Uitspraak
VONNIS
Parketnummer: 13/729050-16
Datum uitspraak: 10 oktober 2022
Vonnis van de rechtbank Amsterdam, meervoudige strafkamer, in de strafzaak tegen
[verdachte] ,
geboren in [geboortegegevens] 1966,
ingeschreven in de Basisregistratie Personen op het adres
[adres] .
1 Onderzoek ter terechtzitting
Dit vonnis is op tegenspraak gewezen naar aanleiding van het onderzoek op de terechtzittingen van 3 augustus 2022 en 10 oktober 2022.
De rechtbank heeft kennisgenomen van de vordering van de officieren van justitie, mrs. A.M. Ruijs en L.S. van Haeringen, en van wat verdachte en zijn raadsman,
mr. N. Hendriksen, naar voren hebben gebracht.
2 Tenlastelegging
Verdachte wordt – kort gezegd – verweten dat hij
1.
zich in de periode van 1 juli 2011 tot en met 31 december 2014, al dan niet samen met een ander of anderen, heeft schuldig gemaakt aan ambtelijke corruptie, waarbij hij als ambtenaar giften, beloften en/of diensten heeft aangenomen of gevraagd van:
- [naam 1] , dan wel de aan hem gelieerde bedrijven [bedrijf 1] . , [bedrijf 2] en [bedrijf 3] ;
- [naam 2] , [naam 3] , dan wel het aan hen gelieerde bedrijf [bedrijf 4] ;
- [naam 4] , [naam 5] , dan wel de aan hen gelieerde bedrijven [bedrijf 5] en [bedrijf 6] ;
2.
zich in de periode van 1 januari 2015 tot en met 5 juli 2016, al dan niet samen met een ander of anderen, heeft schuldig gemaakt aan ambtelijke corruptie, waarbij hij als ambtenaar giften, beloften en/of diensten heeft aangenomen of gevraagd van:
- [naam 1] , dan wel de aan hem gelieerde bedrijven [bedrijf 1] . , [bedrijf 2] en [bedrijf 3] ;
- [naam 4] , [naam 5] , dan wel de aan hen gelieerde bedrijven [bedrijf 5] en [bedrijf 6] ;
- [naam 6] en/of [naam 7] , dan wel het aan hen gelieerde bedrijf [bedrijf 7] ;
3.
zich in de periode van 1 januari 2014 tot en met 5 juli 2016, al dan niet samen met een ander of anderen heeft schuldig gemaakt aan het meermalen schenden van zijn geheimhoudingsplicht als ambtenaar, door vertrouwelijke informatie met betrekking tot aanbestedingen te verstrekken aan aannemingsbedrijven.
De tekst van de integrale tenlastelegging is opgenomen in een bijlage die aan dit vonnis is gehecht en geldt als hier ingevoegd.
3 Voorvragen
De dagvaarding is geldig, deze rechtbank is bevoegd en de officieren van justitie zijn ontvankelijk. Er zijn geen redenen voor schorsing van de vervolging.
4 Aanleiding en verloop onderzoek Portofino
Op 7 januari 2015 ontving de Rijksrecherche informatie van het Team Criminele Inlichtingen (TCI). Daarin stond dat [naam 8] en [naam 9] , die beiden als opzichter werkten bij de gemeente Amsterdam, Stadsdeel West, corrupt waren. Zij lieten zich door aannemersbedrijven betalen. In ruil hiervoor kregen die aannemersbedrijven straat- en grondwerk toegekend. In de TCI-informatie werd ook een aantal bedrijven genoemd dat bij deze praktijk betrokken zou zijn.
Op 7 april 2015 is de Rijksrecherche een strafrechtelijk onderzoek gestart onder de naam Pos. Zij heeft onder meer van mogelijk betrokken ambtenaren en aannemers historische telefoongegevens opgevraagd, telefoons afgeluisterd, observaties verricht en hun woningen en werkplekken doorzocht. Daarbij is een groot aantal documenten en goederen inbeslaggenomen. Tijdens het onderzoek kwamen de gemeenteambtenaren [naam 8] , [naam 10] en [naam 11] als verdachten in beeld. Gedurende het onderzoek Pos is eveneens de verdenking gerezen dat verdachte zich schuldig zou hebben gemaakt aan ambtelijke corruptie.
In het voorjaar van 2016 ontving de Rijksrecherche een anonieme brief van een persoon die zich ‘ [naam 12] ’ noemde. [naam 12] schreef dat hij eigenaar was van een waterbouwkundig bedrijf en dat hij ‘een gooi had gedaan’ naar een aanbesteding van een walmuur in het centrum van Amsterdam. Bij toeval had hij de projectmanager [medeverdachte 1] bij SAIL 2015 gezien, die daar ‘veel plezier had met con-collega [bedrijf 4] ’ Dit was een paar weken vóórdat de aanbesteding aan [bedrijf 4] werd gegund. [naam 12] kreeg daar een raar gevoel bij.
Op 31 augustus 2016 ontving de Rijksrecherche een tweede brief van [naam 12] . In deze brief schreef hij het volgende:
Voor het winnen van de aanbesteding van een walmuurvernieuwing in het Centrum van Amsterdam (aan de [adres] ) is grof belastinggeld betaald. Het bedrijf [bedrijf 7] uit [plaats] heeft deze “gekregen”. Deze inschrijving is ca. 200.000," hoger dan dat het werk eigenlijk zou mogen kosten. Deze 2 ton zou worden gedeeld door 2 ambtenaren van de Gemeente werkzaam bij het Ingenieursbureau van de Gemeente Amsterdam. 100.000 voor de onlangs aangehouden ambtenaar [verdachte] en 100.000 voor projectmanager [medeverdachte 2] . Onvrede over een misgelopen promotie zou toentertijd reden voor deze laatste zijn om dit te doen. [verdachte] doet dit al jaren.
Op basis van informatie uit onderzoek Pos en de twee anonieme brieven, is op 21 februari 2017 een nieuw strafrechtelijk onderzoek geopend onder de naam Portofino. Dit onderzoek zag op de verdenking van ambtelijke corruptie gepleegd door verdachte, [medeverdachte 1] en [medeverdachte 2] .
De inhoudelijke behandeling van de strafzaken tegen de verdachten in de onderzoeken Pos en Portofino stond aanvankelijk gepland begin april 2020. In verband met de coronapandemie is deze behandeling afgelast, nog voordat de dagvaardingen waren uitgegaan.
In overleg met de raadslieden zijn nieuwe data gezocht waarop de inhoudelijke behandeling van de strafzaken tegen de verdachten kon plaatsvinden. In verband met de omvang van de strafzaken heeft de rechtbank ervoor gekozen om de strafzaken tegen de verdachten in het onderzoek Portofino afzonderlijk te behandelen van de strafzaken tegen de verdachten in het onderzoek Pos. De verdachten in onderzoek Portofino (verdachte, [medeverdachte 1] en [medeverdachte 2] ) zijn gedagvaard voor 3 augustus 2022, waarbij meerdere zittingsdagen zijn gereserveerd.
De zaak tegen verdachte is behandeld op 3 augustus 2022.
Het onderzoek is formeel gesloten op de terechtzitting van 10 oktober 2022.
Naast verdachte, [medeverdachte 1] en [medeverdachte 2] is ook een aantal aannemers en hun bedrijven als verdachten aangemerkt. Het Openbaar Ministerie heeft meegedeeld dat met één van hen een schikking is getroffen en dat met de overige betrokkenen onderhandelingen gaande zijn.
5 Juridisch kader passieve ambtelijke omkoping
5.1.Wetswijziging per 1 januari 2015
Ambtelijke omkoping is strafbaar voor de omkoper (actieve omkoping) en de ambtenaar (passieve omkoping). Voor 1 januari 2015 was passieve ambtelijke omkoping geregeld in de artikelen 362 en 363 Sr, waarbij artikel 362 van het Wetboek van Strafrecht (Sr) het oog had op doen of nalaten van de ambtenaar zonder daarbij in strijd met zijn plicht te handelen en artikel 363 Sr op doen of nalaten in strijd met zijn plicht. Omdat dit onderscheid in de rechtspraak nog maar weinig betekenis had, is het per 1 januari 2015 uit de wet gehaald. Daarnaast zijn per 1 januari 2015 de strafmaxima voor ambtelijke omkoping verhoogd.
De ten laste gelegde feiten 1 en 2 bestrijken de periode 1 juli 2011 tot en met 5 juli 2016. Voor feit 1, dat ziet op feiten gepleegd voor 1 januari 2015, is artikel 363 oud Sr van toepassing. Voor feit 2, dat ziet op feiten gepleegd vanaf 1 januari 2015, is het nu geldende artikel 363 Sr van toepassing. Voor de leesbaarheid van het vonnis zal de rechtbank de feiten 1 en 2 gezamenlijk behandelen.
5.2.
Vereisten voor passieve ambtelijke omkoping
5.2.1.
Ambtenaar in zijn bediening
Allereerst is voor een bewezenverklaring vereist dat een ambtenaar in zijn bediening wordt omgekocht. De woorden ‘in zijn bediening’ eisen niet dat de ambtenaar bevoegd is tot het doen van de tegenprestatie die van hem verlangd worden, maar alleen dat zijn ambt hem daartoe in staat stelt of hem daartoe de gelegenheid biedt.
5.2.2.
Giften, beloften of diensten
Vervolgens is de vraag aan de orde of sprake is van het aannemen of vragen van giften, beloften of diensten (hierna samengevat als: giften) van een ander door de ambtenaar. Van het aannemen van een gift is sprake als het betreffende voordeel feitelijk in de macht van de ambtenaar is geraakt. Van het aannemen van een belofte is sprake als het aanbod wordt geaccepteerd.
5.2.3.
Tegenprestatie
Als is komen vast te staan dat de ambtenaar giften heeft aangenomen of gevraagd, is de volgende vraag of die ambtenaar wist of redelijkerwijs vermoedde dat deze giften hem werden gedaan om hem als ambtenaar iets te laten doen of nalaten of omdat hij in het verleden iets heeft gedaan of nagelaten. Art. 363 Sr vereist niet dat het met de giften beoogde handelen of nalaten ook daadwerkelijk is gevolgd.
Onder ‘wetende’ is ook voorwaardelijk opzet begrepen (HR 30 mei 2008, NJ2008/318). Door toevoeging van ‘redelijkerwijs vermoedende’ aan de wettekst heeft de wetgever volgens de Memorie van Toelichting ook voorzien in een schuldvariant, waarmee ‘in gevallen van verwijtbare of wellicht gefingeerde naïviteit van de ambtenaar strafrechtelijk kan worden opgetreden’.
5.2.4.
Tegenprestatie in de vorm van een voorkeursbehandeling
In het verleden werd aangenomen dat de gift verband moest houden met een min of meer concrete tegenprestatie. In meer recente rechtspraak heeft de Hoge Raad echter voor art. 177 Sr (actieve ambtelijke omkoping) geoordeeld dat dit artikel niet alleen ziet op de situatie dat er een direct verband bestaat tussen de gift of belofte enerzijds en een concrete tegenprestatie anderzijds, maar ook op het doen van giften of beloften aan een ambtenaar om daardoor een relatie met die ambtenaar te doen ontstaan en/of te onderhouden met het doel een voorkeursbehandeling te krijgen (o.a. ECLI:NL:HR:2005:AT8318 en ECLI:NL:HR:2017:641). Of kan worden vastgesteld dat de giften zijn gedaan om een voorkeursbehandeling te krijgen, zal mede afhangen van de omvang, de aard en de frequentie van de giften, de positie van de ambtenaar binnen de overheidsorganisatie en het tijdstip waarop de giften zijn gedaan.
5.2.5.
Contra-indicaties
Contra-indicaties kunnen zijn dat de betreffende aannemer ook privé veelvuldig contact had met de ambtenaar, dat de ambtenaar binnen de gemeente maar zeer beperkt zeggenschap had over de aanbesteding van projecten en dat de aard en omvang van de giften ruimte laten voor een alternatieve verklaring (o.a. ECLI:NL:GHARL:2020:8751). Een hechte vriendschap tussen de betreffende ambtenaar en de gever waardoor de privérelatie niet goed is te scheiden van de zakelijke relatie, kan evenwel geen rechtvaardiging vormen voor het aannemen van giften. Het enkele feit dat het om een gift in de privésfeer gaat, sluit niet uit dat de omkoper met zijn gift het oogmerk kan hebben om de ambtenaar om te kopen en dat de ambtenaar zich laat omkopen (o.a. ECLI:NL:GHDHA:2017:3702).
6 Waardering van het bewijs
6.1
Passieve ambtelijke omkoping
De rechtbank zal in het hiernavolgende – op grond van de wettige bewijsmiddelen – beoordelen of verdachte zich schuldig heeft gemaakt aan passieve ambtelijke omkoping aan de hand van de hiervoor besproken vereisten.
6.1.1.
Was verdachte ambtenaar?
De eerste vraag die moet worden beantwoord, is of verdachte in de periode van 1 juli 2011 tot en met 5 juli 2016, in dienst was van de gemeente Amsterdam, en dus ambtenaar was in de zin van artikel 363 Sr .
Verdachte is met ingang van 1 juni 1998 in tijdelijke dienst aangesteld als medewerker Voorbereiding bij de sector Openbare Ruimte van de gemeente Amsterdam. Bij beschikking van 21 mei 1999 is hij in vaste dienst aangesteld. Per 1 februari 2004 is verdachte bevorderd in de functie van Algemeen Technisch Medewerker bij de sector Openbare Ruimte. Uit de brief van de gemeente Amsterdam van 25 juni 2009 blijkt dat zijn functie werd gewijzigd naar Werkvoorbereider bij de afdeling Projecten. In de brief van 28 augustus 2012 heeft de gemeente Amsterdam laten weten dat verdachte geplaatst werd bij de Directie Omgevingsmanagement, afdeling Projecten, in de functie van Medewerker Techniek C, met als werknaam: Werkvoorbereider. Verdachte is vervolgens per 1 januari 2015 geplaatst binnen het Cluster Ruimte en Economie bij de rve Ingenieursbureau, afdeling Technisch Management en Advies, Maaiveld. Verdachte is op 5 juli 2016 geschorst in verband met deze strafzaak.
Gelet op het voorgaande, komt de rechtbank tot de conclusie dat verdachte gedurende de in de tenlastelegging genoemde periode ambtenaar was in de zin van artikel 363 Sr .
6.1.2.
Was verdachte in staat een tegenprestatie (voorkeursbehandeling) te geven aan aannemers en de aan hen gelieerde bedrijven?
Aannemers en de aan hen gelieerde bedrijven
De verdenking ziet er op dat verdachte zich heeft schuldig gemaakt aan omkoping, door giften aan te nemen van [naam 1] , [naam 2] , [naam 3] , [naam 4] , [naam 5] , [naam 6] en [naam 7] , dan wel van de aan hen gelieerde bedrijven. De rechtbank zet hierna op een rij hoe deze verschillende ondernemingen aan deze personen zijn gelieerd.
[naam 1] ( [bedrijf 1] . , [bedrijf 2] en [bedrijf 3] )
[bedrijf 3] is opgericht op 19 december 2012. [naam 1] is enig aandeelhouder en bestuurder. [bedrijf 2] is opgericht op 8 september 1999. De handelsnaam van deze onderneming was tot 15 januari 2013 [naam 1] is ook van deze onderneming (indirect, via zijn holding) enig aandeelhouder en bestuurder. [bedrijf 1] . heeft twee vennoten, te weten [vennoot 1] en [vennoot 2] .. In feite is er sprake van een familiebedrijf: leden van de familie [naam familie] (vader [vader] en de broers [vennoot 1] en [vennoot 2] ) zijn allen voorzitter van een afzonderlijke stichting die de verschillende vennootschappen beheren.
[naam 2] en [naam 3] ( [bedrijf 4] )
Aannemingsmaatschappij [bedrijf 4] is op 1 mei 2003 opgericht. [naam 3] en [naam 2] zijn (indirect, via hun holding) aandeelhouder en bestuurder.
[naam 4] en [naam 5] ( [bedrijf 5] en [bedrijf 6] )
[bedrijf 5] en [bedrijf 6] zijn op 9 mei 2000 opgericht. De handelsnaam van [bedrijf 6] is [handelsnaam bedrijf 6] . [naam 4] en [naam 5] zijn (indirect, elk via een eigen holding) aandeelhouder en bestuurder van beide bedrijven.
[naam 6] en [naam 7] ( [bedrijf 7] )
[bedrijf 7] is op 17 juli 2001 opgericht. [naam 6] en [naam 7] zijn (indirect, elk via een eigen holding) aandeelhouder en bestuurder.
Relatie tussen verdachte en de aannemers en hun bedrijven
De rechtbank vindt dat er voldoende bewijs is dat verdachte in de ten laste gelegde periode een zodanige positie binnen de gemeente had dat hij in staat was om de aannemers een voorkeursbehandeling te geven.
Verdachte is sinds 1998 bij de gemeente werkzaam en had in de ten laste gelegde periode vanuit zijn functie als werkvoorbereider contact met aannemers.
Verdachte heeft verklaard dat hij als werkvoorbereider binnen de gemeente de werktekeningen maakte voor uit te voeren projecten. Deze moesten worden goedgekeurd door de projectmanager. Op het moment dat de werktekeningen waren goedgekeurd, maakte hij het werkbestek (de technische omschrijving van het project). Zodra het werkbestek was goedgekeurd door de projectmanager, werd het project aanbesteed. Projecten van 1,5 miljoen of meer moesten openbaar worden aanbesteed. Projecten daaronder mochten ook onderhands worden aanbesteed. Als het project onderhands werd aanbesteed, bepaalde de projectmanager welke partijen zich mochten inschrijven. Hij had contact met de aannemers op het moment dat de uitnodigingen voor de inschrijving verstuurd werden. Hij keek dan wie er interesse had in de aanbesteding.
[naam 13] , directeur bij het ingenieursbureau van de gemeente Amsterdam, heeft verklaard dat het ingenieursbureau van de gemeente Amsterdam (IBA) en de ingenieursbureaus van de verschillende stadsdelen zijn samengevoegd in 2015. Verdachte, [medeverdachte 1] en [medeverdachte 2] werkten voor die tijd bij het ingenieursbureau van stadsdeel Centrum. [medeverdachte 1] was projectleider. Hij was zelfstandig bevoegd het project samen met de aannemer te begeleiden en op te leveren binnen de kaders die door de opdrachtgever werden gesteld. Hij was ook betrokken bij het aanbesteden van kademuurherstelwerkzaamheden. Hij adviseerde de opdrachtgever bij het beoordelen van de marktpartijen in het kader van de inschrijving. Hij delegeerde dit waarschijnlijk vaak aan bijvoorbeeld verdachte. Vanuit zijn functie beoordeelde [medeverdachte 1] het bestek.
[medeverdachte 2] heeft bij de Rijksrecherche in relatie tot het project [adres] verklaard dat verdachte werkvoorbereider was. Hij schreef de alledaagse dingen in het bestek. [naam 14] en [naam 15] zorgde voor het complexere gedeelte van het bestek. Het project [adres] was een meervoudige onderhandse aanbesteding. Er moesten minstens drie aannemers worden aangezocht voor deze aanbesteding. [medeverdachte 2] droeg deze bedrijven voor in samenwerking met anderen binnen het projectteam. [bedrijf 7] kende hij van andere werken. [naam 6] was mede-eigenaar van dit bedrijf. De andere twee bedrijven, [bedrijf 8] en [bedrijf 3] werden door verdachte voorgedragen.
Verdachte werkte vaak samen met [medeverdachte 1] en [medeverdachte 2] . Zij waren beiden in de ten laste gelegde periode projectmanager bij de gemeente Amsterdam.
[naam 1] heeft verklaard dat hij verdachte eind 2012 / begin 2013 heeft leren kennen. Verdachte zat in de voorbereidingsfasen met betrekking tot het aanbesteden van werken. Ze spraken over projecten die mogelijk gingen komen en sparden wel eens over ramingen en over mogelijke genodigden voor projecten.
Op 31 maart 2015 vond het volgende WhatsApp-gesprek plaats tussen verdachte en [naam 1] :
Verdachte: [adres] komt er aan (…)
[naam 1] : Wat was [adres] ook alweer
Verdachte: Van [medeverdachte 2] . [naam 6] ….. Moet deze uitvoeren. Walmuur + herprofilering.
[naam 1] : O ja das waar
De rechtbank begrijpt dat met ‘ [medeverdachte 2] ’, [medeverdachte 2] wordt bedoeld en met ‘ [naam 6] ’, [naam 6] van [bedrijf 7] Uit dit WhatsApp-gesprek komt naar voren dat verdachte informatie deelt over een project dat nog moet worden aanbesteed waarbij hij een aannemer noemt die door hem was aangedragen voor dit project. Uit dit gesprek, bezien in relatie tot de overige stukken over project [adres] , kan bovendien worden opgemaakt dat vanaf het begin vaststond dat [bedrijf 7] de opdracht zou krijgen en dat zowel verdachte als [naam 1] bij dit plan betrokken waren.
Op 17 augustus 2011 vond een e-mailwisseling plaats tussen [naam 4] en verdachte.
[naam 4] schreef aan verdachte:
In de offerte die [naam 16] heeft gemaakt voor de [adres] heb je de hoeveelheden al iets aangepast, dus jij weet wat voor ruimte hier inzit, als je het bestelbudget dan ook nog eens aanvult met wat tekenwerk, transportkosten enz. dan weetje wat er voor ruimte in dit werk zit voor verrekeningen naar jou toe en naar ons.
(…)
Het bedrag wat op dit werk reeds extra wordt berekend gaat in de pot en die houden wij samen bij.
Verdachte antwoordde dezelfde dag:
Ik ga de offerte van jullie aanpassen. Handig voor mij zou zijn als ik een leeg format zou hebben van [bedrijf 6] om e.e.a. in te vullen. Dan komt het wat dit werk betreft zowiezo goed.
De rechtbank stelt vast dat verdachte vraagt om een leeg format van een offerte van [bedrijf 6] – ten behoeve van een project van de gemeente Amsterdam – om deze vervolgens zelf aan te kunnen passen. Bovendien blijkt uit deze e-mails dat het de bedoeling is dat verdachte bepaalde posten in de offerte ophoogt, waarna de extra aan de gemeente in rekening te brengen kosten in een pot kunnen worden gedaan. De inhoud daarvan zou kennelijk, in ieder geval ten dele, aan verdachte ten goede komen.
[naam 2] is op 30 november 2020 bij de rechter-commissaris als getuige gehoord. Hij verklaarde dat ambtenaren hem wel eens tipten over aankomende projecten, die in de markt gezet zouden worden. Voor hem is dat interessante informatie. Hij kreeg tips van verdachte over dit soort zaken en ook over andere zaken. Verdachte zat dicht bij het vuur. Er waren ook andere ambtenaren die weleens een tip gaven over komende werkzaamheden, namelijk [medeverdachte 2] en [medeverdachte 1] (de rechtbank begrijpt: [medeverdachte 1] ).
Zoals hierna bij feit 3 zal blijken vindt de rechtbank bewezen dat verdachte met betrekking tot een groot aantal projecten van de gemeente directieramingen en andere vertrouwelijke informatie aan [naam 1] heeft verstrekt.
Uit het voorgaande maakt de rechtbank op dat verdachte in zijn functie als werkvoorbereider kennis had van aankomende en lopende projecten/aanbestedingen en dat hij toegang had tot bestekken, inschrijvingen en directieramingen. De informatie waarover hij vanuit zijn functie beschikte was bijzonder interessant voor aannemers en werd geregeld door verdachte met hen gedeeld. Verdachte kon daarnaast invloed uitoefenen op de selectie van aannemers die voor aanbestedingen werd uitgenodigd. De conclusie is dan ook dat verdachte in staat was om de in de tenlastelegging genoemde aannemers en de aan hen gelieerde bedrijven een voorkeursbehandeling te geven.
6.1.3.
Heeft verdachte giften aangenomen?
De rechtbank zal hierna beoordelen of sprake is geweest van door de aannemers verleende giften die door verdachte zijn aangenomen. Dit zal zij doen per aannemer en vervolgens per vermeende gift. Als de rechtbank tot het oordeel komt dat sprake is geweest van giften, zal zij vervolgens – onder 6.1.6. – bezien of de omvang, aard en frequentie van deze giften, beloften of diensten zodanig zijn dat deze niet anders kunnen worden geïnterpreteerd dan als bedoeld om voor deze aannemers of één van hun bedrijven, een voorkeursbehandeling te verkrijgen. Daarbij zal de rechtbank ook bezien of er mogelijk contra-indicaties aanwezig zijn om dit aan te nemen.
Eerst zal de rechtbank het door de raadsman gevoerde algemene verweer bespreken, nu dit alle in de tenlastelegging genoemde giften betreft.
De raadsman heeft naar voren gebracht dat niet kan worden vastgesteld dat verdachte in de ten laste gelegde periode gebruik heeft gemaakt van het telefoonnummer [telefoonnummer] (hierna: * [telefoonnummer] ). In het dossier ontbreekt een proces-verbaal waarin die koppeling (expliciet) wordt gemaakt. De via dit nummer verzonden WhatsApp-berichten kunnen daarom niet aan verdachte worden toegeschreven en moeten van het bewijs dat verdachte de in de tenlastelegging opgenomen giften heeft ontvangen, worden uitgesloten. Het voorgaande geldt volgens de raadsman ook voor de aan verdachte toegeschreven e-mailadressen ( [e-mailadres] en [e-mailadres] ), waardoor het evenmin vaststaat dat verdachte aan de met deze e-mailadressen gevoerde correspondentie heeft deelgenomen. De betreffende e-mailwisselingen, waaronder die tussen verdachte en [naam 4] van 17 augustus 2011 en 19 december 2012, kunnen daarom niet bijdragen aan het bewijs van het tenlastegelegde.
De rechtbank verwerpt dit verweer en overweegt daartoe als volgt.
Op 8 maart 2016 is onder [naam 1] een iPhone inbeslaggenomen, gekoppeld aan het nummer * [telefoonnummer] . In deze telefoon stond ‘ [verdachte] ’ als contact, met de e-mailadressen [e-mailadres] en [e-mailadres] , het adres [adres] en het telefoonnummer * [telefoonnummer] . Dit telefoonnummer staat ook op de orderbevestiging van 27 juni 2014 van de badkamer die moest worden afgeleverd bij [partner verdachte] , de partner van verdachte. In verband met het stucwerk in de woning van [partner verdachte] gaf [naam 2] op 25 juni 2012 aan [naam 17] de contactgegevens van verdachte door, waaronder het telefoonnummer * [telefoonnummer] . De rechtbank twijfelt er daarom niet aan dat het telefoonnummer * [telefoonnummer] bij verdachte in gebruik was. Dat in het dossier geen proces-verbaal is opgenomen waarin deze koppeling expliciet wordt gemaakt, maakt dit niet anders. Daarbij komt dat ook uit de inhoud van talloze WhatsApp-gesprekken blijkt dat het verdachte is geweest die vanaf dit nummer berichten heeft verzonden. Zo is op 8 mei 2014 vanaf nummer * [telefoonnummer] een bericht gezonden aan [naam 1] met betrekking tot kaarten voor het Sevens rugby toernooi, ondertekend met ‘Gr. [verdachte] ’. Op 21 oktober 2015 wordt een WhatsApp-bericht verstuurd vanaf * [telefoonnummer] aan [naam 1] , waarin de gebruiker van dit nummer laat weten dat zijn vrouw op [geboortedatum] jarig is. De partner van verdachte, [partner verdachte] , is geboren op [geboortedatum] . De rechtbank leidt daaruit af dat de WhatsApp-berichten verstuurd vanaf * [telefoonnummer] door verdachte zijn verzonden. Ten aanzien van de e-mailadressen ( [e-mailadres] en [e-mailadres] ) overweegt de rechtbank het volgende. Op 18 september 2014 is vanaf [e-mailadres] een e-mail gezonden aan [naam 1] , ondertekend met ‘ [verdachte] ’. In de bijlage zit een e-mail afkomstig van het e-mailadres van [partner verdachte] , de partner van verdachte. Op 19 december 2012 heeft een e-mailwisseling plaatsgevonden tussen [naam 4] en de gebruiker van het e-mailadres [e-mailadres] , die zich ‘ [verdachte] ’ noemt. De inhoud laat geen twijfel dat verdachte degene is geweest die vanaf het e-mailadres [e-mailadres] deel heeft genomen aan deze e-mailwisseling. Zo spreekt [naam 4] over werkzaamheden in het stadsdeel Centrum en zegt hij dat [medeverdachte 1] het kerstpakket van [handelsnaam bedrijf 6] heeft. De rechtbank gaat ervan uit dat dit [medeverdachte 1] betreft, gelet op de inhoud van de e-mail en het feit dat [medeverdachte 1] in de cc stond. De rechtbank is daarom van oordeel dat het niet anders kan dan dat de vanaf het e-mailadres [e-mailadres] verzonden berichten afkomstig zijn van verdachte. Het voorgaande geldt ook voor de berichten die zijn verzonden vanaf het e-mailadres [e-mailadres] . Een e-mail van 17 augustus 2011 verzonden vanaf [e-mailadres] aan [naam 4] wordt ondertekend met ‘ [verdachte] ’. [naam 4] is een zakelijk contact van verdachte en de inhoud van de e-mail heeft betrekking op door het bedrijf van [naam 4] , [handelsnaam bedrijf 6] , te verrichten werkzaamheden voor de gemeente Amsterdam.
[naam 1] ( [bedrijf 1] . , [bedrijf 2] en/of [bedrijf 3] )
Samsung televisies, beamer steun en verlengbuis etc. van [bedrijf 9]
In de periode van 4 juni tot en met 3 juli 2014 vonden diverse WhatsApp-gesprekken plaats tussen verdachte en [naam 1] en tussen [naam 1] en [naam 18] .
Op 4 juni 2014 vroeg verdachte aan [naam 1] :
[naam 1] , ik wil graag mijn prijs weten voor de volgende Samsung curved tv’s.
UE65HU8500LXXN
UN78HU9000FXZA
Op 5 juni 2014 vroeg [naam 1] aan [naam 18] :
[naam 18] , ik wil graag mijn prijs weten voor de volgende Samsung curved tv’s.
Graag netto prijs ex btw.
UE65HU8500LXXN
UN78HU9000FXZA
Op vragen daartoe van [naam 18] liet [naam 1] weten dat hij de tv’s zakelijk kocht.
Op 5 juni 2014 vroeg [naam 18] aan [naam 1] :
Voor de 78” versie bedoel je waarschijnlijk de UE78HU8500LXXN?
Dat is de grootste curved die dadelijk leverbaar is?
[naam 1] stuurde één minuut later dezelfde vraag door naar verdachte. Verdachte antwoordde dat hij dan waarschijnlijk het genoemde modelnummer bedoelde. [naam 18] liet later die dag aan [naam 1] weten dat beide toestellen samen € 8.250,- kostten, exclusief btw. [naam 1] gaf de prijs van de twee toestellen door aan verdachte. Ook zei hij:
Als je voor de prijs gaat kun je ze beter na de Wk kopen zeggen ze.
Verdachte antwoordde:
Ik wil de prijzen afzonderlijk weten. Ik heb er voorlopig maar 1 nodig. Welke is afh van mijn vader. En uiteraard na de wk dan.
[naam 1] vroeg vervolgens aan [naam 18] de prijzen van de twee tv’s afzonderlijk. [naam 1] gaf de door [naam 18] genoemde prijzen weer door aan verdachte, die hierop zei dat hij toch even wilde afwachten.
Op 19 juni 2014 schreef verdachte aan [naam 1] :
[naam 1] , het gaat om de volgende tv. Samsung curved UE55HU8500L. Adviesprijs is nu €3299,-.
Op 3 juli 2014 vroeg [naam 1] aan [naam 18] de prijs voor de Samsung curved UE55HU8500L. Het ging om twee stuks. [naam 18] antwoordde dat ze € 2.100,- per stuk kostten, exclusief btw. [naam 1] gaf deze informatie door aan verdachte.
Verdachte antwoordde:
Oké. Na de wk worden ze goedkoper he. Na de wk kom ik er op terug. Ik wil er 2-4 gaan bestellen
In de bedrijfsadministratie van [naam 1] werd een ‘Order voor [bedrijf 3] t.a.v. de heer [naam 1]’ van 24 september 2014 afkomstig van [bedrijf 9] aangetroffen, met ordernummer A51927 en klantnummer [nummer] . De order betrof:
Samsung tv-led UE 65 HU8500 AV Elite € 4499,01
Vogels beamer steun EPW 6565 € 142,94
2x Vogels beamer verlengbuis 80CM € 104,99
Vogels lcd-steun EFW 6445 € 398,99
Projecta projectiescherm PBSPK017 € 378,99
NEC projector M230X € 618,99
Na aftrek van een korting van € 393,94 resteerde een totaalbedrag van € 4.752,04 exclusief btw en € 5.749,97 inclusief btw (btw bedroeg € 997,93). De levering was gepland in september 2014. Op de factuur stond handgeschreven: ‘Betaald 26-9’
Achter deze factuur zat een hoeveelhedenbon van 20 september 2014 op naam van [bedrijf 3] met daarop vermeld: ‘project: Algemene kosten’ en als omschrijving: ‘presentatie set’. Op de hoeveelhedenbon was het bedrag exclusief btw vermeld, te weten € 4.752,04.
Op 26 september 2014 vond het volgende WhatsApp-gesprek plaats tussen [naam 1] en [naam 18] .
[naam 18] : Goedemorgen [naam 1] , heb jij de factuur ontvangen van ons?
[naam 1] : Ja, wordt nu overgemaak
[naam 18] : Ok mooi…uiterlijk dinsdag leveren, misschien maandag.
Op 26 september 2014 werd € 5.749,97 overgeschreven van de bankrekening van [bedrijf 3] naar de rekening van [bedrijf 9] Omschrijving: ‘factuur A51927 / [nummer]’.
Op 14 januari 2019 is de woning van de ouders van verdachte doorzocht. In de woning stond een curved televisie van het merk Samsung. Deze televisie was blijkens de op de daarop aangebrachte sticker van het model UE65HU8500L en had als type nummer UE65HU8500. De moeder van verdachte verklaarde dat de televisie bij hen was afgeleverd door een hen onbekende man, in aanwezigheid van haar zoon, verdachte. Verdachte had de televisie aangesloten. De vader van verdachte verklaarde dat zij voor de televisie € 2.000,- aan verdachte hadden betaald. Uit onderzoek is gebleken dat op 9 oktober 2014 vanaf de bankrekening van de ouders € 2.000,- is bijgeschreven op de bankrekening van verdachte.
In de woning van [partner verdachte] , de partner van verdachte, werd op 25 augustus 2016 een Samsung UHD TV, modelnummer UE55HU8500LXXN inbeslaggenomen. [partner verdachte] heeft op 8 december 2016 verklaard dat verdachte de televisie zou kopen omdat hij bij haar zou gaan wonen. Hij had de televisie bij haar neergezet.
In de telefoon van [naam 1] werd een foto aangetroffen van een financiële opstelling, met daarop projecten bij de gemeente Amsterdam ( [adres] , [adres] en [adres] ). Achter het project [adres] stond € 23.000,-, met daarachter ‘BK’. Bij het project [adres] stonden de volgende bedragen opgenomen:
€ 9.000,-, met vermelding ‘TV’
€ 5.000,-, met vermelding ‘Airco’
€ 2500,-, met vermelding ‘4* Iphone’
Standpunt van het Openbaar Ministerie
De officieren van justitie vinden bewezen dat verdachte vier televisies van het merk Samsung, met toebehoren, als gift heeft aangenomen.
Standpunt van de verdediging
De raadsman heeft vrijspraak bepleit. Hij heeft daartoe het volgende aangevoerd. Er is geen bewijs dat verdachte twee beamers, een LCD steun, een projectiescherm en een NEC projector heeft gevraagd, aangenomen of ontvangen. Er is eveneens geen bewijs dat verdachte een Samsung televisie van het type UE65HU8500 heeft aangenomen. Uit de WhatsApp-gesprekken blijkt dat verdachte in eerste instantie wel naar dit type heeft geïnformeerd, maar dat het hem uiteindelijk alleen te doen was om een Samsung televisie met nummer UE55HU8500L. De omstandigheid dat een televisie met dit typenummer bij de ouders van verdachte is aangetroffen, is niet redengevend voor het bewijs. De moeder van verdachte heeft immers verklaard dat zij deze televisie pas in 2016 van verdachte hebben ontvangen, niet in 2014. Ook ten aanzien van de in de woning van [partner verdachte] aangetroffen Samsung televisie met nummer UE55HU8500LXXN kan niet worden gezegd dat deze door [naam 1] is gekocht en dus ook niet dat verdachte deze televisie van [naam 1] heeft gekregen, dan wel dat verdachte deze televisie – door tussenkomst van [naam 1] – met btw-voordeel heeft gekocht. Bij [naam 1] is gen factuur aangetroffen en in zijn boekhouding zijn geen transacties gevonden die zien op een Samsung televisie met dit typenummer. De bij [naam 1] aangetroffen verrekenstaat is niet redengevend, omdat het daarin opgenomen bedrag van € 9.000,- voor televisies niet in overeenstemming is met de in de WhatsApp-gesprekken genoemde prijzen. Ook uit de verklaring van [naam 1] en de door hem overgelegde koopovereenkomst kan niet worden afgeleid dat verdachte één of meer televisies van [naam 1] heeft ontvangen, omdat daarin slechts wordt gesproken over televisies, zonder dat duidelijk wordt om welk type het zou gaan.
Oordeel van de rechtbank
Verdachte had vanaf juni 2014 regelmatig WhatsApp-contact met [naam 1] , waarbij verdachte aan [naam 1] prijzen en andere informatie vroeg over Samsung televisies waarin hij geïnteresseerd was. Diverse modellen kwamen ter sprake. [naam 1] speelde deze vragen door naar [naam 18] van [bedrijf 9] Vervolgens koppelde [naam 1] de antwoorden weer terug naar verdachte. Deze gang van zaken is op zichzelf al opmerkelijk, omdat verdachte heel goed in staat moet zijn geweest om zelf de hem gewenste informatie te vergaren. Kennelijk kon [naam 1] bij de aankoop van de televisies iets voor hem betekenen. Uit het WhatsApp-gesprek van 5 juni 2014 blijkt dat verdachte een televisie voor zijn vader wilde aanschaffen. In het WhatsApp-gesprek van 3 juli 2014 zegt verdachte dat hij van plan is om twee tot vier televisies te gaan bestellen. Op 24 september 2014 heeft [naam 1] bij [bedrijf 9] een Samsung televisie UE65HU8500 AV Elite gekocht voor € 4.499,01. De order is gericht aan [bedrijf 3] In de woning van de ouders van verdachte is een Samsung televisie van hetzelfde type inbeslaggenomen. Deze televisie is door verdachte bij hen in de woning geïnstalleerd. De ouders van verdachte hebben voor deze televisie € 2.000,- aan verdachte betaald. In de woning van de partner van verdachte is een televisie met typenummer UE55HU8500L aangetroffen. Dit type is ook in de WhatsApp-gesprekken tussen verdachte en [naam 1] ter sprake gekomen. [naam 1] heeft op 3 juli 2014 de prijs voor deze televisie aan [naam 18] gevraagd. De televisie kostte destijds € 2.100,- exclusief btw. [naam 1] heeft verklaard dat hij vier televisies aan verdachte heeft geleverd en dat verdachte het aankoopbedrag aan hem heeft terugbetaald. Voorafgaande aan zijn verhoor op 14 december 2016 heeft hij een koopovereenkomst tussen hem en verdachte overgelegd met betrekking tot de levering van 4 iPhones en 4 televisies voor € 8.750,-. Deze overeenkomst is gedateerd 30 september 2014. Op de overeenkomst is met de hand geschreven ‘contant voldaan’. Volgens [naam 1] was verdachte bij hem voordeliger uit, omdat hij de televisies zonder btw aan hem heeft verkocht. De rechtbank hecht geen waarde aan de door [naam 1] overgelegde koopovereenkomst. De overeenkomst is bij de doorzoeking bij [naam 1] en bij de doorzoeking in de woning van verdachte niet aangetroffen. Verdachte heeft bovendien zelf niet over de televisies willen verklaren, wat opmerkelijk is als de koopovereenkomst op waarheid zou berusten. De rechtbank gaat er dan ook van uit dat deze overeenkomst valselijk is opgesteld door [naam 1] toen het hem duidelijk werd dat er een strafrechtelijk onderzoek liep.
De rechtbank is van oordeel dat verdachte een Samsung televisie UE65HU8500 ter waarde van € 4.499,01 en een Samsung televisie UE55HU8500 ter waarde van
€ 2.100,- als gift van [naam 1] dan wel zijn bedrijf, [bedrijf 3] , heeft aangenomen.
De rechtbank vindt niet bewezen dat verdachte ook een beamersteun, twee Vogels beamer verlengbuizen, een Vogels lcd-steun, een Projecta projectiescherm en een NEC projector als giften heeft aangenomen, zoals hem eveneens wordt verweten. De enkele omstandigheid dat deze goederen door [naam 1] op hetzelfde moment zijn aangeschaft als de Samsung televisie UE65HU8500 maakt nog niet dat deze goederen ook voor verdachte bestemd waren. In de WhatsApp-gesprekken komen deze goederen niet ter sprake en bij de doorzoekingen in de woningen van verdachte, [partner verdachte] en zijn ouders zijn deze niet aangetroffen. De rechtbank zal verdachte daarom met betrekking tot deze goederen vrijspreken. De rechtbank vindt ook niet bewezen dat verdachte naast de twee Samsung televisies met de nummers UE65HU8500 en UE55HU8500, nog andere televisies als gift heeft aangenomen. De door [naam 1] afgelegde verklaring is daartoe onvoldoende. [naam 1] heeft, zoals hiervoor is gebleken, met betrekking tot de televisies in ieder geval een deels onjuiste verklaring afgelegd. Zijn bewering dat hij vier televisies aan verdachte heeft geleverd is dan ook niet goed op waarde te schatten. Bovendien wordt deze verklaring niet door andere bewijsmiddelen ondersteund. De in de telefoon van [naam 1] aangetroffen financiële opstelling laat zien dat verdachte televisies van [naam 1] als gift heeft ontvangen, maar hieruit kan niet worden afgeleid dat verdachte naast de twee genoemde Samsung televisies ook nog één of twee andere televisies heeft ontvangen.
Badkamer van [bedrijf 10] en plaatsing door [bedrijf 11]
De volgende WhatsApp-gesprekken vonden plaats tussen verdachte en [naam 1] :
10 juni 2014:
Verdachte: En een andere belangrijke voor mij: de badkamer. Ik ben afgelopen weekend wezen kijken. Offerte aangevraagd. Over 2 weken vervolg gesprek. Hoe moet ok dit via jou regelen? Even overleggen?
27 juni 2014:
Verdachte: [naam 1] , ben nu bij de badkamerboer. Heb jij voor mij het factuuradres, mochten wij evt tot zaken komen.
[naam 1] Dat ligt aan de hoogte van het bedrag?
Verdachte: Oké. Ik ga ervanuit rond de €20.000,-. Exacte bedrag krijgt je nig van me.
(…)
[naam 1] , het is 24.000 euro geworden. Plaatsen ergens medio oktober.
[naam 1] : Ok. Doen we volgende week ff met elkaar overleggen ivm de verdeelsleutel.
[bedrijf 10] heeft op 27 juni 2014 een orderbevestiging opgesteld gericht aan [bedrijf 12] , met ordernummer 2 0018 105404. Als afleveradres stond vermeld ‘ [adres] ’, het adres van [partner verdachte] . Op de orderbon stond een paraaf/handtekening van [partner verdachte] . De orderprijs was € 16.663,-, exclusief btw. Op 18 september 2014 stuurde verdachte een e-mail naar [naam 1] , waarin hij vroeg of [naam 1] voor aanstaande maandag (22 september 2014) de bij de e-mail gevoegde factuur van [bedrijf 10] over wilde maken. Op 29 september zou er geleverd worden. In de bijlage zat een ‘definitieve afleverbrief’ van [bedrijf 10] voor de levering van een badkamer op het adres [adres] . De afleverbrief was gericht aan [bedrijf 12] In de afleverbrief stond dat het restantbedrag van € 16.800,- per bank moest zijn ontvangen voorafgaand aan de levering. Dezelfde dag stuurde verdachte ook een ‘Aanbetalingsbrief’ van [bedrijf 10] door naar [naam 1] . In die brief werd een orderprijs genoemd van € 16.800,- inclusief btw.
De volgende gesprekken tussen [naam 1] en verdachte vonden vervolgens plaats:
19 september 2014
[naam 1] : Het is er bij mij af.
(…) Oké ik zag wel een heel vreemd adres vermeld op de factuur!?!? Hebben we het maandag wel over.
22 september 2014
Verdachte: [naam 1] , net [bedrijf 10] gesproken. Als het goed is, is de factuur met het juiste adres verstuurd naar de [adres] . Als het lukt, graag vandaag overmaken.
24 september 2014
Verdachte: [naam 1] , werd net gebeld door [bedrijf 10] . Ze hebben het geld nog niet binnen. Heb je het wel overgemaakt?
[naam 1] : Gaat vandaag weg, morgen op zijn rekening
(…)
is om 16.00 uur afgeschreven.
Op 24 september 2014 werd vanaf de rekening van [naam 19] , eigenaar van [bedrijf 12] , € 13.475,50 overgeboekt naar [bedrijf 10] met vermelding van ordernummer 20018105404. Uit gegevens van [bedrijf 10] blijkt dat de volgende betalingen zijn ontvangen vanaf de rekening van [bedrijf 12] :
€ 2.663,- op 19 september 2014,
€ 13.475,50 op 25 september 2014 en
€ 661,50 eveneens op 25 september 2014.
[naam 20] , eigenaar van eenmansbedrijf [bedrijf 11] , heeft verklaard dat hij in 2014 door [bedrijf 10] was benaderd voor het plaatsen van een badkamer aan de [adres] . Hij heeft de badkamer ter plaatse opgenomen en een offerte opgemaakt. De bewoonster, [partner verdachte] , heeft deze offerte voor akkoord ondertekend. De facturering van de opdracht is gegaan naar [bedrijf 12] [naam 20] heeft verschillende keren via WhatsApp contact gehad met [partner verdachte] , onder andere over de laatste factuur die betrekking had op meerwerk dat niet betaald werd. Op 19 maart 2015 is de laatste termijn betaald.
[naam 20] heeft op 25 september 2014 drie facturen opgemaakt, gericht aan [bedrijf 12] Het ging om een factuur van € 3.458,50 inclusief btw betreffende de eerste termijn (factuurnummer 1924), € 2.766,80 betreffende de tweede termijn (factuurnummer 1925) en € 691,70 betreffende de derde termijn (factuurnummer 1926). Deze drie termijnen werden op 21 oktober 2014 vanaf de rekening van [bedrijf 12] bijgeschreven op de rekening van [naam 20] .
Een vierde factuur van 23 oktober 2014 betrof meerwerk ter waarde van € 830,- (factuurnummer 1952).
Op 9 maart 2015 vond het volgende WhatsApp-gesprek tussen verdachte en [naam 1] plaats:
Verdachte: Goedemorgen [naam 1] , een meerwerkfactuur van de badkamer oenig niet betaald. Factuur 1952 dit is de meerwerkfactuur. Wil jij dit regelen?
[naam 1] : Ga ik regelen
(…)
Is nu gedaan.
Op 18 maart 2015 vonden de volgende WhatsApp-gesprek plaats tussen verdachte en [naam 1] en [naam 1] en [naam 21] :
Verdachte aan [naam 1] : [naam 1] , rekening meerwerk badkamer. Is volgens aannemer nog steeds niet betaald??????
[naam 1] aan [naam 21] : Kun je die factuur met spoed overmaken?
[naam 1] aan verdachte: Is nu gedaan
De vierde factuur werd op 18 maart 2015 vanaf de rekening van [bedrijf 12] bijgeschreven op de rekening van [naam 20] .
Vanaf de bankrekening van [bedrijf 3] werden de volgende bedragen overgeschreven naar de rekening van [bedrijf 12] :
19-09-2014: € 3.340,-, omschrijving: factuur 2014037 wk 34
24-09-2014: € 13.513.56, omschrijving: factuur 2014041 wk 28,
21-10-2014: € 9.610,45, omschrijving: factuur 2014044 wk 37.
In de telefoon van [naam 1] werd een foto aangetroffen van een financiële opstelling, met daarop projecten bij gemeente Amsterdam ( [adres] , [adres] en [adres] ). Achter het project [adres] stond € 23.000,-, met daarachter ‘BK’. Bij het project [adres] stonden de volgende bedragen genoemd:
€ 9.000,-, met vermelding ‘TV’
€ 5.000,-, met vermelding ‘Airco’
€ 2500,-, met vermelding ‘4* Iphone’
Standpunt van het Openbaar Ministerie
De officieren van justitie vinden bewezen dat verdachte de badkamer van [bedrijf 10] ter waarde van € 16.800,- en de installatie van deze keuken door [naam 20] ter waarde van € 7.747,-, als gift heeft aangenomen.
Standpunt van de verdediging
De raadsman heeft vrijspraak bepleit. Hij heeft daartoe het volgende naar voren gebracht. De stukken uit het dossier duiden er slechts op dat in verband met de badkamer betalingen via [bedrijf 12] op naam van [naam 19] zijn gedaan. De betalingen van [bedrijf 3] aan [bedrijf 12] komen niet overeen met de bedragen die door [bedrijf 12] voor de badkamer zijn overgemaakt. Volgens [naam 1] zijn deze betalingen ook niet gedaan in verband met deze badkamer. Subsidiair heeft de raadsman betoogd dat hooguit sprake kan zijn geweest van een btw-voordeel voor verdachte.
Oordeel van de rechtbank
[naam 1] en verdachte hebben vanaf juni 2014 intensief contact gehad over een in de woning van [partner verdachte] te plaatsen badkamer. Uit de tussen hen gevoerde WhatsApp-gesprekken komt naar voren dat het kennelijk de bedoeling was dat de financiering van de badkamer via [naam 1] zou lopen. Op 10 juni 2014 vraagt verdachte aan [naam 1] hoe hij deze badkamer via hem moet regelen. Verdachte laat ongeveer twee weken later weten dat de badkamer € 24.000,- zal gaan kosten. [naam 1] laat hem dan weten dat dit ok is. De offerte van [bedrijf 10] bedraagt € 16.800,-. De orderbon en factuur staan op naam van [bedrijf 12] , een onderaannemer van [naam 1] . De factuur van [bedrijf 10] is in drie termijnen vanaf de rekening van [bedrijf 12] voldaan. Ook de kosten voor het plaatsen van de badkamer door [naam 20] (€ 6.917,-) en het meerwerk voor het plaatsen van de badkamer (€ 830,-) zijn aan [naam 20] vanaf de rekening van [bedrijf 12] betaald. Uit de WhatsApp-gesprekken blijkt dat [naam 1] zich intensief heeft bemoeid met deze betalingen en dat hij degene was die de controle had over deze betalingen. In de periode dat de termijnbedragen aan [bedrijf 10] door [bedrijf 12] zijn overgemaakt, zijn ook bedragen overgemaakt vanaf de rekening van [bedrijf 3] naar [bedrijf 12] Het totale bedrag dat door [bedrijf 3] is overgemaakt komt dicht in de buurt van de totale kosten van de badkamer, inclusief het plaatsen daarvan. Niet is uit te sluiten dat ook op een andere manier een verrekening tussen de bedrijven [bedrijf 3] en [bedrijf 12] heeft plaatsgevonden, zoals door [naam 21] van [bedrijf 12] is verklaard. Hij stelt dat hij door [naam 1] is betaald via werkbonnen. Voor de rechtbank staat echter vast dat feitelijk [naam 1] dan wel [bedrijf 3] de kosten voor de badkamer en het plaatsen daarvan, inclusief meerwerk, voor zijn rekening heeft genomen. Dat alleen sprake is geweest van een btw-voordeel vindt de rechtbank niet aannemelijk. Verdachte heeft dit zelf niet verklaard, en voor deze stelling is in de bewijsmiddelen ook geen ondersteuning te vinden. De rechtbank vindt daarom bewezen dat verdachte de badkamer ter waarde van € 16.800,-, het plaatsen van de badkamer ter waarde van € 6.917,- en het meerwerk voor het plaatsen van de badkamer ter waarde van € 830,- als gift van [naam 1] dan wel [bedrijf 3] heeft ontvangen.
Rolex horloge van [bedrijf 13]
De volgende WhatsApp-gesprekken tussen verdachte en [naam 1] vonden plaats:
21 oktober 2015:
Verdachte: Weet jij al iets van horloge? (…)
Mijn vrouw is [geboortedatum] jarig.
(…)
[naam 1] : welke maat 36 of 41 mm
Verdachte: Rolex is voor vrouw. Apple Watch is 42. Deze heeft zij ook. Ruilen is toch altijd mogelijk?
28 oktober 2015:
Verdachte: En lukt het voor de 4e, a.s. woensdag? (met bijlage)
[naam 1] : is geregeld. Dinsdag heb je hem. Of eerder
(…)
Dit is het, serius (met bijlage)
Verdachte: Wat bedoel je? Die voor [partner verdachte] ? Ik vind die andere mooier!!!
[naam 1] : Nee, voor jou
Verdachte: Ook mooi, maar op het ogenblik trekt die milgauss mij meer.
[datum] 2015:
Verdachte: [naam 1] , vrouwtje was super tevreden. Bedankt.
De partner van verdachte, [partner verdachte] , is geboren op [geboortedatum] .
Bij [naam 1] werd een factuur aangetroffen van [bedrijf 13] van 28 oktober 2015 gericht aan [bedrijf 2] betreffende een Rolex met artikelnummer 116300 72210, voor € 5.050,- inclusief btw. Op de factuur stond handgeschreven ‘Betaald 30 10’. Achter deze factuur zat een hoeveelhedenbon met daarop vermeld: ‘project: Algemene kosten’ en € 4.173,55. Op 29 oktober 2015 had een medewerker van [bedrijf 13] een scan van deze factuur naar [naam 1] gemaild met de mededeling dat het ging om een factuur voor een ‘Rolex Datejust II’.
Verdachte heeft verklaard dat hij geen Rolex horloge van [naam 1] heeft aangenomen en evenmin een Rolex horloge aan zijn partner (voor haar verjaardag) heeft gegeven.
Standpunt van het Openbaar Ministerie
De officieren van justitie vinden bewezen dat verdachte een Rolex horloge ter waarde van € 5.050,- als gift heeft aangenomen.
Standpunt van de verdediging
De raadsman heeft vrijspraak bepleit. Hij heeft het volgende naar voren gebracht. Bewijs dat verdachte de Rolex horloge van [naam 1] heeft aangenomen ontbreekt. Een dergelijk horloge is niet bij verdachte of [partner verdachte] aangetroffen. Het WhatsApp-bericht ‘vrouwtje was super tevreden’ kan ook op iets anders dan het Rolex horloge betrekking hebben gehad.
Oordeel van de rechtbank
Uit de WhatsApp-berichten is op te maken dat verdachte ervan uit gaat dat [naam 1] een Rolex horloge zal kopen voor de verjaardag van zijn vrouw op [geboortedatum] 2015. Op 28 oktober 2015 zijn er WhatsApp-berichten en foto’s tussen hen uitgewisseld over het model Rolex dat moest worden aangeschaft. Op diezelfde dag is door [naam 1] bij [bedrijf 13] een Rolex horloge van het model Datejust II aangeschaft. De bij [naam 1] aangetroffen factuur staat op naam van [bedrijf 2] en is blijkens de aangehechte hoeveelhedenbon weggeschreven onder Algemene kosten. Kennelijk moest de aard van deze aankoop aan het oog worden onttrokken. De dag na de verjaardag van de partner van verdachte liet verdachte aan [naam 1] weten dat zijn vrouw super tevreden was en bedankte hij [naam 1] . Naar het oordeel van de rechtbank laat dit alles er geen twijfel over bestaan dat de door [naam 1] op naam van [bedrijf 2] gekochte Rolex op [geboortedatum] 2015 door verdachte aan zijn partner cadeau is gedaan. Bij de doorzoeking van de woning van [partner verdachte] op 25 augustus 2016 is het Rolex horloge niet aangetroffen. Deze omstandigheid doet echter niet af aan het bewijs. Op 5 juli 2015 hadden immers doorzoekingen plaatsgevonden in de woning, werkplek en recreatiewoningen van verdachte, zodat [partner verdachte] tijd had om het Rolex horloge voor justitie te verbergen. Ook kan het horloge over het hoofd zijn gezien tijdens de doorzoeking. De rechtbank vindt bewezen dat verdachte een Rolex horloge ter waarde van € 5.050,- als gift heeft aangenomen.
Apple watches van de [bedrijf 14]
De volgende WhatsApp-gesprekken tussen verdachte en [naam 1] vonden plaats:
20 juli 2015:
Verdachte: Watch nog gelukt?
21 juli 2015:
Verdachte: [naam 1] , is de bestelling rond? Ik ben al iets meer te weten gekomen over die bandjes.
[naam 1] : Wellicht dat ik ze morgen bij heb.
Verdachte: Ok, ben net weer geweest. Mooi bandje gezien. Kun je gewoon bijbestellen. Is ook iets voor jou. Kost uiteraard wel iets.
[naam 1] : Ok, ga ff kijken.
Op 21 juli 2015 vond het volgende WhatsApp-gesprek plaats tussen [naam 1] en [naam 22] , uitvoeder in het bedrijf van [naam 1] .
[naam 22] : Type, kleur?
[naam 1] : zoals op de foto. Is het gelukt?
[naam 22] : Nee
[naam 1] : kun je ze dan bij [bedrijf 14] reserveren? Ik geloof dat je daar op tijd moet reserveren.
[naam 22] : Doe ik.
[naam 22] : Ligt klaar, [adres]
[naam 1] : Ok.
Op 23 juli 2015 stuurde verdachte het volgende WhatsApp-bericht naar [naam 1] :
Verdachte: AW geïnstalleerd (de rechtbank begrijpt: Apple Watch). Werkt perfect, wel een hoop uitzoekwerk.
Bij [naam 1] werd een factuur aangetroffen van 22 juli 2015 betreffende de aankoop van een Apple Watch 42MM SS Black Sport-DHH met serienummer [nummer] in de [bedrijf 14] op het [adres] voor € 719,- inclusief btw. Er is contant betaald voor de Apple Watch. De factuur staat op naam van [bedrijf 3] , [naam 1] .Bij de doorzoeking van de werkplek van verdachte op 5 juli 2016 heeft verdachte zijn iPhone aan een verbalisant gegeven. Desgevraagd heeft hij de Apple toegangscode en de simkaart code van deze telefoon meegedeeld. Uit onderzoek is gebleken dat deze iPhone was gekoppeld aan een Apple Watch met serienummer [nummer] .
Standpunt van het Openbaar Ministerie
De officieren van justitie vinden bewezen dat verdachte een Apple Watch met serienummer [nummer] ter waarde van € 719,- als gift heeft aangenomen.
Standpunt van de verdediging
De raadsman heeft primair vrijspraak bepleit. Hij heeft daartoe aangevoerd dat onder verdachte geen Apple Watch in beslag is genomen. Onderliggende stukken waaruit zou moeten blijken dat de Apple Watch met serienummer [nummer] gekoppeld was aan een op de werkplek van verdachte inbeslaggenomen iPhone ontbreken. Subsidiair heeft de raadsman gesteld dat op basis van de verklaring van [naam 1] hooguit een bewezenverklaring kan volgen voor een btw-voordeel voor verdachte.
Oordeel van de rechtbank
Uit de WhatsApp-gesprekken tussen verdachte en [naam 1] en [naam 1] met [naam 22] volgt naar het oordeel van de rechtbank onmiskenbaar dat [naam 1] voor verdachte een Apple Watch heeft aangeschaft. Op verzoek van [naam 1] heeft [naam 22] het gewenste model bij de [bedrijf 14] op het [adres] gereserveerd. De volgende dag liet verdachte aan [naam 1] weten dat de Apple Watch perfect werkt. De factuur van de op 2 juli 2015 bij de [bedrijf 14] gekochte Apple Watch staat op naam van [bedrijf 3] en [naam 1] . Deze Apple Watch is bij de doorzoekingen in de woning en de werkplek van verdachte niet aangetroffen, echter bleek een bij verdachte in gebruik zijnde iPhone te zijn gekoppeld aan een Apple Watch met hetzelfde serienummer als vermeld op de betreffende factuur van de [bedrijf 14] . [naam 1] heeft verklaard dat hij twee Apple Watches aan verdachte heeft verkocht, waarbij [naam 1] de btw voor zijn rekening zou hebben genomen. Voorafgaande aan zijn verhoor op 14 december 2016 heeft [naam 1] een op 26 juli 2015 gedateerde handgeschreven verklaring overgelegd waarin hij stelt dat hij van verdachte € 1.500,- voor twee Apple Watches heeft ontvangen. De rechtbank hecht geen waarde aan deze handgeschreven verklaring van [naam 1] . Opvallend is dat deze verklaring niet bij de doorzoekingen bij [naam 1] en zijn bedrijven is aangetroffen, terwijl in het dossier geen enkele ondersteuning is te vinden voor de stelling dat verdachte een bedrag voor één of meer Apple Watches aan [naam 1] betaald. Verdachte heeft dit zelf ook niet verklaard. De rechtbank is dan ook van oordeel dat verdachte de Apple Watch met serienummer [nummer] ter waarde van € 719,- als gift van [naam 1] dan wel [bedrijf 3] heeft ontvangen.
Met de officieren van justitie en de raadsman vindt de rechtbank niet bewezen dat verdachte de Apple Watch 42mm SLVR BRACELET ZML, de Apple Watch 42mm SS BLK CLASSIC BKL-DDH met serienummer [nummer] en de Apple Watch 42 mm SS Black Sport-DDH met serienummer [nummer] als giften van [naam 1] dan wel een van zijn bedrijven heeft aangenomen. Met betrekking tot deze Apple Watches zal verdachte worden vrijgesproken.
[naam 2] en/of [naam 3] ( [bedrijf 4] )
Piaggo scooter van Dienst Domeinen Roerende Zaken
Bij de doorzoeking op 25 augustus 2016 in de woning van [partner verdachte] op het adres [adres] werd een scooter van het merk Piaggio met het kenteken [kenteken] inbeslaggenomen. Uit informatie van het RDW blijkt dat het kenteken van 30 mei tot 12 juli 2013 op naam stond van de Dienst Domeinen Roerende Zaken. Vanaf 12 juli tot 29 augustus 2013 stond het kenteken op naam van [naam 3] en vanaf 29 augustus 2013 op naam van verdachte. Bij de doorzoeking in het bedrijfspand van [bedrijf 4] is een factuur aangetroffen van de Dienst Domeinen Roerende Zaken van 5 juli 2013 gericht aan [bedrijf 4] t.a.v. [naam 2] . Op de openbare verkoop bij inschrijving op 5 juli 2013 is de Piaggio, met kenteken [kenteken] , aan [naam 2] gegund voor € 2.000,-. Het aankoopbedrag bedroeg € 2.331,50 inclusief kosten voor het kenteken en opgeld. Op 8 juli 2013 is € 2.331,50 vanaf de rekening van [bedrijf 4] overgeschreven naar de rekening van Domeinen Roerende Zaken. Op 2 september 2013 stuurde [naam 2] een e-mail aan [verzekeringsbedrijf] , waarin hij liet weten dat de Piaggio scooter bij zijn nieuwe eigenaar was en dat hij het vrijwaringsbedrijf (de rechtbank leest: vrijwaringsbewijs) zou doorsturen zodra hij deze binnen had.Uit de mutaties van de rekeningen van verdachte is op te maken dat hij verzekeringspenningen heeft betaald in verband met de Piaggio scooter. Niet blijkt echter van een betaling met betrekking tot de aankoop van deze scooter.
Standpunt van het Openbaar Ministerie
De officieren van justitie vinden bewezen dat verdachte een Piaggio scooter ter waarde van € 2.331,50 als gift heeft aangenomen.
Standpunt van de verdediging
De raadsman heeft vrijspraak bepleit. Volgens [naam 2] is de scooter namelijk aan verdachte verkocht en heeft verdachte de koopprijs betaald, dus is sprake van een gewone koopovereenkomst en niet van een gift, aldus de raadsman.
Oordeel van de rechtbank
De rechtbank stelt vast dat [naam 2] op 5 juli 2013 een Piaggio scooter op de veiling heeft gekocht die vervolgens slechts anderhalve maand op naam van zijn broer [naam 3] heeft gestaan. De scooter is hierna op naam gezet van verdachte. Dit duidt er op dat de scooter is aangeschaft voor verdachte. Vanaf 29 augustus 2013 werd de verzekering van deze scooter maandelijks vanaf de bankrekening van verdachte overgemaakt. Er is echter niet gebleken dat verdachte enig bedrag voor de aanschaf van deze scooter heeft betaald. [naam 2] heeft verklaard dat hij denkt dat verdachte het aankoopbedrag van de scooter contant aan [naam 23] , destijds werkzaam bij van [bedrijf 4] , heeft betaald. De rechtbank stelt echter vast dat het dossier hiervoor geen aanknopingspunt bevat. De rechtbank vindt dan ook bewezen dat verdachte de Piaggio scooter met kenteken [kenteken] , ter waarde van € 2.331,50, als gift van [naam 2] dan wel [bedrijf 4] heeft aangenomen.
Keuken van [bedrijf 15] , montage daarvan door [bedrijf 16] en radiator van [bedrijf 17]
Op 19 december 2012 vond een e-mailwisseling plaats tussen verdachte en [naam 4] .
Verdachte tegen [naam 4] :
Onze afspraak betreffende restant etc. Wat spreken wij af? En afspraak K…. Ik heb bij ons al een offerte opgevraagd (kostprijs ca 20.000).
[naam 4] antwoordde dezelfde dag:
Ik sta eigenlijk een beetje te kijken van je mail,
Je weet dat de verrekeningen met betalingen nog lang niet binnen zijn om jou het laatste restant reeds terug te betalen, ik vindt dat eerst de toegezegde verrekeningen moeten plaats vinden alvorens dit gebeurd. Dan verhaal keuken, een kleine keuken gaf je aan, dit slaat werkelijk alles, verschrikkelijk duur en staat ook niet in verhouding tot wat er allemaal speelt momenteel bij het staddeel centrum. Betalingen zijn opgeschort, de directievoerders zien verschillen in aantallen, we moeten wel op onze tellen passen.
De twee telefoons, de beurt van de auto, noem maar op, ik wil voorlopig de rem er op zetten, ik wil eerst eens zien waar wij over een half jaar als [handelsnaam bedrijf 6] staan.
Bij de doorzoeking in de woning van [partner verdachte] werd een orderbevestiging aangetroffen van [bedrijf 15] van 3 juli 2013 gericht aan de familie [partner verdachte] , [adres] en ondertekend door [partner verdachte] . Het betrof de levering van een keuken en keukenapparatuur voor een totaalbedrag van € 18.630,- inclusief btw. Binnen 8 dagen moest € 2.800,- zijn overgemaakt, uiterlijk 10 dagen voor levering € 14.580,- en direct na montage moest € 1.250,- contant worden voldaan.
Bij [bedrijf 4] werd een factuur van 4 juli 2013 met factuurnummer 1035 aangetroffen gericht aan [naam 24] . Op de factuur stond dat een aanbetaling van € 2.800,- moest worden voldaan. Op de factuur stond handgeschreven: “Voldaan 9/7/2013 P/bank”. Op 9 juli 2013 werd op de rekening van [bedrijf 15] € 2.800,- bijgeschreven afkomstig van [bedrijf 4] , onder vermelding van factuurnummer 1035.
Bij [bedrijf 4] werd een factuur van 4 september 2013 met factuurnummer 1047 aangetroffen gericht aan [naam 24] . Op de factuur stond dat voor 10 september 2013 € 14.580,- moest worden overgemaakt. Op de factuur zat een gele memosticker met daarop handgeschreven: “Deze heb ik op 13-09 overgemaakt ivm plaatsing/levering maandag a.s. Geb”. Op de factuur was ook een blokstempel geplaatst met daarop vermeld “projetnr. 2012-530”. [naam 2] heeft verklaard dat het zijn handschrift is op de memosticker. Hij denkt dat hij die vrijdag een belletje heeft gehad om het bedrag over te maken. Op 13 september 2013 werd vanaf de rekening van [bedrijf 4] € 14.580,- overgemaakt naar [bedrijf 15] , onder vermelding van factuurnummer 1047.
Bij [bedrijf 4] is een factuur van 18 september 2013 van [bedrijf 16] aangetroffen met factuurnummer 2013100 en klantnummer 10079. De factuur is gericht aan [naam 24] en ziet op de kosten voor het plaatsen en aansluiten van een keuken voor een totaalbedrag van € 3.194,01 inclusief btw. Op de factuur is handgeschreven: “betaald 30-9”en (omcirkeld) “2012-530”. Op 30 september 2013 is € 3.194,01 overgemaakt naar [bedrijf 16] , onder vermelding van factuur 2013100/10079.
Uit onderzoek is gebleken dat projectnummer 2012-530 betrekking heeft op een overeenkomst tot aanneming van werk van 9 november 2012 tussen [bedrijf 4] en [bedrijf 18] Het blijkt te gaan om werkzaamheden omschreven als “Verlenging Noordloods”. Uit nacalculatie van dit werk met projectnummer 2012-530 bleek dat de facturen van [bedrijf 15] en [bedrijf 16] op dit project waren geboekt.
In de woning van [partner verdachte] werd een orderbevestiging van 23 juli 2013 aangetroffen afkomstig van [bedrijf 17] , gericht aan ‘De directie van [bedrijf 4] ’. Als afleveradres is genoemd de familie [partner verdachte] , [adres] . De orderbevestiging ziet op de levering van een Instamat projectradiator verticaal, type 11, met bijbehorende onderdelen. Het totaalbedrag bedraagt € 520,- inclusief btw. Van [bedrijf 17] werd een gelijkluidende orderbevestiging verkregen. Hierop is handgeschreven: “07/09/2013: contant betaald euro 520,-. Betaling verwerken + betalingsbewijs naar hun zaak: [bedrijf 4] etc etc”. Op 12 september 2013 is een factuur voor deze radiator gezonden naar “De directie van [bedrijf 4] , [adres]”.
Uit onderzoek naar de bankrekeningen van verdachte en [partner verdachte] blijkt niet van betalingen in verband met de in de woning van [partner verdachte] geplaatste keuken. Ook van contante betalingen in verband met deze keuken is niet gebleken.
Standpunt van het Openbaar Ministerie
De officieren van justitie vinden bewezen dat verdachte een keuken ter waarde van
€ 18.630,-, de montage van deze keuken ter waarde van € 3.194,01 en een radiator ter waarde van € 520,- als gift heeft aangenomen.
Standpunt van de verdediging
De raadsman heeft vrijspraak bepleit. Daartoe heeft de raadsman het volgende naar voren gebracht. De e-mailwisseling tussen [naam 4] en de gebruiker van het e-mailadres [e-mailadres] kan niet voor het bewijs worden gebruikt omdat niet is vastgesteld dat dit e-mailadres aan verdachte kan worden toegeschreven. Bovendien is deze e-mailwisseling niet redengevend voor het bewijs omdat [naam 4] immers niet betrokken was bij [bedrijf 4] Uit de verklaring van [naam 2] blijkt dat in de periode van het ten laste gelegde feit niet hij of [naam 3] betrokken was bij de aankoop van de keuken en de montage daarvan, maar [naam 23] . Het kan niet bewezen worden dat het hier gaat om een gift van [naam 2] en/of [naam 3] , wat, gelet op de wijze van ten laste leggen, tot vrijspraak moet leiden. Ten aanzien van de radiator heeft te gelden dat ook daar vrijspraak voor moet volgen. Op de rekeningoverzichten zijn immers geen transacties te zien van [bedrijf 4] waaruit blijkt dat dit bedrijf de radiator heeft betaald.
Oordeel van de rechtbank
De rechtbank stelt vast dat de facturen van [bedrijf 15] en [bedrijf 16] door [bedrijf 4] zijn betaald. Op twee facturen die bij [bedrijf 4] zijn aangetroffen is met de hand het nummer 2012-530 geschreven. Uit onderzoek is gebleken dat dit nummer correspondeert met het offertenummer van een overeenkomst tot aanneming van werk tussen [bedrijf 4] en [bedrijf 18] De betreffende nota’s zijn onder dit project weggeschreven, kennelijk met de bedoeling om de aard van deze betalingen aan het zicht te onttrekken. Anders dan de raadsman stelt, blijkt uit de bewijsmiddelen dat [naam 2] wel degelijk bemoeienis heeft gehad met de levering van de keuken. Hij heeft immers zelf de opdracht tot betaling gegeven van de nota van 4 september 2013. Uit de hem geschreven memosticker volgt dat hij kennelijk ook op de hoogte was van de aard van de betaling. Hij schrijft immers dat hij het geld heeft overgemaakt in verband met de plaatsing/levering op maandag. Het verweer van de raadsman faalt dan ook. De radiator is blijkens de handgeschreven mededeling op de orderbevestiging op 7 september 2013 contant betaald. Op deze orderbevestiging is ook geschreven dat het betalingsbewijs naar ‘ [bedrijf 4] ’ moet. De factuur van de radiator is ook naar [bedrijf 4] gezonden. Zowel de orderbevestiging als de factuur staan op naam van ‘ [bedrijf 4] ’. Nu ook de keuken en de montage door [bedrijf 4] zijn betaald kan er daarom naar het oordeel van de rechtbank zondermeer vanuit worden gegaan dat ook de kosten van de radiator ten laste van dit bedrijf zijn gekomen. Dat de keuken in zijn geheel door [bedrijf 4] is betaald vindt bevestiging in de e-mailwisseling tussen verdachte en [naam 4] . Uit deze e-mailwisseling blijkt dat verdachte een half jaar eerder een keuken van rond de € 20.000,- door [naam 4] wilde laten betalen, maar dat [naam 4] deze keuken veel te duur vond en niet in verhouding met wat er op dat moment allemaal speelde in het stadsdeel Centrum. Wat verdachte tevergeefs bij [naam 4] probeerde te bewerkstellingen, lukte hem later wel bij [naam 2] . De rechtbank vindt dan ook bewezen dat verdachte een keuken ter waarde van € 18.630,-, de montage van deze keuken ter waarde van € 3.194,01 en een radiator ter waarde van € 520,- als gift van [naam 2] dan wel [bedrijf 4] heeft aangenomen.
Stucwerk door [bedrijf 19]
Tussen 25 juni en 2 juli 2012 vond een e-mailwisseling plaats tussen [naam 2] en [naam 17] .
Op 25 juni 2012 schrijft [naam 2] aan [naam 17] :
Zoals zojuist aangegeven wil een klant van mij bij zijn vriendin thuis het nodige gestukadoord hebben, het gaat om ca.40m2 wand en ca. 50m2 plafondwerk.
Contactgegevens zijn [verdachte] bereikbaar op [telefoonnummer] Het adres waar dit moet plaatsvinden is [adres] .
Hou me ff op de hoogte van wat je met hem hebt afgesproken wanneer je dit kunt uitvoeren en wat de kosten van het geheel zullen zijn. Alles loopt zoals aangegeven via mij dus over prijzen e.d. hoefje het niet met hem over te hebben!
Op 1 juli 2012 antwoordt [naam 17] dat hij in [woonplaats] is geweest om een en ander met verdachte en zijn vriendin door te nemen. Ze willen de werkzaamheden graag gestart zien op 16 juli 2012. De kosten bedragen € 2.925, exclusief btw. Op 2 juli 2012 vraagt [naam 2] aan [naam 17] om het zo uit te voeren als met verdachte is afgesproken.
[bedrijf 19] heeft op 9 augustus 2012 een factuur opgesteld gericht aan [bedrijf 4] , met factuurnummer 2012-102, betreffende het project [adres] . Het totale factuurbedrag bedraagt € 2.925,-, exclusief btw. Het betreft divers stucwerk uitgevoerd conform opdracht. Dit bedrag is op 10 september 2012 vanaf de rekening van [bedrijf 4] op de bankrekening van [naam 17] bijgeschreven. De Rijksrecherche heeft een onderzoek ingesteld naar de diverse bankrekeningen van verdachte en [partner verdachte] . In de mutaties van deze bankrekeningen is geen betaling aangetroffen van € 2.925,- dan wel enige andere betaling naar de bankrekening van [naam 17] of de bankrekening van [bedrijf 4]
Standpunt van het Openbaar Ministerie
De officieren van justitie vinden bewezen dat verdachte stucwerk ter waarde van
€ 2.925,- als gift heeft aangenomen.
Standpunt van de verdediging
De raadsman heeft zich met betrekking tot de bewezenverklaring gerefereerd aan het doordeel van de rechtbank.
Oordeel van de rechtbank
De rechtbank stelt vast dat [naam 17] in opdracht van [naam 2] stucwerkzaamheden in de woning van [partner verdachte] heeft verricht. De factuur van [naam 17] is vanaf de rekening van [bedrijf 4] betaald. Gesteld noch gebleken is dat verdachte de kosten voor het stucwerk aan [naam 2] of [bedrijf 4] heeft terugbetaald. De rechtbank vindt dan ook bewezen dat verdachte stucwerk in de woning van [partner verdachte] ter waarde van € 2.925,- als gift van [naam 2] dan wel [bedrijf 4] heeft aangenomen.
[naam 4] en/of [naam 5] ( [bedrijf 5] en/of [bedrijf 6] )
Twee telefoons
In de e-mailwisseling van 19 december 2012 tussen verdachte en [naam 4] , waarin hij het verzoek van verdachte voor een keuken van € 20.000,- afwijst, schrijft [naam 4] onder andere: “De twee telefoons, de beurt van de auto, noem maar op, ik wil voorlopig de rem er op zetten, ik wil eerst eens zien waar wij over een half jaar als [handelsnaam bedrijf 6] staan.”
Standpunt van het Openbaar Ministerie
De officieren van justitie vinden bewezen dat verdachte twee telefoons als gift heeft aangenomen van [naam 4] . Dit blijkt volgens hen uit de e-mailwisseling van 19 december 2012. Dit bewijsmiddel wordt ondersteund door de door [naam 4] gemaakte opstelling die hij op 6 juni 2013 aan [medeverdachte 1] heeft gezonden, aangezien daarin ook wordt gesproken over de levering van telefoons, wat bevestigt dat het voor [naam 4] dan wel zijn bedrijf gebruikelijk was om telefoons aan ambtenaren cadeau te doen.
Standpunt van de verdediging
De raadsman heeft zich op het standpunt gesteld dat verdachte moet worden vrijgesproken, omdat niet kan worden vastgesteld dat verdachte degene is geweest die met het e-mailadres [e-mailadres] de e-mail van 19 december 2012 heeft verstuurd.
Oordeel van de rechtbank
De rechtbank heeft onder 6.1.3. vastgesteld dat het e-mailadres [e-mailadres] en de daarmee verzonden berichten aan verdachte kunnen worden toegeschreven, zodat het daarop betrekking hebbende verweer wordt verworpen. De rechtbank is desalniettemin van oordeel dat er onvoldoende bewijs is dat verdachte twee telefoons als gift van [naam 4] heeft aangenomen. De opmerking van [naam 4] in zijn e-mail van 19 december 2012 staat op zichzelf en wordt niet ondersteund door andere bewijsmiddelen. De e-mail van 6 juni 2013 van [naam 4] aan een medeverdachte kan niet als ondersteunend bewijs worden aangemerkt, omdat dit bericht niet ziet op aan verdachte geleverde telefoons. De rechtbank zal verdachte daarom van dit feit vrijspreken.
‘Goede prijs’ voor Mercedes Benz bij [bedrijf 20]
Vanaf 22 december 2011 tot 24 mei 2014 heeft verdachte een Mercedes met kenteken [kenteken] op zijn naam gehad. In een e-mailwisseling van 17 augustus 2011 tussen verdachte en [naam 4] schreef [naam 4] dat hij bij [bedrijf 20] was geweest, dat hij alles met [naam 25] (de rechtbank begrijpt: [naam 25] , verkoopmedewerker bij [bedrijf 20] ) had besproken en [naam 25] op zoek zou gaan naar een auto voor verdachte. [naam 4] heeft hierover verklaard dat hij verdachte bij [bedrijf 20] heeft geïntroduceerd en dat hij voor hem heeft kunnen regelen dat er iets van de prijs afging.
Standpunt van het Openbaar Ministerie
De officieren van justitie vinden bewezen dat verdachte een korting op de aankoop van een Mercedes als gift heeft aangenomen.
Standpunt van de verdediging
De raadsman heeft zich op het standpunt gesteld dat verdachte moet worden vrijgesproken, omdat niet kan worden vastgesteld dat verdachte degene is geweest die met het e-mailadres [e-mailadres] de e-mail van 17 augustus 2011 heeft verstuurd.
Oordeel van de rechtbank
De rechtbank heeft onder 6.1.3. vastgesteld dat het e-mailadres [e-mailadres] en de daarmee verzonden berichten aan verdachte kunnen worden toegeschreven, zodat het daarop betrekking hebbende verweer wordt verworpen. De rechtbank is van oordeel dat er onvoldoende bewijs is dat verdachte bij de aankoop van de Mercedes met hulp van [naam 4] een korting heeft ontvangen. De verklaring van [naam 4] staat op zichzelf en wordt niet ondersteund door andere bewijsmiddelen. De rechtbank zal verdachte daarom van dit feit vrijspreken.
Onderhoudsbeurten bij [bedrijf 20]
Naast de hiervoor genoemde Mercedes heeft verdachte vanaf 23 mei 2014 tot 21 september 2016 had hij een BMW met kenteken [kenteken] op zijn naam.
[bedrijf 20] heeft op 11 december 2013 een factuur opgesteld gericht aan [bedrijf 5] . Het factuurnummer betrof 3051082 en het factuurbedrag € 355,21 inclusief btw. De factuur had betrekking op een kleine onderhoudsbeurt, bandenwissel en vervanging van remblokken. Uit de werkplaatsbon van 29 november 2013 blijkt dat het hierbij ging om een onderhoudsbeurt van de Mercedes Benz met kenteken [kenteken] . Als klant stond vermeld: “[klant] ?”
[bedrijf 20] heeft op 27 november 2015 een werkplaatsfactuur opgesteld gericht aan verdachte. Het factuurnummer betrof 3057282 en het factuurbedrag € 261,99 inclusief btw. De factuur had betrekking op een kleine onderhoudsbeurt en bandenwissel van de BMW met kenteken [kenteken] . Op 27 november 2015 heeft het autobedrijf een tweede werkplaatsfactuur opgesteld gericht aan verdachte. Dit betrof een creditfactuur voor dezelfde werkzaamheden en hetzelfde bedrag als de factuur met nummer 3057282. [bedrijf 20] heeft eveneens op 27 november 2015 een werkplaatsfactuur gericht aan [naam 4] met een factuurbedrag van € 261,99 inclusief btw.
[naam 4] heeft op 11 april 2018 verklaard dat het klopt dat [bedrijf 5] in 2013 en 2015 de onderhoudsfacturen heeft betaald voor de personenauto's van verdachte voor het totaalbedrag van € 617,20.
Standpunt van het Openbaar Ministerie
De officieren van justitie vinden bewezen dat verdachte een onderhoudsbeurt voor de Mercedes Benz ( [kenteken] ) ter waarde van € 355,21 en een onderhoudsbeurt voor de BMW ( [kenteken] ) ter waarde van € 261,99 als giften heeft aangenomen.
Standpunt van de verdediging
De raadsman heeft vrijspraak bepleit. [naam 4] heeft weliswaar verklaard dat hij twee facturen heeft betaald, maar geeft niet concreet aan welke facturen dat zijn en voor welk onderhoud.
Oordeel van de rechtbank
De rechtbank is van oordeel dat uit de bewijsmiddelen overtuigend volgt dat de facturen van 11 december 2013 en 27 november 2015 voor de onderhoudsbeurten van de auto’s van verdachte zijn betaald door [naam 4] dan wel [bedrijf 5] De rechtbank vindt dan ook bewezen dat verdachte een onderhoudsbeurt voor de Mercedes Benz ( [kenteken] ) ter waarde van € 355,21 en een onderhoudsbeurt voor de BMW ( [kenteken] ) ter waarde van € 261,99 als giften van [naam 4] dan wel [bedrijf 5] heeft aangenomen.
€ 14.000,- althans een bedrag uit de “pot” voor verrekeningen
Op 17 augustus 2011 vond een e-mailwisseling plaats tussen [naam 4] en verdachte.
[naam 4] schreef daarin onder meer aan verdachte:
In de offerte die [naam 16] heeft gemaakt voor de [adres] heb je de hoeveelheden al iets aangepast,dus jij weet wat voor ruimte hier inzit,als je het bestelbudget dan ook nog eens aanvult met wat tekenwerk,transportkosten enz. dan weetje wat er voor ruimte in dit werk zit voor verrekeningen naar jou toe en naar ons.
(…)
Het bedrag wat op dit werk reeds extra wordt berekend gaat in de pot,en die houden wij samen bij.
Verdachte liet hierop weten:
Ik ga de offerte van jullie aanpassen. Handig voor mij zou zijn als ik een leeg format zou hebben van [bedrijf 6] om e.e.a. in te vullen.
Dan komt het wat dit werk betreft zowiezo goed.
[naam 4] stuurde vervolgens dit lege format naar het privé e-mailadres van verdachte.
In een e-mail van 8 december 2011 stuurde [medeverdachte 1] een e-mail door aan [naam 4] , met als bijlagen tekeningen en berekeningen afkomstig van collega [naam 26] . [medeverdachte 1] schrijft daarbij onder andere:
Hierbij de [adres] ! Waak er voor dat [verdachte] deze niet gebruikt om zijn eigen credit op te krikken want dat zou [naam 26] meteen zien. [naam 26] heeft de hoeveelheden met ca. € 8.000,= excl. BTW en overige kosten opgekrikt. Dus prijsopgave doen op deze basis waarna later de andere en goedkopere offerte met de juiste hoeveelheden bij de opdracht doen. Zo doet [verdachte] het toch ook.
Op 6 juni 2013 stuurde [naam 4] een e-mail aan [medeverdachte 1] , met in de bijlage een ‘opstelling’. In deze opstelling is onder ander het volgende vermeld:
Geleverd volgens overleg;
4 telefoons; € 4.000,00
Ierland vissen; € 3.800,00
Auto beurt; € 1.000,00
Aankoop auto verrekening huur [naam 27] per 1-2-2014; € 12.000,00
Nieuwe set banden; € 500,00
Totaal; € 21.300,00
Totaal bedrag incl. verrekeningen; € 116.000,00
Minus gefactureerd; € 23.875,00
Minus [adres] ; € 9.750,00
Tegoed uit vorige verrekening; € 3.000,00
Nog te factureren op brug 5; € 79.375,00
Alles is hiermee verrekend, behalve laatste de laatste € 14.000,00 van [verdachte]
Volgens bovenstaande verrekening kun jij € 15.000,00 verrekenen op de aankoop van je nieuwe auto.
Standpunt van het Openbaar Ministerie
De officieren van justitie vinden bewezen dat verdachte € 14.000,- als gift heeft aangenomen.
Standpunt van de verdediging
De raadsman heeft zich op het standpunt gesteld dat verdachte moet worden vrijgesproken, omdat niet kan worden vastgesteld dat verdachte degene is geweest die met het e-mailadres [e-mailadres] de e-mail van 17 augustus 2011 heeft verstuurd. De e-mail van [naam 4] aan [medeverdachte 1] , waarin over € 14.000,- wordt gesproken, is bovendien niet redengevend voor het bewijs dat verdachte – die niet bij dat gesprek betrokken is geweest – dit bedrag heeft aangenomen of heeft gevraagd van [naam 4] en/of [naam 5] .
Oordeel van de rechtbank
De rechtbank heeft onder 6.1.3. vastgesteld dat het e-mailadres [e-mailadres] en de daarmee verzonden berichten aan verdachte kunnen worden toegeschreven, zodat het daarop betrekking hebbende verweer wordt verworpen. De rechtbank stelt op basis van de hiervoor genoemde e-mails vast dat er door verdachte en collega’s van hem in overleg met [naam 4] prijzen en offertes werden opgehoogd, waardoor de gemeente Amsterdam ten onrechte te veel voor de geleverde diensten van [bedrijf 5] dan wel [handelsnaam bedrijf 6] moest betalen. Een deel van deze ophogingen kwam kennelijk aan de betrokken ambtenaren ten goede en werd in een pot gedaan die gezamenlijk werd bijgehouden. Aldus blijkt van een laakbare en corrupte werkwijze, waarbij de betrokkenen zich ten koste van gemeenschapsgelden hebben verrijkt. Uit de op 6 juni 2013 door [naam 4] aan [medeverdachte 1] gestuurde ‘opstelling’ lijkt te kunnen worden afgeleid dat op dat moment € 14.000,- in de pot was gereserveerd voor verdachte. De rechtbank stelt echter vast dat er geen bewijs is dat verdachte dit bedrag ook daadwerkelijk heeft ontvangen. De rechtbank vindt het feit daarom niet bewezen en zal verdachte daarvan vrijspreken.
[naam 6] en/of [naam 7] ( [bedrijf 7] )
(Ongeveer) € 100.000,- althans een chalet althans € 65.000,- althans enig bedrag in verband met project [adres]
Op 31 augustus 2016 ontving de Rijksrecherche een brief van [naam 12] , waarin het volgende was te lezen:
Voor het winnen van de aanbesteding van een walmuurvernieuwing in het Centrum van Amsterdam (aan de [adres] ) is grof belastinggeld betaald. Het bedrijf [bedrijf 7] uit [plaats] heeft deze “gekregen”. Deze inschrijving is ca. 200.000,-- hoger dan dat het werk eigenlijk zou mogen kosten. Deze 2 ton zou worden gedeeld door 2 ambtenaren van de Gemeente werkzaam bij het Ingenieursbureau van de Gemeente Amsterdam. 100.000 voor de onlangs aangehouden ambtenaar [verdachte] en 100.000 voor projectmanager [medeverdachte 2] . Onvrede over een misgelopen promotie zou toentertijd reden voor deze laatste zijn om dit te doen. [verdachte] doet dit al jaren.
Op grond van deze brief werd nader onderzoek gedaan. Op de website van de gemeente Amsterdam stond informatie gepubliceerd over het betreffende project. Daaruit bleek dat ging om een project dat is gestart op 4 januari 2016 en dat ongeveer twee jaar heeft geduurd.
Uit het dossier blijkt dat [medeverdachte 2] destijds de projectmanager was en verdachte de werkvoorbereider. Het project werd in 2015 onderhands aanbesteed, waarbij drie bedrijven zijn benaderd: [bedrijf 7] , [bedrijf 1] en [bedrijf 8] De tender voor dit project werd op 3 augustus 2015 gepubliceerd en op 27 oktober 2015 werd beslist dat [bedrijf 7] het project mocht uitvoeren.
In een WhatsApp-bericht van 31 maart 2015, geruime tijd voor publicatie van de tender, liet verdachte aan [naam 1] weten dat [naam 6] (van [bedrijf 7] ) dit project moest gaan uitvoeren. Op 22 september 2015 liet hij aan [naam 1] weten dat [naam 6] de directieraming voor dit project wist, wat op dat moment nog vertrouwelijke informatie betrof.
In maart 2016 heeft verdachte een chalet gekocht ter waarde van ongeveer € 100.000, zonder dat uit zijn financiële gegevens blijkt van een betaling.
Standpunt van het Openbaar Ministerie
De officieren van justitie hebben laten weten dat hoewel de hele gang van zaken schimmig is, er onvoldoende bewijs is dat verdachte in verband met het project [adres] een bedrag dan wel chalet als gift heeft ontvangen.
Standpunt van de verdediging
De raadsman heeft zich eveneens op het standpunt gesteld dat verdachte moet worden vrijgesproken van dit feit.
Oordeel van de rechtbank
De rechtbank stelt vast dat uit het dossier het beeld naar voren komt dat verdachte en [medeverdachte 2] ervoor hebben gezorgd dat [bedrijf 7] het project [adres] gegund kreeg door haar uit te nodigen voorafgaand aan de aanbesteding samen met [bedrijf 1] en [bedrijf 8] en met de betrokken partijen af te spreken dat [bedrijf 7] de inschrijving zou “winnen”. Een persoon die zich in anonieme brieven aan de gemeente Amsterdam ‘ [naam 12] ’ noemt, stelt dat [medeverdachte 2] in verband met dit project € 100.000,- zou hebben ontvangen. Verdachte zou hier een chalet ter waarde van ongeveer datzelfde bedrag aan over hebben gehouden. Hoewel duidelijk is dat rondom de meervoudig onderhandse aanbesteding van het project [adres] onregelmatigheden hebben plaatsgevonden, kan de rechtbank op basis van het dossier niet vaststellen dat verdachte in verband met dit project (ongeveer) € 100.000,-, dan wel het chalet, dan wel enig ander bedrag heeft ontvangen. De rechtbank zal verdachte dan ook van dit feit vrijspreken.
Meevaren op De Columbus tijdens SAIL 2015
Op de computer van de partner van [medeverdachte 2] is een e-mail aangetroffen van 9 juli 2015 van [naam 6] van [bedrijf 7] Deze e-mail was doorgezonden vanaf het e-mailadres van [medeverdachte 2] . In deze e-mail schreef [naam 6] :
Beste Gasten,
Op zaterdag 22 augustus is het zover en gaan we naar Sail Amsterdam 2015. Wij kijken er nu al naar uit om samen met u te gaan varen op de “De Columbus” en er een gezellige avond van te maken.
Op een inbeslaggenomen harde schijf zijn foto’s aangetroffen in de map: Foto en films backup/DIVERSEN JAREN/2015/2015 08 22 SAIL. Op een foto is [partner verdachte] , de partner van verdachte, te zien samen met de partner van [medeverdachte 2] . Zij bevinden zich op een boot op het IJ in Amsterdam. Op een andere foto zijn verdachte en [medeverdachte 2] te zien, terwijl zij op een boot staan met een wijnglas in de hand.
Uit informatie, verstrekt door [bedrijf 21] , blijkt dat [bedrijf 7] het schip De Columbus heeft gehuurd en met 20 personen naar SAIL 2015 is gevaren. De totale kosten van dit uitstapje betroffen € 2.236,-. Hiervan zag € 150,- op de bustransfer, waar verdachte en [partner verdachte] geen gebruik van hebben gemaakt.
Verdachte heeft ter terechtzitting verklaard dat hij twee kaartjes gekregen en dat hij samen met zijn partner op de boot is meegevaren.
Standpunt van het Openbaar Ministerie
De officieren van justitie vinden bewezen dat verdachte een bootreis voor hem en zijn partner, ter waarde van € 104,30 per persoon, als gift heeft aangenomen.
Standpunt van de verdediging
De raadsman heeft vrijspraak bepleit. Uit het dossier blijkt volgens hem onvoldoende dat de rekening van [bedrijf 21] voor de huur van partyschip De Columbus door [bedrijf 7] is voldaan.
Oordeel van de rechtbank
De rechtbank vindt bewezen dat verdachte als gift heeft aangenomen dat hij en zijn partner tijdens SAIL 2015 mochten meevaren op De Columbus. De rechtbank constateert dat [bedrijf 7] De Columbus heeft gehuurd voor 20 personen en dat de kosten daarvan, inclusief consumpties, bij [bedrijf 7] in rekening zijn gebracht. Anders dan de raadsman heeft betoogd vindt de rechtbank daarom dat er voldoende bewijs is dat [bedrijf 7] de kosten voor de boottocht heeft betaald. De waarde van deze gift bedraagt in totaal € 208,60 (€ 2.236,- - € 150,- / 20 x 2).
[naam 1] ( [bedrijf 1] , [bedrijf 2] en [bedrijf 3] ) en [naam 6] en/of [naam 7] ( [bedrijf 7] )
Diner bij restaurant Bord’Eau van hotel De L’Europe
Op 21 oktober 2015 heeft [naam 1] een e-mail ontvangen van hotel De L'Europe. Uit de e-mail blijkt dat [naam 1] een optionele reservering had gemaakt bij hun restaurant Bord'Eau voor 8 personen op 17 december 2015 in The Private Dining Room.
De volgende WhatsApp berichten tussen [naam 1] en [medeverdachte 2] en [naam 1] en verdachte vonden plaats:
30 oktober 2015, [medeverdachte 2] aan [naam 1] :
Hoi [naam 1] , net [naam 6] gesproken. Kan niet op 17/12! Is vrijdag 11/12 een optie? Fijn weekend. Gr. [medeverdachte 2]
[geboortedatum] 2015, [naam 1] aan [medeverdachte 2] :
Hé hallo [medeverdachte 2] Tot nu toe kan ik de 11e niet weet het deze week definitief hou je op de hoogte Gr [naam 1] .
18 november 2015, Verdachte aan [naam 1] :
[naam 1] , 9 december is goed. [medeverdachte 2] en wij kunnen allemaal. Nu alleen nog reservering van 18 december verzetten.
Op 8 december 2015 heeft hotel De L’Europe een e-mail gezonden aan [naam 1] met een pro-forma factuur voor een diner op 9 december 2015, ter hoogte van 8x € 135,- = € 1.080,-.
Op 8 december 2012 is € 1.080,- overgeschreven van de rekening van [bedrijf 3] naar de rekening van Hotel De L’Europe met omschrijving: “betreft Diner bord eau 9-12-15 [naam 1] ”.
Blijkens de kassabon van het betreffende diner op 9 december 2015 in Bord’Eau bedroegen de totale kosten € 1.825,-. Het restant van € 745,- is middels een pintransactie voldaan. Het bedrag is afschreven van de bankrekening van [bedrijf 7]
Verdachte heeft ter terechtzitting verklaard dat hij bij het diner in Bord’Eau aanwezig was, maar wist zich niet meer te herinneren of hij al dan niet zijn deel zelf heeft betaald.
Standpunt van het Openbaar Ministerie
De officieren van justitie vinden bewezen dat verdachte een diner voor hem en zijn partner in restaurant Bord’Eau, ter waarde van € 456,25 als gift heeft aangenomen.
Standpunt van de verdediging
De raadsman heeft met betrekking tot de bewezenverklaring gerefereerd aan het oordeel van de rechtbank.
Oordeel van de rechtbank
De rechtbank vindt bewezen dat verdachte van [naam 6] en [naam 1] , dan wel de aan hun gelieerde bedrijven, een diner voor hem en zijn partner bij restaurant Bord’Eau als gift heeft aangenomen. Bij het diner waren in totaal 8 personen aanwezig: [naam 6] , [naam 1] , verdachte, [medeverdachte 2] en hun respectievelijke partners. De kosten voor het diner voor verdachte en zijn partner bedroegen € 456,25 (€ 1.825,- / 4).
6.1.4.
Vrijspraak medeplegen
Standpunt van het Openbaar Ministerie
De officieren van justitie vinden dat sprake is geweest van een zodanig bewust en nauw samenwerkingsverband tussen verdachte, [medeverdachte 2] en [medeverdachte 1] als ambtenaren enerzijds en de diverse aannemers en hun bedrijven anderzijds dat verdachte als een medepleger kan worden beschouwd. Het medeplegen ziet specifiek op de wijze waarop verdachte en zijn medeverdachten zich door aannemers lieten trakteren. Uit het dossier blijkt dat verdachte en de medeverdachten dit van elkaar wisten en dat zij in wisselende combinaties ook samenwerkten. Zij hadden een duidelijke gemeenschappelijke werkwijze, aldus telkens de officieren van justitie.
Standpunt van de verdediging
De raadsman heeft vrijspraak bepleit.
Oordeel van de rechtbank
De rechtbank is van oordeel dat de in de tenlastelegging opgenomen aannemers en hun ondernemingen – als actieve omkopers (strafbaar gesteld op grond van artikel 177 Sr) – niet kunnen worden beschouwd als medeplegers van de aan verdachte ten laste gelegde passieve ambtelijke omkopingen (strafbaar gesteld op grond van artikel 363 Sr). Het gaat hier om twee verschillende strafbepalingen, die elk specifiek zien op ofwel het betalen ofwel het ontvangen van steekpenningen. Om die reden kunnen omkoper en omgekochte niet in strafrechtelijke zin deelnemen aan elkaars misdrijf.
Uit het dossier kan worden opgemaakt dat naast verdachte, ook medeverdachten [medeverdachte 1] en [medeverdachte 2] (en mogelijk ook nog andere ambtenaren binnen de gemeente Amsterdam) giften van aannemers hebben aangenomen en dat zij onderling daarvan op de hoogte waren. Er bestonden lijstjes met opstellingen en overzichten van ontvangen giften en giften die de betrokken ambtenaren nog tegoed hadden. Uit diverse e-mails blijkt dat de ambtenaren elkaar ook in de gaten hielden om te voorkomen dat de een meer zou krijgen dan de ander. Deze onderlinge wetenschap en afstemming is naar het oordeel van de rechtbank echter onvoldoende om te kunnen spreken van medeplegen nu – zoals de raadsman heeft aangevoerd – niet per gift kan worden vastgesteld of de medeverdachten bij de verkrijging daarvan een rol hebben gespeeld en zo ja, welke rol zij dan hebben gespeeld. Dat betekent dat de rechtbank ook niet kan vaststellen of sprake is geweest van een nauwe en bewuste samenwerking tussen verdachte en de medeverdachten ten aanzien van de betreffende giften. De rechtbank vindt daarom medeplegen niet bewezen en zal verdachte daarvan vrijspreken.
6.1.5.
Totale omvang van de door verdachte aangenomen giften
De rechtbank stelt vast dat de door verdachte aangenomen giften de
volgende waarden vertegenwoordigen:
- € 4.499,01 (Samsung televisie UE65HU8500)
- € 2.100,- (Samsung televisie UE55HU8500)
- € 16.800,- (badkamer)
- € 6.917,- (plaatsen badkamer)
- € 830,- (meerwerk plaatsen badkamer, feit 2)
- € 5.050,- (Rolex horloge)
- € 719,- (Apple Watch)
- € 2.331,50 (Piaggo scooter)
- € 18.630,- (keuken)
- € 3.194,01 (montage keuken)
- € 520,- (radiator)
- € 2.925,- (stucwerk)
- € 355,21 (onderhoudsbeurt Mercedes)
- € 261,99 (onderhoudsbeurt BMW)
- € 208,60 (meevaren op Schip De Columbus)
- € 456,24 (restaurant Bord’Eau)
Verdachte heeft dus in totaal voor € 65.797,56 aan giften aangenomen.
6.1.6.
Is gelet op de omvang, aard en frequentie van de giften het doel van de betrokken aannemers geweest een voorkeursbehandeling te krijgen?
De rechtbank is van oordeel dat de omvang, aard en frequentie van de hiervoor onder 6.1.3. genoemde giften bevestigen dat deze door de betrokken aannemers zijn gedaan met het kennelijke doel om een relatie met verdachte te doen ontstaan of te onderhouden waardoor zij van verdachte, in diens hoedanigheid van ambtenaar bij de gemeente Amsterdam, een voorkeursbehandeling zouden krijgen. Verdachte heeft deze giften niettemin aangenomen. Daarbij moet het voor verdachte duidelijk zijn geweest dat van hem werd verwacht dat hij bij zijn werkzaamheden als ambtenaar in het bijzonder de belangen van [naam 1] , [naam 4] , [naam 2] , [naam 6] , dan wel hun bedrijven, in het oog moest houden.
6.1.7.
Is sprake van contra-indicaties?
Het is niet gebleken dat verdachte met één van de betrokken aannemers ook veelvuldig privé-contact had, zodat de giften daar geen rechtvaardiging in kunnen vinden. Verder staat vast dat verdachte binnen de gemeente Amsterdam voldoende zeggenschap had, terwijl de aard en omvang van de giften geen ruimte laten voor een alternatieve verklaring. Van contra-indicaties is dan ook geen sprake.
6.1.8.
Conclusie
De rechtbank vindt het tenlastegelegde niet bewezen waar het betreft de volgende onderdelen:
- beamersteun, twee Vogels beamer verlengbuizen, een Vogels lcd-steun, een Projecta projectiescherm en een NEC projector en overige televisies;
- Apple Watch 42mm SLVR BRACELET ZML;
- Apple Watch 42mm SS BLK CLASSIC BKL-DDH;
- Apple Watch 42 mm SS Black Sport-DDH (serienummer [nummer] );
- twee telefoons;
- regelen van een ‘goede prijs’ voor aanschaf Mercedes Benz ( [kenteken] );
- geldbedrag van ongeveer € 100.000,- / chalet / geldbedrag van € 65.000,-, enig geldbedrag;
- geldbedrag van € 14.000,-.
Met betrekking tot de overige onderdelen vindt de rechtbank telkens ambtelijke omkoping bewezen, op de wijze zoals hierna vermeld onder 7.
6.2
Schending ambtelijke geheimhoudingsplicht
Project [adres]
Op 31 maart 2015 vond het volgende WhatsApp-gesprek plaats tussen verdachte en [naam 1] :
Verdachte: [adres] komt er aan (…)
[naam 1] : Wat was [adres] ook alweer
Verdachte: Van [medeverdachte 2] . [naam 6] ….. Moet deze uitvoeren. Walmuur + herprofilering.
[naam 1] : O ja das waar
Op 7 mei 2015 vond het volgende WhatsApp-gesprek plaats tussen verdachte en [naam 1] .
Verdachte: [naam 1] , heb jij het email adres van [naam 28] ? Ivm uitnodiging walmuur [adres] .
En [naam 29] nog gesproken? Hij wil volgende week de uitnodigingen versturen
[naam 1] : (…) [e-mailadres]
[verdachte] (…) Uitnodiging [adres] willen zo ook volgende week versturen ( [naam 6] , [bedrijf 3] en [bedrijf 8] )
Ook de volgende WhatsApp-gesprekken vonden plaats tussen verdachte en [naam 1] .
3 augustus 2015:
Verdachte: [naam 1] , [adres] staat op Tenderned. Dit even ter info.
22 september 2015:
[naam 1] : Heb je toevallig het cijfer van de [adres] ?
Verdachte: [naam 1] , [naam 6] weet exact. Ik dacht dir raming 625 .
Project [adres]
De volgende WhatsApp-gesprekken vonden plaats tussen verdachte en [naam 1] .
26 juni 2014:
Verdachte: [naam 1] , voor de [adres] van [naam 30] willen we de volgende 3 aannemers uitnodigen. [bedrijf 3] , [bedrijf 22] en [bedrijf 23] . Moet wel [naam 30] en [naam 10] mee akkoord gaan. Binnenkort even overleggen. GSU is vooralsnog 18 november 2014.
Verdachte: [naam 30] wil geen [bedrijf 23] . Even een andere bedenken. [naam 31] ? Moeten we wel [naam 10] meehebben!!!
[naam 1] : Zal ik ff met [naam 30] gaan praten?
Verdachte: Zou ik wel doen. Dan hebben wij geen twijfel en kunnen wij zaken doen. Details hoor je nog van me.
8 juli 2014:
[naam 1] : [verdachte] zouden we elkaar vandaag ff kunnen treffen ipv donderdag
Verdachte: Is goed. Hier binnen of pik jij mij op?
[naam 1] : Kunnen we privé spreken in gesloten ruimte?
Verdachte: Er is niemand op mijn kamer. Deur kan dicht.
24 juli 2014:
Verdachte: Denk je ook nog aan de partijen van [naam 30] ?
[naam 1] : [verdachte] , ik krijg geen eenduidig antwoord van [naam 30] (houd afstand) Naar mijn beleving zou het beste zijn [bedrijf 23] en [bedrijf 3] . Hoor het wel. We gaan er het beste van maken. Ps. Als ik nog iets moet betekenen ergens in ik ben altijd te bereiken.
23 oktober 2014:
Verdachte: [naam 1] , de kogel is door de kerk. [adres] wordt 1 bestek naar 5 aannemers. 3 zoals wij hebben afgesproken + [aannemer] en [aannemer] . Met dank aan [naam 10] .
Project [adres] / [adres]
De volgende WhatsApp-gesprekken vonden plaats tussen verdachte en [naam 1] .
21 juli 2014:
Verdachte: [naam 1] , ik wil je zowiezo even spreken. [adres] / [adres] wil ik morgen gaan versturen (enkelvoudig) en over de mail. Maar woensdag is ook goed. Bespreken wij alles ineen. Hoe laat?
24 juli 2014:
Verdachte: [naam 1] , wanneer heb jij een prijs voor mij [adres] / [adres] ? Dir raming is 72000 euro ( [nummer] )
[naam 1] : Ik heb de prijs volgende week van de steegjes geef het je gelijk door.
Project Proefsleuven [adres]
De volgende WhatsApp-berichten werden door verdachte aan [naam 1] verzonden.
12 maart 2015:
Verdachte: [naam 1] , wanneer ben je weer hier. Ik wil graag de prijs voor de proefsleuven [adres] (afstemmen)
23 april 2015:
Verdachte: Ik heb overigens geregeld dat proefsleuven [adres] akkoord zijn. Wordt betaald.
Project [adres]
Het volgende WhatsApp-bericht werd door verdachte aan [naam 1] verzonden.
20 mei 2015:
Verdachte: Goedemorgen [naam 1] , directieraming [adres] was 46.000 euro. Daar moeten de leverantie van de palen nog bij. Volgens mij kwam ik boven de 60.000 euro uit.
Project [adres]
Het volgende WhatsApp-gesprek vond plaats tussen verdachte en [naam 1] .
26 maart 2014
Verdachte: [naam 1] , dir. Raming [adres] is 500.000. Inschrijven -7,5 tot 10%???
[naam 1] : (afbeelding van opgestoken duimpje)
[naam 1] : wordt 460
Verdachte: Oké.
Project [adres] / [adres]
Het volgende WhatsApp-gesprek vond plaats tussen verdachte en [naam 1] .
16 april 2014:
Verdachte: [naam 1] , dir.raming [adres] / [adres] staat voorlopig op 490.000
Verdachte: [naam 1] , wijziging. Dir raming is 525.000
[naam 1] : Ok doe over een uurtje maar weer een wijziging (smiley)
[verdachte] Jaja. Dit blijft hem wel. Denk ik….
Project AI-2015-143 zijnde de Walmuurvernieuwing en herprofilering van de [adres] tussen de [adres] en [adres]
Op 8 juli 2015 stuurde [medeverdachte 1] vanaf het e-mailadres [e-mailadres] een e-mail met een WeTransfer-link naar [naam 2] , directeur van [bedrijf 4] Deze link gaf toegang tot het bestek van project AI-2015-143. Op 21 juli 2015 werd vanuit TenderNed een e-mail gezonden aan [naam 2] met als onderwerp ‘Nieuwe en gewijzigde aankondigingen TenderNed’. Hierin stond de publicatie- en sluitingsdatum van het bestek van project AI 2015-143, namelijk 20 juli 2015 respectievelijk 24 augustus 2015.
De volgende WhatsApp-gesprekken vonden plaats tussen verdachte en [naam 1] .
20 juli 2015:
Verdachte: [naam 1] , [adres] is gepubliceerd op Tenderned. [adres] , walmuurvernieuwing ook. Watch nog gelukt?
17 augustus 2015:
Verdachte: Zou jij het bestek [adres] willen downloaden met [bedrijf 3] en [bedrijf 8] ? Openbare aanbesteding. Eventueel inschrijven (mag duur)!!!!. Maakt het ons makkelijker met onderhands uitnodigen.
[naam 1] : Oke ga ik doen.
21 augustus 2015:
Verdachte: [naam 1] , denke jullie nog even aan bestek [adres] ( [bedrijf 3] en [bedrijf 8] ) en vragen [adres] ?
[naam 1] : [adres] in binnen
25 augustus 2015:
Verdachte: [naam 1] , nog 2 dingen. Vragen tbv nota [adres] en downloaden bestek [adres] AI 2015-143. Het gaat alleen om het downloaden vooralsnog.
[naam 1] : Oke. Is ie niet gedownload?
Verdachte: Nee, kan het niet zien op Tenderned
Op 21 juli 2015 werd vanuit TenderNed een e-mail gezonden naar [naam 2] , waarin hem onder andere werd meegedeeld dat het bestek van project AI 2015-143 was gepubliceerd.
Op 14 augustus 2015 stuurde [naam 2] een e-mail aan [naam 32] , medewerker bij [bedrijf 4] , met als onderwerp ‘Overzicht downloaders [adres] (tot op heden)’. In deze e-mail was een lijst opgenomen met elf ondernemingen die het bestek van het project AI 2015-143 hadden gedownload.
Op 31 augustus 2015 stuurde [naam 2] een herziene lijst naar [naam 32] , met daarop 16 ondernemingen.
Project [adres] ,
De volgende WhatsApp-gesprekken vonden plaats tussen verdachte en [naam 1] .
28 juli 2015:
Verdachte: [naam 1] , er komt nog een klus aan van [naam 29] . [adres] . [naam 31] , [bedrijf 3] en [aannemer] . 18 aug Verzenden bestek+BLVC+bijlagen per email aan [naam 31] - [bedrijf 3] - [aannemer] .
26 aug tot 12.00 uur gelegenheid tot vragen stellen per mail. 28 aug mailen Nota van Inlichtingen.
8 sept om 10.00 uur aanbesteding op de Stopera kamer….Even overleg.
29 juli 2015:
[naam 1] : Hoe groot is dat klusje van [naam 29] bij benadering?
Verdachte: 150000
30 juli 2015:
Verdachte: [naam 1] , ik kreeg deze mail tbv [adres] .
“Dag allemaal,
Het bestek [adres] is net de deur uit. Deze partijen zijn benaderd:
[naam 31] : [e-mailadres]
[bedrijf 3] : [e-mailadres]
[aannemer] bv: [e-mailadres] of
[e-mailadres]
(…)”
[naam 33] heeft weer iets te maken met [naam 10] ….
Ik zit nog steeds in China. Kon/kan er niets aan veranderen.
Gr. [verdachte] .
[naam 1] : Mmm dat is K.
16 oktober 2015:
Verdachte: [naam 1] , er werd mij gevraagd om een dir raming te maken voor de [adres] . Is er meer bekend en zo ja, dan heb ik een prijs nodig.
[naam 1] : De prijs weet ik nog niet wanneer moet je m uiterlijk hebben?
Verdachte: Het liefst voor woensdag, met een onderbouwing zodat ik hem zo kan overnemen. Met een paar veranderingen.
21 oktober 2015
Verdachte: [naam 1] , [adres] . Gecheckt door het IB.
[naam 1] : Weet je al een cijfer
Verdachte: Ja, 110000
Standpunt van het Openbaar Ministerie
De officieren van justitie zijn van mening dat de feiten integraal bewezen verklaard kunnen worden, met uitzondering van het ten laste gelegde medeplegen.
Standpunt van de verdediging
De raadsman heeft zijn eerder naar voren gebrachte verweer, dat de met het nummer * [telefoonnummer] gevoerde WhatsApp-gesprekken niet aan verdachte kunnen worden toegerekend, herhaald. Ook heeft de raadsman weersproken dat de informatie die gedeeld zou zijn werkelijk geheim was.
Oordeel van de rechtbank
De rechtbank merkt vooraf het volgende op.
Overheden moeten zich aan bepaalde regels houden bij aanbestedingen om ervoor te zorgen dat zij op integere wijze inkopen en daarbij de beste kwaliteit voor een zo goed mogelijke prijs krijgen. Ondernemers krijgen door deze regels een eerlijke kans om een overheidsopdracht te winnen. Zo moeten overheden zich bij onder meer houden aan het gelijkheidsbeginsel. Eén van de belangrijkste aspecten van dit gelijkheidsbeginsel is het waarborgen van een level playing field. Alle ondernemers die inschrijven op een overheidsopdracht, moeten een gelijke kans hebben om deze opdracht te winnen. Van een verstoring van het level playing field kan sprake zijn wanneer één van de ondernemingen eenzijdig informatie verstrekt krijgt over zijn concurrenten in de aanbestedingsprocedure. Deze informatie kan hem immers een voorsprong geven ten opzichte van zijn concurrenten, waardoor geen sprake meer is van gelijke kansen.
Een directieraming van de gemeente is een begroting van kosten op regelniveau. Bij een directieraming worden geen offertes aangevraagd, maar worden de kosten ingeschat op basis van de marktkennis die in huis is bij de gemeente. De directieraming dient voor de gemeente als maatstaf en handleiding bij de beoordeling van de begrotingen van de aannemers. De directieraming is – in ieder geval – gedurende de aanbestedingsprocedure vertrouwelijk. Indien dit document zou worden gedeeld met een onderneming die deelneemt in de aanbestedingsprocedure, zou dit een verstoring van het level playing field betekenen. Dit wordt bevestigd door getuige [naam 13] , directeur van het ingenieursbureau van de gemeente Amsterdam (IBA). Hij heeft verklaard dat een directieraming niet met marktpartijen mag worden gedeeld en ook niet onnodig met andere collega’s. Het is ook onacceptabel om een nog niet gepubliceerd bestek aan één van de betrokken aannemers te verstrekken. Ook daarmee wordt het level playing field volgens hem doorbroken.
De rechtbank heeft onder 6.1.3. vastgesteld dat de zich in het dossier bevindende WhatsApp-berichten vanaf telefoonnummer * [telefoonnummer] door verdachte zijn verzonden en voor het bewijs kunnen worden gebruikt. Het daarop betrekking hebbende verweer van de raadsman wordt verworpen.
De rechtbank vindt niet bewezen dat verdachte de directieraming voor het project [adres] aan [naam 1] heeft verstrekt. Het WhatsApp-bericht van 27 oktober 2014 waarnaar in het requisitoir wordt verwezen lijkt betrekking te hebben op het project [adres] en niet op het project [adres] .
De rechtbank vindt evenmin bewezen dat verdachte met betrekking tot het project AI-2015-143 de directieraming, het bestek, de lijst met downloaders en de herziene lijst met downloaders aan [naam 1] of [naam 2] heeft verstrekt.
Uit het dossier blijkt namelijk niet dat verdachte de directieraming van het project AI-2015-143 aan [naam 1] of [naam 2] heeft verstrekt. Dit geldt ook voor het bestek. Deze wordt op 8 juli 2015 door [medeverdachte 1] aan [naam 2] ter beschikking gesteld, maar nergens uit blijkt dat verdachte daarmee van doen heeft gehad. Het overzicht van downloaders en het herziene overzicht van downloaders bleken op 14 augustus 2015 respectievelijk 31 augustus 2015 in het bezit van [naam 2] . De rechtbank kan echter niet vaststellen dat deze lijsten door verdachte aan [naam 2] ter beschikking zijn gesteld.
Van de overige in de tenlastegelegde onderdelen vindt de rechtbank bewezen dat verdachte steeds de genoemde geheime/vertrouwelijke informatie heeft verstrekt.
7 Bewezenverklaring
De rechtbank vindt op grond van de in voetnoten opgenomen bewijsmiddelen bewezen dat verdachte
ten aanzien van het onder 1 tenlastegelegde:
in de periode vanaf 1 juli 2011 tot en met 31 december 2014 in Nederland, als ambtenaar, te weten in zijn hoedanigheid van werkvoorbereider/medewerker Techniek C bij het Ingenieursbureau van de gemeente Amsterdam, althans in een ambtelijke hoedanigheid
giften van [naam 1] in privé en/of in zijn hoedanigheid van bestuurder en/of vennoot en/of feitelijk leidinggevende van het bedrijf/de bedrijven [bedrijf 1] . en/of [bedrijf 2] en/of [bedrijf 3] , te weten:
- een televisie van het merk Samsung, type UE 65 HU8500 AV Elite met een waarde van € 4.499,01 gekocht bij [bedrijf 9] ,
- een televisie van het merk Samsung, type UE 55 HU8500L, aangetroffen bij mevrouw [partner verdachte] ter waarde van € 2.100,- exclusief btw,
- een badkamer met een totale waarde van € 16.800,- van [bedrijf 10] geplaatst in de woning van mevrouw [partner verdachte] op de [adres] , betaald via het bedrijf [bedrijf 12] ,
- het plaatsen van een badkamer in de woning van mevrouw [partner verdachte] op de [adres] met een totaalbedrag van € 6.917,- door het bedrijf [bedrijf 11] , betaald via het bedrijf [bedrijf 12] ,
en giften van [naam 2] en/of [naam 3] in zijn/hun hoedanigheid van bestuurder en/of feitelijk leidinggevende van het bedrijf [bedrijf 4] , te weten:
- een scooter van het merk Piaggio, type C38 met kenteken [kenteken] ter waarde van € 2.331,50,
- een keuken ter waarde van € 18.630,- geplaatst in de woning van [partner verdachte] op de [adres] , gekocht bij [bedrijf 15] , en
- de montage van een keuken in de woning van [partner verdachte] op de [adres] ter waarde van € 3.194,01, en
- een radiator gekocht bij [bedrijf 17] ter waarde van € 520,- inclusief btw en korting, geplaatst in de woning van [partner verdachte] ,
- het stucwerk in de woning van [partner verdachte] op de [adres] ter waarde van 2.925,- exclusief btw verricht door [bedrijf 19] , en
en een gift van [naam 4] en/of [naam 5] in zijn/hun hoedanigheid van bestuurder en/of feitelijk leidinggevende van het bedrijf [bedrijf 5] en/of [bedrijf 6] , te weten:
- een onderhoudsbeurt aan de auto van verdachte van het merk Mercedes met kenteken [kenteken] op 11 december 2013 bij [bedrijf 20] . ter waarde van € 355,21,
heeft aangenomen,
wetende of redelijkerwijs vermoedende dat deze giften hem, verdachte, gedaan werden telkens ten einde hem te bewegen om, in strijd met zijn plicht, in zijn bediening iets te doen en/of na te laten, zodat in de toekomst op andere dan op zakelijke gronden opdrachten aan de bedrijven van de omkopers zouden worden gegund;
ten aanzien van het onder 2 tenlastegelegde:
in de periode vanaf 1 januari 2015 tot en met 5 juli 2016 te Amsterdam in Nederland, als ambtenaar, te weten in zijn hoedanigheid van werkvoorbereider/medewerker Techniek C bij het Ingenieursbureau van de gemeente Amsterdam, althans in een ambtelijke hoedanigheid
giften van [naam 1] in privé en/of in zijn hoedanigheid van bestuurder en/of vennoot en/of feitelijk leidinggevende van het bedrijf/de bedrijven [bedrijf 1] . en/of [bedrijf 2] en/of [bedrijf 3] , te weten:
- een horloge van het merk Rolex, met serienummer 236R4613 ter waarde van € 5.050,-,
- het meerwerk voor het plaatsen van een badkamer in de woning van mevrouw [partner verdachte] op de [adres] met een totaalbedrag van € 830,- door het bedrijf [bedrijf 11] , betaald via het bedrijf [bedrijf 12] ,
- de aankoop van een Iwatch van het merk Apple, 42 mm SS Black Sport-DDH met serienummer [nummer] ter waarde van € 719,- inclusief btw bij de [bedrijf 14] ,
en een gift van [naam 4] en/of [naam 5] in zijn/hun hoedanigheid van bestuurder en/of feitelijk leidinggevende van het bedrijf [bedrijf 5] en/of [bedrijf 6] , te weten:
- een onderhoudsbeurt aan de auto van verdachte van het merk BMW, type 528i met kenteken [kenteken] op 27 november 2015 bij [bedrijf 20] . ter waarde van € 261,99,
en een gift van [naam 6] en/of [naam 7] in zijn/hun hoedanigheid van bestuurder en/of feitelijk leidinggevende van het bedrijf [bedrijf 7] , te weten:
- meevaren op het schip “De Columbus” tijdens Sail 2015 in Amsterdam samen met zijn partner [partner verdachte] ter waarde van ongeveer EUR 104,30 per persoon,
en een gift van [naam 1] in zijn hoedanigheid van bestuurder en/of vennoot en/of feitelijk leidinggevende van het bedrijf/de bedrijven [bedrijf 1] . en/of [bedrijf 2] en/of [bedrijf 3] , tezamen met [naam 6] en/of [naam 7] in zijn/hun hoedanigheid van bestuurder en/of feitelijk leidinggevende van het bedrijf [bedrijf 7] , te weten:
- een diner in een private dining room bij restaurant Bord‘Eau in Amsterdam samen met zijn partner [partner verdachte] op 9 december 2015 ter waarde van € 228,12 per persoon
heeft aangenomen,
wetende of redelijkerwijs vermoedende dat deze giften hem, verdachte, gedaan werden telkens ten einde hem te bewegen om, in strijd met zijn plicht, in zijn bediening iets te doen en/of na te laten, zodat in de toekomst op andere dan op zakelijke gronden opdrachten aan de bedrijven van de omkopers zouden worden gegund;
ten aanzien van het onder 3 tenlastegelegde:
in de periode vanaf 1 januari 2014 tot en met 5 juli 2016 te Amsterdam in Nederland, telkens een geheim, waarvan hij wist of redelijkerwijs moest vermoeden dat hij, verdachte, uit hoofde van zijn ambt, te weten als ambtenaar in de functie van werkvoorbereider/ medewerker Techniek C bij het Ingenieursbureau van de gemeente Amsterdam, verplicht was deze te bewaren, opzettelijk heeft geschonden, immers heeft hij, verdachte:
- geheime/vertrouwelijke informatie over de aanbesteding/het project [adres] , te weten de directieraming, aan een aannemer te weten [naam 1] , bestuurder en/of feitelijk leidinggevende van het bouwbedrijf/de bouwbedrijven [bedrijf 1] . en/of [bedrijf 8] en/of [naam 1] handelend onder de naam [bedrijf 2] en/of [bedrijf 3] en/of [bedrijf 2] , verstrekt en
- geheime/vertrouwelijke informatie over de aanbesteding/het project [adres] , te weten informatie met betrekking tot welke partijen werden uitgenodigd, aan een aannemer te weten [naam 1] , bestuurder en/of feitelijk leidinggevende van het bouwbedrijf/de bouwbedrijven [bedrijf 1] . en/of [bedrijf 8] en/of [naam 1] handelend onder de naam [bedrijf 2] en/of [bedrijf 3] en/of [bedrijf 2] , verstrekt en
- geheime/vertrouwelijke informatie over de aanbesteding/het project [adres] / [adres] , te weten de directieraming, aan een aannemer te weten [naam 1] , bestuurder en/of feitelijk leidinggevende van het bouwbedrijf/de bouwbedrijven [bedrijf 1] . en/of [bedrijf 8] en/of [naam 1] handelend onder de naam [bedrijf 2] en/of [bedrijf 3] en/of [bedrijf 2] , verstrekt en/of
- geheime/vertrouwelijke informatie over de aanbesteding/het project Proefsleuven [adres] aan een aannemer te weten [naam 1] , bestuurder en/of feitelijk leidinggevende van het bouwbedrijf/de bouwbedrijven [bedrijf 1] . en/of [bedrijf 8] en/of [naam 1] handelend onder de naam [bedrijf 2] en/of [bedrijf 3] en/of [bedrijf 2] , verstrekt en
- geheime/vertrouwelijke informatie over de aanbesteding/het project [adres] , te weten de directieraming, aan een aannemer te weten [naam 1] , bestuurder en/of feitelijk leidinggevende van het bouwbedrijf/de bouwbedrijven [bedrijf 1] . en/of [bedrijf 8] en/of [naam 1] handelend onder de naam [bedrijf 2] en/of [bedrijf 3] en/of [bedrijf 2] , verstrekt en
- geheime/vertrouwelijke informatie over de aanbesteding/het project [adres] , te weten de directieraming, aan een aannemer te weten [naam 1] , bestuurder en/of feitelijk leidinggevende van het bouwbedrijf/de bouwbedrijven [bedrijf 1] . en/of [bedrijf 8] en/of [naam 1] handelend onder de naam [bedrijf 2] en/of [bedrijf 3] en/of [bedrijf 2] , verstrekt en
- geheime/vertrouwelijke informatie over de aanbesteding/het project [adres] / [adres] , te weten de directieraming, aan een aannemer te weten [naam 1] , bestuurder en/of feitelijk leidinggevende van het bouwbedrijf/de bouwbedrijven [bedrijf 1] . en/of [bedrijf 8] en/of [naam 1] handelend onder de naam [bedrijf 2] en/of [bedrijf 3] en/of [bedrijf 2] , verstrekt en
- geheime/vertrouwelijke informatie over de aanbesteding/het project [adres] , te weten de directieraming, aan een aannemer te weten [naam 1] , bestuurder en/of feitelijk leidinggevende van het bouwbedrijf/de bouwbedrijven [bedrijf 1] . en/of [bedrijf 8] en/of [naam 1] handelend onder de naam [bedrijf 2] en/of [bedrijf 3] en/of [bedrijf 2] , verstrekt.
Voor zover in de tenlastelegging taal- en/of schrijffouten staan, zijn deze verbeterd. Verdachte is hierdoor niet in de verdediging geschaad.
8 Strafbaarheid van de feiten
De bewezen feiten zijn volgens de wet strafbaar. Het bestaan van een rechtvaardigingsgrond is niet aannemelijk geworden.
9 Strafbaarheid van verdachte
Er is geen omstandigheid aannemelijk geworden die de strafbaarheid van verdachte uitsluit. Verdachte is dan ook strafbaar.
10 Motivering van de straffen
10.1.
Eis van de officier van justitie
De officier van justitie heeft gevorderd dat verdachte zal worden veroordeeld tot een gevangenisstraf van zeven maanden.
10.2
Standpunt van de verdediging
De raadsman heeft bepleit om bij een bewezenverklaring te volstaan met een taakstraf van geringe duur, eventueel in combinatie met een voorwaardelijke gevangenisstraf. Een onvoorwaardelijke gevangenisstraf, zoals gevorderd, is onjuist in het licht van de schikking die is getroffen met één van de aannemingsbedrijven en de constatering dat de feitelijk leidinggevenden kennelijk niet verder worden vervolgd. De aanstichters van de corruptie komen er met aanzienlijk minder gevolgen van af. Daarnaast moet in de straf verdisconteerd worden dat de redelijke termijn fors is overschreden.
10.3
Oordeel van de rechtbank
De hierna te noemen strafoplegging is in overeenstemming met de ernst van de feiten, de omstandigheden waaronder die zijn begaan en de persoon van verdachte, zoals daarvan ter terechtzitting is gebleken.
De rechtbank heeft bij de keuze tot het opleggen van een vrijheidsbenemende straf en bij de vaststelling van de duur daarvan in het bijzonder het volgende laten meewegen.
Verdachte heeft in minder dan vier jaar tijd meer dan € 65.000,- voordeel verkregen via verschillende aannemers, die als doel hadden om met hun bedrijven een voorkeursbehandeling te krijgen bij het gegund krijgen van opdrachten van de gemeente Amsterdam. Verdachte heeft zijn positie als ambtenaar misbruikt om zichzelf schaamteloos te verrijken door onder meer op kosten van deze aannemers verbouwingen in de woning van zijn partner te laten uitvoeren en kostbare luxe goederen, zoals televisies, een Rolex, en een Apple Watch te accepteren. Ook heeft hij zich laten fêteren op een exclusief etentje en is hij op kosten van een aannemer meegevaren op een partyboot. Als tegenprestatie heeft verdachte ook daadwerkelijk de bedrijven bevoordeeld. Zo heeft hij een door [bedrijf 5] in te dienen offerte voor een project bij de gemeente Amsterdam aangepast en later opnieuw opgemaakt in een door [naam 4] aan hem toegezonden blanco offerte op naam van dit bedrijf. In overleg met medeverdachten werden prijzen opgehoogd. Ook heeft hij stelselmatig vertrouwelijke informatie met betrekking tot aanbestedingen verstrekt aan [naam 1] , die daardoor in de aanbestedingsprocedure een betere uitgangspositie kreeg.
Door hieraan mee te werken heeft verdachte het aanzien en het vertrouwen in de integriteit van de overheid ernstig geschaad. Voor het goed functioneren van het openbaar bestuur is het van essentieel belang dat het zuiver handelt. Dat is waarom hoge integriteits-eisen worden gesteld aan ambtenaren. De samenleving als geheel, en in dit geval aannemersbedrijven in het bijzonder, moeten erop kunnen vertrouwen dat ambtenaren hun werk integer uitvoeren.
Verdachte heeft zowel bij de Rijksrecherche als op de terechtzitting niet over de feiten willen verklaren. Hij heeft dus geen openheid van zaken gegeven en lijkt de strafwaardigheid van zijn handelen niet in te zien.
Volgens de raadsman moet bij de stafoplegging ten gunste van verdachte worden meegewogen dat de aannemers en hun bedrijven er ten opzichte van verdachte gemakkelijk van af zijn gekomen. De rechtbank gaat hier niet in mee. De rechtbank vindt namelijk dat het hier om twee van elkaar te onderscheiden verdenkingen gaat die elk op een eigen manier beoordeeld moeten worden. Verdachte heeft gehandeld vanuit zijn functie van ambtenaar, waarmee hij anders dan de aannemers het publieke belang moest dienen. Hij had daarmee een wezenlijk andere positie dan de aannemers en hun bedrijven.
De aard en omvang van de door verdachte aangenomen giften, als ook de totale waarde daarvan, maken dat de rechtbank alleen een gevangenisstraf passend vindt. Omdat verdachte als zzp-er nog steeds werkzaam is in dezelfde branche, ziet de rechtbank recidivegevaar. Ook een voorwaardelijk strafdeel is daarom op zijn plaats. De rechtbank vindt een gevangenisstraf van vier maanden, waarvan één maand voorwaardelijk, met een proeftijd van twee jaren, in beginsel passend. Daarbij is echter nog geen rekening gehouden met de overschrijding van de redelijke termijn.
Redelijke termijn
De rechtbank constateert dat de behandeling van de strafzaak lang op zich heeft laten wachten. Verdachte is in verband met de beschuldiging op 28 november 2016 voor het eerst als verdachte gehoord. Deze datum kan worden beschouwd als het moment waarop de redelijke termijn als bedoeld in artikel 6 van het Europees Verdrag voor de Rechten van de Mens (EVRM) is gestart. Verdachte heeft voor deze strafzaak niet in voorarrest gezeten. De strafzaak had daarom binnen twee jaren moeten zijn afgedaan. De inhoudelijke behandeling van de strafzaak vond echter plaats op 5 augustus 2022, en op 10 oktober 2022 werd vonnis gewezen. De redelijke termijn is daarom met ongeveer drie jaar en tien maanden overschreden. De lange duur van de vervolging is niet aan de verdediging te wijten, terwijl de ingewikkeldheid en omvang van de zaak de overschrijding slechts voor een klein deel rechtvaardigen. Dit moet in het voordeel van verdachte tot uitdrukking komen in de hoogte van de straf. De rechtbank zal daarom de voor de feiten passend geachte gevangenisstraf met één maand verlagen en legt aldus aan verdachte een gevangenisstraf op van drie maanden, waarvan één maand voorwaardelijk, met een proeftijd van twee jaren.
Beslag
Onder verdachte zijn de volgende voorwerpen inbeslaggenomen:
- televisie, Samsung UHD Curve (goednummer 24962);
- scooter, Piaggio C38, grijs (goednummer 24970).
De voorwerpen behoren aan verdachte toe. Nu met betrekking tot deze voorwerpen het bewezene is begaan, worden deze voorwerpen verbeurdverklaard.
Onder verdachte is ook een Dyson stofzuiger (goednummer 24476) inbeslaggenomen. De rechtbank zal bepalen dat deze aan verdachte wordt teruggegeven.
11 Toepasselijke wettelijke voorschriften
De op te leggen straffen zijn gegrond op de artikelen 14a, 14 b, 14c, 33, 33a, 57, 272, 363, en 363 (oud) Sr.
12 Beslissing
De rechtbank komt op grond van het voorgaande tot de volgende beslissing.
Verklaart het onder 1 tenlastegelegde, waar het betreft:
- beamersteun, twee Vogels beamer verlengbuizen, een Vogels lcd-steun, een Projecta projectiescherm en een NEC projector en overige televisies,
- twee telefoons,
- geldbedrag van € 14.000,-,
en het onder 2 tenlastegelegde, waar het betreft:
- Apple Watch 42mm SLVR BRACELET ZML,
- Apple Watch 42mm SS BLK CLASSIC BKL-DDH,
- Apple Watch 42 mm SS Black Sport-DDH (serienummer [nummer] ),
- regelen van een ‘goede prijs’ voor aanschaf Mercedes Benz ( [kenteken] ),
- geldbedrag van ongeveer € 100.000,- / chalet / geldbedrag van € 65.000,-, enig geldbedrag,
niet bewezen en spreekt verdachte daarvan vrij.
Verklaart bewezen dat verdachte het onder 1, 2 en 3 tenlastegelegde heeft begaan op de wijze zoals hiervoor in rubriek 7 is vermeld.
Verklaart niet bewezen wat aan verdachte meer of anders is ten laste gelegd dan hiervoor is bewezen verklaard en spreekt verdachte daarvan vrij.
Het bewezenverklaarde levert op:
ten aanzien van het onder 1 bewezenverklaarde:
telkens als ambtenaar een gift aannemen, wetende of redelijkerwijs vermoedende dat deze hem gedaan wordt teneinde hem te bewegen om, in strijd met zijn plicht, in zijn bediening iets te doen of na te laten;
ten aanzien van het onder 2 bewezenverklaarde:
telkens als ambtenaar een gift aannemen, wetende of redelijkerwijs vermoedende dat deze hem gedaan wordt teneinde hem te bewegen om in zijn bediening iets te doen of na te laten;
ten aanzien van het onder 3 bewezenverklaarde:
telkens enig geheim waarvan hij weet of redelijkerwijs moet vermoeden dat hij uit hoofde van ambt verplicht is het te bewaren, opzettelijk schenden.
Verklaart het bewezene strafbaar.
Verklaart verdachte [verdachte] daarvoor strafbaar.
Veroordeelt verdachte tot een gevangenisstraf voor de duur van 3 (drie) maanden.
Beveelt dat een gedeelte, groot 1 (één) maand, van deze gevangenisstraf niet tenuitvoergelegd zal worden, tenzij later anders wordt gelast.
Stelt daarbij een proeftijd van 2 jaren vast.
De tenuitvoerlegging kan worden gelast indien de veroordeelde zich voor het einde van de proeftijd schuldig maakt aan een strafbaar feit.
Verklaart verbeurd:
- televisie, Samsung UHD Curve (goednummer 24962);
- scooter, Piaggio C38, grijs (goednummer 24970).
Gelast de teruggave aan verdachte van:
- stofzuiger, Dyson digital, in doos (goednummer 24476).
mr. M. Vaandrager, voorzitter,
mrs. O.P.M. Fruytier en E.G.M.M. van Gessel, rechters,
in tegenwoordigheid van B. de Hoogh, griffier,
en uitgesproken op de openbare terechtzitting van deze rechtbank van 10 oktober 2022.
In de hierna volgende voetnoten wordt telkens verwezen naar bewijsmiddelen die zich in het aan deze zaak ten grondslag liggende dossier bevinden, volgens de in dat dossier toegepaste nummering.
1609120900.DOC, blz. 100208
1609120901.DOC, blz. 100209
1609120906.DOC, blz. 100210
1609120903.DOC, blz. 100211 e.v.
1609120905.DOC, blz. 100216 e.v.
1609120908.DOC, blz. 100222 e.v.
1609120920.DOC, blz. 100224 e.v.
1712051315.BD, Persoons en Bedrijfsdossier blz. 002126 e.v. (+ 1508131000.DOC blz. 002134 e.v.)
1509021412.DOC, Persoons en Bedrijfsdossier blz. 002136 e.v. en1510091133.DOC, Persoons en Bedrijfsdossier blz. 002143 e.v.
1510271402.AMB, blz. 100128 e.v.
1711201626.BD, Persoons en Bedrijfsdossier blz. 002159 e.v. (+ 1608251456.DOC, blz. 002166 e.v.)
1806061120.BD, Persoons en Bedrijfsdossier blz. 002216 e.v. (+ 1708081441.DOC, blz. 002226 e.v.)
1804181320.BD, Persoons en Bedrijfsdossier blz. 002183 e.v. (+ 1611240949.DOC, blz. 002190 e.v.)
1611281000. [naam ] , blz. 100226 e.v.
1707241000. [naam ] , blz. 101179 e.v.
1804051233. [naam ] , blz. 101019 e.v.
1612141035. [naam ] , blz. 100422 e.v.
1702241715.AMB, m.n. blz. 100059
1803231442.DOC, blz. 100829 e.v.
Proces-verbaal verhoor getuige [naam 2] bij de rechter-commissaris van 30 november 2020.
1604130904.AMB, blz. 100484 e.v.
1607110835.DOC, blz. 100448 e.v.
1706151504.DOC, blz. 100757 e.v.
1604130904.AMB, blz. 100484 e.v.
1706271008.AMB, blz. 100403 e.v.
1612081102. [naam ] , blz. 100416 e.v.
1609261342.DOC, blz. 100451 e.v.
1709290959.DOC, blz. 100663 e.v.
1803231442.DOC, blz. 100829 e.v.
1612121020.AMB, blz. 100353 e.v.
1604181016.DOC, blz. 100351
1604181016.DOC, blz. 100352
1612140935. [naam ] _verhoor_TV’s, m.n. blz. 100374
1608091402, blz. 100363 e.v.
1901151000. AMB, blz. 101244 e.v.
1608251005.IBN, beslagdossier blz. 008153 e.v.
1612081326. [naam ] , blz. 100390 e.v.
1604172108.DOC, blz. 100365 e.v.
1604130904.AMB, blz. 100484 e.v.
1607110835.DOC, blz. 100448 e.v.
1609261342.DOC, blz. 100451 e.v.
1609261330.DOC, blz. 100454 e.v.
1604130904.AMB, blz. 100484 e.v.
1608031327.DOC, blz. 100460
1607110830.DOC, blz. 100461
1607121000. [naam ] , blz. 100474
161607121000.DOC, blz. 100476
161607121001.DOC, blz. 100477
161607121002.DOC, blz. 100478
161607121004.DOC, blz. 100480
161607121003.DOC, blz. 100479
1604130904.AMB, blz. 100484 e.v
1611281100. [naam ] , m.n. blz. 100526 e.v.
161607121005.DOC, blz. 100481
1611101030.DOC, blz. 100510 e.v.
1604172108.DOC, blz. 100365 e.v.
1706271008.AMB, blz. 100403 e.v.
1612081102. [naam ] , blz. 100416 e.v.
1606201413.DOC, blz. 100406.
1707191430.DOC, blz. 100408 e.v.
1708141335.AMB, m.n. blz. 100576
1708141335.AMB, m.n. blz. 100577
1708141335.AMB, m.n. blz. 100576
1606141151.DOC, blz. 100583
1607061612.DZK en 1607061613.DZK, beslagdossier blz. 008048 e.v.
1708141335.AMB, blz. 100573 e.v.
1608251005.IBN, beslagdossier blz. 008153 e.v.
1608291605 DOC, blz. 100597
1704251305.DOC, blz. 100598 e.v.
1704251304.DOC, blz. 100600
1706150912.DOC, blz. 100609
1705180900.AMB, blz. 100633 e.v.
1709290959.DOC, blz. 100663 e.v.
1609061502.DOC, blz. 100665 e.v.
1608290822.DOC, blz. 100699
1608290823.DOC, blz. 100700
1704241320.DOC, blz. 100703
1711151605.BOOGG67, blz. 100745 e.v.
1704241322.DOC, blz. 100704
1704241321.DOC, blz. 100705
1704241323.DOC, blz. 100706
1706081501.DOC, blz. 100717 e.v.
1704241324.DOC, blz. 100722 e.v. + 1711151605.BOOGG67, m.n. blz. 100750.
1609061501.DOC, blz. 100685 e.v.
1703271539.DOC, blz. 100707 e.v.
1703271550.DOC, blz. 100708 e.v.
1709201420.AMB, blz. 100710 e.v.
1706151504.DOC, blz. 100757 e.v.
1708101346.DOC, blz. 100760 e.v.
1709121300.AMB, blz. 100764 e.v.
1804111740. [naam ] , m.n. blz. 100802
1803210907.DOC. blz. 100792
1803210908.DOC, blz. 100793
1803210909.DOC, blz. 100795
1803210911.DOC, blz. 100797
1803210912.DOC, blz. 100798
1804111740. [naam ] , blz. 100799 e.v.
1712111221.AMB, blz. 100938 e.v.
Verklaring verdachte ter terechtzitting van 3 augustus 2022
1703231535.AMB, blz. 100946 e.v.
1703231535.AMB, blz. 100946 e.v.
1703271248.DOC, blz. 100951 e.v.
1703161146.DOC, blz. 100954
1801101659.DOC, blz. 100955 e.v.
1801150830.BOB, blz. 100957 e.v.
Verklaring verdachte ter terechtzitting van 3 augustus 2022
1702241715.AMB, m.n. blz. 100059
1703070707.AMB_ [bedrijf 7] BV, blz. 100106
1611192127.AMB, m.n. blz. 101191
1608101351.AMB, m.n. blz. 101187
1608101351.AMB, m.n. blz. 101187
1608101351.AMB, m.n. blz. 101188
1608101351.AMB, m.n. blz. 101188
1608101351.AMB, m.n. blz. 101186
1611192127.AMB, m.n. blz. 101191
1707041447.DOC, blz. 101197 e.v.
1611192127.AMB, m.n. blz. 101192 e.v.
1707241000. [naam ] , blz. 101179 e.v.