Datum uitspraak:
Datum publicatie:
Rechtsgebied:
Zaaknummer:
Soort procedure:
Zittingsplaats:
Instantie:

Inhoudsindicatie:

Jeugdzaak. Verdachte heeft zich in korte tijd schuldig gemaakt aan vijf straatroven, het voorhanden hebben van een alarmpistool en het vervoeren van grote hoeveelheid soft- en harddrugs. Hij is veroordeeld tot een forse jeugddetentie en de GBM.

Uitspraak



vonnis

RECHTBANK AMSTERDAM

Team Familie & Jeugd

Parketnummers: 13.107826.22 (zaak A), 13.119884.21 (zaak B), 13.066795.21 (zaak C), 13.220878.21 (zaak D), 13.078723.21 (zaak E)

Datum uitspraak: 26 juli 2022

Verkort vonnis van de rechtbank Amsterdam, meervoudige strafkamer, in de zaak tegen

[verdachte] ,

geboren te [geboorteplaats] op [geboortedag] 2004,

wonende op het adres [adres] ,

thans gedetineerd te: [naam PI] (hierna: de [naam PI] ).

1 Onderzoek ter terechtzitting

De rechtbank heeft beraadslaagd naar aanleiding van het onderzoek op de terechtzitting van 12 juli 2022.

De rechtbank heeft kennisgenomen van de vordering van de officier van justitie mr. A. van de Venn en van wat verdachte en zijn raadsman, mr. L.R. Rommy, naar voren hebben gebracht.

Voorts heeft de rechtbank kennisgenomen van wat onder meer door mevrouw [naam 1] , namens de Raad voor de Kinderbescherming (hierna: de Raad), mevrouw [naam 2] en de heer [naam 3] , namens de William Schrikker Stichting Jeugdbescherming en Jeugdreclassering (hierna: de WSS), de heer [naam 4] (de coach van verdachte) namens [naam bedrijf] ! en door de vader van verdachte naar voren is gebracht.

2 Tenlastelegging

Aan verdachte is - kort gezegd en zoals gewijzigd ter terechtzitting - ten laste gelegd dat hij zich heeft schuldig gemaakt aan

Zaak A

het opzettelijk vervoeren en het aanwezig hebben van een hoeveelheid van een materiaal bevattende cocaïne en amfetamine op 29 april 2022 te Amsterdam;

het voorhanden hebben van een alarmpistool en munitie, te weten knal patronen van het merk/type G.F.L, kaliber 8 mm knal op 29 april 2022 te Amsterdam;

Zaak B

diefstal met geweld in vereniging tegen [aangever 1] op 4 mei 2021 te Amsterdam, waarbij meerdere tanks lachgas van [aangever 1] zijn weggenomen;

Zaak C

1. diefstal met geweld in vereniging tegen [aangever 2] op 2 februari 2021 te Amsterdam en/of Duivendrecht, waarbij diverse goederen van [aangever 2] zijn weggenomen;

2. diefstal met geweld in vereniging tegen [aangever 3] op 17 maart 2021 te Amsterdam, waarbij meerdere tanks lachgas van [aangever 3] zijn weggenomen;

3. diefstal met geweld in vereniging tegen [aangever 4] op 18 maart 2021 te Amsterdam, waarbij diverse goederen van [aangever 4] zijn weggenomen; subsidiair ten laste gelegd als mishandeling.

Zaak D

1. diefstal met geweld in vereniging tegen [aangever 5] op 16 maart 2021 te Amsterdam, waarbij diverse goederen van [aangever 5] zijn weggenomen;

2. afpersing van [aangever 5] op 16 maart 2021 te Amsterdam;

Zaak E

diefstal met geweld in vereniging tegen [aangever 6] op 20 augustus 2020 te Amsterdam, waarbij diverse goederen van [aangever 6] zijn weggenomen.

3 Voorvragen

De dagvaardingen zijn geldig, de rechtbank is bevoegd tot kennisneming van de ten laste gelegde feiten en de officier van justitie is ontvankelijk. Er zijn geen redenen voor schorsing van de vervolging.

4 Partiële vrijspraak

Ten aanzien van het in zaak B ten laste gelegde

De officier van justitie heeft bewezenverklaring gevorderd van de ten laste gelegde diefstal met geweld. Er is voldoende wettig en overtuigend bewijs dat verdachte aangever [aangever 1] bij het busje heeft geduwd en tegen zijn borst heeft geslagen. Dit geldt echter niet voor de overige geweldshandelingen die op de tenlastelegging staan, zodat hiervoor vrijspraak dient te volgen. Tevens blijkt uit het dossier niet dat de medeverdachten [medeverdachte 1] en [medeverdachte 2] een actieve rol hebben gespeeld bij de uitvoering van deze overval waardoor ook vrijspraak dient te volgen voor het medeplegen.

De raadsman is het eens met de officier van justitie dat er geen sprake is geweest van medeplegen. Hij heeft daarnaast bepleit om verdachte ook partieel vrij te spreken voor alle geweldshandelingen, omdat de verklaring van aangever niet wordt ondersteund door overige bewijsmiddelen in het dossier. Ten aanzien van de diefstal van de tanks lachgas heeft de raadsman zich gerefereerd aan het oordeel van de rechtbank.

Ter zitting heeft verdachte verklaard dat hij vier kilo lachgas heeft besteld bij aangever [aangever 1] . De afspraak was dat de bestelling bezorgd zou worden bij de flat van zijn vriend, waar verdachte zich die avond bevond. Toen aangever was gearriveerd ging verdachte met de lift naar beneden. Op een gegeven moment stond hij met medeverdachten [medeverdachte 1] en [medeverdachte 2] in de hal en liep verdachte alleen naar buiten richting aangever. De aangever gaf hem de tanks lachgas en hij liep toen met verdachte mee naar de lift. Verdachte zag dat hij geen bereik had op zijn telefoon en kon daarom niet met een Tikkie betalen. Hij heeft toen aan aangever gevraagd om mee te gaan naar de woning, zodat er daar betaald kon worden. Aangever wilde dit niet en verdachte is toen met de tanks lachgas alleen naar boven gegaan. Verdachte heeft stellig ontkend dat hij geweld heeft gebruikt jegens aangever. Het klopt wel dat er niet is betaald voor deze bestelling, ook uiteindelijk niet toen hij boven was.

De rechtbank overweegt als volgt.

[aangever 1] heeft aangifte gedaan van een gewelddadige beroving op 4 mei 2021. Aangever heeft verklaard dat hij een bestelling kreeg voor 4 kilo lachgas, hij naar het adres ging, verdachte op hem af kwam, aangever nog vroeg hoe verdachte wilde betalen en dat het toen misging. Verdachte deed moeilijk over de prijs en hij liep de hele tijd heen en weer om met twee andere jongens te overleggen. Toen aangever de kofferbak wilde dichtdoen voelde hij ineens twee handen op zijn borst. Hij kreeg toen een harde duw van verdachte. Hij zag dat verdachte de tanks lachgas uit de kofferbak pakte en daarmee rende naar de jongens, die bij de entree van de flat stonden. Aangever is toen achter de jongens aan naar de lift gelopen en hij heeft geprobeerd om de lift tegen te houden. Op dat moment duwde verdachte hem weg. Aangever zag dat verdachte een vuist maakte met zijn rechterhand. Hij zag en voelde dat verdachte hem sloeg. Hij hoorde vervolgens verdachte zeggen: “Moet ik je verder gaan slaan? Wil je weggaan? Wil je oprotten?”. Aangever kon toen net op tijd een schop van verdachte ontwijken. Aangever zag dat dat verdachte via een deur de trap op rende en naar boven ging. Aangever heeft toen de politie gebeld. De getuigen [getuige 1] en [getuige 2] hebben verklaard dat zij het begrijpelijk vinden dat het slachtoffer aangifte heeft gedaan. Zij hebben gezien dat de jongens samen naar beneden gingen en even later weer boven kwamen met de tanks lachgas. Vervolgens gaven zij geld aan elkaar terug. Hierop hebben de getuigen gevraagd wat zij beneden hadden gedaan, maar daar is door verdachten niet op geantwoord.

De verbalisanten hebben aan de hand van de camerabeelden van de flat verdachte herkend als NN1. Op de beelden is te zien dat drie personen zich ter hoogte van de centrale toegangsdeur van het pand bevinden. NN2 en NN3, de medeverdachten [medeverdachte 1] en [medeverdachte 2] , blijven daar staan en verdachte loopt alleen naar buiten. De mishandeling bij het busje, zoals verklaard door de aangever, is niet te zien op de beelden. Een paar minuten later is te zien dat verdachte door de schuifdeur richting de liften loopt. Hij draagt een blauwkleurige lachgasfles in zijn linkerhand. Verdachte loopt terug richting de centrale toegangsdeur en pakt een andere blauwkleurige lachgasfles in zijn rechterhand. De medeverdachten lopen met verdachte in de richting van de liften. Te zien is dat een vierde persoon, aangever, achter verdachte en zijn medeverdachten aanloopt. Aangever probeert een tank uit de hand van verdachte te pakken, maar verdachte maakt een schijnbeweging waardoor aangever niet bij de tanks kan komen. Verdachte en zijn medeverdachten stappen de lift in, maar kort daarna stapt verdachte de lift weer uit. Hij maakt handgebaren richting het slachtoffer en hij gaat dan via het trappenhuis naar boven.

De rechtbank is - met de officier van justitie - van oordeel dat verdachte zich schuldig heeft gemaakt aan de diefstal van de tanks met lachgas. Uit de bewijsmiddelen leidt de rechtbank af dat de verdachte het oogmerk van wederrechtelijke toe-eigening, nu hij niet heeft betaald voor de bestelling van vier kilo lachgas. Dit is door de raadsman ook niet betwist. De rechtbank kan echter niet vaststellen dat er sprake is geweest van een voldoende nauwe en bewuste samenwerking tussen verdachte en zijn medeverdachten [medeverdachte 1] en [medeverdachte 2] . Uit de aangifte en de beschrijving van de camerabeelden blijkt dat de medeverdachten de hele tijd op afstand hebben gestaan. Het lijkt erop dat zij zich verder niet hebben bemoeid met de handelingen van verdachte. Verdachte zal daarom worden vrijgesproken van het ten laste gelegde medeplegen.

Tot slot is de rechtbank van oordeel dat de verklaring van aangever [aangever 1] - dat hij buiten bij het busje is geduwd en dat hij bij de lift is geslagen door verdachte - niet wordt ondersteund door de camerabeelden van de flat. Het incident is opgenomen door twee camera’s; camera 2 is gericht op de twee liften op de begane grond en camera 5 op de centrale toegangsdeur. Op beide beelden is alleen te zien dat verdachte met tanks lachgas richting de lift loopt, dat hij een schijnbeweging maakt zodat aangever zijn spullen niet kan terugpakken, dat hij de lift in- en uitgaat en dat hij een handgebaar maakt richting aangever. Gelet op het voorgaande kan de rechtbank, in tegenstelling tot de officier van justitie, niet vaststellen dat verdachte zich gewelddadig heeft gedragen jegens aangever. Verdachte zal daarom worden vrijgesproken voor de ten laste gelegde geweldshandelingen.

5 Waardering van het bewijs

Ten aanzien van het in zaak A onder 1 ten laste gelegde

De officier van justitie heeft bewezenverklaring gevorderd van het in zaak A onder 1 ten laste gelegde.

De raadsman heeft partiële vrijspraak bepleit ten aanzien van de 19 tabletten amfetamine (indruk: Philip Plein logo) met itemnummer 3180676 en de 3 tabletten amfetamine (indruk: My Brand logo) met itemnummer 3180676 die op de tenlastelegging staan vermeld. Nu de itemnummers van deze tabletten niet overeenkomen met het itemnummer dat in het definitieve laboratoriumrapport is genoemd, te weten 6180676, kan de raadsman niet controleren of dit rapport daadwerkelijk betrekking heeft op de tabletten die bij verdachte zijn aangetroffen.

De rechtbank overweegt als volgt.

Uit het dossier blijkt dat tijdens de aanhouding op 29 april 2022 verdachte een zwart kleurig tasje van het merk GoPro bij zich had. De verbalisanten troffen in dit tasje meerdere kleine zakjes aan met soft- en harddrugs, waaronder 22 roze tabletten in een plastic tasje. De verdovende middelen zijn in beslag genomen en de 22 tabletten zijn geregistreerd onder het goednummer 6180676 (zie pagina 76 van het procesdossier). Deze tabletten zijn onderzocht en in het definitieve laboratoriumrapport nader gespecifieerd. Uit dit rapport blijkt dat verdachte tijdens de aanhouding van 29 april 2022 in bezit was van 19 roze tabletten (indruk: Philip Plein logo) en 3 roze tabletten (indruk: My Brand logo), zoals ten laste gelegd. Ter zitting heeft verdachte ook verklaard dat hij die pillen (en cocaïne) bij zich had voor een feestje waar veel mensen zouden komen en waarbij hij dat aan anderen zou geven, maar niet verkopen. In de tenlastelegging staat echter een andere itemnummer, te weten 3180676 in plaats van 6180676 (waarbij dus alleen het eerste cijfer van de itemnummers niet met elkaar overeenkomen). Onder de gegeven omstandigheden in hun onderlinge samenhang beziend, is naar het oordeel van de rechtbank geen twijfel mogelijk dat er hier sprake is van een kennelijke verschrijving. Deze verschrijving leidt niet tot onduidelijkheid van de tenlastelegging. Het verweer van de raadsman slaagt daarom niet.

Ten aanzien van het in zaak E ten laste gelegde

De officier van justitie heeft bewezenverklaring gevorderd van de ten laste gelegde diefstal met geweld.

De raadsman heeft bepleit om verdachte vrij te spreken van het tweede gedachtestreepje (het tonen van een mes aan het slachtoffer) en van het vierde gedachtestreepje (het maken van stekende bewegingen met een paraplu richting het slachtoffer), omdat verdachte, NN3 op de beelden, toen al was weggerend. De raadsman heeft zich voor het overige gerefereerd aan het oordeel van de rechtbank, nu verdachte ter zitting zijn betrokkenheid bij dit delict heeft bekend.

Aangever [aangever 6] heeft aangifte gedaan van een beroving op 20 augustus 2020. Hij heeft verklaard dat hij onder bedreiging van geweld, namelijk door het tonen van een mes door een groep jongens, te zijn bestolen van zijn portemonnee met inhoud. De verbalisanten hebben aan de hand van de camerabeelden van het incident verdachte herkend als NN3, degene die op de stills een paraplu in zijn hand heeft. Ter zitting heeft verdachte dit bevestigd. Op de beelden is te zien dat de groep van vier jongens, waaronder verdachte, achter aangever aanlopen. Plotseling draait aangever zich om richting de groep en loopt hij met een boog langs hen. NN1 blijft achter aangever aanlopen en gaat bij hem in de steeg staan, op het hoekje van de Engelsesteeg. Verdachte en NN2 lopen naar NN1 om aangever in te sluiten. Verdachte staat vlak voor aangever, wanneer aangever door NN1 wordt bedreigd met een paraplu. NN1 heeft de paraplu ondersteboven vast en hij maakt steek-/prikkende bewegingen richting aangever. Op dat moment pakt verdachte iets af van aangever en hij rent samen met NN4 weg. Vervolgens laat aangever een wit voorwerp op de grond vallen, dat volgens de verbalisanten lijkt op sigaretten, en geeft dit aan NN1. NN1 grijpt met zijn linkerhand bij de voorzijde van de kleding van aangever. NN1 blijft de kleding van aangever even vasthouden en loopt daarna zwaaiend met de paraplu in zijn hand weg.

De rechtbank is - met de officier van justitie - van oordeel dat verdachte zich schuldig heeft gemaakt aan de ten laste gelegde diefstal met geweld. Anders dan de raadsman betoogt, blijkt uit de camerabeelden dat verdachte nog bij het groepje stond toen er door NN1 prikkende bewegingen met de paraplu werden gemaakt. Bovendien zou het feit dat verdachte zou zijn weggerend hem niet vrijpleiten omdat er naar het oordeel van de rechtbank sprake is geweest van een voldoende nauwe en bewuste samenwerking tussen verdachte en zijn medeverdachten, die in de kern bestaat uit een gezamenlijke uitvoering van de beroving. Nu er wordt voldaan aan het criterium van medeplegen, kan verdachte ook verantwoordelijk worden gehouden voor de gedragingen van zijn medeverdachten en dus voor alle gedachtestreepjes op de tenlastelegging. De rechtbank acht verder wettig en overtuigend bewezen dat aangever met een mes is bedreigd. Dit blijkt immers uit de aangifte. Hoewel verdachte enerzijds ontkent dat er wapens zijn gebruikt, heeft hij anderzijds op de zitting verklaard dat hij niet meer weet hoe het precies is gegaan omdat hij onder invloed van alcohol en drugs verkeerde. De rechtbank gaat daarom uit van de verklaring van de aangever.

Ten aanzien van het in zaak A onder 2, in zaak C onder 1, 2, 3 primair en in zaak D onder 1 en 2 ten laste gelegde

De raadsman heeft zich ten aanzien van deze feiten gerefereerd aan het oordeel van de rechtbank.

De rechtbank is - met de officier van justitie - van oordeel dat de ten laste gelegde feiten kunnen worden bewezen, omdat verdachte zijn betrokkenheid bij deze delicten heeft bekend en zijn verklaring steun vindt in de overige bewijsmiddelen.

6 Bewezenverklaring

De rechtbank acht bewezen dat verdachte

Ten aanzien van het in zaak A onder 1 ten laste gelegde:

op 29 april 2022 te Amsterdam, opzettelijk heeft vervoerd, in elk geval opzettelijk aanwezig heeft gehad,

- 14,8 gram cocaïne (itemnummer 6180678) en

- 0,43 gram cocaïne (itemnummer 6180674) en

- 19 tabletten, indruk: Philip Plein logo, amfetamine (item nr. 6180676) en

- 3 tabletten, indruk My Brand logo, amfetamine (item nr. 6180676) en

- 5 tabletten, indruk My Brand logo, amfetamine (item nr. 6180677) en

- 5 tabletten, indruk My Brand logo, amfetamine (item nr. 6180677)

In elk geval een hoeveelheid van een materiaal bevattende cocaïne en amfetamine, een middel als bedoeld in de Opiumwet behorende lijst I, dan wel aangewezen krachtens het vijfde lid van artikel 3a van die wet.

Ten aanzien van het in zaak A onder 2 ten laste gelegde:

op 29 april 2022 te Amsterdam, een wapen van categorie III onder 4 van de Wet wapens en munitie, te weten een alarmpistool, van het merk BBM, model GAP, kaliber 8mm knal, en munitie van categorie III van de Wet wapens en munitie, te weten knal patronen, van het merk/type G.F.L, kaliber 8 mm knal, voorhanden heeft gehad.

Ten aanzien van het in zaak B ten laste gelegde:

op 4 mei 2021 te Amsterdam, op de M.T. Lincolnweg, tanks lachgas, toebehorende aan [aangever 1] , heeft weggenomen met het oogmerk om het zich wederrechtelijk toe te eigenen.

Ten aanzien van het in zaak C onder 1 ten laste gelegde:

op 2 februari 2021 te Amsterdam en/of Duivendrecht, tezamen en in vereniging met ander, een tas (merk Louis Vuitton), met daarin (een setje) earpods en een snellader en een flesje Armani en een E-sigaret en mondkapjes, toebehorende aan [aangever 2] , heeft weggenomen met het oogmerk om het zich wederrechtelijk toe te eigenen, terwijl deze diefstal werd vergezeld van geweld en bedreiging met geweld tegen voornoemde [aangever 2] , gepleegd met het oogmerk om die diefstal gemakkelijk te maken, door

- voornoemde [aangever 2] (dreigend) de woorden toe te voegen: "Als je naar de politie gaat dan schieten we je dood. Als je opstaat of aangifte doet dan schieten we je dood.", en

- een vuurwapen aan voornoemde [aangever 2] te tonen en

- voornoemde [aangever 2] bij de keel vast te pakken en

- te slaan en te stompen in het gezicht van voornoemde [aangever 2] .

Ten aanzien van het in zaak C onder 2 ten laste gelegde:

op 17 maart 2021 te Amsterdam, op de NDSM-Straat, tezamen en in vereniging met een ander, 10 tanks lachgas en (een slof) sigaretten, toebehorende aan [aangever 3] , heeft weggenomen met het oogmerk om het zich wederrechtelijk toe te eigenen, terwijl deze diefstal werd vergezeld van bedreiging met geweld tegen voornoemde [aangever 3] , gepleegd met het oogmerk om die diefstal gemakkelijk te maken, door met een mes, aan voornoemde [aangever 3] te tonen en een steekbeweging te maken in de richting van de linker heup van voornoemde [aangever 3] en vervolgens voornoemde [aangever 3] (dreigend) de woorden toe te voegen: “Mattie niet deze dingen hier, we nemen nu die flessen”.

Ten aanzien van het in zaak C onder 3 ten laste gelegde:

op 18 maart 2021 te Amsterdam, op de [straatnaam] , tezamen en in vereniging met anderen, een portemonnee en een geldbedrag van 30 euro en een scootersleutel, toebehorende aan [aangever 4] , heeft weggenomen met het oogmerk om het zich wederrechtelijk toe te eigenen, terwijl deze diefstal werd vergezeld van geweld en bedreiging met geweld tegen voornoemde [aangever 4] , door een knietje te geven tegen de buik en daarbij voornoemde [aangever 4] (dreigend) de woorden toe te voegen: “jullie gaan mijn zakken vullen met geld”.

Ten aanzien van het in zaak D onder 1 ten laste gelegde:

op 16 maart 2021 te Amsterdam, tezamen en in vereniging met anderen, een telefoon toebehorende aan [aangever 5] , heeft weggenomen met het oogmerk om het zich wederrechtelijk toe te eigenen, terwijl deze diefstal werd vergezeld van geweld en bedreiging met geweld tegen [aangever 5] , gepleegd met het oogmerk om die diefstal gemakkelijk te maken, door naar voornoemde [aangever 5] toe te lopen en vervolgens te zeggen: "loop mee anders gaat het verkeerd uitlopen" en "wat heb je allemaal bij je" en "je jas is geld waard, om het hoekje geef je je jas aan mij" en "heb je telefoon", en vervolgens de telefoon uit de handen van voornoemde [aangever 5] te trekken en vervolgens tegen [aangever 5] te zeggen dat hij mee moest lopen, vervolgens (daarbij) (met kracht) de arm van [aangever 5] vast te pakken en vast te houden en (vervolgens) [aangever 5] mee te trekken en te zeggen; "meewerken of ik bel mijn mannetje en je gaat in de kofferbak" en "hoeveel geld staat er op je pinpas" en "als je liegt dan krijg je er eentje van me" en "als jullie de politie bellen dan weten we jullie te vinden".

Ten aanzien van het in zaak D onder 2 ten laste gelegde:

op 16 maart 2021 te Amsterdam, tezamen en in vereniging met anderen, met het oogmerk om zich en een ander wederrechtelijk te bevoordelen [aangever 5] heeft gedwongen tot de afgifte van een jas en een vest, toebehorende aan [aangever 5] , door naar voornoemde [aangever 5] toe te lopen en vervolgens te zeggen dat hij mee moest lopen en (daarbij) (met kracht) de arm van [aangever 5] vast te pakken en vast te houden en vervolgens [aangever 5] mee te trekken en te zeggen: "meewerken of ik bel mijn mannetje en je gaat in de kofferbak" en "jas uit en afgeven" en "geef me het vest" en "hoeveel geld staat er op je pinpas" en "als je liegt dan krijg je er eentje van me" en "als jullie de politie bellen dan weten we jullie te vinden".

Ten aanzien van het in zaak E ten laste gelegde:

op 20 augustus 2020 te Amsterdam, tezamen en in vereniging met anderen, een portemonnee (merk: Louis Vuitton) en een geldbedrag van 350,- euro en een rijbewijs en een identiteitskaart en een belkaart, toebehorende aan [aangever 6] , heeft weggenomen met het oogmerk om het zich wederrechtelijk toe te eigenen, terwijl deze diefstal werd vergezeld van geweld en bedreiging met geweld tegen voornoemde [aangever 6] , gepleegd met het oogmerk om die diefstal gemakkelijk te maken, door

- voornoemde [aangever 6] in te sluiten en

- een mes te trekken en daarmee naar de portemonnee van voornoemde [aangever 6] te wijzen en

- voornoemde [aangever 6] dreigend de woorden toe te voegen: “Money!” en

- een stekende bewegingen met een (gesloten) paraplu, in de richting van voornoemde [aangever 6] te maken en

- voornoemde [aangever 6] bij de kleding vast te grijpen.

Voor zover in de tenlastelegging taal- en/of schrijffouten staan, zijn deze verbeterd. Verdachte is hierdoor niet in de verdediging geschaad.

7 Bewijs

De rechtbank grondt haar beslissing dat verdachte de bewezen geachte feiten heeft begaan op de feiten en omstandigheden die in de bewijsmiddelen zijn vervat. Indien tegen dit verkorte vonnis hoger beroep wordt ingesteld, worden de door de rechtbank gebruikte bewijsmiddelen die redengevend zijn voor de bewezenverklaring opgenomen in een aanvulling op het verkorte vonnis. Deze aanvulling wordt dan aan het verkorte vonnis gehecht.

8 Strafbaarheid van de feiten

De bewezen geachte feiten is volgens de wet strafbaar. Het bestaan van een rechtvaardigingsgrond is niet aannemelijk geworden.

9 Strafbaarheid van verdachte

Er is geen omstandigheid aannemelijk geworden die de strafbaarheid van verdachte uitsluit. Verdachte is dan ook strafbaar.

10 Motivering van de straf en maatregel

De officier van justitie heeft gevorderd dat verdachte ter zake van de door haar bewezen geachte feiten zal worden veroordeeld tot een jeugddetentie voor de duur van 300 dagen, met aftrek van voorarrest, waarvan 100 dagen voorwaardelijk, met een proeftijd van 2 jaren. Aan dat voorwaardelijk strafdeel dienen de bijzondere voorwaarden te worden opgelegd zoals door de hulpverlening geadviseerd en dient verdachte toezicht en begeleiding te krijgen van de WSS. Tevens heeft de officier van justitie gevorderd aan de verdachte de maatregel betreffende het gedrag van de jeugdige (hierna: de GBM) op te leggen voor de duur van 12 maanden, met een vervangende jeugddetentie van 12 maanden, onder dezelfde bijzondere voorwaarden die aan het voorwaardelijk strafdeel van de jeugddetentie gekoppeld dienen te worden. Tot slot heeft de officier van justitie gevorderd dat de GBM dadelijk uitvoerbaar wordt verklaard.

De raadsman heeft bepleit aan verdachte een straf op te leggen die gelijk is aan het voorarrest. Het is niet in het belang van verdachte om nog langer in de [naam PI] te verblijven. Inmiddels gaat het beter met hem. In de afgelopen periode heeft verdachte laten zien dat hij bereid is om mee te werken met alle noodzakelijk hulpverlening. Hij heeft weer contact met zijn ouders, hij slikt zijn medicijnen (voor ADHD), hij houdt zich aan alle afspraken en hij is gemotiveerd om zijn leven te verbeteren. Gelet op de hoeveelheid feiten waar verdachte zich schuldig aan heeft gemaakt, is het volgens de raadsman begrijpelijk (en ook noodzakelijk) om de GBM op te leggen. Deze maatregel heeft het voordeel dat er snel ingegrepen kan worden als het even niet goed met hem gaat en zal verdachte veel duidelijkheid en structuur bieden die hij nodig heeft om de juiste stappen richting de toekomst te zetten. Ten aanzien van de geadviseerde voorwaarden heeft de raadsman zich gerefereerd aan het oordeel van de rechtbank, met uitzondering van de verplichting om medicatie in te nemen. Het gaat te ver om in het kader van de strafzaak verdachte te verplichten tot het innemen van medicatie. De raadsman vraagt zich daarnaast af of het noodzakelijk is om aan de geadviseerde bijzondere voorwaarden tevens een forse voorwaardelijke jeugddetentie te verbinden, zoals geëist door de officier van justitie. In principe zal de GBM voldoende zijn om het hoge recidiverisico te verminderen. Mocht verdachte zich op een gegeven moment niet houden aan de voorwaarden, dan heeft de rechtbank de mogelijkheid om de voorwaardelijke jeugddetentie (volledig) ten uitvoer te leggen, terwijl de nadruk op de geadviseerde trajecten/behandelingen dient te liggen.

De rechtbank ziet aanleiding om bij de strafoplegging acht te slaan op de afspraken zoals deze ten aanzien van een aantal delictsgroepen zijn neergelegd in de Landelijke Oriëntatiepunten voor straftoemeting Jeugd, die dienen ter bevordering van de rechtseenheid in de strafoplegging. Bij de vaststelling van deze oriëntatiepunten wordt uitgegaan van het modale feit gepleegd door first offenders. Het betreft in de onderhavige zaak de oriëntatiepunten voor meerdere straatroven, een diefstal en het handelen in strijd met de Wet wapens en munitie en de Opiumwet. Rekening houdend met de strafverzwarende omstandigheden (zoals het georganiseerd karakter van de groep en de kwetsbaarheid van de slachtoffers) heeft de rechtbank in principe de mogelijkheid om aan verdachte een onvoorwaardelijke jeugddetentie voor de duur van minstens een jaar op te leggen.

De hierna te noemen strafoplegging is in overeenstemming met de ernst van het bewezen geachte, de omstandigheden waaronder dit is begaan en de persoon van verdachte, zoals van een en ander ter terechtzitting is gebleken.

De rechtbank heeft bij de keuze tot het opleggen van een vrijheidsbenemende straf en bij de vaststelling van de duur daarvan in het bijzonder het volgende laten meewegen.

Verdachte heeft zich in korte tijd samen met anderen schuldig gemaakt aan vijf diefstallen met geweld. Op 20 augustus 2020 heeft verdachte samen met anderen een toerist beroofd van zijn spullen (zaak E). Zij hebben het slachtoffer omsingeld, een mes getrokken en geroepen dat hij zijn ‘money’ moest afgeven. Het slachtoffer schrok hiervan, waardoor hij vrijwel gelijk zijn portemonnee (met inhoud) heeft afgegeven. Het moet voor aangever verschrikkelijk zijn geweest om beroofd te worden in een stad die hij niet goed kende.

Op 2 februari 2021 heeft hij samen met zijn medeverdachte aangever [aangever 2] in de trein benaderd, hem meermalen geslagen en vervolgens zijn tas van hem afgenomen (zaak C). Daarbij hebben zij een pistool aan aangever laten zien om ervoor te zorgen dat hij zou meewerken en om te voorkomen dat hij de politie zou bellen. Gebleken is dat aangever [aangever 2] enorm van het voorval is geschrokken en dat hij niet meer met de trein durft te reizen.

Op 16 maart 2021 heeft verdachte samen met anderen op het centraal station te Amsterdam aangever [aangever 5] beroofd van zijn telefoon, jas en vest (zaak D). Het slachtoffer werd uit het niets aangesproken door verdachte en zijn groep. Hij werd vastgepakt bij zijn arm en moest met hen meelopen, want anders zou het met hem ‘verkeerd aflopen’. Het slachtoffer was angstig en hem werd uiteindelijk ook nog nageroepen dat zij hem zouden vinden als hij de politie zou bellen.

Op 17 maart 2021 heeft verdachte samen met zijn medeverdachte aangever [aangever 3] beroofd van meerdere tanks lachgas (zaak C). Tijdens het uitladen van de tanks lachgas haalde verdachte ‘iets’ uit zijn zak en hij maakte steekbewegingen richting [aangever 3] . Aangever werd bang en rende weg. Hij vluchtte het [naam gezondheidscentrum] in en sloot zichzelf op in een gehandicaptentoilet. Hij heeft toen in paniek de alarmcentrale gebeld. Uit de vordering voor schadevergoeding blijkt dat [aangever 3] nog veel last heeft van het incident. Hij vertrouwt niemand meer en hij durft niet meer alle bestellingen aan te nemen.

Op 18 maart 2021 heeft verdachte samen met anderen het slachtoffer [aangever 4] beroofd van zijn portemonnee (met inhoud) en scootersleutel (zaak C). Op de stills in het dossier is te zien dat verdachte zich zeer agressief heeft opgesteld jegens het slachtoffer. Desondanks heeft die geen aangifte willen doen, omdat hij bang is voor verdachte. Het slachtoffer kent verdachte uit de buurt, omdat hij eerder ook de broer van het slachtoffer (die lachgas verkoopt) heeft beroofd. Volgens het slachtoffer is verdachte ‘een grote jongen aan het worden’ in de buurt, waar hij geen problemen mee wil hebben.

De rechtbank vindt het grimmige karakter van deze in korte tijd gepleegde feiten zorgelijk en neemt het verdachte zeer kwalijk dat hij geen rekenschap heeft gegeven van de (psychische) gevolgen van zijn handelen voor de aangevers, maar slechts aan zijn eigen belang heeft gedacht. Daarnaast heeft dit soort delicten veel impact op de samenleving als geheel, omdat zij in het openbaar plaatsvinden. Zij zorgen voor een algemeen gevoel van onveiligheid.

Verdachte heeft zich verder op 4 mei 2021 schuldig gemaakt aan diefstal van meerdere tanks lachgas (zaak B). Hiermee heeft verdachte wederom er blijk van gegeven geen respect te hebben voor de eigendommen van anderen. Tot slot heeft verdachte zich op 29 april 2022 schuldig gemaakt aan het voorhanden hebben van een alarmpistool en munitie, te weten knal patronen, en aan het vervoeren/voorhanden hebben van grote hoeveelheid soft- en harddrugs (zaak A). Ter zitting heeft verdachte verklaard dat hij de drugs op verzoek van zijn vrienden heeft gekocht voor een feestje. De hoeveelheid, in combinatie met hoe de drugs waren verpakt en het wapen dat hij bij zich had, wijst echter op betrokkenheid van verdachte bij drugshandel, wat zorgelijk is.

De rechtbank heeft kennisgenomen van een Uittreksel Justitiële Documentatie d.d. 13 juni 2022 waaruit blijkt dat verdachte op 18 juni 2020 door de kinderrechter in Amsterdam is veroordeeld tot een werkstraf voor de duur van 50 uren, omdat hij zich schuldig heeft gemaakt aan een straatroof en vernieling.

De rechtbank heeft voorts kennisgenomen van de rapportages, die in het kader van de persoonlijke omstandigheden van verdachte zijn opgemaakt, waaronder:

het psychologisch rapport Pro Justitia, opgemaakt door T. Smits, GZ-psycholoog, op 28 september 2021;

het meest recente rapport van de WSS (de negatieve terugmeldrapportage) van 11 mei 2022;

de meest recente rapporten van de Raad van 14 april 2022 en 8 juli 2022.

De psycholoog komt tot de volgende conclusie.

Verdachte heeft ADHD, een stoornis in cannabisgebruik, een normoverschrijdend-gedragsstoornis en een bedreigde persoonlijkheidsontwikkeling met antisociale en narcistische trekken. De cognitieve vaardigheden komen uit op beneden gemiddeld niveau. Verdachte raakt sneller in conflict. Er kan op dit moment gesproken worden van tekorten in de impuls- en agressieregulatie, een gestoorde gewetensontwikkeling en hedonistische instelling. Verdachte heeft niet met de psycholoog over het ten laste gelegde willen spreken. De psycholoog overweegt dat hoewel geen eenduidige conclusie getrokken kan worden over de mate van toerekenen, het voorspelbaar is dat de pathologie van invloed is geweest op de keuzevrijheid en zijn eigen behoeftebevrediging voorop stond. Gezien er geen delictscenario’s gemaakt kunnen worden, kunnen de exacte factoren vanuit pathologie die bijdragen aan het recidiverisico niet in kaart worden gebracht. Vanuit de gestandaardiseerde risicotaxatie (SAVRY en SAPROF) komt een matig tot hoog recidiverisico naar voren. Er zijn echter ook protectieve factoren. Verdachte staat open voor hulpverlening en profiteert van duidelijke afspraken. Hij heeft enig probleembesef en toont zich open als een band is ontstaan en vertrouwen toeneemt.

Wanneer het cannabisgebruik binnen de perken blijft, hij zich niet binnen bepaalde vriendenkringen ophoudt, hij een zinvolle dagbesteding heeft en hij zich niet onttrekt aan toezicht dan heeft dit een gunstig effect op de ingeschatte kans op recidive. Deze kan dan naar laag tot matig gereduceerd worden. Er zijn geen argumenten vanuit gedragsdeskundig oogpunt om het meerderjarigenstrafrecht te adviseren. Verdachte is nog in ontwikkeling. Het advies is om een GBM op te leggen vanwege het lang bestaande problematische gedragspatroon, de langere duur van het kader en de mogelijkheid tot intensief toezicht en consequent te reageren. Zo kan bijvoorbeeld een time-out ingezet worden bij terugval in middelengebruik of bij het onttrekken aan de voorwaarden. Omdat er verschillende behandelingen geadviseerd worden, kan binnen de GBM gekeken worden hoe deze modules in te delen. Het heeft de voorkeur een ambulant traject op te leggen zodat verdachte kan oefenen met de verleidingen en uitdagingen van alledag. Het verleden heeft uitgewezen dat hij profiteert van structuur en toezicht, maar dat hij nog onvoldoende met vrijheden om kan gaan.

Ter terechtzitting heeft de Raad toegelicht dat zij behoefte hebben aan een dubbel rapportage, omdat zij zich afvragen of de GBM wel voldoende is om de recidive te voorkomen. De Raad maakt zich veel zorgen over de (emotionele) ontwikkeling van verdachte. Tijdens de schorsing is verdachte wederom gerecidiveerd. Hij is een lange periode onbereikbaar geweest voor de hulpverlening en het was (zelfs) voor zijn ouders onbekend waar hij verbleef. Hierdoor is de dagbesteding vanuit [instelling] gestagneerd. In de afgelopen weken lijkt de houding van verdachte in de positieve zin te zijn veranderd. Hij neemt deel aan diverse trajecten, waaronder de gezinstherapie bij [instelling] , zodat de ouders ook beter kunnen aansluiten bij de behoeftes van hun zoon. De bijzondere voorwaarden - zoals weergegeven in het raadsrapport van 14 april 2022 en inclusief de gezinstherapie bij [instelling] - dienen in ieder geval opgelegd te worden om de prille positieve ontwikkelingen van de afgelopen tijd voort te zetten. De Raad kan zich daarom vinden in de strafeis van de officier van justitie.

De WSS is het eens met de Raad dat er nog veel zorgen zijn over verdachte. De kleinschalige voorziening waar verdachte in voorlopige hechtenis in verblijft, heeft een aantal incidenten gemeld waar verdachte bij betrokken is geweest. Het lijkt erop dat verdachte veel moeite heeft om zijn agressie onder controle te houden. In het verleden heeft hij veel meegemaakt en hij heeft zijn trauma’s nog niet verwerkt. De GBM is nog steeds passend bij de persoonlijke omstandigheden van verdachte. Mocht de rechtbank hier anders over denken, dan heeft de WSS geen bezwaar tegen het opleggen van een forse voorwaardelijke jeugddetentie, als stok achter de deur, zolang de huidige trajecten maar door blijven lopen.

De coach van verdachte vanuit [naam bedrijf] ! is erg tevreden met de houding van verdachte. Hij heeft zich goed ingezet om in de positieve zin te veranderen. Het klopt dat verdachte in de [naam PI] een aantal incidenten heeft gehad, maar het lukt hem steeds beter om te reflecteren op zijn gedrag. Tijdens de gesprekken is hij eerlijk over zijn gevoelens, hij biedt zijn excuses aan, hij geeft aan waarom het mis is gegaan en hij doet zijn best om in moeilijke situaties goede keuzes te maken. Tot op heden heeft hij zich gehouden aan alle afspraken; als het even niet goed gaat, dan is hij bereid om de eventuele consequenties te aanvaarden. Verdachte heeft nog een lange weg te gaan; hij heeft moeite om mensen te vertrouwen en hij kan pas stappen zetten als hij zich begrepen voelt door een begeleider/coach. In de afgelopen periode heeft hij laten zien dat hij er alles aan wil doen om niet weer in beeld te komen bij de politie. Hij beseft dat hij een positieve dagbesteding nodig heeft om niet in verleiding te komen om delicten te plegen. Hij heeft daarom veel gesolliciteerd (en recent te horen gekregen dat hij is aangenomen voor een baan).

De rechtbank overweegt als volgt.

Verdachte heeft gedurende langere tijd in detentie verbleven en hij is in juli 2021 geschorst uit de voorlopige hechtenis onder strenge voorwaarden. Binnen deze schorsing heeft verdachte zich al meerdere keren niet gehouden aan deze voorwaarden (hij is hiervoor ook teruggemeld door de WSS) en in april 2022 is hij gerecidiveerd. Inmiddels lijkt het beter te gaan met hem. Hij werkt mee met de noodzakelijke hulpverleningstrajecten, hij is gestopt met blowen, hij neemt zijn medicatie in voor ADHD en hij heeft een goede band met zijn coach van [naam bedrijf] !. Ter zitting heeft verdachte verklaard dat hij zich schaamt voor zijn delictgedrag en dat hij er alles aan wil doen om niet weer de fout in te gaan. Hij wil graag hulp en begeleiding voor het leren omgaan met zijn agressie en het accepteren van gezag. Gelet op het pedagogische karakter van het jeugdstrafrecht acht de rechtbank het, evenals de raadsman, niet in het belang van verdachte dat hij langer in detentie verblijft. De rechtbank zal een onvoorwaardelijke jeugddetentie opleggen die gelijk is aan het voorarrest. De rechtbank ziet daarnaast in de ernst en de veelvuldigheid van de begane misdrijven aanleiding tot het opleggen van de GBM. Daarnaast acht de rechtbank de maatregel in het belang van een zo gunstig mogelijke verdere ontwikkeling van de verdachte.

Uit de eerdergenoemde rapporten en adviezen komt naar voren dat er bij verdachte sprake is van gedragsproblematiek en dat als er geen intensieve behandeling volgt het gevaar voor herhaling matig tot hoog is. Omdat verdachte al langere tijd grens- en normoverschrijdend gedrag en zelfbepalend gedrag vertoont en verdachte kort na zijn vorige veroordeling en tijdens de schorsing is gerecidiveerd, verkiest de rechtbank het geadviseerde strakkere kader van de GBM boven dat van een voorwaardelijke straf met bijzondere voorwaarden. Daarbij biedt de GBM de mogelijkheid van een time-out, zodat verdachte fouten mag maken en niet gelijk definitief teruggemeld zal worden. De rechtbank ziet daarom geen meerwaarde in het opleggen van een voorwaardelijke jeugddetentie naast de GBM. De ernst van de bewezenverklaarde feiten maken echter wel dat aan verdachte naast de GBM ook een werkstraf zal worden opgelegd.

De rechtbank neemt het programma van de GBM zoals ingevuld door de Raad (in het

rapport van 14 april 2022) over, inclusief de ter zitting geadviseerde gezinstherapie bij [instelling] . Ter zitting heeft de vader van verdachte gemotiveerd toegelicht dat verdachte jarenlang de dupe is geweest van de strijd tussen de ouders. Verdachte kampt met loyaliteitsproblemen en de ouders weten niet zo goed hoe zij beter kunnen aansluiten bij zijn gevoelens. De rechtbank vindt het daarom van belang dat de ouders en verdachte door middel van de reeds gestarte gezinstherapie elkaar beter leren begrijpen, zodat zij de gebeurtenissen/trauma’s uit het verleden een plek kunnen geven.

De ernst van het door verdachte gepleegde feit, in combinatie met de intensiviteit van de benodigde behandeling van verdachte voor een zo gunstig mogelijke verdere ontwikkeling, maken dat de rechtbank een GBM oplegt voor de duur van 12 maanden. De rechtbank bepaalt de vervangende jeugddetentie voor de GBM op 12 maanden. Gezien verdachtes stoornissen en het matige tot hoge recidiverisico houdt de rechtbank er ernstig rekening mee dat verdachte opnieuw een strafbaar feit zal plegen dan wel zich belastend zal gedragen. De dadelijke uitvoerbaarheid van het programma is derhalve in het belang van verdachte. Daarom zal de rechtbank bevelen dat het programma waaruit de maatregel bestaat dadelijk uitvoerbaar is.

10.1.

Ten aanzien van de benadeelde partij en de schadevergoedingsmaatregel

[aangever 3] (het slachtoffer in zaak C, feit 2)

De benadeelde partij [aangever 3] vordert € 1.380,00 aan materiële schadevergoeding en € 5.000,00 aan immateriële schadevergoeding, te vermeerderen met de wettelijke rente.

De officier van justitie heeft zich op het standpunt gesteld dat de vordering voor de materiële schade onvoldoende is onderbouwd en daarom gedeeltelijk dient te worden toegewezen, met oplegging van de wettelijke rente en de schadevergoedingsmaatregel. Zij vindt een bedrag van € 770,00 passend voor de 10 tanks lachgas en een slof sigaretten die door verdachte (en zijn medeverdachte) zijn weggenomen. De materiële schade voor het resterende deel dient niet-ontvankelijk te worden verklaard. De officier van justitie heeft verder toegelicht dat zij het begrijpelijk vindt dat het slachtoffer (mogelijk) nog steeds last heeft van de negatieve gevolgen van het incident, maar dat de immateriële schade onvoldoende is onderbouwd om het gehele gevorderde bedrag te kunnen toewijzen. De vordering dient daarom te worden gematigd tot een bedrag van € 750,00.

De raadsman kan zich ten aanzien van de immateriële schade vinden in het voorstel van de officier van justitie om de vordering maximaal tot een bedrag van € 750,00 toe te wijzen. Verdachte heeft spijt van zijn handelen; hij heeft het slachtoffer ‘iets’ aangedaan en hij wil zijn verantwoordelijkheid nemen door dit bedrag te betalen. Ten aanzien van de materiële schade heeft de raadsman bepleit dat deze in zijn geheel niet is onderbouwd en daarom niet voor vergoeding in aanmerking komt. Het is voor de verdediging niet duidelijk wat de waarde is van de tanks lachgas en waarom de vordering niet namens het bedrijf is ingediend waaraan de tanks toebehoren.

De rechtbank is van oordeel dat vast staat dat aan de benadeelde partij door het bewezen verklaarde rechtstreeks materiële schade is toegebracht. Echter, de rechtbank is van oordeel dat de benadeelde partij - mede gelet op de gemotiveerde betwisting van de raadsman van verdachte - niet heeft voldaan aan zijn stelplicht. De benadeelde partij heeft gesteld € 1.350,- aan materiele schade te hebben geleden, maar heeft nagelaten de schade concreet toe te lichten en te onderbouwen, bijvoorbeeld aan de hand van (inkoop)facturen. Nu er in het strafproces geen ruimte is voor nadere bewijsvoering, zal de aangever niet-ontvankelijk worden verklaard in zijn vordering.

Ten aanzien van de immateriële schade is het aannemelijk dat de benadeelde partij psychisch letsel heeft overgehouden aan het incident. De benadeelde partij heeft echter nagelaten de immateriële schade toe te lichten en te onderbouwen. Nu de vordering tot € 750,- niet is betwist door de raadsman van de verdachte, zal de rechtbank de immateriële schade tot dat bedrag toewijzen. De benadeelde partij wordt voor het overige niet-ontvankelijk verklaard in de vordering en kan het restant van zijn vordering. bij de burgerlijke rechter aanbrengen.

In het belang van het de benadeelde partij [aangever 3] zal als extra waarborg voor betaling aan laatstgenoemde, de maatregel van artikel 36f van het Wetboek van Strafrecht aan verdachte worden opgelegd ter hoogte van € 750,00 voor immateriële schade.

10.2.

Beslag

Onder verdachte zijn blijkens de beslaglijst de volgende voorwerpen in beslag genomen:

1 STK Wapen, omschrijving: 2022085688, Zwart, Merk: B.E.L. 00051 Pistool

1 STK Patroon, omschrijving: 2022085688, Zwart, Merk: Patroonhouder

1 STK Verdovende Middelen, omschrijving: 2022085688 Wit, Merk: Opium (Cocaïne)

1 STK Verdovende Middelen, omschrijving: 2022085688, Wit, Merk: Cocaïne

22 STK Verdovende Middelen, omschrijving: 2022085688, Roze, Merk: Philipp Plein

10 STK Verdovende Middelen, omschrijving: 2022085688, Groen, Merk: My Brand

1 STK Verdovende Middelen, omschrijving: 2022085688, Bruin, Merk: Diamond Hashish

3 STK Verdovende Middelen, omschrijving: 2022085688, Groen, Merk: Hennep

1 STK Verdovende Middelen, omschrijving: 2022085688, Lsd.

De officier van justitie heeft gevorderd dat de in beslag genomen goederen worden onttrokken aan het verkeer.

De raadsman heeft geen verweer gevoerd ten aanzien van de goederen die op de beslaglijst zijn vermeld.

De rechtbank overweegt als volgt. Nu de voorwerpen die op de beslaglijst zijn vermeld van zodanige aard zijn, dat het ongecontroleerde bezit daarvan in strijd is met de wet of het algemeen belang, zal de rechtbank bevelen dat deze voorwerpen worden onttrokken aan het verkeer.

11 Toepasselijke wettelijke voorschriften

De op te leggen straf en maatregel zijn gegrond op de artikelen 36b, 36 d, 36f, 55, 77a, 77g, 77i, 77m, 77n, 77w, 77wa, 77wc, 77gg, 310, 312 en 317 van het Wetboek van Strafrecht, de artikelen 26 en 55 van de Wet wapens en munitie en de artikelen 2 en 10 van de Opiumwet .

De rechtbank komt op grond van het voorgaande tot de volgende beslissing.

12 Beslissing

Verklaart bewezen dat verdachte het ten laste gelegde heeft begaan zoals hiervoor in rubriek 5 is vermeld.

Verklaart niet bewezen hetgeen aan verdachte meer of anders is ten laste gelegd dan hiervoor is bewezen verklaard en spreekt verdachte daarvan vrij.

Het bewezen verklaarde levert op:

Ten aanzien van het in zaak A onder 1 bewezen verklaarde:

opzettelijk handelen in strijd met het in artikel 2 onder C van de Opiumwet gegeven verbod

Ten aanzien van het in zaak A onder 2 bewezen verklaarde:

handelen in strijd met artikel 26, eerste lid, van de Wet wapens en munitie

Ten aanzien van het in zaak B bewezen verklaarde:

diefstal

Ten aanzien van het in zaak C onder 1 en onder 3 en het in zaak E bewezen verklaarde:

diefstal, vergezeld van geweld en bedreiging met geweld tegen personen, gepleegd met het oogmerk om die diefstal gemakkelijk te maken, terwijl het feit wordt gepleegd door twee of meer verenigde personen, meermalen gepleegd

Ten aanzien van het in zaak C onder 2 bewezen verklaarde:

diefstal, vergezeld van bedreiging met geweld tegen personen, gepleegd met het oogmerk om die diefstal gemakkelijk te maken, terwijl het feit wordt gepleegd door twee of meer verenigde personen

Ten aanzien van het in zaak D onder 1 en onder 2 bewezen verklaarde:

Eendaadse samenloop van

diefstal, vergezeld van geweld en bedreiging met geweld tegen personen, gepleegd met het oogmerk om die diefstal gemakkelijk te maken, terwijl het feit wordt gepleegd door twee of meer verenigde personen

en

afpersing, terwijl het feit wordt gepleegd door twee of meer verenigde personen

Verklaart het bewezene strafbaar.

Verklaart verdachte, [verdachte] , daarvoor strafbaar.

Veroordeelt verdachte tot een jeugddetentie van 180 (honderdtachtig) dagen.

Beveelt dat de tijd die door verdachte voor de tenuitvoerlegging van deze uitspraak in verzekering en in voorlopige hechtenis is doorgebracht, bij de tenuitvoerlegging van die straf in mindering gebracht zal worden.

Legt aan de verdachte op de maatregel betreffende het gedrag van de jeugdige voor de duur van 1 (één) jaar, die bestaat uit:

meewerken aan het hebben van een zinvolle vrijetijdsbesteding;

meewerken aan de individuele op maat gemaakte behandeling bij [instelling] Forensische formatie;

meewerken aan de reeds gestarte gezinstherapie bij [instelling] ;

meewerken aan een begeleidings- of coachingstraject vanuit [naam bedrijf] ! coaching;

meewerken aan de individuele op maat gemaakte behandeling bij verslavingszorg bij Jellinek/Arkin of soortgelijke instantie, indien dit noodzakelijk wordt geacht door de WSS;

meewerken aan alle hulpverlening die de WSS noodzakelijk acht.

De William Schrikker Stichting Jeugdbescherming & Jeugdreclassering, een gecertificeerde instelling die jeugdreclassering uitvoert, heeft tot taak de ondersteuning van de tenuitvoerlegging van de maatregel.

Beveelt, voor het geval de veroordeelde niet naar behoren aan de tenuitvoerlegging van de maatregel heeft meegewerkt, dat de maatregel zal worden vervangen door jeugddetentie voor de duur van 12 (twaalf) maanden.

Beveelt dat het programma waaruit de maatregel bestaat, dadelijk uitvoerbaar is.

Veroordeelt verdachte daarnaast tot een taakstraf bestaande uit een werkstraf voor de duur van 100 (honderd) uren.

Beveelt dat, als de verdachte de taakstraf niet naar behoren heeft verricht, vervangende jeugddetentie zal worden toegepast voor de duur van 50 (vijftig) dagen.

Wijst de vordering van de benadeelde partij [aangever 3] toe tot een bedrag van € 750,00 (zegge zevenhonderdvijftig euro) aan vergoeding immateriële schade, te vermeerderen met de wettelijke rente daarover vanaf het moment van het ontstaan van de schade, te weten 17 maart 2021, tot aan de dag van de algehele voldoening.

Veroordeelt verdachte tot betaling van het toegewezen bedrag aan [aangever 3] voornoemd.

Veroordeelt verdachte voorts in de kosten door de benadeelde partij gemaakt en ten behoeve van de tenuitvoerlegging van deze uitspraak nog te maken, tot op heden begroot op nihil.

Legt verdachte de verplichting ten behoeve van [aangever 3] aan de Staat € 750,00 (zegge zevenhonderdvijftig euro) te betalen, te vermeerderen met de wettelijke rente daarover vanaf het moment van het ontstaan van de schade, te weten 17 maart 2021, tot aan de dag van de algehele voldoening. Bepaalt daarbij de maximale duur van de gijzeling op 0 dagen.

Bepaalt dat, indien en voor zover verdachte heeft voldaan aan een van voornoemde betalingsverplichtingen, daarmee de andere is vervallen.

Bepaalt dat de benadeelde partij [aangever 3] voor het overige niet-ontvankelijk in zijn vordering is.

Verklaart onttrokken aan het verkeer:

1 STK Wapen, omschrijving: 2022085688, Zwart, Merk: B.E.L. 00051 Pistool

1 STK Patroon, omschrijving: 2022085688, Zwart, Merk: Patroonhouder

1 STK Verdovende Middelen, omschrijving: 2022085688 Wit, Merk: Opium (Cocaïne)

1 STK Verdovende Middelen, omschrijving: 2022085688, Wit, Merk: Cocaïne

22 STK Verdovende Middelen, omschrijving: 2022085688, Roze, Merk: Philipp Plein

10 STK Verdovende Middelen, omschrijving: 2022085688, Groen, Merk: My Brand

1 STK Verdovende Middelen, omschrijving: 2022085688, Bruin, Merk: Diamond Hashish

3 STK Verdovende Middelen, omschrijving: 2022085688, Groen, Merk: Hennep

1 STK Verdovende Middelen, omschrijving: 2022085688, Lsd

Heft op het bevel tot voorlopige hechtenis zodra de duur daarvan gelijk is aan het onvoorwaardelijke deel van de opgelegde jeugddetentie.

Dit vonnis is gewezen door

mr. I.M. Nusselder, voorzitter, tevens kinderrechter,

mrs. H.P.E. Has en M.H.W. Franssen, rechters,

in tegenwoordigheid van mr. S. Bakir, griffier.

en uitgesproken op de openbare terechtzitting van 26 juli 2022.


» Juridisch advies nodig? « advertorial

Heeft u een juridisch probleem of een zaak die u wilt voorleggen aan een gespecialiseerde jurist of advocaat ?

Neemt u dan gerust contact met ons op en laat uw zaak vrijblijvend beoordelen.



naar boven      |      zoeken      |      uitgebreid zoeken

Snel uitspraken zoeken en filteren

> per rechtsgebied > op datum > op instantie

Recente vacatures

Meer vacatures | Plaats vacature