U dient ingelogd te zijn om favorieten te kunnen toevoegen aan Mijn Jure
U kunt zich hier gratis registreren
Datum uitspraak:
Datum publicatie:
Rechtsgebied:
Zaaknummer:
Soort procedure:
Zittingsplaats:
Instantie:
Vindplaats:

Inhoudsindicatie:

Groep vennootschappen. Meerdere renteswaps. Ten aanzien van een daarvan is de bank toerekenbaar tekortgeschoten. Geen misbruik van omstandigheden bij overname bank. Schadestaatprocedure.

Uitspraak



vonnis

RECHTBANK AMSTERDAM

Afdeling privaatrecht

zaaknummer / rolnummer: C/13/702232 / HA ZA 21-477

Vonnis van 28 september 2022

in de zaak van

1. de besloten vennootschap met beperkte aansprakelijkheid

HEIJVELD B.V.,

gevestigd te Berlicum,

2. de besloten vennootschap met beperkte aansprakelijkheid

HEIJVAR B.V.,

gevestigd te Berlicum,

3. de besloten vennootschap met beperkte aansprakelijkheid

HEIJPRO B.V.,

gevestigd te Berlicum,

4. de besloten vennootschap met beperkte aansprakelijkheid

HEIJBOUW B.V.,

gevestigd te Berlicum,

eiseressen in conventie,

verweersters in reconventie,

advocaat mr. C.H.D.W. van den Borne-Verheijen te Arnhem,

tegen

1. de naamloze vennootschap

ABN AMRO BANK N.V.,

gevestigd te Amsterdam,

gedaagde in conventie,

2. de vennootschap naar buitenlands recht

DEUTSCHE BANK AG, AMSTERDAM BRANCH,

gevestigd te Frankfurt am Main,

gedaagde in conventie,

eiseres in reconventie,

advocaat mr. F.R.H. van der Leeuw te Amsterdam.

Eiseressen worden hierna aangeduid als Heijveld c.s. (in vrouwelijk enkelvoud) en afzonderlijk Heijveld, Heijvar, Heijpro en Heijbouw. Gedaagden worden hierna afzonderlijk ABN Amro en Deutsche Bank genoemd.

1 De procedure

1.1.

Het verloop van de procedure blijkt uit:

de dagvaarding van 7 mei 2021, met producties,

de conclusie van antwoord in conventie, tevens houdende conclusie van eis in reconventie van ABN Amro, met producties,

de conclusie van antwoord van Deutsche Bank, met producties,

het tussenvonnis van 19 januari 2022, waarin een mondelinge behandeling is bepaald,

de conclusie van antwoord in reconventie van Heijveld c.s. in de procedure tegen ABN Amro,

het proces-verbaal van de op 16 juni 2022 gehouden mondelinge behandeling, met de daarin vermelde stukken.

1.2.

Ten slotte is vonnis bepaald.

2 De feiten

Het Heijveld-concern 2.1.

Heijveld c.s. betreft een groep vennootschappen opgericht door de gebroeders [naam 1] en [naam 2] (hierna tezamen de [familienaam] ). De [familienaam] zijn via hun persoonlijke vennootschappen EHM B.V. en PHM B.V. bestuurders en aandeelhouders van Heijveld. Heijveld betreft een financiële holding die de vennootschappen Heijvar, Heijbouw en sinds 28 oktober 2014 Heijpro (voorheen Veldakker B.V.) tot haar 100%-dochters rekent.

2.2.

Heijveld c.s. betreft een divers concern dat in verschillende marktsegmenten actief is. De activiteiten van Heijveld bestaan uit het ter beschikking stellen van arbeidskrachten. Heijvar exploiteert een agrarisch bedrijf dat zich bezighoudt met het fokken en houden van zeugen. Heijbouw exploiteert een (agrarisch) bouwbedrijf dat zich voornamelijk richt op het bouwen van stallen en het maken van betonwerken. De onderneming bouwt incidenteel ook woningen. Heijpro richt zich op projectontwikkeling. Heijpro begon in 2007 als Veldakker B.V. waarin de [familienaam] enerzijds en de heer [naam 3] (hierna: [naam 3] ) anderzijds ieder voor de helft aandelen hielden. In 2014 hebben de [familienaam] (via hun holdings) de aandelen van [naam 3] overgekocht, zodat Heijpro sindsdien volledig deel uitmaakt van Heijveld c.s. (waarover hierna meer).

2.3.

Heijveld c.s. maakt gebruik van financieel adviseurs van Exitus B.V. (hierna: Exitus), waaronder de heer [naam 4] . Exitus richt zich op het op financieel gebied ondersteunen van ondernemers in onder andere de veehouderij en akkerbouw.

2.4.

Heijveld c.s. en de [familienaam] zijn al lange tijd klant bij ABN Amro. Ook al voor 2007 heeft Heijveld c.s. langlopende leningen gehad bij ABN Amro op basis van variabele rente.

Kredieten en renteswaps

2.5.

Op 2 februari 2007 heeft ABN Amro met Heijvar, ter financiering van haar bedrijfsuitoefening, een kredietovereenkomst gesloten. Deze financiering hield in vier Euribor-leningen (met looptijden van 10 jaar, 16 jaar en tweemaal 20 jaar) voor in totaal € 2,9 miljoen euro, tegen het 1-maands Euribor-tarief vermeerderd met een individuele opslag van 0,90% per jaar. Tot zekerheid voor ABN Amro strekte onder meer een hypotheek op onroerende zaken in Berlicum en een borgstelling van de [familienaam] , ieder voor een bedrag van € 300.000,00.

2.6.

Op 23 februari 2007 is tussen ABN Amro en Heijvar een renteswapovereenkomst tot stand gekomen, waarbij kort gezegd de door Heijvar te betalen variabele Euriborrente met ABN Amro is geruild tegen een door Heijvar te betalen vaste rente van 4,30% met een looptijd van tien jaar (hierna: Renteswap 1). Renteswap 1 had als ingangsdatum 2 januari 2008 en kende een hoofdsom van € 2.764.545,00. Van deze afgesloten Renteswap 1 heeft ABN Amro op dezelfde dag een transactiebevestiging toegestuurd aan Heijvar, welke Heijvar op 3 maart 2007 voor akkoord heeft ondertekend.

2.7.

Op 12 maart 2007 heeft ABN Amro met Heijpro (toen nog Veldakker geheten) een kredietovereenkomst gesloten. Deze financiering hield in een lening van € 1.100.000,00, uiterlijk op te nemen op 1 april 2007, tegen het 1-maands Euribor-tarief, vermeerderd met een individuele opslag van 1,25% per jaar en met een looptijd tot en met 1 april 2012. De lening werd verstrekt ter financiering van de aankoop en ontwikkeling van onroerende zaken aan [het vastgoed] (hierna: het vastgoed). Het vastgoed bestond uit een voormalig garagebedrijf met erf, dat aan enkele derden was verhuurd en werd gebruikt als sportschool, spuiterij en een pension voor 40 arbeidsmigranten. Heijpro had het plan om het vastgoed, in samenwerking met de gemeente en een woningcorporatie, te herontwikkelen tot appartementen en starterswoningen en vervolgens te verkopen. Tot het moment dat de benodigde vergunningen werden verleend, zou Heijpro het vastgoed blijven verhuren aan derden. Tot zekerheid voor ABN Amro strekte onder meer een hypotheek op het vastgoed en een borgstelling van de [familienaam] , ieder voor een bedrag van € 100.000,00, alsmede een borgstelling van [naam 3] voor een bedrag van € 200.000,00.

2.8.

Bij brief van 7 mei 2007 van ABN Amro aan Heijpro heeft ABN Amro de hiervoor bedoelde lening nader uitgewerkt. Vertrekpunt daarbij is geweest dat de lening in vijf jaar zou worden afgelost in driemaandelijkse termijnen. Als eerste uitwerking is voorgesteld de lening “vast te zetten” tot en met 1 april 2012, te combineren met een renteswap. Daarbij is een indicatie voor de vaste rente gegeven van 4,45%. Als tweede mogelijkheid is gegeven de lening “vast te zetten” tot en met 1 april 2012, met daarnaast de mogelijkheid om twee werkdagen voor 1 april 2012 de rente te verlengen met vijf jaar voor eenzelfde percentage (de ‘extendable swap’). Daarvoor is een indicatie gegeven van een vaste rente van 4,7%.

2.9.

Op 5 juni 2007 is tussen ABN Amro en Heijpro een renteswapovereenkomst tot stand gekomen, waarbij kort gezegd de door Heijpro te betalen variabele Euriborrente onder de lening met ABN Amro is geruild tegen een door Heijpro te betalen vaste rente van 4,73% met een looptijd van tien jaar (hierna: Renteswap 2). Renteswap 2 had als ingangsdatum 2 juli 2007 en kende een hoofdsom van € 1.090.000,-. Van deze afgesloten Renteswap 2 heeft ABN Amro op dezelfde dag een transactiebevestiging toegestuurd aan Heijpro, welke Heijpro op 7 juni 2007 heeft ondertekend.

2.10.

In een gespreksverslag in een brief van dezelfde dag, 5 juni 2007, van ABN Amro aan Heijpro staat:

“(…) U wenst het renterisico af te dekken voor 10 jaar, maar de onderliggende lening loopt maart vijf jaar (t/m april 2012).

Wij bieden u hierbij wel de mogelijkheid een 10 jarige vaste rente (dmv een rente Swap), maar geven u nu niet aan dat we op einddatum van de lening (d.d. 1 april 2012) de financiering gaan voortzetten.

Op 1 april 2012 kan het zo zijn dat de financiering niet wordt voortgezet, maar de swap loopt dan wel door. Op het moment kan de swap een positieve dan wel negatieve waarde hebben. Wij kunnen u op dat moment verzoeken de swap te beëindigen. (…)”

2.11.

Uiteindelijk is de onder 2.7 bedoelde lening een zogenoemde bulletlening geworden: een lening die na vijf jaar ineens moest worden afgelost. Tussentijds is niet afgelost. De huurinkomsten uit het vastgoed waren voldoende om de rentelasten voor deze lening te dekken.

Juridische splitsing ABN Amro – overgang naar Deutsche Bank

2.12.

In het voorjaar van 2007 is ABN Amro in een overnamestrijd verwikkeld geraakt, die er uiteindelijk in het najaar van 2007 toe heeft geleid dat ABN Amro werd overgenomen door een consortium van drie banken, waaronder Fortis. Fortis zou de Nederlandse activiteiten van ABN Amro onder die naam voortzetten, zo was het plan. Vanwege een door de Europese Commissie ongewenst geoordeelde concentratie op de Nederlandse markt voor zakenbankieren, werd Fortis gedwongen een deel van de activiteiten over te dragen aan een andere bank. Dit werd Deutsche Bank. Dit proces liep vertraging op na het uitbreken van de kredietcrisis in de zomer van 2007. Door de kredietcrisis raakte Fortis in zwaar weer. Zij moest uiteindelijk genationaliseerd worden.

Op 7 augustus 2008 heeft er een juridische splitsing plaatsgevonden, waarbij ABN Amro in voorbereiding op de verkoop aan Deutsche Bank, een gedeelte van haar vermogen onder algemene titel heeft overgedragen aan de vennootschap New HBU II N.V. (hierna: New HBU). Bij die splitsing is de rechtsverhouding tussen ABN Amro en Heijveld c.s. overgegaan naar New HBU.

2.13.

Bij brief van 8 maart 2010 heeft ABN Amro aan Heijvar bericht dat de overgang van de bankrelatie van ABN Amro naar New HBU niet heeft geleid tot aanpassingen of wijzigingen van de voorwaarden en condities van de bestaande overeenkomsten met Heijveld c.s. en dat de rechtspositie van Heijveld c.s. niet is veranderd.

2.14.

Bij contract van 8 maart 2010 (productie 8 bij dagvaarding) hebben ABN Amro en Heijveld, Heijvar en Heijbouw hun kredietrelatie geactualiseerd in verband met de overgang naar New HBU. In dit contract (getiteld kredietovereenkomst) is onder meer opgenomen dat de vorderingen en andere rechten en plichten uit hoofde van de bestaande kredietovereenkomst behouden blijven en de bepalingen uit de bestaande kredietovereenkomst onverminderd van kracht blijven ten behoeve van New HBU.

2.15.

Op 1 april 2010 heeft ABN Amro haar aandelen in het kapitaal van New HBU overgedragen aan Deutsche Bank AG. Daarnaast vond er een statutenwijziging plaats waardoor de naam van New HBU is gewijzigd in Deutsche Bank Nederland N.V., waarvan Deutsche Bank de rechtsopvolgster is.

2.16.

In verband met de overgang van de kredietrelatie van New HBU naar Deutsche Bank hebben Deutsche Bank enerzijds en Heijveld, Heijvar en Heijbouw anderzijds een op 27 mei 2011 gedateerd contract (getiteld kredietovereenkomst) ondertekend ter (nadere) regeling van hun bestaande kredietrelatie. Daarbij zijn partijen onder andere een verhoging van de limiet van het rekening-courantkrediet van € 935.000,00 naar € 1.035.000,00 overeengekomen, onder gelijktijdige verlaging van de individuele opslag van 1,60% naar 1,55%. Daarnaast verstrekte Deutsche Bank twee nieuwe Euribor-leningen aan Heijvar.

Heijveld c.s. onder bijzonder beheer

2.17.

Vanaf het voorjaar van 2012 hebben tussen Heijveld c.s. en Deutsche Bank besprekingen plaatsgevonden over de kredietfaciliteiten in verband met onder andere (in de woorden van de bank) ‘de verlieslatende exploitatie 2010 en 2011 en de onder druk staande liquiditeitspositie’. Daarbij ging het Deutsche Bank vooral om de resultaten in Heijvar en de voortgang van de ontwikkeling van het vastgoed in Heijpro. Volgens Deutsche Bank werden in Heijvar in 2010 en 2011 hoge verliezen geleden, terwijl ook de mededeling van Heijpro dat haar plan tot herontwikkeling van het vastgoed door de economische ontwikkelingen geen doorgang had kunnen vinden, haar zorgen baarde. Daardoor kon Heijpro namelijk het vastgoed niet verkopen en de bulletlening aflossen. Heijpro wilde de kredietfaciliteit verlengen om daarna via een andere weg tot aflossing van de lening te komen.

Uiteindelijk heeft Deutsche Bank bij brief van 14 juni 2012 Heijveld c.s. medegedeeld dat zij onder de afdeling Risk Management Advisory (bijzonder beheer, hierna: RMA) werd geplaatst en dat zij door deze afdeling nauw zou worden gevolgd. Daarbij is Heijveld c.s. aangezegd dat zij alle informatie die haar zou worden gevraagd, diende te verstrekken aan de afdeling RMA.

2.18.

Bij brief van 18 oktober 2012 heeft Deutsche Bank aan Heijpro bericht dat zij bereid is om de kredietverlening aan Heijpro voor de periode van maximaal twee jaar te continueren onder een aantal voorwaarden, waaronder, voor zover hier van belang:

“(..)

Structuur van de financiering

- Een lening van EUR 100.000,- af te lossen met EUR 12.500,- per kwartaal, voor het eerst op 1 januari 2013.

- Een lening van EUR 845.000,-, in één keer af te lossen, uiterlijk op 1 oktober 2014.

Tarifering

- Eenmaands EURIBOR vermeerderd met een individuele opslag van 2,5% per jaar.

- Deutsche Bank (…) zal kredietnemer EUR 1.500,- per kwartaal in rekening brengen gedurende de periode dat de afdeling Risk Management Advisory is betrokken bij de behandeling van de aan kredietnemer verstrekte kredietfaciliteit.

Zekerheden

(…) bent u gehouden ons (aanvullende) zekerheden te verstrekken op ons eerste verzoek. (…)

Overige bepalingen

- U spant zich in voor een zo spoedig mogelijke verkoop van het (…) vastgoed (…)

- Een eventuele negatieve waarde van afgesloten rentederivaten dient na afloop van de lening en/of bij aflossing te worden afgekocht.

- Eventuele exploitatietekorten zullen worden opgevangen door de aandeelhouders. (…)”

Op 6 december 2012 heeft Heijpro het aanbod van Deutsche Bank geaccepteerd. Op 19 juni 2014 heeft Heijpro (haar aandeel in) het vastgoed voor een bedrag van € 500.000,00 verkocht aan [naam 3] .

Relatie Heijveld c.s. – Deutsche Bank

2.19.

In april 2013 kwam in de media dat Deutsche Bank van 18.000 klanten die in 2010 zijn overgenomen van ABN Amro afscheid wil nemen, omdat de Deutsche Bank verlies maakt op deze portefeuille. Ook berichtten de media dat Deutsche Bank zich meer wilde gaan richten op klanten die gebruik maken van het internationale netwerk van Deutsche Bank en op klanten die meer ingewikkelde producten afnemen.

2.20.

Bij brief van 16 april 2013 heeft Deutsche Bank aan Heijveld c.s. en de [familienaam] het volgende bericht, voor zover relevant:

“(…)

In december 2012 heeft Deutsche Bank in Nederland aangekondigd om haar focus aan te scherpen en de organisatie te stroomlijnen. Dit in het licht van de economische situatie en de gewijzigde regelgeving waar de financiële sector mee te maken heeft. Deutsche Bank zal zich in Nederland als internationale zakenbank nog sterker focussen op bedrijven en organisaties die behoefte hebben aan geavanceerde bankproducten en -diensten (…)

In de komende periode voegen we kantoren samen, nemen we afscheid van klanten en medewerkers en passen we onze bancaire service en producten aan de aangescherpte focus aan. Daarnaast beëindigen we op 30 november 2013 onze particuliere Retail activiteiten in Nederland.

Wat betekent dit voor u?

Deutsche Bank in Nederland is niet langer de geschikte bank om u de producten en diensten aan te bieden die u op dit moment afneemt. We vinden het van belang om hier transparant over te zijn en wijzen u op de mogelijkheden van Nederlandse banken die wel een breed lokaal aanbod hebben voor de producten en diensten die u op dit moment bij ons afneemt. Individuele overeenkomsten met u zetten we vooralsnog voort, waarbij we rekening houden met de hiervoor geldende voorwaarden.

(…)”

2.21.

Bij e-mail van 14 augustus 2013 heeft de Deutsche Bank aan [naam 1] bericht dat zij de kredietlimiet in rekening-courant wenst te reduceren. Deutsche Bank schreef daarbij, voor zover relevant:

“Wij vinden dat hiervoor thans het juiste moment is bereikt nu de exploitatie van Heijveld B.V. c.s. is hersteld en er een positieve Cash Flow wordt gerealiseerd (2012 ca EUR 586 duizend). Tevens past een kredietreductie in rekening-courant binnen de door uw adviseur, de heer [naam 4] , gevalideerde liquiditeitsplanning 2013.

Wij zullen vanaf 1 oktober 2013 de kredietlimiet met EUR 50 duizend per kwartaal reduceren tot nihil. Alle overige bepalingen en voorwaarden zoals overeengekomen in de kredietovereenkomst van 7 juli 2012 blijven onverminderd van kracht.”

2.22.

Heijveld c.s. kon niet voldoen aan de eis van Deutsche Bank om de kredietlimiet met € 50.000,00 per kwartaal terug te brengen tot nihil. Aan de hand van een door [naam 4] van Exitus opgesteld cash flow overzicht, een resultaatrekening en de balans heeft Heijveld c.s. de Deutsche Bank uitgelegd dat de inperkingen te vroeg en te groot zijn, waardoor elke ruimte om te ondernemen voor Heijveld c.s. ontnomen wordt. Daarnaast zou de inperking van de rekening-courantlimiet volgens Heijveld c.s. een verdubbeling van de aflossingen op de lening inhouden.

2.23.

Ook na de gegeven informatie en toelichting van Heijveld c.s. kwam Deutsche Bank niet terug van haar beslissing. Zij mailde op 17 september 2013 daarbij de volgende toelichting aan de heer [naam 1] en Exitus:

“(…) hebben wij de wens uitgesproken om de kredietlimiet te verlagen. Dit als gevolg van de volgende factoren:

- continu veel ruimte tussen de kredietlimiet in rekening-courant en gebruik (“lucht” in de financiering)

- voldoende cash flow om aanvullend af te lossen

- o.b.v. de aan ons verstrekte liquiditeitsplanning is er voldoende ruimte om aanvullend te reduceren.

Wij hebben hierbij aangegeven dat wat ons betreft de tijd gekomen is om de reductie te zullen realiseren nu de bedrijfsresultaten zich hersteld hebben.

O.b.v. bovenstaande zaken en de aan ons verstrekte financiele informatie hebben wij geconstateerd dat de door ons bepaalde reductie van de kredietlimiet in rekening-courant reeel is.

Wij houden dan ook vast aan de vastgestelde reductie. Mocht er behoefte zijn aan meer ruimte binnen de financiering (buffer) of bij eventuele tekorten verzoeken wij om zorg te dragen voor invulling hiervan, bijvoorbeeld doormiddel van risico dragend vermogen.”

2.24.

Bij brief van 24 september 2013 heeft [naam 4] nogmaals aan Deutsche Bank geschreven dat de voorgestelde inperking van het kredietmaximum met € 50.000,00 per kwartaal zal leiden tot liquiditeitstekorten bij Heijveld c.s. Daarnaast heeft hij de door de Deutsche Bank in haar brief genoemde drie factoren bestreden.

2.25.

Bij brief van 6 november 2013 heeft Deutsche Bank te kennen gegeven, onder herhaling van de eerder in haar brief van 17 september 2013 genoemde factoren, vast te houden aan de voorgestelde inperking van het kredietmaximum. Daarbij heeft de Deutsche Bank ook vermeld, voor zover relevant:

“(…)

Strategische Heroriëntatie van Deutsche Bank

Wij hebben nader toegelicht dat DB zich meer zal toeleggen op bedrijven met een internationaal karakter met behoefte aan complexe bank producten. Aangezien Heijveld niet valt in deze categorie bedrijven wensen wij op termijn de relatie met u te beëindigen. Wij hebben benadrukt dat met u gemaakte afspraken ongewijzigd van kracht blijven.

Aangezien wij echter op langere termijn geen toegevoegde waarde meer kunnen leveren aan u, mede gezien uw mogelijke groeiplannen, hebben wij in dit kader geadviseerd om een volledige herfinanciering te vinden voor de kredietregeling bij DB. (…)”

2.26.

Bij brief van 15 november 2013 heeft [naam 4] een laatste maal gereageerd en daarbij Deutsche Bank tevens gevraagd om de tussen Heijveld c.s. met Deutsche Bank gesloten overeenkomst na te komen, inhoudende kort gezegd dat Deutsche Bank zou afzien van de voorgestelde inperking van het kredietmaximum. Tot slot heeft [naam 4] in deze brief aangegeven dat de negatieve waarde van het rentecontract onder Renteswap 1 € 222.000,00 is en dat - gelet op deze negatieve waarde - geen partij is gevonden aan wie dit contract kan worden overgedragen.

2.27.

Deutsche Bank heeft het kredietmaximum in rekening-courant voor het eerst op 1 oktober 2013 verlaagd. Op 8 januari 2014 schreef Heijvar de Deutsche Bank dat de inperking van het kredietmaximum ertoe leidde dat zij de lopende rekeningen en haar personeel niet tijdig kon betalen. Daarop heeft de Deutsche Bank een verruiming van drie weken gegeven, maar voor het overige vastgehouden aan de reductie-eisen.

2.28.

Bij e-mail van 27 juni 2014 - en herhaald bij e-mail van 10 juli 2014 - heeft Heijveld c.s. Deutsche Bank aangegeven tot een afwikkeling te willen komen voor de kosten van de verplichte aflossing van de financieringen van Heijveld c.s. en de privé-financieringen van de [familienaam] , voor de door Heijpro geleden schade en voor overige kosten, zoals tariefsverhogingen als gevolg van de gedwongen overstap.

Relatie Heijveld c.s. - ABN Amro 2014

2.29.

Op 27 juni 2014 is Heijveld c.s. met ABN Amro een financiering ter oversluiting van de bestaande leningen bij de Deutsche Bank overeengekomen. Daarbij heeft ABN Amro onder meer de onder 2.6 bedoelde Renteswap 1 ‘overgenomen’ die in 2007 met Heijvar was gesloten, in die zin dat zij de negatieve waarde van € 199.750,00 heeft verdisconteerd in een nieuw af te sluiten swaptarief, ook wel blend & extend genoemd (hierna aan te duiden als Renteswap 3).

2.30.

Op 11 juli 2014 heeft ABN Amro met Heijveld Renteswap 3 afgesloten, waarna de overeenkomst schriftelijk door ABN Amro is vastgelegd in een transactiebevestiging van 14 juli 2014 die de [familienaam] namens Heijveld hebben ondertekend. Renteswap 3 is afgesloten voor een hoofdsom van € 2.000.000,00 en een vaste rente van 2,73%, ingaande op 1 augustus 2014 met een looptijd van 10 jaar.

De herbeoordeling van de renteswaps

2.31.

Aan Heijveld c.s. is vervolgens door de banken kenbaar gemaakt dat er een herbeoordeling van alle renteswaps zou gaan plaatsvinden.

2.32.

Bij brief van 2 juni 2016 heeft de toenmalige advocaat van Heijveld c.s. ABN Amro aansprakelijk gesteld voor de gang van zaken in 2007 bij het afsluiten van de renteswaps en de gang van zaken bij de gedwongen herfinanciering in 2013.

2.33.

Bij brieven van 13 juni 2016 en 29 juli 2016 heeft de toenmalige advocaat van Heijveld c.s. Deutsche Bank aansprakelijk gesteld voor onder andere de schade die is geleden door de gedwongen herfinanciering.

2.34.

In het kader van het Uniform Herstelkader (hierna: het UHK) zijn aan Heijveld c.s. de volgende compensatievoorstellen gedaan:

op 13 oktober 2017 deed Deutsche Bank aan Heijvar voor renteswap 1 een compensatievoorstel voor € 88.355,47 dat niet door Heijvar is geaccepteerd;

op 16 november 2017 deed Deutsche Bank aan Heijpro voor renteswap 2 een compensatievoorstel voor € 184.044,64 plus een vergoeding voor kosten van rechtsbijstand van € 10.000,00, dat door Heijpro uiteindelijk is geaccepteerd, nadat de Geschillencommissie UHK MKB-Rentederivaten haar bezwaren had afgewezen bij beslissing van 29 oktober 2018;

op 20 juni 2018 deed ABN Amro aan Heijveld voor renteswap 3 een compensatievoorstel voor € 42.298,89, dat door Heijveld niet is geaccepteerd.

2.35.

Bij brief van 17 juli 2018 aan ABN Amro heeft de advocaat van Heijveld c.s. Renteswap 3 en de daarmee samenhangende verhoging van de rentepercentages voor de lening vernietigd wegens misbruik van omstandigheden door de bank.

3 Het geschil

in conventie 3.1.

Heijveld c.s. vorderen na vermindering van eis samengevat - bij uitvoerbaar bij voorraad te verklaren vonnis:

primair

een verklaring voor recht dat ABN Amro en/of Deutsche Bank misbruik van omstandigheden hebben gemaakt;

een verklaring voor recht dat de wijzigingen die door Deutsche Bank vanaf 2012 zijn doorgevoerd in de kredietovereenkomsten, zoals de reductie-eisen en opslagverhogingen, rechtsgeldig zijn vernietigd, althans deze te vernietigen;

een verklaring voor recht dat Renteswap 3 en de door ABN Amro doorgevoerde opslagverhogingen van 0,9% naar 2,5% rechtsgeldig zijn vernietigd per brief van 17 juli 2018, althans deze te vernietigen;

e veroordeling van Deutsche Bank tot (terug)betaling aan Heijveld c.s. van alle betalingen die uit hoofde van de gewijzigde voorwaarden tussen Heijveld c.s. en Deutsche Bank vanaf 2012 hebben plaatsgevonden;

de veroordeling van ABN Amro tot (terug)betaling aan Heijveld c.s. van alle betalingen die uit hoofde van Renteswap 3 hebben plaatsgevonden, verminderd met de betalingen die ABN Amro uit hoofde van Renteswap 3 aan Heijveld c.s. heeft verricht, alsmede tot (terug)betaling van de opslagverhogingen ten opzichte van de oorspronkelijke opslag van 0,9%;

een verklaring voor recht dat ABN Amro en/of Deutsche Bank toerekenbaar tekort zijn geschoten in de nakoming van de (bijzondere) (zorg)plichten jegens Heijveld c.s. en/of onrechtmatig gehandeld hebben jegens Heijveld c.s.;

veroordeling van ABN Amro en/of Deutsche Bank tot vergoeding van haar schade;

subsidiair

een verklaring voor recht dat ABN Amro en/of Deutsche Bank toerekenbaar tekort zijn geschoten in de nakoming van de (bijzondere) (zorg)plichten jegens Heijveld c.s. en/of onrechtmatig gehandeld hebben jegens Heijveld c.s.;

de veroordeling van ABN Amro en/of Deutsche Bank tot vergoeding van haar schade;

een verklaring voor recht dat Deutsche Bank vanaf 2012 ten onrechte de wijzigingen in de kredietovereenkomsten met Veldakker heeft doorgevoerd en ten onrechte reductieverplichtingen ten aanzien van de rekening-courant met Heijveld c.s. heeft doorgevoerd;

de veroordeling van Deutsche Bank om aan Heijveld c.s. (1) terug te betalen de opslagverhogingen en de periodieke provisies die als gevolg van de wijzigingen in de kredietovereenkomsten door Veldakker aan Deutsche Bank zijn betaald en (2) de schade te vergoeden die Heijveld c.s. geleden heeft als gevolg van de wijzigingen in de kredietovereenkomsten met Veldakker en de doorgevoerde reductieverplichtingen van de rekening-courant ten aanzien van Heijveld c.s.;

een verklaring voor recht dat (de overeenkomst van) Renteswap 3 (deels) per datum van de betekening van de dagvaarding is ontbonden is, althans deze te ontbinden;

de veroordeling van ABN Amro om aan Heijveld c.s. de schade te vergoeden die zij lijdt door de ontbinding van Renteswap 3, nader op te maken bij staat;

een verklaring voor recht dat de door ABN Amro in 2014 doorgevoerde opslagverhogingen van 0,9% naar 2,5% alsmede de doorgevoerde wijzigingen in Renteswap 3 ten opzichte van Renteswap 1 naar maatstaven van redelijkheid en billijkheid onaanvaardbaar zijn;

de veroordeling van ABN Amro om aan Heijveld terug te betalen hetgeen zij in verband met de vordering onder n, teveel heeft betaald;

meer subsidiair

ABN Amro al dan niet ten titel van schadevergoeding te gebieden om het UHK alsnog toe te passen waarbij conform paragraaf 3.6.4 een herstel van Renteswap 1 c.q. Renteswap 3 plaatsvindt en het verschil in marktwaarde met Oprenting wordt vergoed en de looptijd van Renteswap 3 kosteloos wordt verkort naar de oorspronkelijke looptijd van Renteswap 1 tot 1 januari 2018 en onder stap 4 de tussentijdse verhogingen van de opslagen van 0,9% naar 2,5% met Oprenting vergoed wordt;

in alle gevallen

een en ander vermeerderd met rente en kosten, de proceskosten daaronder begrepen.

3.2.

ABN Amro en Deutsche Bank voeren ieder afzonderlijk verweer.

in reconventie

3.3.

ABN Amro vordert de veroordeling van Heijveld c.s. tot betaling van € 42.300,00 aan ABN Amro, kosten rechtens.

3.4.

ABN Amro stelt daartoe dat zij in het kader van het UHK een aanbod aan Heijveld c.s. heeft gedaan en dat zij in dat kader een voorschotbetaling van € 42.300,00 aan Heijveld c.s. heeft gedaan. Haar definitieve aanbod heeft Heijveld c.s. echter niet aanvaard, zodat zij recht heeft op terugbetaling van het voorschot.

3.5.

Heijveld c.s. voeren verweer.

4 De beoordeling

in conventie 4.1.

De rechtbank stelt voorop dat er in de beoordeling een onderscheid gemaakt dient te worden tussen ABN Amro-oud, waarmee Heijveld c.s. in het verleden een bankrelatie onderhield en ABN Amro-nieuw, waarmee zij in 2014 een bankrelatie is aangegaan. Die terminologie zal in het hiernavolgende ook worden aangehouden.

De kredietrelatie die Heijveld c.s. had met ABN Amro-oud is als gevolg van een juridische splitsing onder algemene titel overgegaan op New HBU, welke vennootschap vervolgens via een aandelentransactie is overgegaan naar het concern van Deutsche Bank. In het kader van die splitsing heeft Heijveld c.s. kennelijk ook nog een tijd gebankierd bij New HBU, maar niet is gebleken dat de bestaande kredietrelatie toen wezenlijk is gewijzigd. De overgang van de vennootschap naar Deutsche Bank bracht ook geen wijziging in de kredietrelatie als zodanig (de wederpartij van Heijveld c.s. bleef hetzelfde, zij kreeg alleen een andere eigenaar). Na de overgang naar Deutsche Bank is de kredietrelatie echter wél door partijen (en dus niet als gevolg van de overgang als zodanig) gewijzigd, namelijk bij de onder 2.16 bedoelde overeenkomst van 27 mei 2011, waarbij het krediet ook is verhoogd.

Vervolgens is Heijveld c.s. eigener beweging in 2014 overgestapt naar ABN Amro-nieuw. Daarbij is de kredietrelatie met Deutsche Bank weliswaar ‘overgenomen’, maar uit niets blijkt dat dit een overgang onder algemene titel is geweest. Evenmin is gebleken dat er sprake is geweest van een contractsoverneming in de zin van artikel 6:159 van het Burgerlijk Wetboek (BW). Daarvoor is immers een driezijdige rechtshandeling vereist, waaraan ook Deutsche Bank had moeten hebben meegewerkt. Dat is niet gesteld of gebleken. De rechtbank gaat daarom ervan uit dat er in 2014 nieuwe overeenkomsten zijn gesloten tussen Heijveld c.s. en ABN Amro-nieuw. ABN Amro-nieuw is naar het oordeel van de rechtbank niet te vereenzelvigen met ABN Amro-oud. Weliswaar gebruikt de bank dezelfde naam, maar dat laat onverlet dat er als gevolg van kort gezegd de perikelen rond de redding van Fortis vanwege de kredietcrisis, met steun van onder andere de Nederlandse staat, inmiddels een geheel nieuwe rechtspersoon is ontstaan. Dat moet ook voor Heijveld c.s. duidelijk zijn geweest.

Verwijten jegens Deutsche Bank als rechtsopvolger van Abn Amro-oud

4.2.

De voornaamste bezwaren van Heijveld c.s. zijn gericht tegen de onwelwillende opstelling van Deutsche Bank omstreeks 2012, toen haar onderneming ook onder bijzonder beheer bij deze bank kwam te vallen. De verwijten zijn tweeërlei. Allereerst is er de bulletlening. Deze lening liep na vijf jaar af omstreeks 1 april 2012 en moest toen in beginsel worden terugbetaald door Heijpro. Deutsche Bank was niet bereid de lening met opnieuw vijf jaar te verlengen, terwijl dat volgens Heijveld c.s. wel kon. De huurinkomsten uit het vastgoed waren zodanig, dat Heijpro daaruit de rentelasten kon voldoen. Bovendien paste een verlenging met nog eens vijf jaar bij de tienjarige renteswap die in verband met de bulletlening was afgesloten met de bank. In 2007 is door ABN Amro als de rechtsvoorgangster van Deutsche Bank ook toegezegd dat de lening in 2012 probleemloos met vijf jaar verlengd zou kunnen worden, zo wordt gesteld.

In de tweede plaats wordt betoogd dat Deutsche Bank ten onrechte is overgegaan tot plaatsing in bijzonder beheer en is gaan eisen dat het krediet in rekening-courant met € 50.000,00 per kwartaal zou worden ingelopen. Het overzetten naar bijzonder beheer vond volgens de bank plaats omdat de bulletlening niet kon worden terugbetaald en omdat in het varkensbedrijf verliezen werden geleden. De bulletlening had echter probleemloos verlengd kunnen worden en de stelling dat in het varkensbedrijf grote verliezen werden geleden, is feitelijk onjuist. De eis tot verkleining van het krediet in rekening-courant stelde de onderneming voor grote financiële problemen. Op een gegeven moment was het liquiditeitstekort zo groot, dat zelfs het personeel niet betaald kon worden. Pas toen was de bank bereid krediet beschikbaar te stellen en werd de eis tot verkleining van het obligo opgegeven.

4.3.

Uit de stellingen van Heijveld c.s. volgt weliswaar dat de twee in 2007 afgesloten swaps in respectievelijk 2012 (renteswap 2) en in 2014 (renteswap 1 bij de overgang naar ABN Amro-nieuw) haar voor problemen hebben gesteld, maar dat laat onverlet dat uit haar stellingen niet blijkt dat deze producten als zodanig ongeschikt waren voor haar onderneming. De lage maar variabele rentes die zij was overeengekomen voor de verschillende leningen waren uit het oogpunt van bedrijfsvoering blijkbaar minder wenselijk. De swaps boden de mogelijkheid de rente voor een bepaalde tijd vast te zetten. De lasten van die vaste rentes had de onderneming normaalgesproken ook kunnen dragen, zo lijkt het.

4.4.

Ten aanzien van de bulletlening stelt de rechtbank voorop dat er van meet af aan sprake was van een mismatch tussen de lening die een looptijd kende van vijf jaar en de renteswap die een looptijd van tien jaar kende. Als immers de lening na vijf jaar zou worden afgelost – zoals Deutsche Bank bleek te eisen in 2012 – zou de swap in beginsel voortijdig beëindigd moeten worden. Daaraan zit een groot risico, want wanneer de variabele rente is gedaald, betekent een voortijdige beëindiging van het contract voor de partij die de variabele rente heeft overgenomen (de bank), dat zij verlies zal lijden. Voor dat verlies kan bij voortijdige beëindiging van het contract een vergoeding worden verlangd (de negatieve contractswaarde), die zeer hoog kan uitvallen wanneer de variabele rente - zoals na de kredietcrisis van 2008 ook het geval is geweest - fors is gedaald. Het probleem van de min of meer gedwongen voortijdige beëindiging van de renteswap (en de vergoeding van de negatieve contractswaarde) doet zich niet voor wanneer lening en swap qua duur op elkaar aansluiten. Aan het eind van de looptijd is die waarde immers altijd nihil. Het alternatief zou zijn nog vijf jaar de vaste rente te blijven betalen aan de bank, maar zolang daar geen andere lening met een variabele rente tegenover gesteld kan worden (waarbij de vraag rijst waar die lening afgesloten moet worden als de eigen bank dat weigert), is de swap louter speculatief omdat het dan alleen nog gaat om de vraag of aan het eind van de looptijd van de ruil de kosten van de vaste rente hoger dan wel lager uitvallen dan die van de variabele rente en of er dus een uitkering volgt dan wel dat er nog betaald moet worden. Uit niets blijkt echter dat Heijpro ooit op zoek was naar een rentederivaat met een speculatief karakter; zij zocht een middel om haar rentelasten te fixeren. In het algemeen heeft daarom te gelden dat een bank niet voldoende zorgvuldig handelt wanneer er sprake is van een mismatch tussen de looptijd van de lening en de renteswap omdat dit kort gezegd de klant in problemen kan brengen (vgl. Hof Amsterdam 22 augustus 2017, GHAMS:2017:3366). Met de zeer algemene waarschuwing in haar hiervoor in 2.10 geciteerde brief van 5 juni 2007 - waarvan Heijveld c.s. overigens ontkent die indertijd te hebben ontvangen - , kan de bank zich niet disculperen voor de tekortkoming in haar advisering. Dit betekent dat van informed consent van Heijpro ook geen sprake kan zijn, omdat daarvoor is vereist dat de onderliggende advisering op zichzelf correct is geweest. En daar schort het hier aan. Hierbij zij verder nogmaals opgemerkt dat het naar het oordeel van de rechtbank geen verschil maakt dat de mismatch indertijd door ABN Amro-oud aan Heijveld c.s. is aangeboden; als overnemende partij onder algemene titel kan die mismatch ook Deutsche Bank worden tegengeworpen.

4.5.

De koppeling van een vijfjarige bulletlening aan een swap met een looptijd van tien jaar, zou alleen te verklaren zijn vanuit het feit dat bij het aangaan van de lening is gesproken over een verlenging van de lening met vijf jaar. Volgens Heijveld c.s. was dat indertijd ook het aanbod van de bank, maar niet alleen betwist Deutsche Bank dat, vast staat ook dat zij zich daar in 2012 niet toe gehouden achtte.

4.6.

De lening is weliswaar al in maart 2007 overeengekomen, maar de voorwaarden daarvoor zijn pas enige tijd later afgewikkeld, zo blijkt uit de stukken. Aanvankelijk is sprake van een lening die in vijf jaar in kwartaaltermijnen zou worden afgelost. Vast staat echter dat het uiteindelijk een bulletlening is geworden, die na vijf jaar ineens moest worden afgelost. Toen dit nog niet vast stond is de onder 2.10 bedoelde brief van de bank aan Heijpro van 7 mei 2007 geschreven. Daarin wordt met zoveel woorden als tweede optie voorgelegd de mogelijkheid om de lening na afloop met vijf jaar te verlengen. Dat is uiteraard alleen aan de orde als de lening niet zou zijn afgelost na vijf jaar. Gelet op de inhoud van deze brief gaat de rechtbank ervan uit, zoals Heijpro ook stelt, dat het in 2007 de bedoeling was dat de lening ook zou kunnen worden verlengd na vijf jaar met nog eens vijf jaar. Als Heijpro dat zou willen. Het vaste rentepercentage dat op de swap is betaald van 4,7% sluit ook aan bij het in de brief van 7 mei 2007 voor de ‘verlengingsoptie’ genoemde percentage van 4,73%. Daar komt bij dat tegen deze achtergrond wel weer te verklaren is waarom er tegelijkertijd een swap van tien jaar is afgesloten: als het immers zo mocht blijken te zijn dat deze na vijf jaar een negatieve waarde zou hebben (die dan zou moeten worden afgekocht), zou Heijpro ervoor kunnen kiezen de lening te verlengen met vijf jaar. Als de looptijd zou worden uitgediend, zou de waarde nihil zijn. Afkopen is dan niet aan de orde.

4.7.

Vast staat dat Deutsche Bank in 2012 niet bereid was de lening te verlengen met vijf jaar. Zelfs als er geen afspraken zouden zijn gemaakt zoals in de vorige overweging bedoeld, heeft dan nog steeds te gelden dat er sprake was van een mismatch tussen lening en swap en dat de klant geconfronteerd werd met een overhedge met aanzienlijke gevolgen omdat de swap tegen een forse vergoeding tussentijds moest worden afgekocht. In die situatie ligt het op de weg van de bank in ieder geval prudent te werk te gaan. In dat kader wordt als volgt overwogen. Deutsche Bank wierp Heijpro tegen dat er met het vastgoed nog niets was gebeurd, terwijl de lening volgens haar zou zijn verstrekt voor een projectontwikkeling. Uit de stukken blijkt echter onvoldoende dat de lening specifiek voor projectontwikkeling was bedoeld. Over het algemeen worden dan ook afspraken gemaakt over de kredietbehoeftes en nadere zekerheden gedurende de voorziene looptijd van het project. De rechtbank gaat er daarom vanuit dat er sprake is geweest van een reguliere lening voor de aankoop van een onroerende zaak, waaraan verder geen voorwaarden waren verbonden. De enkele omstandigheid dat projectontwikkeling mogelijk is en dat daar in de aanloop naar de lening wellicht ook over is gesproken, betekent nog niet dat de kredietnemer daartoe ook verplicht is. Daar komt bij dat er in 2012 inmiddels ook sprake was van een crisis in de vastgoedmarkt en een groot overaanbod van vastgoed, waardoor heel veel projectontwikkelingen waren komen stil te liggen. Dat de ontwikkeling nog niet van de grond was gekomen, is tegen die achtergrond minder uitzonderlijk dan Deutsche Bank thans wil doen voorkomen. Verder kan niet uit het oog worden verloren dat Deutsche Bank een hypotheek had op het vastgoed alsmede persoonlijke borgstellingen van de drie ondernemers van in totaal € 400.000,00 én dat de huurinkomsten – zoals onweersproken is gesteld - uit het vastgoed zodanig waren dat daarmee de lasten konden worden voldaan. Een bank die in die situatie weigert de door haar verstrekte lening te verlengen, terwijl er sprake is van een swap die voortijdig moet worden afgekocht, handelt niet prudent. Dit klemt eens te meer wanneer er, zoals hier is gebeurd, aanwijzingen zijn dat in het verleden de afspraak is gemaakt dat die lening wel verlengd zou kunnen worden. Terecht wordt Deutsche Bank dan ook tegengeworpen dat zij in 2012 niet zorgvuldig heeft gehandeld jegens Heijpro. De omstandigheid dat de bank uiteindelijk wel akkoord is gegaan met een beperkte verlenging van de lening maakt dit niet anders.

4.8.

Verder is van belang dat van de hoge schulden van de groep (vooral in het varkensbedrijf), zoals door Deutsche Bank bij antwoord gesteld, niet is gebleken. Weliswaar heeft de bank in haar stukken gesteld dat er sprake zou zijn geweest van verliezen van € 115 miljoen euro over 2010 en € 71 miljoen euro over 2011, maar ter zitting is erkend dat die cijfers niet kloppen. Ter zitting is van de zijde van Heijveld c.s. onweersproken gesteld dat Heijvar in 2010 een nettowinst van ruim € 200.000,00 heeft gemaakt en het daaropvolgende jaar 2011 slechts een gering verlies van netto € 9.000,00 heeft geleden, zodat daarvan kan worden uitgegaan.

4.9.

In het licht van al het hiervoor overwogene, blijft onduidelijk waarom de groep na 2012 onder bijzonder beheer is geplaatst en in het verlengde daarvan waarom het krediet in rekening-courant moest worden teruggebracht naar nihil. Een duidelijke onderbouwing voor dit laatste ontbreekt. Dat Deutsche Bank na één keer al heeft afgezien van de kredietvermindering omdat de onderneming in liquiditeitsproblemen dreigde te komen, maakt dit niet anders. Daarbij kan niet uit het oog worden verloren dat deze voorwaarde er kennelijk toe leidde dat Heijveld c.s. dreigde haar personeel niet meer te kunnen betalen, hetgeen naar algemeen bekend is, al snel kan leiden tot een faillissement. Terecht heeft Heijveld c.s. er ter zitting verder op gewezen dat het terugbrengen van de rekening-courant naar nihil volstrekt onredelijk was omdat niet goed denkbaar is dat een onderneming als die van Heijveld c.s. zonder rekening-courant kan bestaan.

Misbruik van omstandigheden?

4.10.

Heijveld c.s. legt aan haar verwijt richting Deutsche Bank primair ten grondslag dat er misbruik van omstandigheden is gemaakt. Daarmee zou er sprake zijn geweest van een wilsgebrek aan haar zijde bij de totstandkoming van de overeenkomst. De in geding zijnde kredietovereenkomsten zijn in 2007 gesloten met ABN Amro-oud. Toen is verkeerd gegaan dat er met Heijpro een vijfjarige kredietovereenkomst is gesloten die gekoppeld is aan een tienjarige renteswap, hetgeen kan worden gezien als onzorgvuldig handelen van de bank. Daarmee is er echter nog geen sprake van misbruik van omstandigheden door de bank. Bovendien is, zoals in 4.6 is overwogen, niet geheel uit te sluiten dat indertijd de risico’s die samenhangen met een dergelijke mismatch zijn onderkend, en dat toen daarom de mogelijkheid is geboden het krediet te verlengen. Van misbruik van omstandigheden door ABN Amro-oud en daarmee ook van haar rechtsopvolgster Deutsche Bank is daarmee onvoldoende gebleken. Dit nog afgezien daarvan dat Heijveld c.s. met hun vorderingen onder 3.1 sub b. kennelijk ook handelingen van Deutsche Bank vernietigd willen zien, waarvan in het algemeen geldt dat een bank daartoe op grond van de gesloten overeenkomst eenzijdig bevoegd is, zoals het aanpassen van opslagverhogingen. Op grond van misbruik van omstandigheden kan een eiser alleen rechtshandelingen vernietigen waarbij hij zelf betrokken is; contractuele bevoegdheden van een wederpartij zijn daarmee echter niet aan te tasten. Daarmee faalt de primaire grondslag van de vordering jegens Deutsche Bank en kan het verweer dat de vordering uit hoofde van misbruik van omstandigheden is verjaard onbesproken blijven.

De door de advocaat van Heijveld c.s. ter zitting gedane eiswijziging, erop neerkomend dat de rechtbank op de voet van artikel 3:54 lid 2 BW de overeenkomst aanpast door de opslag terug te brengen van 2,5% naar 0,9%, kan daarmee onbesproken blijven. Dit nog afgezien daarvan dat de advocaat van Deutsche Bank terecht bezwaar heeft gemaakt tegen een mondelinge wijziging van eis ter zitting.

Wanprestatie?

4.11.

De subsidiaire grondslag, wanprestatie, slaagt wel. Uit hetgeen hiervoor is overwogen volgt naar het oordeel van de rechtbank dat Deutsche Bank bij de uitvoering van de overeenkomsten die zij met Heijveld c.s. heeft gesloten in 2012 en 2013 is tekort geschoten. Ten onrechte is geweigerd de kredietovereenkomst met Heijpro te verlengen, ten onrechte is de onderneming onder bijzonder beheer geplaatst en ten onrechte is verlangd dat het krediet in rekening-courant met € 50.000,00 per kwartaal zou worden teruggebracht tot nihil. Een en ander heeft ertoe geleid dat Heijveld c.s. zich gedwongen zag een andere bank te zoeken. Voor de schade die hierdoor is ontstaan is Deutsche Bank aansprakelijk. Daarnaast is Deutsche Bank als rechtsopvolger onder algemene titel van ABN Amro-oud aan te spreken in verband met het schenden van de zorgplicht van die bank nu zij in 2007 bij een lening met een looptijd van vijf jaar een renteswap heeft afgesloten met een looptijd van tien jaar. Ook in zoverre is er sprake van wanprestatie van Deutsche Bank.

4.12.

Heijveld c.s. stelt dat de inflexibele opstelling van Deutsche Bank de onderneming heeft gedwongen op zoek te gaan naar een andere bank. Eigenlijk bleek al vrij snel na de overname dat de bank haar liever kwijt dan rijk was omdat haar onderneming niet paste in het klantenprofiel dat Deutsche Bank wilde bedienen, zo stelt zij bovendien. De feiten zoals weergegeven onder 2.19 e.v. wijzen ook in die richting. Daaruit blijkt een keuze van Deutsche Bank om zich te willen richten op een specifieke groep klanten waartoe Heijveld c.s. kennelijk niet behoorde. Deze besluitvorming komt kennelijk voort uit het feit dat Deutsche Bank bij de splitsing van ABN Amro-oud onvoldoende aandacht heeft besteed aan de vraag welke klanten zij wenste over te nemen. Dat deze onoplettendheid voor de bank mogelijk het ongewenste gevolg heeft gehad dat zij werd opgezadeld met klanten die zij niet wilde, geeft haar evenwel geen vrijbrief om die klanten minder goed of niet volledig te bedienen.

Deutsche Bank betwist dat daarvan sprake is geweest en heeft verder aangevoerd dat Heijveld c.s. niet weg hoefde, maar dat haar wel te kennen is gegeven dat de dienstverlening wat betreft de toegang tot producten zou worden beperkt. Daarvan is namens de bank ter zitting verklaard dat zij die producten dan bij een andere bank zou kunnen betrekken. Dat betoog miskent naar het oordeel van de rechtbank dat de gemiddelde onderneming in het midden en kleinbedrijf zich niet twee banken kan veroorloven, al was het maar omdat het stellen van voldoende zekerheid aan een tweede bank problematisch is. Ook hier “zat” Deutsche Bank op de zekerheden.

Uit hetgeen hiervoor is overwogen volgt dat Deutsche Bank Heijveld c.s. niet zorgvuldig heeft behandeld als klant. Er waren voor Heijveld c.s. dan ook goede gronden van bank te wisselen. Voor zover dit voor haar tot financieel nadeel heeft geleid, komt ook dat als schade voor vergoeding door Deutsche Bank in aanmerking.

Verwijten jegens Abn Amro-nieuw

4.13.

Uiteindelijk is Heijveld c.s. in 2014 overgestapt naar ABN Amro-nieuw. Zij meent dat ook voor deze bank geldt dat die hen als bestaande klant diende te behandelen. Daarin wordt zij op grond van het onder 4.1 overwogene niet gevolgd. De enkele omstandigheid dat de bank haar in 2014 als ‘bestaande klant’ heeft genoteerd, maakt dat in juridische zin niet anders. Dit ofschoon de onderneming door personeelsleden die nog steeds bij de bank werkzaam waren waarschijnlijk als voormalige klant zal zijn (h)erkend.

4.14.

Vertrekpunt voor de rechtbank is derhalve dat Heijveld c.s. in 2014 een nieuwe bankrelatie is aangegaan. Volgens Heijveld c.s. stelde ABN Amro-nieuw daarbij ten onrechte (te) strenge voorwaarden. Eén van die voorwaarden was kennelijk de gedeeltelijke verkoop van het vastgoed in Heijpro. Uit de processtukken blijkt niet heel duidelijk wanneer die volgens Heijveld c.s. afgedwongen verkoop van het vastgoed heeft plaatsgevonden, maar kennelijk is dit gebeurd in 2014 bij de overgang van Heijveld c.s. naar ABN Amro-nieuw in het kader van de afwikkeling van de bulletlening. Die was immers weliswaar met twee jaar verlengd, maar dat betekende nog steeds dat de renteswap 2 voortijdig beëindigd zou moeten worden en dat dus ook de negatieve waarde van dat contract aan Deutsche Bank vergoed moest worden. Ter zitting is hierover door [naam 1] verklaard dat de onderneming hiervoor in 2014 een regeling met [naam 3] heeft getroffen, die inhield dat zij de aandelen van [naam 3] voor € 1,00 zou kopen, dat het pand gesplitst zou worden en dat [naam 3] het linker gedeelte van het pand - waarin het pension was gevestigd - via een privéfinanciering zou overnemen. Daarvoor is uiteindelijk € 500.000,00 betaald. De reden van de verkoop van de aandelen was dat ABN Amro-nieuw niet wilde dat de [familienaam] samen met [naam 3] aandeelhouder zouden blijven in Heijpro. Het rechtergedeelte van het bedrijfspand bleef achter in Heijpro. Daarin zijn naderhand negen woningen ontwikkeld en verkocht. Door deze gedwongen verkoop is de onderneming huurinkomsten van € 110.000,00 per jaar verloren en heeft zij het pand ver onder de marktwaarde moeten verkopen. Als er echter niet zou zijn verkocht aan [naam 3] , was ABN Amro-nieuw niet bereid de onderneming als klant te nemen. Vast staat verder dat de bulletlening niet is overgenomen door ABN Amro-nieuw en ook dat renteswap 2 toen is afgewikkeld, wellicht met de opbrengst van de verkoop van het vastgoed.

Misbruik van omstandigheden?

4.15.

Er is naar het oordeel van de rechtbank geen grond om aan te nemen dat ABN Amro-nieuw bij de overname misbruik van omstandigheden heeft gemaakt. De bulletlening in combinatie met renteswap 2 vormden immers een probleem en dat probleem is toen kennelijk opgelost door aflossing van de lening en afkoop van de swap. Daarnaast was er nog renteswap 1 die bij de overgang van Deutsche Bank naar ABN Amro-nieuw via blend & extend werd vervangen door renteswap 3. Uit de stellingen blijkt onvoldoende duidelijk waarom ABN Amro-nieuw daarbij misbruik van omstandigheden zou hebben gemaakt. Bij dit alles kan niet uit het oog worden verloren dat Heijveld c.s. haar bankrelatie blijkbaar ook niet bij een andere bank tegen gunstigere voorwaarden kon onderbrengen. Anders zou zij dat immers wel hebben gedaan, zo mag worden aangenomen. Uit niets is immers gebleken dat zij om specifieke redenen gehouden was met ABN Amro-nieuw in zee te gaan. Voor zover zij meent dat ABN Amro-nieuw gehouden was vermeende fouten van ABN Amro-oud te herstellen, wordt miskend dat ABN Amro-nieuw niet is aan te merken als de rechtsopvolgster van ABN Amro-oud en er in dat opzicht dus ook geen verplichtingen op haar rusten. Het moet ervoor worden gehouden dat in de gegeven omstandigheden de voorwaarden die de bank stelde commercieel waren geboden. De stelling dat ABN Amro-nieuw hierbij misbruik van omstandigheden heeft gemaakt wordt daarom verworpen. Voor zover Heijveld c.s. door de gedwongen verkoop van het vastgoed al schade heeft geleden, is dit het gevolg geweest van het hiervoor beschreven verwijtbare handelen van Deutsche Bank, waarvoor die bank ook is aan te spreken door Heijveld c.s.

Wanprestatie?

4.16.

Ook de stelling van Heijveld c.s. dat ABN Amro-nieuw wanprestatie heeft gepleegd wordt verworpen. In dat verband heeft zij met name gesteld dat het aanbod dat de bank haar in het kader van het UHK heeft gedaan voor renteswap 3, onvoldoende is geweest. Het enkele gegeven dat een bank onder het UHK een aanbod heeft gedaan, brengt nog niet mee dat die bank toerekenbaar is tekortgeschoten in de nakoming van haar contractuele verplichtingen. Het ligt op de weg van eiser om dat concreet uit te werken. Daarbij kan niet worden volstaan met de stelling dat het UHK noopt tot een hogere vergoeding. Daarover kan bij de Geschillencommissie UHK geklaagd worden. Aan het UHK komt in deze procedure echter geen normerende werking toe. De stelling dat ABN Amro-nieuw wanprestatie heeft gepleegd, is dan ook onvoldoende onderbouwd. Dit betekent dat alle vordering die tegen ABN Amro-nieuw zijn ingesteld zullen worden afgewezen.

Conclusie – schadestaatprocedure

4.17.

Alleen Deutsche Bank is aldus door Heijveld c.s. uit hoofde van wanprestatie aan te spreken. Deutsche Bank is gehouden de schade die Heijveld c.s. daardoor lijdt, aan haar te vergoeden. Een deel van de schade die door Heijveld c.s. is geleden, is inmiddels vergoed via het UHK. Heijpro heeft immers het door Deutsche Bank gedane herstelaanbod met betrekking tot renteswap 2 geaccepteerd. Daarmee moet het ervoor worden gehouden dat in ieder geval de swapschade is gecompenseerd. Er kan echter sprake zijn van meer schade, ook omdat de verwijten richting de bank op verschillende punten doel treffen. Daarbij kan bijvoorbeeld gedacht worden aan de schade die is ontstaan door de niet zorgvuldige afwikkeling van de bulletlening of door de kredietreductieverplichting. Het debat daarover is naar het oordeel van de rechtbank onvoldoende specifiek gevoerd. De rechtbank ziet in een en ander aanleiding de zaak naar de schadestaat te verwijzen. Aanvankelijk had Heijveld c.s. in deze procedure ook schade gevorderd die de [familienaam] in privé hebben geleden. Aangezien zij in deze procedure niet persoonlijk als eisers optreden, kan de rechtbank daarover geen oordeel vellen, hetgeen de advocaat van Heijveld c.s. ter zitting ook heeft onderkend en de vordering wat deze privéschade betreft heeft ingetrokken.

4.18.

Ten aanzien van de vorderingen van Heijveld c.s. heeft te gelden dat de gevraagde verklaring voor recht dat Deutsche Bank toerekenbaar tekort is geschoten in haar zorgplicht wat betreft renteswap 2 jegens Heijpro kan worden gegeven. Omdat Deutsche Bank als gevolg van een juridische splitsing ABN Amro-oud onder algemene titel is opgevolgd, is die rechtspersoon niet meer aan te spreken. Deutsche Bank zal tevens worden veroordeeld tot vergoeding van schade, nader op te maken bij staat. Uit hetgeen hiervoor is overwogen volgt verder dat Deutsche Bank kort gezegd steken heeft laten vallen in 2012 en 2013. In de schadestaatprocedure zal nader uitgezocht moeten worden tot welke schade dit heeft geleid. Er is geen aanleiding hiervoor afzonderlijke verklaringen voor recht af te geven, zoals gevorderd en hiervoor weergegeven onder 3.1 sub j. Dit vonnis dient als de grondslag voor de beoordeling in de schadestaat (vgl. HR 10 juni 2022, HR:2022:854). Ook de vordering onder 3.1 sub k tot veroordeling van de bank tot een aantal concrete schadeposten wordt afgewezen, nu het debat daarover onvoldoende specifiek is gevoerd. De schade dient eveneens in de schadestaat bepaald te worden.

Buitengerechtelijke incassokosten

4.19.

Heijveld c.s. vordert tevens vergoeding van buitengerechtelijke incassokosten alsmede kosten van externe adviseurs ad € 148.147,00 en € 187.500,00 aan interne kosten. Wat betreft de laatste twee posten heeft Deutsche Bank terecht aangevoerd dat dergelijke claims toegelicht en gespecificeerd moeten worden. Beoordeeld moet immers kunnen worden of aan de zogenoemde dubbele redelijkheidstoets is voldaan. Heijveld c.s. heeft volstaan met een verwijzing naar een productie waarin een veelheid aan schadeposten is opgenomen. Het is niet aan de rechtbank om uit te zoeken welke posten zien op externe adviseurs of interne kosten, te minder nu uit de overzichten blijkt dat er ook kosten van juridische bijstand worden gevorderd, waar in beginsel de proceskosten de vergoeding voor omvatten. De vorderingen worden in zoverre daarom afgewezen.

Wat betreft de gevorderde buitengerechtelijke kosten heeft te gelden dat deze zijn bedoeld als vergoeding voor de kosten ter verkrijging van voldoening buiten rechte. Deutsche Bank betwist dat ook daar aanspraak op bestaat, maar uit de overgelegde stukken blijkt naar het oordeel van de rechtbank voldoende dat er wat dat betreft overleg is gevoerd. De kosten zijn dan ook toewijsbaar. Conform de staffel die wordt gehanteerd in het kader van de Wet normering buitengerechtelijke incassokosten zal de rechtbank de incassokosten bepalen op het maximum op € 6.775,00. Overeenkomstig de daartoe strekkende vordering is de wettelijke rente daarover toewijsbaar vanaf de dagvaarding.

Proceskosten

4.20.

In de procedure tegen ABN Amro wordt Heijveld c.s. in conventie in het ongelijk gesteld. Zij zal daarom in de kosten van die procedure worden verwezen. Die kosten worden aan de zijde van ABN Amro begroot op € 667,00 voor griffierecht. Wat betreft de advocaatkosten ziet de rechtbank aanleiding uit te gaan van tarief VIII van het Liquidatietarief, nu volgens de eigen stellingen van Heijveld c.s. haar schade meer dan één miljoen euro bedraagt. Daarmee komen die kosten uit op € 7.998,00 (2 punten). De gevorderde wettelijke rente daarover is toewijsbaar vanaf twee weken na dit vonnis.

4.21.

In de procedure tegen Deutsche Bank wordt Heijveld c.s. in het gelijk gesteld. Deutsche Bank zal daarom in de kosten van die procedure worden verwezen. Die kosten worden aan de zijde van Heijveld c.s. begroot op € 752,81 voor verschotten (€ 667,00 griffierecht en € 85,81 betekeningskosten) en op € 7.998,00 (2 punten, tarief VIII) voor advocaatkosten. Overeenkomstig de daartoe strekkende vordering is de wettelijke rente daarover toewijsbaar vanaf twee weken na dit vonnis.

4.22.

In de kostenveroordeling van Deutsche Bank ligt uit hoofde van de wet besloten dat ook de nakosten voor haar rekening komen, die zij op grond van dit vonnis verschuldigd is. Dit vonnis vormt daarvoor ook de executoriale titel. In het licht van het recente arrest van de Hoge Raad van 10 juni 2022 (HR:2022:853), zal de rechtbank daar geen afzonderlijke veroordeling voor uitspreken.

In reconventie

4.23.

Uit hetgeen in conventie is overwogen, volgt dat de vordering tegen ABN Amro wordt afgewezen. In reconventie vordert ABN Amro terugbetaling van een voorschot dat zij onder het UHK aan Heijveld c.s. heeft betaald. Vast staat dat Heijveld c.s. het aanbod dat ABN Amro onder het UHK heeft gedaan niet heeft aanvaard. Omdat ook uit deze procedure niet volgt dat ABN Amro enig bedrag aan Heijveld c.s. verschuldigd is, zal zij het bedrag van € 42.300,00 terug moeten betalen.

4.24.

Als de in het ongelijk gestelde partij zal Heijveld c.s. in de kosten van de reconventie worden verwezen. Die kosten worden begroot op € 2.228,00 voor advocaatkosten (2 punten tarief IV). De gevorderde wettelijke rente daarover is toewijsbaar vanaf twee weken na dit vonnis.

5 De beslissing

De rechtbank

in conventie

5.1.

verklaart voor recht dat Deutsche Bank jegens Heijveld c.s. toerekenbaar tekort is geschoten in de nakoming van haar verplichtingen als bankier,

5.2.

veroordeelt Deutsche Bank tot vergoeding van de schade die Heijveld c.s. hierdoor heeft geleden, nader op te maken bij staat en te vereffenen volgens de wet,

5.3.

veroordeelt Deutsche Bank tot betaling aan Heijveld c.s. van een bedrag van € 6.775,00 wegens buitengerechtelijke incassokosten, te vermeerderen met de wettelijke rente daarover vanaf 7 mei 2021,

5.4.

ontzegt aan Heijveld c.s. de vordering die zij jegens ABN Amro heeft ingesteld,

5.5.

veroordeelt Deutsche Bank in de kosten van de procedure, tot aan deze uitspraak aan de zijde van Heijveld c.s. begroot op € 752,81 voor verschotten en op € 7.998,00 voor advocaatkosten, te vermeerderen met de wettelijke rente daarover vanaf twee weken na dit vonnis,

5.6.

veroordeelt Heijveld c.s. in de kosten van de procedure, tot aan deze uitspraak aan de zijde van ABN Amro begroot op € 667,00 voor griffierecht en op € 7.998,00 voor advocaatkosten, te vermeerderen met de wettelijke rente daarover vanaf twee weken na dit vonnis,

5.7.

verklaart de veroordeling in conventie tot zover uitvoerbaar bij voorraad,

5.8.

wijst af het meer of anders gevorderde,

in reconventie

5.9.

veroordeelt Heijveld c.s. om aan ABN Amro te betalen € 42.300,00,

5.10.

veroordeelt Heijveld in de kosten, tot aan deze uitspraak aan de zijde van ABN Amro begroot op € 2.228,00 voor advocaatkosten, te vermeerderen met de wettelijke rente daarover vanaf twee weken na dit vonnis,

5.11.

verklaart de veroordeling in reconventie uitvoerbaar bij voorraad.

Dit vonnis is gewezen door mr. M.A.M. Vaessen, rechter, bijgestaan door mr. M. Sahin, griffier, en in het openbaar uitgesproken op 28 september 2022.


» Juridisch advies nodig? « advertorial

Heeft u een juridisch probleem of een zaak die u wilt voorleggen aan een gespecialiseerde jurist of advocaat ?

Neemt u dan gerust contact met ons op en laat uw zaak vrijblijvend beoordelen.



naar boven      |      zoeken      |      uitgebreid zoeken

Snel uitspraken zoeken en filteren

> per rechtsgebied > op datum > op instantie

Gerelateerde advocatenkantoren

Recente vacatures

Meer vacatures | Plaats vacature