Datum uitspraak:
Datum publicatie:
Rechtsgebied:
Zaaknummer:
Soort procedure:
Zittingsplaats:
Instantie:

Inhoudsindicatie:

Een 68-jarige man is veroordeeld tot 180 uur taakstraf omdat hij zijn positie als ambtenaar bij de gemeente Amsterdam misbruikte om zichzelf te verrijken. In tien jaar tijd verkreeg hij 14.000 euro voordeel via aannemers die als doel hadden om met hun bedrijven een voorkeursbehandeling te verkrijgen bij het vergund krijgen van gemeentelijke opdrachten. Omdat de redelijke termijn met ongeveer 2,5 jaar is overschreden is de taakstraf 20 uur lager dan dat die anders zou zijn geweest.

Uitspraak



RECHTBANK AMSTERDAM

VONNIS

Parketnummer: 13/729049-17

Datum uitspraak: 10 oktober 2022

Vonnis van de rechtbank Amsterdam, meervoudige strafkamer, in de strafzaak tegen

[verdachte] ,

geboren in [geboortegegevens] 1954,

ingeschreven in de Basisregistratie Personen op het adres

[adres] .

1 Onderzoek ter terechtzitting

Dit vonnis is op tegenspraak gewezen naar aanleiding van het onderzoek op de terechtzittingen van 5 augustus 2022 en 10 oktober 2022.

De rechtbank heeft kennisgenomen van de vordering van de officieren van justitie, mrs. A.M. Ruijs en L.S. van Haeringen, en van wat verdachte en mr. B.M.C.F. de Groen, optredende namens de raadsman van verdachte, mr. R.W. de Pater, naar voren hebben gebracht.

2 Tenlastelegging

Verdachte wordt – kort gezegd – verweten dat hij

1.

zich in de periode van 23 november 2005 tot en met 31 december 2014, al dan niet samen met een ander of anderen, heeft schuldig gemaakt aan ambtelijke corruptie, waarbij hij als ambtenaar giften, beloften en/of diensten heeft aangenomen of gevraagd van:

- [naam 1] en/of [naam 2] , dan wel het aan hen gelieerde bedrijf [bedrijf 1] ;

- [naam 3] en/of [naam 4] , dan wel het aan hen gelieerde bedrijf [bedrijf 2] ;

- [naam 5] en/of [naam 6] , dan wel de aan hen gelieerde bedrijven [bedrijf 3] en [bedrijf 4] ;

- [naam 7] , dan wel het aan hem gelieerde bedrijf [bedrijf 5]

2.

zich in de periode van 1 januari 2015 tot en met 14 november 2017, al dan niet samen met een ander of anderen, heeft schuldig gemaakt aan ambtelijke corruptie, waarbij hij als ambtenaar giften, beloften en/of diensten heeft aangenomen of gevraagd van:

- [naam 8] , dan wel de aan hem gelieerde bedrijven [bedrijf 6] , [bedrijf 7] en [bedrijf 8] ;

- [naam 3] en/of [naam 4] , dan wel het aan hen gelieerde bedrijf [bedrijf 2] ;

- [naam 8] , [naam 3] en/of [naam 4] , dan wel de hiervoor genoemde aan hen gelieerde bedrijven.

De tekst van de integrale tenlastelegging is opgenomen in een bijlage die aan dit vonnis is gehecht en geldt als hier ingevoegd.

3 Voorvragen

De dagvaarding is geldig, deze rechtbank is bevoegd en de officieren van justitie zijn ontvankelijk. Er zijn geen redenen voor schorsing van de vervolging.

4 Aanleiding en verloop onderzoek Portofino

Op 7 januari 2015 ontving de Rijksrecherche informatie van het Team Criminele Inlichtingen (TCI). Daarin stond dat [naam 9] en [naam 10] , die beiden als opzichter werkten bij de gemeente Amsterdam, Stadsdeel West, corrupt waren. Zij lieten zich door aannemersbedrijven betalen. In ruil hiervoor kregen die bedrijven straat- en grondwerk toegekend. In de TCI-informatie werd ook een aantal bedrijven genoemd dat bij deze praktijk betrokken zou zijn.

Op 7 april 2015 is de Rijksrecherche een strafrechtelijk onderzoek gestart onder de naam Pos. Zij heeft van mogelijk betrokken ambtenaren en aannemers onder meer historische telefoongegevens opgevraagd, telefoons afgeluisterd, observaties verricht en hun woningen en werkplekken doorzocht. Daarbij is een groot aantal documenten en goederen inbeslaggenomen. Tijdens het onderzoek kwamen op basis van nieuwe informatie de gemeenteambtenaren [naam 9] , [naam 11] en [naam 12] als verdachten in beeld.

Gedurende het onderzoek Pos is eveneens de verdenking gerezen dat [medeverdachte 1] , werkzaam bij het ingenieursbureau van de gemeente Amsterdam, zich schuldig zou hebben gemaakt aan ambtelijke corruptie.

In het voorjaar van 2016 ontving de Rijksrecherche een anonieme brief van een persoon die zich ‘ [naam 13] ’ noemde. [naam 13] schreef dat hij eigenaar was van een waterbouwkundig bedrijf en dat hij ‘een gooi had gedaan’ naar een aanbesteding van een walmuur in het centrum van Amsterdam. Bij toeval had hij de projectmanager [medeverdachte 2] bij SAIL 2015 gezien, die daar veel plezier had met con-collega [bedrijf 1] Dit was een paar weken vóórdat de aanbesteding aan [bedrijf 1] werd gegund. [naam 13] kreeg daar een raar gevoel bij.

Op 31 augustus 2016 ontving de Rijksrecherche een tweede brief van [naam 13] . In deze brief schreef hij het volgende:

Voor het winnen van de aanbesteding van een walmuurvernieuwing in het Centrum van Amsterdam (aan de [adres] ) is grof belastinggeld betaald. Het bedrijf [bedrijf 2] uit [plaats] heeft deze “gekregen”. Deze inschrijving is ca. 200.000," hoger dan dat het werk eigenlijk zou mogen kosten. Deze 2 ton zou worden gedeeld door 2 ambtenaren van de Gemeente werkzaam bij het Ingenieursbureau van de Gemeente Amsterdam. 100.000 voor de onlangs aangehouden ambtenaar [medeverdachte 1] en 100.000 voor projectmanager [verdachte] . Onvrede over een misgelopen promotie zou toentertijd reden voor deze laatste zijn om dit te doen. [medeverdachte 1] doet dit al jaren.

Op basis van informatie uit onderzoek Pos en de twee anonieme brieven, is op 21 februari 2017 een nieuw strafrechtelijk onderzoek geopend onder de naam Portofino. Dit onderzoek zag op de verdenking van ambtelijke corruptie gepleegd door verdachte, [medeverdachte 1] en [medeverdachte 2] .

De inhoudelijke behandeling van de strafzaken tegen de verdachten in de onderzoeken Pos en Portofino stond aanvankelijk gepland begin april 2020. In verband met de coronapandemie is deze behandeling afgelast, nog voordat de dagvaardingen waren uitgegaan.

In overleg met de raadslieden zijn nieuwe data gezocht waarop de inhoudelijke behandeling van de strafzaken tegen de verdachten kon plaatsvinden. In verband met de omvang van de strafzaken heeft de rechtbank er voor gekozen om de strafzaken tegen de verdachten in het onderzoek Portofino afzonderlijk te behandelen van de strafzaken tegen de verdachten in het onderzoek Pos. De verdachten in onderzoek Portofino (verdachte, [medeverdachte 1] en [medeverdachte 2] ) zijn gedagvaard voor 3 augustus 2022, waarbij meerdere zittingsdagen zijn gereserveerd.

De zaak tegen verdachte is behandeld op 5 augustus 2022.

Het onderzoek is formeel gesloten op de terechtzitting van 10 oktober 2022.

Naast verdachte, [medeverdachte 1] en [medeverdachte 2] is ook een aantal aannemers en hun bedrijven als verdachten aangemerkt. Het Openbaar Ministerie heeft meegedeeld dat met één van hen een schikking is getroffen en dat met de overige betrokkenen onderhandelingen gaande zijn.

5 Juridisch kader passieve ambtelijke omkoping

5.1.

Wetswijziging per 1 januari 2015

Ambtelijke omkoping is strafbaar voor de omkoper (actieve omkoping) en de ambtenaar (passieve omkoping). Voor 1 januari 2015 was passieve ambtelijke omkoping geregeld in de artikelen 362 en 363 Sr, waarbij artikel 362 van het Wetboek van Strafrecht (Sr) het oog had op doen of nalaten van de ambtenaar zonder daarbij in strijd met zijn plicht te handelen en artikel 363 Sr op doen of nalaten in strijd met zijn plicht. Omdat dit onderscheid in de rechtspraak nog maar weinig betekenis had, is het per 1 januari 2015 uit de wet gehaald. Daarnaast zijn per 1 januari 2015 de strafmaxima voor ambtelijke omkoping verhoogd.

De ten laste gelegde feiten bestrijken de periode 23 november 2005 tot en met 14 november 2017. Voor feit 1, dat ziet op feiten gepleegd voor 1 januari 2015, is artikel 363 oud Sr van toepassing. Voor feit 2, dat ziet op feiten gepleegd vanaf 1 januari 2015, is het nu geldende artikel 363 Sr van toepassing. Voor de leesbaarheid van het vonnis zal de rechtbank de feiten 1 en 2 gezamenlijk behandelen.

5.2.

Vereisten voor passieve ambtelijke omkoping

5.2.1.

Ambtenaar in zijn bediening

Allereerst is voor een bewezenverklaring vereist dat een ambtenaar in zijn bediening wordt omgekocht. De woorden ‘in zijn bediening’ eisen niet dat de ambtenaar bevoegd is tot de diensten die van hem verlangd worden, maar alleen dat zijn ambt hem daartoe in staat stelt of hem daartoe de gelegenheid biedt.

5.2.2.

Giften, beloften of diensten

Vervolgens is de vraag aan de orde of sprake is van het aannemen of vragen van giften, beloften of diensten (hierna samengevat als: giften) van een ander door de ambtenaar. Van het aannemen van een gift is sprake als het betreffende voordeel feitelijk in de macht van de ambtenaar is geraakt. Van het aannemen van een belofte is sprake als het aanbod wordt geaccepteerd.

5.2.3.

Tegenprestatie

Als is komen vast te staan dat de ambtenaar giften heeft aangenomen of gevraagd, is de volgende vraag of die ambtenaar wist of redelijkerwijs vermoedde dat deze giften hem werden gedaan om hem als ambtenaar iets te laten doen of nalaten of omdat hij in het verleden iets heeft gedaan of nagelaten. Art. 363 Sr vereist niet dat het met de giften beoogde handelen of nalaten ook daadwerkelijk is gevolgd.

Onder ‘wetende’ is ook voorwaardelijk opzet begrepen (HR 30 mei 2008, NJ2008/318). Door toevoeging van ‘redelijkerwijs vermoedende’ aan de wettekst heeft de wetgever volgens de Memorie van Toelichting ook voorzien in een schuldvariant, waarmee ‘in gevallen van verwijtbare of wellicht gefingeerde naïviteit van de ambtenaar strafrechtelijk kan worden opgetreden’.

5.2.4.

Tegenprestatie in de vorm van een voorkeursbehandeling

In het verleden werd aangenomen dat de gift verband moest houden met een min of meer concrete tegenprestatie. In meer recente rechtspraak heeft de Hoge Raad echter voor art. 177 Sr (actieve ambtelijke omkoping) geoordeeld dat dit artikel niet alleen ziet op de situatie dat er een direct verband bestaat tussen de gift of belofte enerzijds en een concrete tegenprestatie anderzijds, maar ook op het doen van giften of beloften aan een ambtenaar om daardoor een relatie met die ambtenaar te doen ontstaan en/of te onderhouden met het doel een voorkeursbehandeling te krijgen (o.a. ECLI:NL:HR:2005:AT8318 en ECLI:NL:HR:2017:641). Of kan worden vastgesteld dat de giften zijn gedaan om een voorkeursbehandeling te krijgen, zal mede afhangen van de omvang, de aard en de frequentie van de giften, de positie van de ambtenaar binnen de overheidsorganisatie en het tijdstip waarop de giften zijn gedaan.

5.2.5.

Contra-indicaties

Contra-indicaties kunnen zijn dat de betreffende aannemer ook privé veelvuldig contact had met de ambtenaar, dat de ambtenaar binnen de gemeente maar zeer beperkt zeggenschap had over de aanbesteding van projecten en dat de aard en omvang van de giften ruimte laten voor een alternatieve verklaring (o.a. ECLI:NL:GHARL:2020:8751). Een hechte vriendschap tussen de betreffende ambtenaar en de gever waardoor de privérelatie niet goed is te scheiden van de zakelijke relatie, kan evenwel geen rechtvaardiging vormen voor het aannemen van giften. Het enkele feit dat het om een gift in de privésfeer gaat, sluit niet uit dat de omkoper met zijn gift het oogmerk kan hebben om de ambtenaar om te kopen en dat de ambtenaar zich laat omkopen (o.a. ECLI:NL:GHDHA:2017:3702).

6 Waardering van het bewijs

6.1.

Passieve feitelijke omkoping

De rechtbank zal in het hiernavolgende – op grond van de wettige bewijsmiddelen – beoordelen of verdachte zich schuldig heeft gemaakt aan passieve ambtelijke omkoping aan de hand van de hiervoor besproken vereisten.

6.1.1.

Was verdachte ambtenaar?

De eerste vraag die moet worden beantwoord, is of verdachte in de periode van 23 november 2005 tot en met 14 november 2017 in dienst was van de gemeente Amsterdam, en dus ambtenaar was in de zin van artikel 363 Sr .

Verdachte is op 1 januari 1996 in dienst getreden bij de gemeente Amsterdam in de functie van Hoofd Bedrijfsbureau van de dienst Binnenstad bij de sector Openbare Ruimte. Met ingang van 1 mei 1999 is hij aangesteld als Medewerker Bijzondere Projecten bij de sector Openbare Ruimte. Op 1 februari 2001 is verdachte geplaatst in de functie van Projectleider bij de afdeling Realisatie Openbare Ruimte van de sector Openbare Ruimte. Zijn functie is op 1 juli 2009 gewijzigd in Projectmanager op de afdeling Projecten. Uit de brief van de gemeente Amsterdam van 28 augustus 2012 blijkt dat verdachte in het kader van een reorganisatie geplaatst is in de directie Omgevingsmanagement, afdeling Projecten. Zijn generieke functie werd Project / programmamanager D. Per 1 januari 2015 is verdachte geplaatst binnen het cluster Ruimte en Economie bij de rve Ingenieursbureau, afdeling Projectmanagement.

Op 1 januari 2016 is hij gestart als Project / Programmamanager F (projectmanager) bij het Ingenieursbureau op de afdeling Projectmanagement Centrum Noord. Het dienstverband van verdachte is met ingang van 1 september 2017 geëindigd, omdat hij met vervroegd pensioen is gegaan.

Gelet op het voorgaande, komt de rechtbank tot de conclusie dat verdachte gedurende de in de tenlastelegging genoemde periode ambtenaar was in de zin van artikel 363 Sr .

6.1.2.

Was verdachte in staat een tegenprestatie (voorkeursbehandeling) te geven aan aannemers en de aan hen gelieerde bedrijven?

Aannemers en de aan hen gelieerde bedrijven

De verdenking ziet er op dat verdachte zich heeft schuldig gemaakt aan omkoping, door giften aan te nemen van [naam 1] , [naam 2] , [naam 3] , [naam 4] , [naam 5] , [naam 6] , [naam 8] en [naam 7] dan wel van de aan hen gelieerde ondernemingen. De rechtbank zet hierna op een rij hoe deze verschillende ondernemingen aan deze personen zijn gelieerd.

[naam 1] en [naam 2] ( [bedrijf 1] )

Aannemingsmaatschappij [bedrijf 1] is op 1 mei 2003 opgericht. [naam 2] en [naam 1] zijn (indirect, via hun holding) aandeelhouder en bestuurder.

[naam 3] en [naam 4] ( [bedrijf 2] )

[bedrijf 2] is op [datum] 2001 opgericht. [naam 3] en [naam 4] zijn (indirect, elk via een eigen holding) aandeelhouder en bestuurder.

[naam 5] en [naam 6] ( [bedrijf 3] en [bedrijf 4] )

[bedrijf 3] en [bedrijf 4] zijn op 9 mei 2000 opgericht. De handelsnaam van [bedrijf 4] is [bedrijf 4] . [naam 5] en [naam 6] zijn (indirect, elk via een eigen holding) aandeelhouder en bestuurder van beide bedrijven.

[naam 7] ( [bedrijf 5] )

[naam 7] werkt vanaf 2003 bij [bedrijf 5] In 2014 werkte hij daar als projectleider, calculator en werkvoorbereider.

[naam 8] ( [bedrijf 6] , [bedrijf 7] en [bedrijf 8] )

[bedrijf 7] is opgericht op 19 december 2012. [naam 8] is enig aandeelhouder en bestuurder. [bedrijf 8] . is opgericht op 8 september 1999. De handelsnaam van deze onderneming was tot 15 januari 2013 [bedrijf 9] [naam 8] is ook van deze onderneming (indirect, via zijn holding) enig aandeelhouder en bestuurder.[bedrijf 6] is op 1 januari 2000 opgericht. De vennoten zijn [vennoot 1] (vanaf 1 januari 2000) en [vennoot 2] (vanaf 31 december 2013). Tot 31 december 2013 respectievelijk 1 januari 2013 stonden als vennoten geregistreerd [bedrijf 6] en [bedrijf 9] In feite is er sprake van een familiebedrijf: leden van de familie [naam 8] (vader [vader] en de broers [vennoot 1] en [naam 8] ) zijn allen voorzitter van een afzonderlijke stichting die verschillende vennootschappen beheren.

Relatie tussen verdachte en de aannemers en hun bedrijven; in staat om een voorkeursbehandeling te geven?

De rechtbank vindt dat er voldoende bewijs is dat verdachte in de ten laste gelegde periode een zodanige positie binnen de gemeente had dat hij in staat was om de genoemde aannemers en hun bedrijven een voorkeursbehandeling te geven.

Verdachte is sinds 1996 bij de gemeente Amsterdam werkzaam en had in de ten laste gelegde periode vanuit zijn functie contact met aannemers.

Verdachte heeft verklaard dat hij bij de gemeente Amsterdam is begonnen in een administratieve functie en is geëindigd als projectmanager bij het ingenieursbureau. Hij deed daar projecten in de openbare ruimte, hoofdzakelijk walmuurprojecten. Hij gaf leiding aan het projectteam. Vanuit zijn functie kon hij bij meervoudig aan te besteden projecten aannemers voordragen, welke vervolgens werden beoordeeld door het Inkoopbureau. Hij deed dit in samenwerking met de twee andere personen binnen het projectteam. [naam 1] en [naam 2] heeft hij via het werk leren kennen. Hij heeft bij diverse projecten samengewerkt met hun bedrijf [bedrijf 1] Ook [naam 3] heeft hij op het werk leren kennen. Hij heeft bij het project [adres] gewerkt met zijn bedrijf, [bedrijf 2] [naam 8] heeft hij leren kennen via collega’s, toen hij een bezoek bracht aan de Stopera.

[naam 4] heeft verklaard dat [bedrijf 2] voor de gemeente Amsterdam heeft gewerkt, waaronder bij het project [adres] . Verdachte was bij dit project betrokken vanuit de gemeente Amsterdam. Hij was op bijna alle vergaderingen aanwezig.

[naam 6] heeft verklaard dat hij in 2014 een project heeft gedaan met verdachte betreffende een kademuur aan het [adres] .

[naam 7] heeft verklaard dat hij in 2013/2014 het project ‘Het natte [adres] ’ heeft gedaan, waarbij onder andere ook steigers voor rondvaartboten werden aangelegd. [naam 7] werkte toen voor [bedrijf 5] [naam 7] had in relatie tot dit project contact met verdachte. Verdachte was vanuit de gemeente betrokken als projectmanager. [naam 7] had tijdens het project regelmatig overleg met hem.

Uit het voorgaande volgt dat verdachte in zijn functie als projectmanager kennis had van aankomende en lopende projecten/aanbestedingen en dat hij toegang had tot bestekken, inschrijvingen en directieramingen. Verdachte kon daarnaast invloed uitoefenen op de selectie van aannemers die voor aanbestedingen werd uitgenodigd. De rechtbank is van oordeel dat uit de functie en taakomschrijving die verdachte bij de gemeente had en zijn feitelijke werkzaamheden kan worden aangenomen dat hij in staat was om de genoemde aannemers en hun bedrijven een voorkeursbehandeling te geven. De in de tenlastelegging genoemde aannemers hadden ook daadwerkelijk vanuit hun functie contact met hem.

6.1.3.

Heeft verdachte giften aangenomen?

De rechtbank zal hierna beoordelen of sprake is geweest van door de aannemers verleende giften die door verdachte zijn aangenomen. Dit zal zij doen per aannemer en vervolgens per vermeende gift. Als zij tot het oordeel komt dat sprake is geweest van een gift, zal zij vervolgens – onder 6.1.6. – bezien of de omvang, aard en frequentie van deze giften, beloften of diensten zodanig zijn dat deze niet anders kunnen worden geïnterpreteerd dan als bedoeld om voor deze aannemers of één van hun bedrijven, een voorkeursbehandeling te verkrijgen. Daarbij zal de rechtbank ook bezien of er mogelijk contra-indicaties aanwezig zijn om dit aan te nemen.

[naam 1] , en/of [naam 2] ( [bedrijf 1] )

Tennistoernooi/lidmaatschap bij [sportcentrum]

De rechtbank vindt, met de officieren van justitie en de raadsman, niet bewezen dat verdachte op kosten van [bedrijf 1] heeft deelgenomen aan het tennistoernooi 2007/2008 bij tennis- en sportcentrum [sportcentrum] . Verdachte zal van dit feit worden vrijgesproken.

Uitbouw woning door firma [bedrijf 10]

Firma [bedrijf 10] heeft op 8 mei 2005 een bestek/omschrijving gemaakt van uit te voeren werkzaamheden aan de woning [adres] . De werkzaamheden betroffen het plaatsen van een uitbouw aan die woning. De aanneemsom bedroeg € 23.951,02 inclusief btw.

Firma [bedrijf 10] heeft op 23 november 2005 een factuur opgemaakt gericht aan [bedrijf 1] met een totaalbedrag van € 12.785,- inclusief btw ( € 2.041,30). Als omschrijving van de werkzaamheden is opgenomen: “Het slopen en opnieuw maken van beton opstorten en diverse andere werkzaamheden volgens uw werkomschrijving in het rioolgemaal te [adres]”.

Op 13 december 2005 heeft Firma [bedrijf 10] een factuur opgemaakt gericht aan [bedrijf 1] met een totaalbedrag van € 11.766,68 inclusief btw (€ 1.878,71). Als omschrijving van de werkzaamheden is opgenomen: “Voor u uitgevoerd volgens opgave het verbouwen van het kantoor van [adres]”.

[naam 14] van Firma [bedrijf 10] heeft verklaard dat hij vermoedelijk in 2005 is benaderd door [partner verdachte 1] (de rechtbank begrijpt: [partner verdachte 1] ), de partner van verdachte, met het verzoek om de verbouwing te doen. Mogelijk is verdachte daar ook bij geweest. Verdachte heeft destijds tegen hem gezegd dat hij de facturen naar [bedrijf 1] moest sturen. Van te voren moest hij bellen om te vragen wat hij op de factuur moest zetten. Het moest onder een project worden weggeschreven. [naam 1] dicteerde dan wat hij op de factuur moest zetten.

Verdachte heeft bij de Rijksrecherche op 26 maart 2018 verklaard dat hij in 2002 op het adres [adres] is gaan wonen, samen met zijn toenmalige echtgenote [naam 15] . Hij heeft daar tot 2007/2008 gewoond. Over de uitbouw aan zijn woning heeft hij het volgende verklaard. Hij was [naam 1] in de Stopera tegengekomen. [naam 1] zei dat hij had gehoord dat verdachte zijn huis wilde verbouwen en vroeg of hij daarin iets zou kunnen betekenen. Hij wilde de verbouwing betalen en dan kon verdachte dit bedrag later terugbetalen. Het leek hem gunstiger als [bedrijf 1] het zou voorschieten, omdat Firma [bedrijf 10] en [bedrijf 1] “het misschien onderling goedkoper zouden kunnen verrekenen. Het zou gaan om BTW of zoiets”.

Verdachte heeft op de terechtzitting verklaard dat hij op voorstel van [bedrijf 1] de verbouwing heeft laten uitvoeren door Firma [bedrijf 10] . Hij heeft het bedrag van de verbouwing, zonder btw, terugbetaald aan [naam 1] of diens vader.

Standpunt van het Openbaar Ministerie

De officieren van justitie vinden bewezen dat verdachte de uitbouw van de woning ter waarde van € 24.551,68 als gift heeft aangenomen.

Standpunt van de verdediging

De raadsman heeft vrijspraak bepleit. Er was sprake van een lening van [bedrijf 1] aan verdachte, die later is afgelost. Subsidiair heeft de raadsman gesteld dat hooguit sprake is geweest van een btw-voordeel.

Oordeel van de rechtbank

Uit de bewijsmiddelen blijkt dat [naam 1] via zijn bedrijf [bedrijf 1] de door Firma [bedrijf 10] uitgevoerde verbouwing van de woning van verdachte heeft betaald. Verdachte heeft in zijn verhoor van 26 maart 2018 verklaard dat hij de kosten voor de verbouwing binnen een paar maanden contant aan [naam 1] heeft terugbetaald. Hoewel verdachte in zijn verklaring bij de Rijksrecherche wat vaag blijft, begrijpt de rechtbank dat verdachte bedoelde dat de verbouwing via [naam 1] is gelopen met het oog op een mogelijk btw-voordeel. Op de terechtzitting heeft verdachte meer expliciet verklaard dat het van meet af aan ging om het verkrijgen van btw-voordeel. De rechtbank kan dit niet uitsluiten en vindt het ook niet geheel onwaarschijnlijk. Op de twee facturen van Firma [bedrijf 10] aan [bedrijf 1] staan omschrijvingen die kennelijk bedoeld zijn om deze facturen in de boekhouding te kunnen wegschrijven. Deze wijze van administreren is op zichzelf niet in strijd met de verklaring van verdachte dat sprake is geweest van een btw-voordeel. De rechtbank vindt daarom bewezen dat verdachte bij de uitbouw van zijn woning van [naam 1] een gift heeft ontvangen ter hoogte van de over de verbouwing berekende btw, te weten een bedrag van € 3.920,01 (€ 2.041,30 + € 1.878,71).

Velux raam en Trespa van Firma [bedrijf 10]

Firma [bedrijf 10] heeft op 24 januari 2007 een bestek/omschrijving gemaakt van de uit te voeren werkzaamheden aan de woning van verdachte. Het betrof het plaatsen van een dakraam en het aanbrengen van Trespa beplating. De aanneemsom bedroeg € 1.883,- inclusief btw.Firma [bedrijf 10] heeft op 17 februari 2007 een factuur opgemaakt gericht aan [bedrijf 1] met een totaalbedrag van € 1.883,- inclusief btw. Als omschrijving van de werkzaamheden is opgenomen: Diverse timmerwerkzaamheden verricht. Gemeentelijk havenbedrijf herstellen kantoor loods 8.

[naam 14] van Firma [bedrijf 10] heeft verklaard dat de factuur door [bedrijf 1] is betaald. Verdachte had destijds tegen hem gezegd dat hij de facturen naar [bedrijf 1] moest sturen. Van te voren moest hij bellen om te vragen wat hij op de factuur moest zetten. Het moest onder een project worden weggeschreven. [naam 1] dicteerde dan wat hij op de factuur moest zetten.

Verdachte heeft op 26 maart 2018 verklaard dat de werkzaamheden destijds door Firma [bedrijf 10] zijn uitgevoerd en dat hij de kosten contant aan [naam 14] heeft betaald.

Standpunt van het Openbaar Ministerie

De officieren van justitie vinden bewezen dat verdachte de kosten voor het plaatsen van het dakraam en de Trespa beplating ter waarde van € 1.883,- als gift heeft aangenomen.

Standpunt van de verdediging

De raadsman heeft primair vrijspraak bepleit. Er was volgens hem sprake van een lening die later is afgelost. Subsidiair heeft de raadsman gesteld dat hooguit sprake kan zijn geweest van een btw-voordeel te hoogte van € 300,65.

Oordeel van de rechtbank

De rechtbank vindt bewezen dat verdachte de genoemde werkzaamheden aan zijn woning als gift heeft aangenomen. Firma [bedrijf 10] heeft in 2007 een dakraam met Trespa beplating aangebracht in de woning van verdachte en zijn toenmalige echtgenote. Verdachte heeft destijds tegen [naam 14] gezegd dat hij de factuur naar [bedrijf 1] moest zenden, waarbij [naam 14] eerst contact met [naam 1] moest opnemen in verband met de omschrijving van de werkzaamheden op de factuur. Op de factuur van 17 februari 2007 is een omschrijving vermeld die niet in overeenstemming is met de werkelijkheid en kennelijk bedoeld is om deze factuur in de boekhouding van [bedrijf 1] te kunnen wegschrijven. De factuur is blijkens de verklaring van [naam 14] ook door [bedrijf 1] betaald. De verklaring van verdachte dat hij het bedrag contant aan [naam 14] heeft gegeven, is in strijd met de verklaring van [naam 14] en valt ook niet te rijmen met de factuur die is gericht aan [bedrijf 1] De rechtbank vindt de verklaring van verdachte daarom ongeloofwaardig. Ook van een lening of btw-voordeel, zoals door de raadsman gesteld, is naar het oordeel van de rechtbank geen sprake geweest. Verdachte heeft dit zelf niet verklaard en ook het dossier bevat daarvoor geen aanknopingspunten.

Lidmaatschap [club]

Op 20 november 2006 stuurde [naam 16] een e-mail naar [naam 1] , met in de bijlagen informatie over een privé-lidmaatschap bij [club] alsook een inschrijfformulier. [naam 16] schreef daarbij: “[naam 1] , Zo iets?”

Op 21 november 2006 stuurde [naam 17] , een collega van verdachte bij de gemeente Amsterdam, een e-mail naar het secretariaat van [club] met in de bijlage een ingevuld aanvraagformulier. [bedrijf 1] en verdachte stonden in de cc. In de e-mail schreef [naam 17] :

Het betreft een aanvraag privé-lidmaatschap plus 10-rittenkaart waarvan de factuur gestuurd dient te worden aan:

[bedrijf 1]

t.a.v. dhr. [naam 1]

(…)

Het privé-lidmaatschap dient aangevuld te worden met een 10-rittenkaart seizoen 2007.

De lidmaatschapgegevens plus 10-rittenkaart svp op naam stellen van:

dhr. [verdachte]

[adres]

[woonplaats]

De contributie voor opvolgende jaren opzelfde wijze verwerken tot wederopzegging.

Vanaf het e-mailadres van [bedrijf 1] kwam een half uur later de volgende reactie:

Misschien kun jer er ook nog bij vermelden dat ik liever geen verwijzing met naam op de factuur ontvang, alleen lidmaatschap 2007 oid.

Op 7 december 2007 stuurde [naam 1] een e-mail naar verdachte:

ter info, zo wil ik ‘m hebben!!!!

In de bijlagen zaten twee facturen. Eén factuur ten name van [bedrijf 1] met factuurdatum 22 november 2006. Op deze factuur stond handgeschreven “ [adres] ” en “ [adres] ”. De factuur zag op:

Speelvergoeding Actie-leden 2007 € 1367,92

Inschrijfgeld: € 471,70

[club] -bijdrage 2007 € 17

10 rittenkaart € 344,34

Totaal BTW € 311,04

Totaal € 2332

De tweede factuur van 4 december 2007 was gericht aan [verdachte] en zag op:

Speelvergoeding 2008, € 1300

[club] bijdrage 2008, € 16

Totaal € 1316

In de boekhouding van [bedrijf 1] is zowel in 2008 als 2009 een betaling aan [club] ingeboekt van € 1.341,-. In 2010 is € 1.366,- als betaling ingeboekt.

In de woning van verdachte is een lidmaatschapsovereenkomst aangetroffen tussen verdachte en [club] van 23 november 2006. Ook werd een brief van 29 januari 2007 aangetroffen van [club] aan verdachte met de tekst “Aangezien de betaling binnen is ontvangt u hierbij de 10-rittenkaart”. Aan de brief zat een betalingsbewijs gehecht van 22 november 2006 voor € 365,- met daarop handgeschreven “Aan [bedrijf 1]”.

Uit de betalingsgegevens van [club] blijkt dat [bedrijf 1] de volgende betalingen heeft verricht:

€ 2.332,- voor lidmaatschap en inschrijving op naam van [bedrijf 1] op 22 december 2006

€ 1.316,- voor lidmaatschap en [club] -registratie voor [verdachte] op 27 februari 2008.

€ 1.341,- voor lidmaatschap en [club] -registratie voor [verdachte] op 16 januari 2009.

€ 1.366,- voor lidmaatschap en [club] -registratie voor [verdachte] op 3 februari 2010.

Verdachte heeft ter terechtzitting erkend dat hij het lidmaatschap van [club] over de jaren 2007 tot en met 2010 als gift van [bedrijf 1] heeft aangenomen. Ook de 10-rittenkaart, maar daarvan heeft hij geen gebruik gemaakt.

Standpunt van het Openbaar Ministerie

De officieren van justitie vinden bewezen dat verdachte over de jaren 2007 tot en met 2010 het lidmaatschap van [club] , inclusief een 10-rittenkaart in 2007, ter waarde van respectievelijk € 2.332,-, € 1.316,-, € 1.341,- en € 1.366,- als giften heeft aangenomen.

Standpunt van de verdediging

De raadsman heeft zich gerefereerd aan het oordeel van de rechtbank, maar daarbij wel de opmerking geplaatst dat verdachte van collega’s had begrepen dat het destijds gebruikelijk was dat er af en toe iets voor hen werd betaald door een werkrelatie.

Oordeel van de rechtbank

De rechtbank vindt bewezen dat verdachte van [naam 1] het lidmaatschap van [club] over de jaren 2007 tot en met 2010, alsook het inschrijfgeld en de 10-rittenkaart, als giften heeft aangenomen. Deze giften zijn geheel ten laste gekomen van [bedrijf 1] De totale waarde van deze giften bedraagt € 6.355,- (€ 2.332,- + € 1.316,- + € 1.341,- + € 1.366,-).

[naam 3] en/of [naam 4] ( [bedrijf 2] )

(Ongeveer) € 100.000,-, althans een bedrag in verband met project [adres]

Op 31 augustus 2016 ontving de Rijksrecherche een brief van [naam 13] , waarin het volgende was te lezen:

Voor het winnen van de aanbesteding van een walmuurvernieuwing in het Centrum van Amsterdam (aan de [adres] ) is grof belastinggeld betaald. Het bedrijf [bedrijf 2] uit [plaats] heeft deze “gekregen”. Deze inschrijving is ca. 200.000,-- hoger dan dat het werk eigenlijk zou mogen kosten. Deze 2 ton zou worden gedeeld door 2 ambtenaren van de Gemeente werkzaam bij het Ingenieursbureau van de Gemeente Amsterdam. 100.000 voor de onlangs aangehouden ambtenaar [medeverdachte 1] en 100.000 voor projectmanager [verdachte] . Onvrede over een misgelopen promotie zou toentertijd reden voor deze laatste zijn om dit te doen. [medeverdachte 1] doet dit al jaren.

Op grond van deze brief werd nader onderzoek gedaan. Op de website van de gemeente Amsterdam stond informatie gepubliceerd over het betreffende project. Daaruit bleek dat ging om een project dat is gestart op 4 januari 2016 en dat ongeveer twee jaar heeft geduurd.

Uit het dossier blijkt dat verdachte destijds de projectmanager was en [medeverdachte 1] de werkvoorbereider. Het project werd in 2015 onderhands aanbesteed, waarbij drie bedrijven zijn benaderd: [bedrijf 2] , [bedrijf 6] en [bedrijf 11] De tender voor dit project werd op 3 augustus 2015 gepubliceerd en op 27 oktober 2015 werd beslist dat [bedrijf 2] het project mocht uitvoeren.

In een WhatsApp-bericht van 31 maart 2015, geruime tijd voor publicatie van de tender, liet verdachte aan [naam 8] weten dat [naam 3] (van [bedrijf 2] ) dit project moest gaan uitvoeren. Op 22 september 2015 liet hij aan [naam 8] weten dat [naam 3] de directieraming voor dit project wist, wat op dat moment nog vertrouwelijke informatie betrof.

Bij de doorzoeking van de woning van verdachte op 14 november 2017 werd € 63.735,- aan contanten aangetroffen.

Standpunt van het Openbaar Ministerie

De officieren van justitie hebben laten weten dat hoewel de hele gang van zaken schimmig is, er onvoldoende bewijs is dat verdachte in verband met het project [adres] een bedrag als gift heeft ontvangen.

Standpunt van de verdediging

De raadsman heeft zich eveneens op het standpunt gesteld dat verdachte moet worden vrijgesproken van dit feit.

Oordeel van de rechtbank

De rechtbank stelt vast dat uit het dossier het beeld naar voren komt dat verdachte en [medeverdachte 1] ervoor hebben gezorgd dat [bedrijf 2] het project [adres] gegund kreeg door haar uit te nodigen voorafgaand aan de aanbesteding samen met [bedrijf 6] en [bedrijf 11] en met de betrokken partijen af te spreken dat [bedrijf 2] de inschrijving zou “winnen”. Een persoon die zich in anonieme brieven aan de gemeente Amsterdam ‘ [naam 13] ’ noemt, stelt dat verdachte in verband met dit project € 100.000,- zou hebben ontvangen. [medeverdachte 1] zou hier een chalet ter waarde van ongeveer datzelfde bedrag aan over hebben gehouden. Hoewel duidelijk is dat rondom de meervoudig onderhandse aanbesteding van het project [adres] onregelmatigheden hebben plaatsgevonden, kan de rechtbank op basis van het dossier niet vaststellen dat verdachte in verband met dit project (ongeveer) € 100.000,-, dan wel enig ander bedrag heeft ontvangen. De rechtbank zal verdachte dan ook van dit feit vrijspreken.

Meevaren tijdens SAIL 2010

Op 13 maart 2011 verstuurde de partner van [verdachte] , [partner verdachte 2] , een e-mail naar een vriendin. In deze e-mail schreef zij:

eten met vrienden was gezellig. Komen uit [plaats] (…) Met Sail kregen we toen een uitnodiging op een boot en toen bleek het ook met zijn viertjes erg te klikken.

Op een onder verdachte inbeslaggenomen gegevensdrager zijn foto’s aangetroffen in de map: (…)/ [mapnaam] . Op deze foto’s zijn verdachte en zijn partner te zien op een boot. [naam 3] heeft verklaard dat verdachte samen met zijn partner op 19 augustus 2010 heeft deelgenomen aan SAIL 2010. Ook hij staat afgebeeld op de foto’s in de hiervoor genoemde map.

Uit een door [partybedrijf] te [plaats] overgelegde agenda is op 19 augustus 2010 een lijst met gasten opgenomen, waaronder [naam 3] , met in totaal 27 personen. De totale kosten voor de huur van het schip bedroegen € 3.094,60.

Verdachte heeft verklaard dat hij op 19 augustus 2010 op uitnodiging van [bedrijf 2] samen met zijn partner heeft deelgenomen aan SAIL 2010, zonder daarvoor te betalen.

Standpunt van het Openbaar Ministerie

De officieren van justitie vinden bewezen dat verdachte tijdens SAIL 2010 op kosten van [bedrijf 2] samen met zijn partner is meegevaren op een boot, ter waarde van € 114,61 per persoon.

Standpunt van de verdediging

De raadsman heeft vrijspraak bepleit. Verdachte heeft geen opzet gehad op het zich laten omkopen. Het is bovendien maar de vraag of verdachte in strijd met de gedragscode van de gemeente Amsterdam heeft gehandeld en of verdachte had moeten vermoeden dat [bedrijf 2] een tegensprestatie beoogde.

Oordeel van de rechtbank

De rechtbank vindt bewezen dat verdachte samen met zijn partner tijdens SAIL 2010 hebben deelgenomen aan een boottocht ter waarde van € 229,22 (€ 3.094,60 \ 27 = € 114,61 x 2), bij wijze van gift van [naam 3] . Anders dan de raadsman, is de rechtbank van oordeel dat het daarbij niet van belang is of verdachte zich moet hebben gerealiseerd dat hier concrete verwachtingen tegenover stonden.

Meevaren op ‘De Columbus’ tijdens SAIL 2015

Op de computer van de partner van verdachte werd een e-mail aangetroffen van 9 juli 2015 van [naam 3] van [bedrijf 2] Deze mail was doorgezonden vanaf het e-mailadres van verdachte. In deze e-mail schreef [naam 3] :

Beste Gasten,

Op zaterdag 22 augustus is het zover en gaan we naar Sail Amsterdam 2015. Wij kijken er nu al naar uit om samen met u te gaan varen op de “De Columbus” en er een gezellige avond van te maken.

Op een inbeslaggenomen harde schijf zijn foto’s aangetroffen in de map: Foto en films backup/DIVERSEN JAREN/2015/2015 08 22 SAIL. Op een foto is [partner verdachte 2] , de partner van verdachte, te zien samen met de partner van [medeverdachte 1] . Zij bevinden zich op een boot op het IJ in Amsterdam. Op een andere foto zijn verdachte en [medeverdachte 1] te zien, terwijl zij op een boot staan met een wijnglas in de hand.

Uit nadere informatie, verstrekt door [partybedrijf] blijkt dat [bedrijf 2] het schip De Columbus heeft gehuurd en met 20 personen naar SAIL 2015 is gevaren. De totale kosten van dit uitstapje betroffen € 2.236,-. Hiervan zag € 150,- op de bustransfer, waar verdachte en [partner verdachte 2] geen gebruik van hebben gemaakt.

Verdachte heeft verklaard dat hij samen met zijn partner op uitnodiging van [bedrijf 2] aan SAIL 2015 heeft deelgenomen. [medeverdachte 1] en zijn vrouw waren er ook.

Standpunt van het Openbaar Ministerie

De officieren van justitie vinden bewezen dat verdachte een bootreis voor hem en zijn partner, ter waarde van € 104,30 per persoon, als gift heeft aangenomen.

Standpunt van de verdediging

De raadsman heeft vrijspraak bepleit, omdat het volgens hem maar de vraag is of het handelen van verdachte in strijd was met de gedragscode van de gemeente Amsterdam en hij in ieder geval geen opzet heeft gehad op het zich laten omkopen.

Oordeel van de rechtbank

De rechtbank vindt bewezen dat verdachte als gift heeft aangenomen dat hij en zijn partner tijdens SAIL 2015 mochten meevaren op De Columbus. De rechtbank constateert dat [bedrijf 2] De Columbus heeft gehuurd voor 20 personen en dat de kosten daarvan, inclusief consumpties, bij [bedrijf 2] in rekening zijn gebracht. Anders dan de raadsman heeft betoogd neemt zij daarom als vaststaand aan dat [bedrijf 2] de kosten voor de boottocht heeft betaald. De waarde van deze gift bedraagt in totaal € 208,60 (€ 2.236,- - € 150,- / 20 x 2). Anders dan de raadsman, is de rechtbank van oordeel dat het daarbij niet van belang is of verdachte zich gerealiseerd moet hebben dat hier concrete verwachtingen tegenover stonden.

[naam 5] en/of [naam 6] ( [bedrijf 3] en/of [bedrijf 4] )

Apple iPads

Bij de doorzoeking in de woning van verdachte werd een kassabon met daarachter een factuur aangetroffen van de Mediamarkt van 27 juli 2010. Deze kassabon en factuur zagen op de aankoop van twee iPads Wi-Fi 3G à € 799,- en 2 iPad hoezen à € 24,99. Uit de kassabon bleek dat het totaalbedrag van € 1.647,98 contant was betaald. Op de factuur stond bij klantgegevens het bedrijf [bedrijf 4] vermeld.

In de woning van verdachte werd een iPad inbeslaggenomen. Deze iPad was gekoppeld aan de Apple ID [e-mailadres] . De owner name was ‘iPad van [verdachte]’. Deze iPad is volgens de helpdesk van Applecare op 27 juli 2010 verkocht.

Er is onderzoek gedaan in de boekhouding van [bedrijf 4] Uit Dagboek 11 - Kasboek [kasboek] - van het Grootboek bleek dat op 27 juli 2010 € 1.647,98 als uitgave werd ingeboekt met omschrijving ‘Media Markt’. Deze uitgave werd ingeboekt onder ‘kostprijs project overige kosten’.

Verdachte heeft ter terechtzitting verklaard dat hij niet weet hoe de betreffende iPad in zijn woning terecht is gekomen. Het is in ieder geval niet zijn iPad en hij weet niet waarom zijn Apple ID, e-mailadres en naam aan de iPad gekoppeld zijn.

Standpunt van het Openbaar Ministerie

De officieren van justitie vinden bewezen dat verdachte twee iPads met toebehoren,

ter waarde van € 1.647,98, als gift heeft aangenomen.

Standpunt van de verdediging

De raadsman heeft vrijspraak bepleit. Uit het dossier blijkt niet hoe de iPad in de woning van verdachte terecht is gekomen. Ook wordt op geen enkele manier duidelijk hoe verdachte betrokken zou zijn geweest bij de aankoop van de iPad.

Oordeel van de rechtbank

Uit de bewijsmiddelen volgt dat de iPad die is aangetroffen in de woning van verdachte op 27 juli 2010 bij de MediaMarkt is gekocht op naam van [bedrijf 4] en dat de betaling is verricht door [bedrijf 4] De iPad was gekoppeld aan de Apple ID van verdachte, terwijl ook de kassabon en de offerte in het bezit van verdachte waren. Gesteld noch gebleken is dat verdachte voor deze iPad enige betaling heeft gedaan. De rechtbank vindt daarom dat deze iPad, met bijbehorende beschermhoes, ter waarde van € 823,99 (€ 1.647,98 / 2) door verdachte als gift is aangenomen. De verklaring van verdachte dat hij geen weet had van deze iPad en dat hij deze niet heeft gebruikt, vindt de rechtbank – gelet op het hiervoorgaande – ongeloofwaardig.

De tweede iPad die eveneens op 27 juli 2010 bij de MediaMarkt op naam van [bedrijf 4] is gekocht, is niet bij verdachte aangetroffen. Van deze iPad kan daarom niet worden vastgesteld dat verdachte deze iPad als gift heeft aangenomen. De rechtbank zal verdachte daarom hiervan vrijspreken.

[naam 7] ( [bedrijf 5] )

Steigerhout en planken

In oktober en december 2014 vonden e-mailwisselingen plaats tussen verdachte en [naam 7] waarin gesproken werd over een partij steigerhout die bij verdachte thuis zou worden afgeleverd. Uit het dossier blijkt dat dit steigerhout daadwerkelijk naar de woning van verdachte is gebracht en dat dit hout later door een hovenier is verwerkt tot een vlonder in de tuin van verdachte.

[naam 7] heeft verklaard dat hij in relatie tot het project [adres] in 2014 contact had met verdachte. Onderdeel van het project was dat [bedrijf 5] de tijdelijke steigers voor de rondvaartrederijen zou aanleggen. [bedrijf 5] was na afloop van het project eigenaar van het steigerhout. Verdachte was in dit hout geïnteresseerd. [naam 7] heeft het hout aan verdachte gegeven en naar zijn woning laten vervoeren omdat ze elkaar kenden. Het was oud hout dat voor het bedrijf geen waarde meer had.

Verdachte heeft erkend dat hij steigerhout heeft gekregen. [bedrijf 5] heeft het hout bij hem thuis afgeleverd. Voor [naam 7] was dit hout afval maar verdachte kon dit nog wel gebruiken.

Standpunt van het Openbaar Ministerie

De officieren van justitie vinden bewezen dat verdachte een partij steigerhout als gift heeft aangenomen.

Standpunt van de verdediging

De raadsman heeft vrijspraak bepleit. Het hout had geen economische waarde meer en zou zijn vernietigd als verdachte het niet zou hebben gebruikt.

Oordeel van de rechtbank

De rechtbank stelt vast dat verdachte een partij steigerhout van [naam 7] als gift heeft aangenomen, zoals verdachte ook zelf heeft toegegeven. De rechtbank is echter van oordeel dat onvoldoende is komen vast te staan dat deze gift als omkoping in de zin van artikel 363 Sr kan worden aangemerkt.

In de eerste plaats had dit hout voor [bedrijf 5] geen of vrijwel geen economische waarde meer. Verdachte en [naam 7] kenden elkaar van het project [adres] maar uit het dossier blijkt niet van andere contacten tussen verdachte en [naam 7] of [bedrijf 5] Uit het dossier komt het beeld naar voren dat de twee mannen min of meer toevallig op het werk in gesprek zijn geraakt over dit hout, waarbij [naam 7] er geen bezwaar tegen had dat verdachte het afgedankte steigerhout zou krijgen. Door dit steigerhout te vragen en te accepteren heeft verdachte mogelijk niet conform interne regels bij de gemeente gehandeld en had hij dit vanuit zijn functie als ambtenaar niet moeten doen. Voor de rechtbank staat echter onvoldoende vast dat deze gift moet worden bezien in het licht van het mogelijk verkrijgen van een voorkeursbehandeling voor [bedrijf 5] Verdachte zal daarom van dit feit worden vrijgesproken.

[naam 8] , ( [bedrijf 6] en/of [bedrijf 7] en/of [bedrijf 8] .)

Fles cava en rozenblaadjes in hotel Radisson Blu Astrid

Op [datum] 2015 stuurde een medewerkster van Radisson Blu een e-mail aan [naam 18] van [bedrijf 7] In deze e-mail bevestigde zij de bestelling van een fles cava en rozenblaadjes voor € 55,-. De fles cava en rozenblaadjes moesten de volgende dag op de hotelkamer van verdachte in het Radisson Blu worden afgeleverd. De medewerkster van Radisson Blu wilde de tekst weten die op het kaartje gezet moest worden. Dezelfde dag stuurde [naam 8] deze tekst. Hij feliciteerde verdachte met zijn verjaardag.

Vanaf de rekening van [bedrijf 8] . werd op [datum] 2015 € 55,- overgeschreven naar de bankrekening van [naam 19] , werknemer van [naam 8] , met de omschrijving: “betreft betaling Radisson”.

Verdachte heeft ter terechtzitting verklaard dat tijdens zijn verblijf in het Radisson Blu hotel er geen fles cava of rozenblaadjes in de hotelkamer aanwezig waren. Ter onderbouwing heeft hij foto’s overgelegd van de hotelkamer op het moment dat zij die op [datum] 2015 hadden betreden.

Standpunt van het Openbaar Ministerie

De officieren van justitie vinden bewezen dat verdachte een fles cava en rozenblaadjes, ter waarde van € 55,-, als gift heeft aangenomen.

Standpunt van de verdediging

De raadsman heeft vrijspraak bepleit. Uit het dossier blijkt niet dat verdachte de fles cava en de rozenblaadjes daadwerkelijk heeft ontvangen.

Oordeel van de rechtbank

De rechtbank hecht slechts beperkte waarde aan de door de verdachte overgelegde foto’s. Deze foto’s zijn immers van [datum] 2015, terwijl uit de e-mail van de medewerkster van Radisson Blu is op te maken dat de cava en rozenblaadjes pas op [datum] 2015, de avond voorafgaande aan de verjaardag van verdachte, op de kamer gezet moesten worden. Dat de cava en rozenblaadjes bij aankomst op [datum] 2015 niet in de hotelkamer aanwezig waren is dan ook niet vreemd. De rechtbank zal verdachte toch vrijspreken van dit feit. In de eerste plaats volgt uit het dossier dat de cava en rozenblaadjes kennelijk door [naam 8] als verrassing waren bedoeld voor de verjaardag van verdachte. Er kan dan ook van worden uitgegaan dat verdachte hiervan niet op de hoogte was. Het is dan ook maar de vraag of verdachte de gift heeft geaccepteerd. In de tweede plaats is niet gebleken dat de cava en rozenblaadjes daadwerkelijk op de hotelkamer zijn afgeleverd.

[naam 8] , ( [bedrijf 6] en/of [bedrijf 7] en/of [bedrijf 8] .) en [naam 3] en/of [naam 4] ( [bedrijf 2] )

Diner in restaurant Bord’Eau bij hotel De L'Europe

Op 21 oktober 2015 heeft [naam 8] een e-mail ontvangen van hotel De L'Europe in Amsterdam. Uit de e-mail blijkt dat [naam 8] een optionele reservering had gemaakt bij hun restaurant Bord'Eau voor 8 personen op 17 december 2015 in The Private Dining Room.

De volgende WhatsApp-berichten tussen [naam 8] en verdachte en [naam 8] en [medeverdachte 1] vonden plaats:

30 oktober 2015, verdachte aan [naam 8] :

Hoi [naam 8] , net [naam 3] gesproken. Kan niet op 17/12! Is vrijdag 11/12 een optie? Fijn weekend. Gr. [verdachte]

4 november 2015, [naam 8] aan verdachte:

Hé hallo [verdachte] Tot nu toe kan ik de 11e niet weet het deze week definitief hou je op de hoogte Gr [naam 8] .

18 november 2015, [medeverdachte 1] aan [naam 8] :

[naam 8] , 9 december is goed. [verdachte] en wij kunnen allemaal. Nu alleen nog reservering van 18 december verzetten.

Op 8 december 2015 heeft hotel De L’Europe een e-mail gezonden aan [naam 8] met een pro-forma factuur voor een diner op 9 december 2015, te hoogte van 8x € 135,- = € 1.080,-.

Op 8 december 2012 is € 1.080,- overgeschreven van de rekening van [bedrijf 7] naar de rekening van Hotel De L’Europe met omschrijving: “betreft Diner bord eau 9-12-15 [naam 8]”.

Blijkens de kassabon van het betreffende diner op 9 december 2015 in Bord’Eau bedroegen de totale kosten € 1.825,-. Het restant van € 745,- is middels een pintransactie voldaan. Het restant is afschreven van de bankrekening van [bedrijf 2]

[naam 3] heeft verklaard dat hij op 9 december 2015 met [naam 8] , verdachte, [medeverdachte 1] en de respectievelijke partners heeft gegeten in restaurant Bord’Eau.

Ook verdachte heeft bij de Rijksrecherche verklaard dat hij 9 december 2015 met genoemd gezelschap heeft gegeten in restaurant Bord’Eau. Het etentje was om te vieren dat [bedrijf 2] de aanbesteding voor het bestek [adres] had gewonnen. [naam 8] of [naam 3] had het etentje betaald.

Standpunt van het Openbaar Ministerie

De officieren van justitie vinden bewezen dat verdachte een diner voor hem en zijn partner in restaurant Bord’Eau, ter waarde van € 456,25, als gift heeft aangenomen.

Standpunt van de verdediging

De raadsman heeft vrijspraak bepleit in verband met het ontbreken van opzet. Verdachte heeft nooit het gevoel gehad dat hij werd ingepakt met als doel om een voorkeursbehandeling te verkrijgen.

Oordeel van de rechtbank

De rechtbank vindt bewezen dat verdachte van [naam 3] en [naam 8] , dan wel de aan hun gelieerde bedrijven, een diner voor hem en zijn partner bij restaurant Bord’Eau als gift heeft aangenomen. Bij het diner waren in totaal 8 personen aanwezig: [naam 3] , [naam 8] , verdachte, [verdachte] en hun respectievelijke partners. De kosten voor het diner voor verdachte en zijn partner bedroegen € 456,25 (€ 1.825,- / 4). Zoals verdachte ook zelf heeft verklaard, was het diner gerelateerd aan het project [adres] , dat kort daarvoor aan [bedrijf 2] Een dergelijk exclusief diner dat door de betrokken aannemers wordt aangeboden, kan onmogelijk anders worden gezien dan in het licht van het ‘te vriend houden’ van ambtenaren die betrokken zijn en invloed kunnen uitoefenen bij het gunnen van werkzaamheden. Deze gift was dan ook nadrukkelijk gericht op het behouden van een voorkeursbehandeling. Verdachte moet dit zich hebben gerealiseerd, maar heeft zich niettemin laten fêteren.

6.1.4.

Vrijspraak medeplegen

Standpunt van het Openbaar Ministerie

De officieren van justitie vinden dat sprake is geweest van een zodanig bewust en nauw samenwerkingsverband tussen verdachte, [medeverdachte 1] en [medeverdachte 2] als ambtenaren enerzijds en de diverse aannemers en hun bedrijven anderzijds dat verdachte als een medepleger kan worden beschouwd. Het medeplegen ziet specifiek op de wijze waarop verdachte en zijn medeverdachten zich door aannemers lieten trakteren. Uit het dossier blijkt dat verdachte en de medeverdachten dit van elkaar wisten en dat zij in wisselende combinaties ook samenwerkten. Zij hadden een duidelijke gemeenschappelijke werkwijze, aldus telkens de officieren van justitie.

Standpunt van de verdediging

De raadsman heeft vrijspraak bepleit.

Oordeel van de rechtbank

De rechtbank is van oordeel dat de in de tenlastelegging opgenomen aannemers en hun ondernemingen – als actieve omkopers (strafbaar gesteld op grond van artikel 177 Sr) – niet kunnen worden beschouwd als medeplegers van de aan verdachte ten laste gelegde passieve ambtelijke omkopingen (strafbaar gesteld op grond van artikel 363 Sr). Het gaat hier om twee verschillende strafbepalingen, die elk specifiek zien op ofwel het betalen ofwel het ontvangen van steekpenningen. Om die reden kunnen omkoper en omgekochte niet in strafrechtelijke zin deelnemen aan elkaars misdrijf.

Uit het dossier kan worden opgemaakt dat naast verdachte, ook medeverdachten [medeverdachte 1] en [medeverdachte 2] (en mogelijk ook nog andere ambtenaren binnen de gemeente Amsterdam) giften van aannemers hebben aangenomen en dat zij onderling daarvan op de hoogte waren. Er bestonden lijstjes met opstellingen en overzichten van ontvangen giften en giften die de betrokken ambtenaren nog tegoed hadden. Uit diverse e-mails blijkt dat de ambtenaren elkaar ook in de gaten hielden om te voorkomen dat de een meer zou krijgen dan de ander. Deze onderlinge wetenschap en afstemming is naar het oordeel van de rechtbank echter onvoldoende om te kunnen spreken van medeplegen nu niet per gift kan worden vastgesteld of de medeverdachten bij de verkrijging daarvan een rol hebben gespeeld en zo ja, welke rol zij dan hebben gespeeld. Dat betekent dat de rechtbank ook niet kan vaststellen of sprake is geweest van een nauwe en bewuste samenwerking tussen verdachte en de medeverdachten ten aanzien van de betreffende giften. De rechtbank vindt daarom medeplegen niet bewezen en zal verdachte daarvan vrijspreken.

6.1.5.

Totale omvang van de door verdachte aangenomen giften

De rechtbank stelt vast dat de door verdachte aangenomen giften zien op de

volgende waarde vertegenwoordigen:

- € 3.920,01 (btw uitbouw woning 2005)

- € 1.883,- (dakraam/Trespa 2007)

- € 6.355,- (lidmaatschap [club] en 10-rittenkaart)

- € 229,22 (Sail 2010)

- € 208,60 (Sail 2015)

- € 823,99 (iPad)

- € 456,25 (diner Bord’Eau)

- € 65.797,56

Verdachte heeft dus in totaal voor € 13.876,07 aan giften aangenomen.

6.1.6.

Is gelet op de omvang, aard en frequentie van de giften het doel geweest een voorkeursbehandeling van verdachte te krijgen?

De rechtbank is van oordeel dat de omvang, aard en frequentie van de hiervoor onder 6.1.3. genoemde giften bevestigen dat deze door de betrokken aannemers zijn gedaan met het kennelijke doel om een relatie met verdachte te doen ontstaan of te onderhouden waardoor zij van verdachte, in diens hoedanigheid van ambtenaar bij de gemeente Amsterdam, een voorkeursbehandeling zouden krijgen. Verdachte heeft deze giften niettemin aangenomen. Daarbij moet het voor verdachte duidelijk zijn geweest dat van hem werd verwacht dat hij bij zijn werkzaamheden als ambtenaar in het bijzonder de belangen van [naam 5] , [naam 1] , [naam 8] en [naam 3] , dan wel hun bedrijven, in het oog moest houden.

6.1.7.

Is sprake van contra-indicaties?

Het is niet gebleken dat verdachte met één van de betrokken aannemers ook veelvuldig privé-contact had, zodat de giften daar geen rechtvaardiging in kunnen vinden. Verder staat vast dat verdachte binnen de gemeente Amsterdam voldoende zeggenschap had, terwijl de aard en omvang van de giften geen ruimte laten voor een alternatieve verklaring. Van contra-indicaties is dan ook geen sprake.

6.1.8.

Conclusie

De rechtbank vindt de volgende onderdelen van het tenlastegelegde niet bewezen:

- tennistoernooi/lidmaatschap seizoen 2007/2008 ( [sportcentrum] );

- geldbedrag € 100.000,- [adres]

- iPad Wi-Fi 3G 64 GB;

- steigerhout en planken;

- fles cava en rozenblaadjes in hotel Radisson Blu Astrid.

Met betrekking tot de overige onderdelen vindt de rechtbank telkens ambtelijke omkoping bewezen, op de wijze zoals hierna vermeld onder 7.

7 Bewezenverklaring

De rechtbank vindt op grond van de in voetnoten opgenomen bewijsmiddelen bewezen dat verdachte

ten aanzien van het onder 1 tenlastegelegde:

in de periode vanaf 23 november 2005 tot en met 31 december 2014 in Nederland, als ambtenaar, te weten in zijn hoedanigheid van projectleider/projectmanager op de afdeling Projecten van de gemeente Amsterdam, althans in een ambtelijke hoedanigheid

giften van [naam 1] en/of [naam 2] in zijn/hun hoedanigheid van bestuurder en/of feitelijk leidinggevende van het bedrijf [bedrijf 1] , te weten:

- een geldbedrag van € 3.920,01, zijnde de btw berekend over de kosten van de uitbouw aan de woning van [naam 15] op de [adres] ter waarde van in totaal € 24.551,68 inclusief btw verricht door de Firma [bedrijf 10] ,

- het plaatsen van een Velux dakraam en Trespa onderdelen in de woning van [naam 15] op de [adres] ter waarde van in totaal € 1.883,- inclusief btw,

- de kosten voor het lidmaatschap bij de [club] te [plaats]

voor het seizoen 2007 en [club] bijdrage 2007 en inschrijfgeld en 10 rittenkaart ter waarde van in totaal € 2.332,- inclusief btw en

voor het seizoen 2008 en [club] registratie ter waarde van in totaal € 1.316,- en

voor het seizoen 2009 en [club] registratie ter waarde van in totaal € 1.341,- en

voor het seizoen 2010 ter waarde van in totaal € 1.366,- en

een gift van [naam 3] en/of [naam 4] in zijn/hun hoedanigheid van bestuurder en/of feitelijk leidinggevende van het bedrijf [bedrijf 2] , te weten:

- meevaren op een schip tijdens Sail 2010 in Amsterdam samen met zijn partner [partner verdachte 2] ter waarde van in totaal € 114,61 per persoon en

een gift van [naam 5] en/of [naam 6] in zijn/hun hoedanigheid van bestuurder en/of feitelijk leidinggevende van het bedrijf [bedrijf 3] en/of [bedrijf 4] , te weten:

- een iPad WI-FI 3G 64GB, model MC497, type A 1337 van het merk Apple met serienummer [nummer] inclusief iPad protection en hoes, gekocht bij de Mediamarkt ter waarde van in totaal € 823,99 en

heeft aangenomen, wetende of redelijkerwijs vermoedende dat deze hem, verdachte gedaan werden telkens ten einde hem te bewegen om, in strijd met zijn plicht, in zijn bediening iets te doen en/of na te laten, zodat in de toekomst op andere dan op zakelijke gronden opdrachten aan de bedrijven van de omkopers zouden worden gegund;

ten aanzien van het onder 2 tenlastegelegde:

in de periode vanaf 1 januari 2015 tot en met 14 november 2017 in Nederland, als ambtenaar, te weten in zijn hoedanigheid van projectmanager/ programmamanager bij het Ingenieursbureau, afdeling PM Centrum Noord van de gemeente Amsterdam, althans in een ambtelijke hoedanigheid

een gift van [naam 3] in zijn hoedanigheid van bestuurder en/of feitelijk leidinggevende van het bedrijf [bedrijf 2] , te weten:

- meevaren op het schip “De Columbus” tijdens Sail 2015 in Amsterdam samen met zijn partner [partner verdachte 2] ter waarde van in totaal € 104,30 per persoon en

een gift van [naam 8] in zijn hoedanigheid van bestuurder en/of feitelijk leidinggevende van het bedrijf [bedrijf 7] , tezamen met [naam 3] in zijn hoedanigheid van bestuurder en/of feitelijk leidinggevende van het bedrijf [bedrijf 2] , te weten:

- een diner in een private dining room bij restaurant Bord‘Eau in Amsterdam samen met zijn partner [partner verdachte 2] op 9 december 2015 ter waarde van

€ 228,12 per persoon,

heeft aangenomen, wetende of redelijkerwijs vermoedende dat deze giften hem, verdachte gedaan, verleend of aangeboden werden, telkens ten einde hem te bewegen in zijn bediening iets te doen en/of na te laten, zodat in de toekomst op andere dan op zakelijke gronden opdrachten aan de bedrijven van de omkopers zouden worden gegund.

Voor zover in de tenlastelegging taal- en/of schrijffouten staan, zijn deze verbeterd. Verdachte is hierdoor niet in de verdediging geschaad.

8 Strafbaarheid van de feiten

De bewezen feiten zijn volgens de wet strafbaar. Het bestaan van een rechtvaardigingsgrond is niet aannemelijk geworden.

9 Strafbaarheid van verdachte

Er is geen omstandigheid aannemelijk geworden die de strafbaarheid van verdachte uitsluit. Verdachte is dan ook strafbaar.

10 Motivering van de straf

10.1.

Eis van de officier van justitie

De officier van justitie heeft gevorderd dat verdachte zal worden veroordeeld tot een gevangenisstraf van drie maanden.

10.2.

Standpunt van de verdediging

De raadsman heeft er op gewezen dat de zaak een grote impact op het leven van verdachte heeft gehad. Het zijn bovendien oude feiten en verdachte heeft lang op de behandeling van zijn strafzaak moeten wachten. Daarnaast loopt er ook nog een ontnemingsprocedure. Recidivegevaar is niet aanwezig, omdat verdachte inmiddels met pensioen is. Een onvoorwaardelijke gevangenisstraf zoals gevorderd is dan ook niet op zijn plaats.

10.3.

Oordeel van de rechtbank

De hierna te noemen strafoplegging is in overeenstemming met de ernst van de feiten, de omstandigheden waaronder die zijn begaan en de persoon van verdachte, zoals daarvan ter terechtzitting is gebleken.

Verdachte heeft in tien jaar tijd bijna € 14.000,- voordeel verkregen via aannemers die als doel hadden om met hun bedrijven een voorkeursbehandeling te krijgen bij het bij het gegund krijgen van opdrachten van de gemeente Amsterdam. Verdachte heeft daarmee zijn positie als ambtenaar misbruikt om zichzelf te verrijken en om kosteloos te genieten van boottochtjes, een etentje en golfpartijen.

Door hieraan mee te werken heeft verdachte het aanzien en het vertrouwen in de integriteit van de overheid ernstig geschaad. Voor het goed functioneren van het openbaar bestuur is het van essentieel belang dat het zuiver handelt. Dat is waarom hoge integriteits-eisen worden gesteld aan ambtenaren. De samenleving als geheel, en in dit geval aannemersbedrijven in het bijzonder, moeten erop kunnen vertrouwen dat ambtenaren hun werk integer uitvoeren. Alleen dan kan sprake zijn van een gelijk speelveld voor alle partijen. Door samen met [naam 1] een ‘btw-truc’ toe te passen bij de verbouwing van zijn woning heeft verdachte bovendien meegewerkt aan het misleiden van de fiscus.

Een deel van de feiten dateert inmiddels van lang geleden. De uitbouw van de woning heeft eind 2005 plaatsgevonden. Dat is bijna 17 jaar geleden. Dit doet uiteraard niet af aan de ernst van het feit, maar voor de rechtbank weegt dit wel mee in de keuze van de soort straf die aan verdachte moet worden opgelegd. Mede in aanmerking genomen de aard en omvang van de giften is de rechtbank van oordeel dat een gevangenisstraf, zoals gevorderd, een te zware straf is. Omdat verdachte inmiddels gepensioneerd is, ziet de rechtbank geen recidiverisico. Een voorwaardelijk strafdeel vindt de rechtbank daarom niet nodig. De rechtbank is van oordeel dat een forse taakstraf van 200 uren passend is. Daarbij is echter nog geen rekening gehouden met de schending van de redelijke termijn.

Redelijke termijn

De rechtbank constateert dat de behandeling van de strafzaak lang op zich heeft laten wachten. Verdachte is in verband met de beschuldiging op 26 maart 2018 voor het eerst als verdachte gehoord. Deze datum kan worden beschouwd als het moment waarop de redelijke termijn als bedoeld in artikel 6 van het Europees Verdrag voor de Rechten van de Mens (EVRM) is gestart. Verdachte heeft voor deze strafzaak niet in voorarrest gezeten. De strafzaak had daarom binnen twee jaren moeten zijn afgedaan. De inhoudelijke behandeling van de strafzaak vond echter pas plaats op 5 augustus 2022, en op 10 oktober 2022 werd vonnis gewezen. De redelijke termijn is daarom met ongeveer tweeënhalf jaar overschreden. De lange duur van de vervolging is niet aan de verdediging te wijten, terwijl de ingewikkeldheid en omvang van de zaak de overschrijding slechts voor een klein deel rechtvaardigen. Dit dient in het voordeel van verdachte tot uitdrukking te komen in de hoogte van de straf. De rechtbank zal daarom de voor de feiten passend geachte taakstraf van 200 uren met 20 uren verminderen en een taakstraf opleggen van 180 uren, subsidiair 90 dagen hechtenis.

Beslag

Onder verdachte zijn de volgende bedragen in contanten in beslag genomen:

2. € 7.500,- GG.06.01.001 (sealbagnr 153071003)

3. € 3.000,- GG.06.01.001 (sealbagnr 153070963)

4. € 3.000,- GG.05.02.001 (sealbagnr 153071004)

5. € 7.500,- GG.05.02.001 (sealbagnr 150371005)

6. € 7.500,- GG.05.02.001 (sealbagnr 153071006)

7. € 6.000,- GG.02.07.001 (sealbagnr 153071007)

8. € 6.000,- GG.02.07.001 (sealbagnr 153071008)

9. € 6.000,- GG.02.07.002 (sealbagnr 153071009)

13. € 975,- GG.02.04.002 (sealbagnr 153071013)

14. € 565,- GG.02.04.001 (sealbagnr 153071013)

15. € 75,- GG.02.05.001 (sealbagnr 153071013)

16. € 120,- GG.02.04.005 (sealbagnr 153071013)

17. € 500,- GG.06.03.001 (sealbagnr 153071013)

18. € 7.500,- GG.06.01.001 (sealbagnr 153071002)

Omdat verdachte wordt vrijgesproken van het aannemen van € 100.000,-, dan wel enig ander bedrag, met betrekking tot het project [adres] , zal de rechtbank bepalen dat de hiervoor genoemde bedragen aan verdachte worden teruggegeven.

11 Toepasselijke wettelijke voorschriften

De op te leggen straf is gegrond op de artikelen 22c, 22d, 57, 363 en 363 (oud) van het Wetboek van Strafrecht .

12 Beslissing

De rechtbank komt op grond van het voorgaande tot de volgende beslissing.

Verklaart het onder 1 tenlastegelegde, waar het betreft het tennistoernooi/ lidmaatschap seizoen 2007/2008 ( [sportcentrum] ), de IPad Wi-Fi 3G 64 GB en steigerhout en planken, en het onder 2 tenlastegelegde, waar het betreft de fles cava en rozenblaadjes in hotel Radisson Blu Astrid en het geldbedrag € 100.000,- [adres] niet bewezen en spreekt verdachte daarvan vrij.

Verklaart bewezen dat verdachte het onder 1 en 2 tenlastegelegde heeft begaan op de wijze zoals hiervoor in rubriek 7 is vermeld.

Verklaart niet bewezen wat aan verdachte meer of anders is ten laste gelegd dan hiervoor is bewezen verklaard en spreekt verdachte daarvan vrij.

Het bewezenverklaarde levert op:

ten aanzien van het onder 1 bewezenverklaarde:

telkens als ambtenaar een gift aannemen, wetende of redelijkerwijs vermoedende dat deze hem gedaan wordt teneinde hem te bewegen om, in strijd met zijn plicht, in zijn bediening iets te doen of na te laten;

ten aanzien van het onder 2 bewezenverklaarde:

telkens als ambtenaar een gift aannemen, wetende of redelijkerwijs vermoedende dat deze hem gedaan wordt teneinde hem te bewegen om in zijn bediening iets te doen of na te laten.

Verklaart het bewezene strafbaar.

Verklaart verdachte [verdachte] daarvoor strafbaar.

Veroordeelt verdachte tot een taakstraf van 180 (honderdtachtig) uren, met bevel, voor het geval dat de verdachte de taakstraf niet naar behoren heeft verricht, dat vervangende hechtenis zal worden toegepast van 90 (negentig) dagen.

Gelast de teruggave aan verdachte van:

2. € 7.500,- GG.06.01.001 (sealbagnr 153071003)

3. € 3.000,- GG.06.01.001 (sealbagnr 153070963)

4. € 3.000,- GG.05.02.001 (sealbagnr 153071004)

5. € 7.500,- GG.05.02.001 (sealbagnr 150371005)

6. € 7.500,- GG.05.02.001 (sealbagnr 153071006)

7. € 6.000,- GG.02.07.001 (sealbagnr 153071007)

8. € 6.000,- GG.02.07.001 (sealbagnr 153071008)

9. € 6.000,- GG.02.07.002 (sealbagnr 153071009)

13. € 975,- GG.02.04.002 (sealbagnr 153071013)

14. € 565,- GG.02.04.001 (sealbagnr 153071013)

15. € 75,- GG.02.05.001 (sealbagnr 153071013)

16. € 120,- GG.02.04.005 (sealbagnr 153071013)

17. € 500,- GG.06.03.001 (sealbagnr 153071013)

18. € 7.500,- GG.06.01.001 (sealbagnr 153071002)

Dit vonnis is gewezen door

mr. M. Vaandrager, voorzitter,

mrs. O.P.M. Fruytier en E.G.M.M. van Gessel, rechters,

in tegenwoordigheid van B. de Hoogh, griffier,

en uitgesproken op de openbare terechtzitting van deze rechtbank van 10 oktober 2022.

In de hierna volgende voetnoten wordt telkens verwezen naar bewijsmiddelen die zich in het aan deze zaak ten grondslag liggende dossier bevinden, volgens de in dat dossier toegepaste nummering.

1801031030.DOC, blz. 200350

1801031031.DOC, blz. 200351

1801031032.DOC, blz. 200352

1801031033.DOC, blz. 200353 e.v.

1801031035.DOC, blz. 200356 e.v.

1801031037.DOC, blz. 200358 e.v.

1801031040.DOC, blz. 200360 e.v.

1801031042.DOC, blz. 200361 e.v.

1711201626.BD, blz. 002159 e.v. (+ 1608251456.DOC, blz. 002166 e.v.) en 1711201626.BD, Persoons en Bedrijfsdossier blz. 002159 e.v. (+ 1608251458.DOC, blz. 002171 e.v.)

1804181320.BD, Persoons en Bedrijfsdossier blz. 002183 e.v. (+ 1611240949.DOC, blz. 002190 e.v.)

1806061120.BD, Persoons en Bedrijfsdossier blz. 002216 e.v. (+ 1708081441.DOC, blz. 002223 e.v.)

1805161307. [naamcode] , blz. 201336

1712051315.BD, Persoons en Bedrijfsdossier blz. 002126 (+ 1508131000.DOC blz. 002134 e.v.)

1509021412.DOC, Persoons en Bedrijfsdossier blz. 002136 e.v.

1611211015. [naamcode] , blz. 200157 e.v.

1803260953. [naamcode] , blz. 200543 e.v.

1805010937. [naamcode] , blz. 200381 e.v.

1804171925. [naamcode] , blz. 201287 e.v.

1805161307. [naamcode] , blz. 201336 e.v.

1710031541.DOC, blz. 200398 e.v.

1710031539.DOC, blz. 200396 e.v.

1710031540.DOC, blz. 200397 e.v.

1804201000. [naamcode] , blz. 200464 e.v.

1803260953. [naamcode] , blz. 200421 e.v.

1803261445. [naamcode] , blz. 200430 e.v.

Verklaring verdachte ter terechtzitting van 5 augustus 2022

1710031543.DOC, blz. 200401

1710031542.DOC, blz. 200400

1804201000. [naamcode] , blz. 200464 e.v.

1803261445. [naamcode] , blz. 200430 e.v. en verklaring verdachte ter terechtzitting van 5 augustus 2022

1706141346.DOC, blz. 200486 e.v.

1706141319.DOC, blz. 200490 e.v.

1706141453.DOC, blz. 200492 e.v.

1707111037. [naamcode] , blz. 200496 e.v.

1711151042.DOC, blz. 200502 e.v.

1711141043.DOC, blz. 200508

1801091459. [naamcode] , blz. 200517 e.v.

Verklaring verdachte ter terechtzitting van 5 augustus 2022

1712121200.DOC, blz. 201222 e.v.

1712111221. [naamcode] , blz. 201189 e.v.

1805031043. [naamcode] , blz. 201243 e.v.

1712210830.DOC, blz. 201233

1712210831.DOC, blz. 201235

1804050947. [naamcode] , blz. 201249 e.v. en verklaring verdachte ter terechtzitting van 5 augustus 2022

1712071020.DOC, blz. 201202 e.v.

1712111221. [naamcode] , blz. 201189 e.v.

1804050947. [naamcode] , blz. 201249 e.v. en verklaring verdachte ter terechtzitting van 5 augustus 2022

1711151203.DOC, blz. 201255 e.v.

1711161311.DOC (GG.03.03.001), beslagdossier blz. 008263 e.v.

171215.1123. DIGI, blz. 201257 e.v.

1710181110. [naamcode] _Zaakdossier 2 [verdachte] , m.n. blz. 200057

In 2010 was [kasboek] bedrijfsleider van [bedrijf 4] , zie 1805091455 STEVJ46, blz. 201303 e.v.

1805140800. [naamcode] , blz. 201309 en 1804230906.DOC, blz. 201276

1703231535. [naamcode] , blz. 201123 e.v.

1703231535. [naamcode] , blz. 201123 e.v.

1703271248.DOC, blz. 201138 e.v.

1703161146.DOC, blz. 201147

1801101659.DOC, blz. 201150 e.v.

1801150830. [naamcode] , blz. 201153 e.v.

1805030911. [naamcode] , blz. 201164 e.v.

1803271538. [naamcode] , blz. 201181 e.v.


» Juridisch advies nodig? « advertorial

Heeft u een juridisch probleem of een zaak die u wilt voorleggen aan een gespecialiseerde jurist of advocaat ?

Neemt u dan gerust contact met ons op en laat uw zaak vrijblijvend beoordelen.



naar boven      |      zoeken      |      uitgebreid zoeken

Snel uitspraken zoeken en filteren

> per rechtsgebied > op datum > op instantie

Gerelateerde advocaten

Gerelateerde advocatenkantoren

Recente vacatures

Meer vacatures | Plaats vacature