U dient ingelogd te zijn om favorieten te kunnen toevoegen aan Mijn Jure
U kunt zich hier gratis registreren
Datum uitspraak:
Datum publicatie:
Rechtsgebied:
Zaaknummer:
Zittingsplaats:
Instantie:

Inhoudsindicatie:

Verkrachting en mishandeling tijdens relatie. Dwang en belaging na beëindiging relatie. Geen noodweer. Verminderd toerekeningsvatbaar. (Deels voorwaardelijke) gevangenisstraf met bijzondere voorwaarden. Pft 3 jrn. Maatregel obv art. 38z Sr. TUL. Beslag.

Uitspraak



RECHTBANK AMSTERDAM

VERKORT VONNIS

Parketnummers: 13/329335-21 en 13/008927-20 (tul)

Datum uitspraak: 13 mei 2022

Verkort vonnis van de rechtbank Amsterdam, meervoudige strafkamer, in de strafzaak tegen

[verdachte] ,

geboren op [geboortedag] 1987 te [geboorteplaats 1] ( [land van herkomst] ),

ingeschreven in de Basisregistratie Personen op het adres:

[adres 1] ,

gedetineerd in [naam PI] .

1 Onderzoek ter terechtzitting

Dit verkort vonnis is op tegenspraak gewezen naar aanleiding van het onderzoek op de terechtzitting van 29 april 2022.

De rechtbank heeft kennisgenomen van de vordering van de officier van justitie, mr. A. van de Venn, en van wat verdachte en zijn raadsman, mr. J.E. Kötter, naar voren hebben gebracht.

2 Tenlastelegging

Verdachte wordt, zakelijk weergegeven, ten aanzien van [slachtoffer] beschuldigd van:

verkrachting in de periode van 1 mei 2021 tot en met 25 oktober 2021 te Amsterdam;

mishandeling van zijn levensgezel in de periode van 27 april 2021 tot en met 25 oktober 2021 te Amsterdam;

belaging in de periode van 25 oktober 2021 tot en met 17 november 2021 te Amsterdam;

dwang op 16 november 2021 te Amsterdam;

bedreiging in de periode van 10 oktober 2021 tot en met 25 oktober 2021 te Amsterdam.

De volledige tekst van de tenlastelegging is opgenomen in de bijlage van dit vonnis. De inhoud daarvan geldt als hier ingevoegd.

Voor zover in de tenlastelegging taal- en/of schrijffouten staan, zijn deze verbeterd. Verdachte is hierdoor niet in de verdediging geschaad.

3 Waardering van het bewijs

3.1.

Standpunt van de officier van justitie

De officier van justitie heeft gerekwireerd tot bewezenverklaring van alle tenlastegelegde feiten. Feit 1 (de verkrachting) kan volgens de officier van justitie worden bewezen op basis van de aangifte. De officier van justitie acht de aangifte betrouwbaar en heeft erop gewezen dat aangeefster consequent en gedetailleerd heeft verklaard en dat zij op specifieke onderdelen eerlijk is geweest over haar eigen aandeel; zij heeft de situatie niet groter heeft gemaakt dan deze was. Dit maakt de verklaringen van aangeefster volgens de officier van justitie authentiek en oprecht. Daar komt bij dat de aangifte op belangrijke punten wordt ondersteund door verklaringen van getuigen en door eerdere aangiften tegen verdachten waarin gesproken wordt over een zelfde handelwijze van verdachte richting die aangevers. De officier van justitie stelt zich op het standpunt dat laatstgenoemde verklaringen als schakelbewijs kunnen worden gebruikt. Verder worden de standpunten van de officier van justitie, voor zover deze van belang zijn voor de beoordeling, hierna bij het oordeel van de rechtbank besproken.

3.2.

Standpunt van de verdediging

De raadsman heeft bepleit dat verdachte van alle tenlastegelegde feiten moet worden vrijgesproken, met uitzondering van feit 4.

Met betrekking tot feit 1 heeft de raadsman, primair, aangevoerd dat niet kan worden bewezen dat sprake is geweest van dwang. Subsidiair heeft hij betoogd dat de verklaringen van aangeefster geen steun vinden in de verklaringen van haar huisgenoten of oude aangiftes (zogenaamd schakelbewijs).

Verder worden de standpunten van de raadsman, voor zover deze van belang zijn voor de boordeling, hierna bij het oordeel van de rechtbank besproken.

3.3.

Oordeel van de rechtbank

3.3.1.

Vrijspraak

De rechtbank acht de onder feit 5 tenlastegelegde bedreiging niet wettig en overtuigend bewezen, zodat verdachte hiervan zal worden vrijgesproken. De rechtbank is van oordeel dat de aangifte op dit punt onvoldoende ondersteund wordt door ander bewijsmateriaal.

3.3.2.

Bewezenverklaringen

Feit 1 (verkrachting)

Op 13 december 2021 heeft aangeefster tegen verdachte aangifte gedaan van verkrachting. Aangeefster heeft verklaard dat zij tijdens haar relatie met verdachte, die van mei 2021 tot en met oktober 2021 heeft geduurd, meermaals, tegen haar wil, anale seks met verdachte heeft gehad. Als aangeefster aangaf dat zij geen anale seks wilde, accepteerde verdachte dat niet en gebruikte hij geweld tegen haar en dwong hij haar om anale seks met hem te hebben.

Verdachte had telkens een dwingende houding waar aangeefster niet tegenin durfde te gaan. Door de manier waarop verdachte over aangeefster heen boog, merkte aangeefster dat verdachte zou doen wat hij wilde en dat zij daar niet tegenin kon gaan. Tijdens de vaginale seks zei hij altijd “Ik wil je in je kont”, waarna hij zijn penis tegen haar haar anus duwde en zei dat hij alleen met het ‘topje’ erin zou gaan. Daarna ging hij echter altijd helemaal met zijn penis in haar anus, terwijl zij dit niet wilde.

Aangeefster heeft ook verklaard dat verdachte in het begin van de relatie (mei 2021) geweld tegen haar gebruikt door tegen haar te schreeuwen dat anale seks toch moest kunnen en dat hij het wilde en door haar vervolgens achterover te duwen op de bank en daarna anale seks met haar te hebben, aldus aangeefster.

De rechtbank stelt allereerst vast dat aangeefster melding van de verkrachtingen door verdachte heeft gedaan bij de politie en hierover ook een e-mail heeft gestuurd naar de wijkagent, waarna zij vervolgens drie keer is gehoord. In de verschillende verhoren heeft zij telkens zeer gedetailleerd verklaard over hetgeen is gebeurd en over de wijze waarop verdachte haar dwong om anale seks te hebben. Met de officier van justitie is de rechtbank van oordeel dat aangeefster consistent is geweest in hetgeen zij heeft verklaard, met name waar het de gedetailleerd beschreven manier betreft waarop verdachte de anale seks afdwong. De rechtbank acht de verklaringen van aangeefster betrouwbaar en zal deze voor het bewijs gebruiken. Het verweer van de verdediging dat de verklaringen van aangeefster niet bruikbaar zouden zijn voor het bewijs wordt dan ook verworpen.

Die verklaringen van aangeefster vinden steun in de verklaringen van haar huisgenoten, [naam 1] en [naam 2] .

Volgens huisgenoot [naam 1] heeft aangeefster haar verteld dat zij geen anale seks met verdachte wilde, maar dat dit toch gebeurde. Huisgenoot [naam 2] heeft verklaard dat aangeefster haar heeft verteld dat hij “hem” (de rechtbank begrijpt: zijn penis) er al schreeuwend van boosheid instopte. Als aangeefster begon te huilen, ging verdachte gewoon door. Op het moment dat aangeefster dit aan [naam 2] vertelde, was aangeefster totaal overstuur en moest zij huilen, aldus [naam 2] .

Deze getuigenverklaringen zijn ondersteunend aan de verklaringen van aangeefster, nu zij in specifieke details – namelijk de anale seks en de wijze van dwingen – overeen komen. Bovendien heeft [naam 2] gezien dat aangeefster overstuur raakte en moest huilen toen zij haar verhaal vertelde.

Verder worden de verklaringen van aangeefster ondersteund door de verklaring van verdachte zelf. Verdachte heeft immers verklaard dat hij geregeld bij aangeefster zeurde om anale seks, dat hij dan tegen haar aan ging liggen en er vervolgens met zijn ‘topje’ in ging en dat ze het dan (toch) gewoon gingen doen. Juist deze specifieke kenmerken – het zeuren en alvast met het ‘topje’ erin gaan – bevestigen de aangifte op onderdelen.

Gelet op al het voorgaande zal de rechtbank voor de bewezenverklaring uitgaan van hetgeen aangeefster heeft verklaard. De verklaring van verdachte dat aangeefster, nadat hij er met zijn topje inging, (steeds) heeft gezegd dat ‘hij het dan maar moest proberen’ en dat ze vervolgens dus anale seks hadden met wederzijdse toestemming, schuift de rechtbank als ongeloofwaardig ter zijde.

Gelet op bovenstaande acht de rechtbank wettig en overtuigend bewezen dat verdachte zich in de tenlastegelegde periode meermaals schuldig heeft gemaakt aan verkrachting van aangeefster door haar te dwingen anale seks met hem te hebben.

Verdachte zal – overeenkomstig het standpunt van de officier van justitie – partieel worden vrijgesproken van het dwingen zijn penis in de mond van aangeefster te duwen.

Feit 2 (mishandeling)

Aangeefster heeft bij de wijkagent (tevens) gemeld dat zij regelmatig door verdachte is mishandeld tijdens de relatie. In een verslag dat zij per e-mail van 23 november 2021 naar de wijkagent heeft verstuurd, heeft aangeefster verklaard wat er volgens haar op de verschillende momenten dat zij werd mishandeld is voorgevallen. Op 16 december 2021 heeft aangeefster met betrekking tot die incidenten officieel aangifte van mishandeling gedaan tegen verdachte.

27 april 2021:

Aangeefster heeft verklaard dat verdachte op 27 april 2021, Koningsdag, meermalen tegen haar handen heeft getrapt toen zij het zadel van zijn fiets vastpakte, nadat er een discussie tussen hen was ontstaan, waarbij verdachte wilde weggaan op zijn fiets. Als gevolg van de trappen van verdachte, had zij pijn aan haar handen, aldus aangeefster.

Getuige [naam 2] heeft (na de mishandeling op 27 april 2021) gezien dat de hand van aangeefster rood was en dat er schaafwondjes op zaten. Zij zag dat het bloed nog vers was. Toen de getuige aan aangeefster vroeg wat er gebeurd was, heeft aangeefster verteld dat zij door verdachte geschopt was terwijl zij haar fiets pakte.

Verdachte heeft verklaard dat hij niet met kracht tegen haar handen heeft geschopt, maar meerdere kleinere tikjes (met zijn voet) gaf, zodat aangeefster zijn zadel zou loslaten. Volgens verdachte kunnen de verwondingen niet door hem zijn ontstaan.

Deze verklaring van verdachte acht de rechtbank ongeloofwaardig, gelet op het feit dat er verse wondjes op de hand van aangeefster zaten en haar hand rood was, hetgeen door getuige [naam 2] is waargenomen, en dat aangeefster tegen die getuige daarover direct heeft verklaard dat die wondjes zijn ontstaan door toedoen van verdachte. De rechtbank acht deze mishandeling dan ook bewezen. Dat de getuige [naam 2] in haar verklaring spreekt over de fiets van aangeefster, terwijl uit de aangifte en de verklaring van de verdachte blijkt dat het om de fiets van verdachte gaat, doet niet af aan het waarnemen van het letsel bij aangeefster door de getuige.

Juni 2021:

Verdachte en aangeefster hebben beiden verklaard dat in juni 2021 een incident in de woning van verdachte heeft plaatsgevonden, waarbij verdachte aangeefster hard tegen een kast heeft geduwd, verdachte hard in de kaak van aangeefster heeft geknepen en verdachte zijn handen voor aangeefsters mond heeft gehouden. Aangeefster heeft verklaard dat zij lastig adem kreeg op het moment dat hij zijn handen voor haar mond hield, dat dat stikgevoel heel erg was en dat (het duwen tegen de kast) erg pijnlijk en akelig was. Hoewel verdachte heeft verklaard dat hij de kaak van aangeefster slechts met twee vingers heeft vastgehouden en aangeefster niet concreet over pijn aan haar kaak heeft verklaard, ziet de rechtbank – anders dan de officier van justitie – geen reden om te twijfelen aan de inhoud van de hiervoor beschreven verklaring van aangeefster met betrekking tot wat er is gebeurd en hoe dit is gegaan en dat het knijpen in de kaak pijn moet hebben gedaan. Gezien de context waarin een en ander heeft plaatsgehad, acht de rechtbank niet aannemelijk dat verdachte geen kracht bij het knijpen in de kaak zou hebben uitgeoefend. Ook deze mishandeling acht de rechtbank dan ook (integraal) bewezen.

25 augustus 2021:

Ook op 25 augustus 2021 heeft in de woning van verdachte een incident plaatsgevonden. Aangeefster heeft verklaard dat verdachte de voordeur dichtdrukte, terwijl haar enkel nog tussen de deur zat. Aangeefster voelde dat verdachte een paar keer tegen de deur trapte, waardoor zij pijn aan haar enkel ondervond. Een medewerker van een restaurant, gelegen onder de woning van verdachte, heeft gezien dat de enkel van aangeefster na het incident blauw was en bloedde. Aangeefster heeft op de dag zelf en een aantal weken later foto’s gemaakt van het letsel aan haar enkel. Op 14 oktober 2021 heeft zij een bezoek gebracht aan haar huisarts, omdat haar enkel dik bleef. De huisarts constateerde dat de enkel (inderdaad) nog dik was en dat sprake was van een oud hematoom.

Verdachte erkent dat hij de deur heeft dichtgedaan terwijl de voet van aangeefster ertussen zat. Verdachte heeft verklaard dat sprake was van een ongeluk en dat hij niet wist dat haar voet tussen de deur zat.

De rechtbank acht deze verklaring ongeloofwaardig. Verdachte heeft immers zelf verklaard dat hij na twee keer duwen zag dat de voet van aangeefster tussen de deur zat. Het feit dat verdachte (minimaal) twee keer tegen de deur geduwd heeft, maakt dat hij moet hebben geweten, in elk geval bij de tweede duw, dat aangeefsters voet ertussen zat, zodat hij (voorwaardelijk) opzet op de mishandeling heeft gehad. Daarbij speelt dat verdachte veel kracht moet hebben gebruikt, gelet op het ontstane letsel bij aangeefster. De rechtbank acht op grond van de genoemde omstandigheden bewezen dat verdachte aangeefster heeft mishandeld door met kracht een deur tegen haar enkel aan te duwen.

23 oktober 2021:

Tot slot heeft op 23 oktober 2021 een discussie plaatsgevonden tussen verdachte en aangeefster, waarbij verdachte aangeefster op de grond heeft geduwd. Zowel aangeefster als verdachte hebben dit verklaard. Aangeefster heeft verklaard dat verdachte vervolgens met zijn knie op haar borst drukte en meermalen met zijn hand haar hoofd tegen de grond duwde. Als gevolg van het handelen van verdachte ondervond zij pijn op haar borst en kon zij niet goed ademen. Daarnaast had aangeefster een aantal dagen last van de spieren in haar nek.

Verdachte bevestigt de verklaring van aangeefster in die zin dat aangeefster op de grond terecht is gekomen en dat hij bovenop haar is gaan zitten Verdachte heeft echter verklaard dat hij aangeefster geen pijn heeft gedaan, omdat hij aangeefster rustig, met een soort judoworp, op de grond heeft gelegd. Zijn knieën had hij naar eigen zeggen aan beide zijden van haar lichaam geplaatst en niet op haar borst.

De rechtbank stelt vast dat de verklaring van aangeefster ten aanzien van verdachte op cruciale punten wordt bevestigd door verdachte: er was discussie en verdachte heeft aangeefster naar aanleiding daarvan op de grond geworpen. Gezien de context waarin dit is gebeurd en omdat uit het voorgaande volgt dat verdachte zich eerder ook gewelddadig richting aangeefster heeft gedragen, ziet de rechtbank geen aanleiding om verdachte te volgen in de door hem aangebrachte nuance dat een en ander ‘behoedzaam’ zou zijn gebeurd en dat hij aangeefster geen pijn zou hebben gedaan. De rechtbank acht ook deze mishandeling dan ook wettig en overtuigd bewezen.

Hoewel de hiervoor bewezenverklaarde mishandelingen alle hebben plaatsgevonden in een periode waarin verdachte en aangeefster een relatie hadden, zal de rechtbank verdachte vrijspreken van het bestanddeel “levensgezel”. Uit het dossier kan immers niet worden afgeleid dat de relatie tussen aangeefster en verdachte qua hechtheid vergelijkbaar was met die van echtgenoten of geregistreerde partners.

Feit 3:

Op basis van de verklaringen van verdachte en aangeefster, de door aangeefster verstrekte screenshots van door verdachte verstuurde berichten en de historische verkeersgegevens van de telefoons van verdachte en aangeefster, acht de rechtbank bewezen dat verdachte zich in de periode van 30 oktober 2021 tot en met 17 november 2021 heeft schuldig gemaakt aan belaging van aangeefster. Nadat aangeefster, blijkens tekstberichten verstuurd op 28 en 29 oktober 2021 aan verdachte had kenbaar gemaakt dat de relatie niet alleen was verbroken, maar ook dat ze wilde dat hij haar met rust zou laten, bleef verdachte haar veelvuldig bellen en berichten sturen. Door op deze wijze te handelen heeft verdachte stelselmatig inbreuk gemaakt op de persoonlijke levenssfeer van aangeefster.

Anders dan de raadsman heeft betoogd, moest voor verdachte vanaf 30 oktober 2021 duidelijk zijn dat aangeefster geen contact meer met hem wilde. Door toch (veelvuldig) contact met haar te blijven zoeken, heeft verdachte zich schuldig gemaakt aan belaging.

De rechtbank acht, met de officier van justitie, de belaging in de periode vóór 30 oktober 2021 niet bewezen en verdachte zal dus partieel hiervan worden vrijgesproken. De rechtbank zal verdachte ook vrijspreken van de laatste drie gedachtestreepjes op de tenlastelegging, omdat deze onderdelen van de tenlastelegging onvoldoende steun vinden in andere bewijsmiddelen.

Feit 4:

Gezien de verklaring van aangeefster, de bekennende verklaring van verdachte en de verschillende screenshots van berichten, acht de rechtbank bewezen dat verdachte op 16 november 2021 een naaktfoto van aangeefster heeft gebruikt als profielfoto op WhatsApp, waarop te zien is dat zij seksuele handelingen verricht bij zichzelf. Met deze feitelijkheid, het gebruiken van die naaktfoto als profielfoto, heeft verdachte aangeefster gedwongen te dulden dat die foto van haar op het internet stond.

Verder heeft verdachte verschillende berichten naar aangeefster verstuurd waarbij hij haar heeft gedwongen om contact met hem, verdachte, op te nemen en om juist geen contact op te nemen met zijn vrienden. Blijkens de berichten bestond de dwang uit het dreigen ‘leuke plaatjes’ van aangeefster, waarmee duidelijk gedoeld werd op naaktfoto’s, te zullen verspreiden. De onder feit 4 tenlastegelegde dwang acht de rechtbank dan ook wettig en overtuigend bewezen.

4 Bewezenverklaring

De rechtbank acht bewezen dat verdachte:

Feit 1

in de periode van 1 mei 2021 tot en met 25 oktober 2021 te Amsterdam, telkens door geweld of een andere feitelijkheid [slachtoffer] meermalen heeft gedwongen tot het ondergaan van handelingen, bestaande uit het seksueel binnendringen van het lichaam van die [slachtoffer] , immers heeft verdachte meermalen zijn penis in de anus van die [slachtoffer] geduwd, en bestaande dat geweld of die feitelijkheden hierin dat verdachte:

- met kracht haar benen naar beneden heeft geduwd en heeft gedrukt en

- met kracht die [slachtoffer] heeft geduwd, waarbij zij achterover op de bank viel en

- telkens tegen die [slachtoffer] heeft gezegd: “ik wil je in je kont” en

- tegen die [slachtoffer] heeft geschreeuwd: “het moet kunnen” en “het slaat nergens op” en “ik wil het” en

- telkens op een dwingende wijze over die [slachtoffer] heen boog en

- telkens heeft genegeerd dat die [slachtoffer] heeft gezegd dat zij geen anale seks wilde en

- telkens met kracht zijn penis in de anus van die [slachtoffer] heeft geduwd;

Feit 2

in de periode van 27 april 2021 tot en met 25 oktober 2021 te Amsterdam telkens [slachtoffer] heeft mishandeld door

- haar meermalen hard tegen de handen te trappen en

- haar tegen een kast te duwen en zijn hand(en) voor haar mond te houden, waardoor zij geen adem meer kreeg en hard in haar kaak te knijpen en

- met kracht een deur tegen haar enkel aan te duwen en

- haar met kracht op de grond te duwen en vervolgens met kracht zijn knie op haar borst te drukken en meermalen met zijn hand haar hoofd tegen de grond te duwen;

Feit 3

op tijdstippen, gelegen in de periode van 30 oktober 2021 tot en met 17 november 2021, te Amsterdam telkens wederrechtelijk stelselmatig opzettelijk inbreuk heeft gemaakt op eens anders persoonlijke levenssfeer, te weten die van [slachtoffer] , door gedurende deze periode telkens te bellen en berichten te sturen naar voornoemde [slachtoffer] , waarin hij - onder meer - zegt:

- “ Kk kut wijf” en

- “ Ik wou alleen weten hoe het met je ging omdat [naam 3] zei dat het niet goed met je ging waarom praat je niet met mij gewoon ik wil je niks kwaad doen wil dit alleen opgelost hebben unblock me op me eigen nr ik zal je niet veel berichten alleen om me spullen zoals die shirt enzo” en

- “ Ik ben geen vidar ik heb nog 10 andere nrs waarmee ik dit kan doen” en

- “ beter unblock je me anders zet ik door plus je kan me niks maken voor alleen contact zoeken” en

-“Als je dat niet doen binnen vandaag deze uren dan heb ik leuke plaatjes van jou die ik naar hun ga sturen en ook naar je brieven bus maakt niet uit wie het opent of ziet met jou naam erbij en insta en ook je adress, wat je ook bij mij hebt geflikt ik stuur het ook naar vrienden die we allebij kennen adverteer voor je bij donkere jongens als je wil” en

- “ Hier chek de of Als je wil dat ik het verwijder dan app je maar terug maar nooit meer dat je dat weer bij me flikt want ik weer bij me flikt want ik zweer het morgen of een van deze dagen liggen geprinte fotos bij jou op de deur desnoods stuur ik heb naar [naam 4] . Heb je het gelezen? Vanavond nog!”

feit 4

op 16 november 2021 te Amsterdam, [slachtoffer] , door enige feitelijkheid en door bedreiging met enige andere feitelijkheid gericht tegen die [slachtoffer] , wederrechtelijk heeft gedwongen iets te doen, niet te doen en te dulden,

- te weten het dulden dat een naaktbeeld van die [slachtoffer] op het internet is geplaatst, waarop te zien is dat zij seksuele handelingen verricht bij zichzelf, door dit naaktbeeld als WhatsApp profielfoto in te stellen en

- te weten die [slachtoffer] te dwingen om contact met hem, verdachte, op te nemen en spullen terug te geven en [slachtoffer] te dwingen vrienden van verdachte niet te benaderen door haar via WhatsApp de volgende berichten te sturen:

- “ Ik wou alleen weten hoe het met je ging omdat [naam 3] zei dat het niet goed met je ging waarom praat je niet met mij gewoon ik wil je niks kwaad doen wil dit alleen opgelost hebben unblock me op me eigen nr ik zal je niet veel berichten alleen om me spullen zoals die shirt enzo” en

- “ Hey [slachtoffer] nu moet je goed luisteren je hebt je niet aan onze afspraken gehouden door die mensen je weer te laten toevoegen of volgen. Nu wil ik dat je iedereen die van mij kent verwijderen/blokken als je zwarte mannen wil bekijken ga ze dan zelf opzoeken en niet bij me vrienden plakken dus iedereen verwijderen die je via mij kent en van mij apart (naam vriendin) ook. Ik wou je met rust laten maar dan flik je dit achter mijn rug om net als toen je dacht dat ik op vakantie was wat een vieze actie. Als je dat niet doen binnen vandaag deze uren dan heb ik leuke plaatjes van jou die ik naar hun ga sturen en ook naar je brieven bus maakt niet uit wie het opent of ziet met jou naam erbij en insta en ook je adress, wat je ook bij mij hebt geflikt ik stuur het ook naar vrienden die we allebij kennen adverteer voor je bij donkere jongens als je wil” en

- “ Hier chek de of Als je wil dat ik het verwijder dan app je maar terug maar nooit meer dat je dat weer bij me flikt want ik weer bij me flikt want ik zweer het morgen of een van deze dagen liggen geprinte fotos bij jou op de deur desnoods stuur ik heb naar [naam 4] . Heb je het gelezen? Vanavond nog!” en

- beter unblock je me anders zet ik door plus je kan me niks maken voor alleen contact zoeken”.

5 Bewijs

De rechtbank grondt haar beslissing dat verdachte het bewezen geachte heeft begaan op de feiten en omstandigheden die in de bewijsmiddelen zijn vervat. Indien tegen dit verkort vonnis hoger beroep wordt ingesteld, worden de door de rechtbank gebruikte bewijsmiddelen die redengevend zijn voor de bewezenverklaring opgenomen in een aanvulling op het verkort vonnis. Deze aanvulling wordt dan aan het verkort vonnis gehecht.

6 Strafbaarheid van de feiten

Verdachte heeft ten aanzien van de tenlastegelegde mishandeling onder feit 2 aangevoerd dat hij zichzelf tijdens de incidenten in juni 2021 en op 23 oktober 2021 moest verdedigen tegen aangeefster, omdat aangeefster beide keren agressief op hem af kwam. Naar eigen zeggen heeft verdachte tijdens het eerste incident zijn handen op haar mond geduwd om haar tegen te houden en tijdens het tweede incident heeft hij haar met een judoworp op de grond gelegd, omdat zij agressief was.

De rechtbank vat deze opmerkingen van verdachte op als een beroep op noodweer. De rechtbank verwerpt het beroep op noodweer nu dit niet aannemelijk is geworden. Uit de stukken en het verhandelde ter terechtzitting is niet gebleken dat verdachte zodanig werd aangevallen door aangeefster dat hij zichzelf zou moeten verdedigen tegen een ogenblikkelijke wederrechtelijke aanranding van zijn lijf dan wel een dreiging daarvan.

De bewezen geachte mishandelingen zijn strafbaar. Het bestaan van een rechtvaardigingsgrond is niet aannemelijk geworden.

Ook de andere bewezen geachte feiten zijn volgens de wet strafbaar.

7 Strafbaarheid van verdachte

De rechtbank heeft kennisgenomen van de bevindingen en conclusies van psycholoog H.E.W. Koornstra en psychiater F. Verstraeten, zoals neergelegd in de Pro Justitia rapportages van 22 april 2022.

De deskundigen hebben, zakelijk weergegeven, geconcludeerd dat verdachte lijdt aan een andere gespecificeerde persoonlijkheidsstoornis met narcistische en antisociale kenmerken. De gedragskeuzes van verdachte werden ten tijde van het tenlastegelegde door zijn stoornis beïnvloed. Geadviseerd wordt het tenlastegelegde, bij een bewezenverklaring, in verminderde mate aan verdachte toe te rekenen.

De rechtbank volgt de conclusies uit de Pro Justitia rapportages op grond van de onderbouwing ervan en volgt het advies dat het tenlastegelegde verdachte in verminderde mate kan worden toegerekend. Er is geen omstandigheid aannemelijk geworden die de strafbaarheid van verdachte (volledig) uitsluit. Verdachte is dan ook strafbaar voor het bewezenverklaarde.

8 Motivering van de straf en maatregel

8.1.

Vordering van de officier van justitie

De officier van justitie heeft gevorderd dat verdachte zal worden veroordeeld tot een gevangenisstraf van 24 maanden, met aftrek van voorarrest, waarvan acht maanden voorwaardelijk. Daarnaast heeft zij gevorderd dat aan het voorwaardelijk strafdeel – naast de algemene voorwaarden – de bijzondere voorwaarden worden verbonden, zoals door de reclassering is geadviseerd, met bevel dat deze voorwaarden dadelijk uitvoerbaar worden verklaard. In de omstandigheid dat de behandeling die verdachte in het kader van de bijzondere voorwaarden zal moeten ondergaan, veel van hem zal vergen en zwaar op hem zal drukken, heeft de officier van justitie aanleiding gezien het onvoorwaardelijke deel tot 16 maanden te beperken. Omdat is te verwachten dat verdachte lange tijd nodig heeft om zijn psychiatrische problematiek aan te pakken, heeft zij gevorderd om een proeftijd van drie jaren op te leggen. Tot slot heeft de officier van justitie gevorderd de gedragsbeïnvloedende en vrijheidsbeperkende maatregel (hierna: GVM) op te leggen.

8.2.

Strafmaatverweer van de verdediging

De raadsman heeft, primair, voor feit 4 verzocht tot oplegging van een onvoorwaardelijke gevangenisstraf, waarvan de duur korter is dan de tijd die verdachte in voorarrest heeft doorgebracht.

Subsidiair, bij een bewezenverklaring van meerdere feiten, heeft de raadsman verzocht om een deels voorwaardelijke straf op te leggen, met de bijzondere voorwaarden zoals door de reclassering geadviseerd. De raadsman heeft benadrukt dat verdachte aan alle voorwaarden zal meewerken.

8.3.

Oordeel van de rechtbank

De hierna te noemen strafoplegging is in overeenstemming met de ernst van het bewezen geachte, de omstandigheden waaronder dit is begaan en de persoon van verdachte, zoals van een en ander ter terechtzitting is gebleken.

De rechtbank heeft bij de keuze tot het opleggen van de straf, de vaststelling van de duur daarvan en bij de keuze tot oplegging van een maatregel, in het bijzonder het volgende laten meewegen.

Ernst van de feiten

Verdachte heeft zich ten aanzien van het slachtoffer schuldig gemaakt aan meerdere strafbare feiten. Tijdens zijn relatie met het slachtoffer heeft hij zich, gedurende een periode van zes maanden, meermaals schuldig gemaakt aan verkrachting en mishandeling van aangeefster. Na het beëindigen van de relatie heeft verdachte zich in een periode van bijna drie weken schuldig gemaakt aan het belagen van haar en hij heeft zich schuldig gemaakt aan dwang. Verdachte heeft door op deze wijze te handelen een ernstige inbreuk gemaakt op zowel de lichamelijke als de psychische integriteit van aangeefster als op haar persoonlijke levenssfeer. Vooral de verkrachtingen en de herhaalde mishandelingen binnen de relatie zijn zeer ernstige feiten. Het is een feit van algemene bekendheid dat slachtoffers van dit soort delicten nog geruime tijd lijden onder de psychische gevolgen van wat hen is aangedaan. Uit de verklaringen van aangeefster kan ook worden afgeleid dat zij door het handelen van verdachte last heeft van gevoelens van angst en onveiligheid. Verdachte heeft zich kennelijk geen enkele rekenschap gegeven van de gevolgen die zijn handelen voor aangeefster kon hebben. In plaats daarvan heeft hij voorrang gegeven aan zijn eigen lust- en agressiegevoelens. De rechtbank rekent dit verdachte zwaar aan.

Uit het strafblad van verdachte komt naar voren dat dit niet de eerste keer is dat verdachte geweld heeft gebruikt binnen een relatie. Verdachte is in 2018 veroordeeld tot een taakstraf van 120 uren en in 2020 tot een voorwaardelijke gevangenisstraf van twee weken, wegens partnermishandeling. Ten tijde van de bewezenverklaarde feiten in deze strafzaak was de proeftijd van deze laatste veroordeling nog niet voorbij. De rechtbank houdt hier in strafverzwarende zin rekening mee.

Advies van de psycholoog en psychiater

Uit de onder 7 genoemde Pro Justitia rapportages maakt de rechtbank het volgende op.

Indien verdachte binnen een intieme relatie door de ander wordt tegengesproken, gekleineerd, verlaten of geconfronteerd met twijfels, heeft verdachte in verhoogde mate last van gevoelens van krenking. Binnen een intieme relatie stelt verdachte zijn eigen behoeften en gevoelens voorop en hij drukt deze door. Daarbij wordt verdachte niet belemmerd door de behoeften van de ander of de grenzen die de ander ten aanzien van het seksuele contact stelt. Gelet op deze factoren is het risico dat verdachte zich opnieuw schuldig maakt aan een seksueel delict matig en aan een geweldsdelict matig tot hoog. Binnen een intieme relatie is deze kans op recidive verhoogd.

Behandeling voor de psychiatrische problematiek van verdachte achten de deskundigen noodzakelijk. Tijdens de behandeling moet aandacht worden besteed aan de omgang van verdachte met vrouwen in relaties en in het algemeen. Behandeling kan plaatsvinden in een ambulant kader.

Gelet op de ernst van de psychiatrische problematiek, de ernst van de tenlastegelegde feiten en het recidiverisico op (seksueel) geweld binnen intieme relaties, wordt bij een bewezenverklaring geadviseerd om een (deels) voorwaardelijke straf op te leggen met ambulante behandeling als bijzondere voorwaarde. Daarnaast wordt geadviseerd om een maatregel op grond van artikel 38z van het Wetboek van Strafrecht (hierna: Sr), de GVM, op te leggen.

Advies van de reclassering

Bij een bewezenverklaring heeft reclasseringswerker [naam 5] in de door haar opgestelde adviesrapportage van Reclassering Nederland van 26 april 2022 geadviseerd tot oplegging van een (deels) voorwaardelijke straf met bijzondere voorwaarden: een meldplicht, ambulante behandeling, meewerken aan het verkrijgen van dagbesteding en een contactverbod met het slachtoffer. Daarnaast wordt geadviseerd om een GVM op te leggen.

De straf

De rechtbank is – alles afwegende – van oordeel dat een gevangenisstraf voor de duur van 24 maanden, met aftrek van voorarrest, waarvan acht maanden voorwaardelijk, met daaraan gekoppeld een proeftijd van drie jaren, passend en geboden is. Hoewel de rechtbank verdachte dus vrijspreekt van de tenlastegelegde bedreiging, ziet de rechtbank, gezien de ernst van de resterende feiten, geen aanleiding om een lagere straf op te leggen dan door de officier van justitie is geëist. Met deze gevangenisstraf wordt de ernst van de bewezenverklaarde feiten en de inbreuk op de persoonlijke integriteit van aangeefster tot uitdrukking gebracht. De rechtbank houdt er hierbij in strafverlagende zin rekening mee dat verdachte verminderd toerekeningsvatbaar is. Omdat de rechtbank het noodzakelijk acht dat verdachte behandeld wordt, zal de rechtbank een voorwaardelijk strafdeel, met daaraan gekoppeld de bijzondere voorwaarden zoals door de reclassering geadviseerd, opleggen. De rechtbank hoopt dat hiermee bereikt wordt dat verdachte het kwalijke van zijn handelen in zal zien en dat daarmee de kans op recidive verkleind wordt. Bovendien weerhoudt deze voorwaardelijke straf verdachte er hopelijk in de toekomst van om zo met vrouwen om te gaan.

Nu verdachte zich schuldig heeft gemaakt aan misdrijven die een gevaar hebben veroorzaakt voor de onaantastbaarheid van het lichaam van personen en omdat blijkens de inhoud van de rapporten over de persoon van verdachte er rekening mee moet worden gehouden dat verdachte zal recidiveren, zal de rechtbank bepalen dat de bijzondere voorwaarden en het uit te oefenen toezicht dadelijk uitvoerbaar zijn.

Maatregel strekkende tot gedragsbeïnvloeding of vrijheidsbeperking

Gezien de aard van zijn stoornis is het onzeker of verdachte een langdurig en ongetwijfeld confronterend behandeltraject succesvol zal afronden, zodat het risico bestaat dat met de te ondergane behandeling onvoldoende resultaat wordt behaald. Ter beveiliging van de maatschappij acht de rechtbank oplegging van een maatregel op grond van artikel van art. 38z Sr, strekkende tot gedragsbe ïnvloeding en vrijheidsbeperking, noodzakelijk. Aan de wettelijke vereisten voor oplegging van deze maatregel is voldaan.

9 Beslag

Onder verdachte zijn twee telefoons en een simkaart in beslag genomen. Deze voorwerpen worden verbeurdverklaard, omdat de bewezenverklaarde belaging en dwang met behulp van deze voorwerpen zijn begaan.

10 Tenuitvoerlegging voorwaardelijke veroordeling

Bij de stukken zit de op 24 december 2021 bij de griffie van deze rechtbank ontvangen vordering tot tenuitvoerlegging van de officier van justitie in het arrondissement Amsterdam. De officier van justitie vordert de tenuitvoerlegging van de eerder opgelegde voorwaardelijke gevangenisstraf van twee weken in de zaak met parketnummer 13/008927-20.

10.1.

Standpunt van de officier van justitie

De officier van justitie heeft gevorderd om de vordering tot tenuitvoerlegging van de eerder opgelegde voorwaardelijke gevangenisstraf toe te wijzen.

10.2.

Standpunt van de verdediging

De raadsman heeft verzocht om de vordering tot tenuitvoerlegging af te wijzen.

10.3.

Oordeel van de rechtbank

Gebleken is dat verdachte zich voor het einde van de aan voornoemd parketnummer gekoppelde proeftijd schuldig heeft gemaakt aan een strafbaar feit. Daarom wijst de rechtbank de vorderingen tot tenuitvoerlegging van de eerder opgelegde voorwaardelijke gevangenisstraf toe.

11 Toepasselijke wettelijke voorschriften

De op te leggen straffen en maatregel zijn gegrond op de artikelen 14a, 14 b, 14c, 33, 33a, 38z, 57, 242, 284, 285b en 300 Sr.

12 Beslissing

De rechtbank komt op grond van het voorgaande tot de volgende beslissing.

Verklaart het onder 5 tenlastegelegde niet bewezen en spreekt verdachte daarvan vrij.

Verklaart bewezen dat verdachte het onder 1, 2, 3 en 4 ten laste gelegde heeft begaan zoals hiervoor in rubriek 4 is vermeld.

Verklaart niet bewezen hetgeen aan verdachte meer of anders is ten laste gelegd dan hiervoor is bewezen verklaard en spreekt verdachte daarvan vrij.

Het bewezen verklaarde levert op:

feit 1:

verkrachting, meermalen gepleegd

feit 2:

mishandeling, meermalen gepleegd

feit 3:

belaging

feit 4:

een ander door een feitelijkheid en bedreiging met een feitelijkheid, gericht tegen die ander, wederrechtelijk dwingen iets te doen, niet te doen en te dulden

Verklaart het bewezene strafbaar.

Verklaart verdachte, [verdachte], daarvoor strafbaar.

Veroordeelt verdachte tot een gevangenisstraf voor de duur van 24 (vierentwintig) maanden.

Beveelt dat de tijd die door veroordeelde voor de tenuitvoerlegging van deze uitspraak in verzekering en in voorlopige hechtenis is doorgebracht, bij de tenuitvoerlegging van die straf in mindering gebracht zal worden.

Beveelt dat een gedeelte, groot 8 (acht) maanden, van deze gevangenisstraf niet tenuitvoergelegd zal worden, tenzij later anders wordt gelast.

Stelt daarbij een proeftijd van 3 (drie) jaren vast.

De tenuitvoerlegging kan worden gelast indien de veroordeelde zich voor het einde van de proeftijd schuldig maakt aan een strafbaar feit.

De tenuitvoerlegging kan ook worden gelast indien de veroordeelde gedurende de proeftijd de hierna vermelde bijzondere voorwaarden niet naleeft.

Stelt als bijzondere voorwaarden dat de veroordeelde:

- zich meldt bij Reclassering Nederland op het adres [adres 2] te Amsterdam. Veroordeelde blijft zich melden op afspraken met de reclassering, zo vaak en zolang de reclassering dat nodig vindt;

- zich laat behandelen door De Waag of een soortgelijke zorgverlener, te bepalen door de reclassering. De behandeling duurt de gehele proeftijd of zoveel korter als de reclassering nodig vindt. Veroordeelde houdt zich aan de huisregels en de aanwijzingen die de zorgverlener geeft voor de behandeling. Het innemen van medicijnen kan onderdeel zijn van de behandeling;

- zich begeleidbaar en meewerkend opstelt voor het verkrijgen en behouden van een passende dagbesteding;

- op geen enkele wijze -direct of indirect- contact heeft of zoekt met de aangeefster in onderhavige zaak ( [slachtoffer] , geboren op [geboortedatum] in [geboorteplaats 2] ), zolang het Openbaar Ministerie dit verbod nodig vindt.

Geeft aan Reclassering Nederland de opdracht als bedoeld in artikel 14c, zesde lid, van het Wetboek van Strafrecht toezicht te houden op de naleving van de voorwaarden en de veroordeelde ten behoeve daarvan te begeleiden. De politie zal toezicht houden op de naleving van het contactverbod.

Voorwaarden daarbij zijn dat de veroordeelde gedurende de proeftijd:

- ten behoeve van het vaststellen van zijn identiteit medewerking zal verlenen aan het nemen van een of meer vingerafdrukken of een identiteitsbewijs als bedoeld in artikel 1 van de Wet op de identificatieplicht ter inzage aanbiedt;

- medewerking verleent aan het reclasseringstoezicht, bedoeld in artikel 14c, zesde lid, van het Wetboek van Strafrecht, daaronder begrepen de medewerking aan huisbezoeken;

- zich meldt bij voornoemde reclasseringsinstelling zo vaak en zolang als de reclassering dit noodzakelijk acht.

Beveelt dat de gestelde voorwaarden en het uit te oefenen toezicht, dadelijk uitvoerbaar zijn.

Legt voor het bewezenverklaarde onder feit 1 de maatregel tot gedragsbeïnvloeding of vrijheidsbeperking op als bedoeld in artikel 38z van het Wetboek van Strafrecht.

Verklaart verbeurd:

Oppo cph221 (6134301)

Stand simkaart Lebara (6134303)

Samsung SM (6134307)

Gelast de tenuitvoerlegging van de eerder opgelegde voorwaardelijke straf onder parketnummer 13/008927-20 te weten een gevangenisstraf voor de duur van 2 (twee) weken.

Dit vonnis is gewezen door

mr. G. Oldekamp, voorzitter,

mrs. A.J. Scheijde en P.B. Spaargaren, rechters,

in tegenwoordigheid van mr. K.P.M. Smeets, griffier,

en uitgesproken op de openbare terechtzitting van deze rechtbank van 13 mei 2022.


» Juridisch advies nodig? « advertorial

Heeft u een juridisch probleem of een zaak die u wilt voorleggen aan een gespecialiseerde jurist of advocaat ?

Neemt u dan gerust contact met ons op en laat uw zaak vrijblijvend beoordelen.



naar boven      |      zoeken      |      uitgebreid zoeken

Snel uitspraken zoeken en filteren

> per rechtsgebied > op datum > op instantie

Gerelateerde wetgeving

Recente vacatures

Meer vacatures | Plaats vacature