heden zijn de rechtbank nog geen kosten bekend.

De rechtbank zal de hierna te noemen schadevergoedingsmaatregel opleggen, aangezien verdachte jegens het slachtoffer [persoon 3], naar burgerlijk recht aansprakelijk is voor de schade die door de bewezen geachte feiten is toegebracht. De rechtbank waardeert deze op een bedrag van € 10.000,-.

9 Toepasselijke wettelijke voorschriften

De op te leggen straf en maatregelen zijn gegrond op de artikelen 36b, 36 c, 36d, 36f, 38z, 45, 55, 56, 57, 63, 141, 242 en 312 van het Wetboek van Strafrecht en de artikelen 2, 10 en 13a van de Opiumwet .

10 Beslissing

De rechtbank komt op grond van het voorgaande tot de volgende beslissing.

Verklaart bewezen dat verdachte het ten laste gelegde heeft begaan zoals hiervoor in rubriek 4 is vermeld.

Verklaart niet bewezen wat aan verdachte meer of anders is ten laste gelegd dan hiervoor is bewezen verklaard en spreekt verdachte daarvan vrij.

Het bewezen verklaarde levert op:

Ten aanzien van feiten 1 en 2:

Voortgezette handeling van:

verkrachting;

en

poging tot verkrachting;

Ten aanzien van feiten 3 en 4:

Eendaadse samenloop van

diefstal, voorafgegaan door en vergezeld en gevolgd van geweld en bedreiging met geweld tegen personen, gepleegd met het oogmerk om die diefstal voor te bereiden, gemakkelijk te maken en bij betrapping op heterdaad de vlucht mogelijk te maken en het bezit van het gestolene te verzekeren, terwijl het feit wordt gepleegd door twee of meer verenigde personen;

en

openlijk in vereniging geweld plegen tegen personen;

Feit 5:

opzettelijk handelen in strijd met een in artikel 2 onder C van de Opiumwet gegeven verbod.

Verklaart het bewezene strafbaar.

Verklaart verdachte, [verdachte], daarvoor strafbaar.

Veroordeelt verdachte tot een gevangenisstraf van 4 (vier) jaar.

Beveelt dat de tijd die door veroordeelde voor de tenuitvoerlegging van deze uitspraak in verzekering en in voorlopige hechtenis is doorgebracht, bij de tenuitvoerlegging van die straf in mindering gebracht zal worden.

Tenuitvoerlegging van de op te leggen gevangenisstraf zal volledig plaatsvinden binnen de penitentiaire inrichting, tot het moment dat aan de verdachte voorwaardelijke invrijheidstelling wordt verleend als bedoeld in artikel 6:2:10 van het Wetboek van Strafvordering.

Legt voor het bewezenverklaarde onder feit 1, 2, 3 en 4 op de maatregel als bedoeld in artikel 38z van het Wetboek van Strafrecht , strekkende tot gedragsbeïnvloeding of vrijheidsbeperking.

Verklaart onttrokken aan het verkeer:

1: G6215912: 1 STK Zak

2: G6215916: 1 STK Zak

3: G6215917: 1 STK Zak

4: G6215921: 1 STK Pil

Wijst de vordering van de benadeelde partij [persoon 3] toe tot een bedrag van € 10.000,- (tienduizend euro) aan vergoeding van immateriële schade, te vermeerderen met de wettelijke rente daarover vanaf het moment van het ontstaan van de schade (25 juli 2022) tot aan de dag van de algehele voldoening.

Veroordeelt verdachte tot betaling van het toegewezen bedrag aan [persoon 3] voornoemd.

Veroordeelt verdachte voorts in de kosten door de benadeelde partij gemaakt en ten behoeve van de tenuitvoerlegging van deze uitspraak nog te maken, tot op heden begroot op nihil.

Bepaalt dat de benadeelde partij voor het overige niet-ontvankelijk in zijn vordering is.

Legt verdachte de verplichting op ten behoeve van [persoon 3] aan de Staat € 10.000,- (tienduizend euro) te betalen, te vermeerderen met de wettelijke rente daarover vanaf het moment van het ontstaan van de schade (25 juli 2022) tot aan de dag van de algehele voldoening. Bij gebreke van betaling en verhaal kan gijzeling worden toegepast voor de duur van 85 dagen. De toepassing van die gijzeling heft de betalingsverplichting niet op.

Bepaalt dat, indien en voor zover verdachte aan een van de genoemde betalingsverplichtingen heeft voldaan, daarmee de andere is vervallen.

Dit vonnis is gewezen door

mr. F. Dekkers, voorzitter,

mrs. P.P.C.M. Waarts en J.M.R. Vastenburg, rechters,

in tegenwoordigheid van mr. J.W.M. Steenbakkers, griffier,

en uitgesproken op de openbare terechtzitting van deze rechtbank van 30 december 2022.

[...]

[...]

[...]

[...]

[...] [...]

[...]

[...]

[...]

[...]

[...]

[...]

[...]

[...]

[...]

» Juridisch advies nodig? « advertorial

Heeft u een juridisch probleem of een zaak die u wilt voorleggen aan een gespecialiseerde jurist of advocaat ?

Neemt u dan gerust contact met ons op en laat uw zaak vrijblijvend beoordelen.



naar boven      |      zoeken      |      uitgebreid zoeken

Snel uitspraken zoeken en filteren

> per rechtsgebied > op datum > op instantie

Gerelateerde advocatenkantoren

Recente vacatures

Meer vacatures | Plaats vacature