U dient ingelogd te zijn om favorieten te kunnen toevoegen aan Mijn Jure
U kunt zich hier gratis registreren
Datum uitspraak:
Datum publicatie:
Rechtsgebied:
Zaaknummer:
Soort procedure:
Zittingsplaats:
Instantie:

Inhoudsindicatie:

Een 52-jarige man is veroordeeld tot 7 maanden gevangenisstraf omdat hij op 25 juni 2020 zijn zoon met een mes stak en ramen in de woning van zijn ex-vrouw vernielde.

Uitspraak



RECHTBANK AMSTERDAM

VONNIS

Parketnummer: 13/167636-20 (Promis)

Datum uitspraak: 5 januari 2021

Vonnis van de rechtbank Amsterdam, meervoudige strafkamer, in de strafzaak tegen

[verdachte] ,

geboren op [geboortedag] 1968 te [geboorteplaats] ,

opgegeven postadres: [adres] , [woonplaats] ,

nu gedetineerd in [naam] (hierna: [naam] ) te [plaats] .

1 Onderzoek ter terechtzitting

Dit vonnis is op tegenspraak gewezen naar aanleiding van het onderzoek op de terechtzitting van 22 december 2020.

De rechtbank heeft kennisgenomen van de vordering van de officier van justitie, mr. C.J. Cnossen, en van wat verdachte – door middel van telehoren vanuit [naam] – en zijn raadsman, mr. L.R. van Vliet, naar voren hebben gebracht.

2 Tenlastelegging

Aan verdachte is, kort gezegd, ten laste gelegd dat hij zich op 25 juni 2020 te Amsterdam heeft schuldig gemaakt aan:

Feit 1. Poging tot doodslag op (primair) dan wel poging tot zware mishandeling van (subsidiair) zijn zoon, [naam zoon] , door hem meermalen met een mes te steken/snijden in de nek, het hoofd, armen, schouder en vingers.

Feit 2. Vernieling van een of meer ramen van een woning gelegen aan de [adres 1] , toebehorende aan [naam 1] .

De volledige tekst van de tenlastelegging is opgenomen in bijlage I.

3 Waardering van het bewijs

3.1

Standpunt van officier van justitie

De officier van justitie heeft zich op het standpunt gesteld dat de ten laste gelegde poging tot doodslag en vernieling kunnen worden bewezen.

Voor een bewezenverklaring van feit 1 heeft de officier van justitie het volgende aangevoerd. [naam zoon] (hierna: aangever) en getuige [naam 1] hebben verklaard dat verdachte aanvallend en bewapend met een mes op aangever afliep en hem heeft gestoken. Door het handelen van verdachte heeft aangever steek/snijverwondingen in de nek/hals opgelopen. Het steken in de richting van de nek/hals leidt in zijn algemeenheid tot een aanmerkelijke kans op de dood, omdat daar dicht onder de huid slagaders lopen. Verdachte heeft met zijn handelen naar de uiterlijke verschijningsvorm bewust de aanmerkelijke kans aanvaard dat aangever zou kunnen overlijden.

3.2

Standpunt van de raadsman

De raadsman vindt dat verdachte moet worden vrijgesproken van beide feiten.

Op grond van het dossier kan niet worden bewezen dat verdachte opzet had op het doden of het toebrengen van zwaar lichamelijk letsel aan aangever. Niet is komen vast te staan wat zich precies heeft afgespeeld. Verdachte heeft verklaard dat hij aangever met de vlakke kant van een mes heeft geslagen en hem daarbij heeft geraakt op zijn billen, rug en arm. Daarentegen hebben aangever en getuige [naam 1] verklaard dat aangever door verdachte met een mes is gestoken en dat aangever daarbij op verschillende plekken is geraakt. De lezing van aangever en getuige [naam 1] , dat verdachte zou hebben gestoken en/of gesneden, vindt onvoldoende steun in het opgelopen letsel. Daarom kan het opzet van verdachte niet uit de uiterlijke verschijningsvorm van zijn handelen worden afgeleid. Het letsel kan ook op een andere wijze zijn ontstaan, bijvoorbeeld doordat aangever tijdens zijn vlucht is gevallen.

Verder kan niet worden bewezen dat verdachte opzet had op het vernielen van een of meer ramen. Verdachte heeft verklaard dat hij – vanuit de woonkamer – per ongeluk met het mes tegen het raam van de tussendeur heeft getikt en dat hij niet weet hoe het raam van het raamkozijn kapot is gegaan, terwijl aangeefster [naam 1] heeft verklaard dat verdachte – vanuit de keuken – beide ramen met het mes kapot heeft geslagen. Gelet op de omstandigheid dat in de woonkamer geen glasscherven zijn aangetroffen is de verklaring van aangeefster [naam 1] ongeloofwaardig.

Aangever en aangeefster/getuige [naam 1] hebben over beide feiten op cruciale onderdelen wisselend, tegenstrijdig of onlogisch verklaard en hun verklaringen kunnen daarom niet worden gebruikt als bewijs.

3.3

Oordeel van de rechtbank

Feit 1 – Vrijspraak poging doodslag, bewezenverklaring poging zware mishandeling:

Feitelijke toedracht

De rechtbank leidt uit het dossier het volgende af.

Op 25 juni 2020 heeft tussen verdachte en zijn zoon (aangever) een confrontatie plaatsgevonden. Ter plaatse gekomen verbalisanten zagen dat aangever onder het bloed zat en meerdere steekwonden had, te weten een schamp steekwond achter zijn linkeroor, zijn linkeronderarm en linkerhand. Zij zagen ter hoogte van het linkerschouderblad een grotere steekwond die hevig bloedde. Uit de medische indicatie van 6 juli 2020 blijkt dat aangever als gevolg van het incident steek/snijverwondingen in de nek, hals en linkerhand heeft opgelopen. Daarnaast was sprake van ernstig uitwendig bloedverlies.

Over de aanloop naar het incident en de wijze waarop het letsel is toegebracht lopen de verklaringen uiteen. Verdachte heeft verklaard dat hij met een mes op aangever afliep. Hij wilde aangever confronteren met zijn gedrag, omdat aangever hem kort daarvoor met dit mes zou hebben bedreigd. Uit angst dat aangever hem zou aanvallen heeft verdachte aangever bij de keel gegrepen en hem met het mes geslagen. Daarentegen hebben aangever en getuige [naam 1] verklaard dat verdachte aanvallend, bewapend met een mes, op aangever afliep en aangever met het mes heeft gestoken.

De verklaring van aangever, dat verdachte hem met een mes heeft gestoken, vindt steun in de waarnemingen van de verbalisanten en het door de geneeskundige geconstateerde letsel. De verklaring van verdachte, dat hij heeft geslagen met een mes, past niet bij die bevindingen en wordt daarmee ter zijde geschoven. De rechtbank komt op grond van de genoemde omstandigheden tot de conclusie dat verdachte aangever met een mes heeft gestoken en gesneden en dat het letsel van aangever in de nek, het hoofd, schouder, arm en vingers door het handelen van verdachte is veroorzaakt. Dat het letsel op een andere wijze is ontstaan dan door het handelen van verdachte is niet gebleken en door de verdediging onvoldoende aannemelijk gemaakt.

Voorwaardelijk opzet op de dood/zwaar lichamelijk letsel

De rechtbank kan niet vaststellen dat verdachte toen hij aangever met een mes stak en sneed vol opzet had op de dood van aangever of op het toebrengen van zwaar lichamelijk letsel bij aangever. De rechtbank ziet zich dan ook voor de vraag gesteld of sprake is geweest van voorwaardelijk opzet op de dood of op het toebrengen van zwaar lichamelijk letsel bij aangever.

De rechtbank is van oordeel dat niet kan worden vastgesteld dat sprake is geweest van een aanmerkelijke kans dat aangever door het handelen van verdachte zou kunnen overlijden. Aangever heeft steek/snijverwondingen opgelopen in de nek, het hoofd, schouder, arm en vingers. De lengte of diepte van de verwondingen blijkt niet uit het dossier. Bij aangever is geen inwendig letsel geconstateerd en verwacht werd dat de verwondingen binnen zes weken zouden genezen. Meer is niet bekend over de wijze waarop en de kracht waarmee het letsel is toegebracht. Onder deze omstandigheden acht de rechtbank niet bewezen dat een aanmerkelijke kans op de dood van aangever heeft bestaan. Verdachte zal van de primair ten laste gelegde poging tot doodslag worden vrijgesproken.

Het is een feit van algemene bekendheid dat het steken/snijden in de richting van de nek, het hoofd, de schouder, de arm en de vingers kan leiden tot zwaar lichamelijk letsel. In de nek en het hoofd lopen dicht onder de huid slagaders en in de schouder, arm en vingers bevinden zich dicht onder de huid kwetsbare pezen en spieren. De kans op zwaar lichamelijk letsel is bij het steken/snijden op deze plekken dan ook aanmerkelijk. Door bewapend met een mes steek- en snijbewegingen te maken in de richting van de nek, het hoofd, schouder, arm en vingers van aangever heeft verdachte bewust de aanmerkelijke kans aanvaard dat aangever zwaar lichamelijk letsel zou oplopen.

De rechtbank acht bewezen dat verdachte zich schuldig heeft gemaakt aan de subsidiair ten laste gelegde poging tot zware mishandeling.

Feit 2 – Bewezenverklaring vernieling

Verbalisant [naam verbalisant] kwam op 25 juni 2020 ter plaatse in de woning van de ex-vrouw van verdachte, aangeefster [naam 1] , aan de [adres 1] te [plaats] . Hij heeft waargenomen dat het glas van het raam van de toegangsdeur naar de keuken en het glas van het raamkozijn, naast de toegangsdeur, kapot waren. Op de keukenvloer lagen glasscherven. Verdachte heeft verklaard dat hij het raam van de tussendeur naar de keuken met een mes kapot heeft getikt omdat hij aangever wilde laten schrikken. Door met een mes op een raam in een deur, dat alleen door een houten sponning wordt gescheiden van een raamkozijn, te tikken heeft verdachte bewust de aanmerkelijke kans aanvaard dat een of meer ramen zouden stukgaan.

Op grond van de verklaring van verdachte en de waarnemingen van de verbalisanten acht de rechtbank bewezen dat verdachte zich schuldig heeft gemaakt aan het vernielen van een of meer ramen.

4 Bewezenverklaring

De rechtbank acht op grond van de in bijlage II opgenomen bewijsmiddelen bewezen dat verdachte:

Feit 1 subsidiair:

op 25 juni 2020 te Amsterdam, ter uitvoering van het door verdachte voorgenomen misdrijf om aan zijn zoon [naam zoon] opzettelijk zwaar lichamelijk letsel toe te brengen met dat opzet met een mes in de nek en het hoofd en arm en schouder en vingers van die [naam zoon] heeft gestoken en gesneden, terwijl de uitvoering van dat voorgenomen misdrijf niet is voltooid;

Feit 2:

op 25 juni 2020 te Amsterdam, opzettelijk en wederrechtelijk een of meer ramen van een woning gelegen aan de [adres 1] , die geheel of ten dele aan een ander toebehoorden, te weten aan [naam 1] , heeft vernield.

Voor zover in de tenlastelegging taal- en/of schrijffouten staan, zijn deze verbeterd. Verdachte is hierdoor niet in de verdediging geschaad.

5 Strafbaarheid van de feiten en van verdachte

De raadsman heeft, bij een bewezenverklaring van feit 1, bepleit dat verdachte heeft gehandeld uit noodweer dan wel noodweerexces, zodat verdachte voor dit feit moet worden ontslagen van alle rechtsvervolging.

Dit beroep op noodweer(exces) slaagt niet. Een noodweersituatie is niet aannemelijk geworden, omdat het verdachte was die, gewapend met een mes, aangever te lijf is gegaan. Niet is gebleken dat verdachte op dat moment werd aangevallen door aangever waardoor hij zichzelf zou moeten verdedigen tegen een ogenblikkelijke wederrechtelijke aanranding van zijn lijf dan wel een dreiging daarvan.

Ook als wordt uitgegaan van de verklaring van verdachte, dat hij enkele minuten voordat hij met een mes op aangever afliep, door aangever met dit mes werd bedreigd en aangever dit mes ook weer had weggelegd, kan verdachte geen geslaagd beroep op noodweer(exces) doen. Zo die door verdachte beschreven situatie al een noodweersituatie zou hebben opgeleverd, was die situatie volgens verdachte al enkele minuten voorbij. Het was vervolgens verdachte die het mes pakte en daarmee op zijn zoon afliep om hem, naar eigen zeggen, te confronteren met zijn gedrag waarbij hij aangever met het mes heeft geraakt. Daarmee is het verdachte die als agressor kan worden beschouwd.

De bewezen geachte feiten zijn volgens de wet strafbaar. Het bestaan van een rechtvaardigingsgrond is niet aannemelijk geworden. Ook is geen omstandigheid aannemelijk geworden die de strafbaarheid van verdachte uitsluit. Verdachte is dan ook strafbaar.

6 Motivering van de straf

6.1

Eis van de officier van justitie

De officier van justitie vindt dat verdachte voor feit 1 primair en feit 2 moet worden veroordeeld tot een gevangenisstraf van 40 maanden, met aftrek van voorarrest, waarvan 10 maanden voorwaardelijk, met een proeftijd van twee jaren. Daarnaast heeft zij gevorderd dat aan het voorwaardelijk strafdeel, naast de algemene voorwaarden, de volgende bijzondere voorwaarden moeten worden verbonden: een meldplicht bij het Leger des Heils Jeugdbescherming en Reclassering (hierna: reclassering Leger des Heils), ambulante behandeling en een alcoholverbod.

6.2

Strafmaatverweer van de raadsman

De raadsman heeft, bij een bewezenverklaring van het subsidiair ten laste gelegde onder feit 1 en feit 2, verzocht om aan verdachte een onvoorwaardelijke gevangenisstraf op te leggen, waarvan de duur niet langer is dan de tijd die verdachte al in voorarrest heeft vastgezeten. Verder heeft hij verzocht om deze straf te combineren met een voorwaardelijke gevangenisstraf met daaraan gekoppeld als bijzondere voorwaarde een meldplicht. De raadsman heeft benadrukt dat oplegging van een behandelverplichting en een alcoholverbod niet nodig zijn, omdat niet is gebleken dat verdachte alcoholproblematiek heeft.

6.3

Oordeel van de rechtbank

De hierna te noemen strafoplegging is in overeenstemming met de ernst van het bewezen geachte, de omstandigheden waaronder dit is begaan en de persoon van verdachte, zoals daarvan ter terechtzitting is gebleken.

De rechtbank heeft bij de keuze tot het opleggen van een vrijheidsbenemende straf en bij de vaststelling van de duur daarvan in het bijzonder het volgende laten meewegen.

Ernst van de feiten

Op 25 juni 2020 heeft verdachte zich schuldig gemaakt aan poging tot zware mishandeling (feit 1) en vernieling (feit 2). Verdachte heeft met een mes steek/snijverwondingen toegebracht aan zijn zoon [naam zoon] (aangever) en hij heeft een of meer ramen in de woning van zijn ex-vrouw en moeder van zijn zoon [naam 1] (aangeefster) kapot gemaakt.

Uit een brief van aangever van 9 november 2020 en uit de voorgelezen slachtofferverklaring van aangeefster ter terechtzitting blijkt dat het incident op de slachtoffers zelf en op de hele familie een grote impact heeft (gehad). Aangever wordt bij het zien van zijn littekens nog steeds herinnerd aan het beeld dat hij door zijn vader werd aangevallen met een mes. De gebeurtenis heeft ook op aangeefster emotioneel gezien indruk gemaakt, omdat zij heeft gezien hoe haar zoon door zijn eigen vader werd aangevallen met een mes. Zij heeft last van paniekaanvallen en zij heeft slaapproblemen. Het zien van het gebroken deurglas in de woning heeft bij alle familieleden geleid tot gevoelens van angst en onveiligheid.

Verdachte mag van geluk spreken dat zijn zoon geen ernstiger, blijvend, letsel heeft opgelopen.

Dit is niet de eerste keer dat verdachte zich schuldig heeft gemaakt aan soortgelijke strafbare feiten. Uit het strafblad van verdachte van 26 augustus 2020 blijkt dat aan verdachte in 2016 een strafbeschikking is uitgevaardigd voor onder andere een vernieling en bedreiging in de huiselijk geweldsfeer.

Persoon van verdachte

De rechtbank heeft kennisgenomen van het door reclasseringswerker mevrouw M. Dort opgestelde adviesrapport van reclassering Leger des Heils van 25 september 2020 en de door haar gegeven toelichting op dit rapport ter terechtzitting.

De reclassering heeft gerapporteerd dat verdachte in maart 2020 is teruggekeerd vanuit Suriname naar Nederland. Verdachte verbleef ten tijde van het incident bij zijn ex-vrouw en hij heeft nooit een rol gespeeld in het leven van zijn kinderen. Uit informatie van Veilig Thuis blijkt dat in het verleden sprake was van huiselijk geweld binnen zijn relatie met zijn ex-vrouw. De relatie met zijn ex-vrouw, kinderen en de toenmalige woonsituatie hebben mogelijk bijgedragen aan het delictgedrag van verdachte. Verdachte heeft vermoedelijk agressieregulatie- en alcoholproblematiek. Daarnaast heeft verdachte praktische problemen. Een inkomen, huisvesting en dagbesteding ontbreken.

Het risico op recidive wordt, gelet op de problemen van verdachte en gelet op zijn justitiële verleden, ingeschat als hoog. Bij een bewezenverklaring ziet de reclassering aanknopingspunten voor oplegging van een voorwaardelijke gevangenisstraf met als bijzondere voorwaarden: een meldplicht bij reclassering Leger des Heils, ambulante behandeling en een alcoholverbod. Bij oplegging van een voorwaardelijk strafdeel met bijzondere voorwaarden is noodzakelijk dat verdachte zal meewerken aan psychologisch onderzoek, zodat de behandeling gericht kan zijn op de eventuele agressieregulatie- en alcoholproblematiek van verdachte.

De straf

Bij het bepalen van de op te leggen straf zijn de oriëntatiepunten van het Landelijk Overleg Vakinhoud Strafrecht (LOVS) als uitgangspunt genomen. Het oriëntatiepunt voor zware mishandeling met behulp van een wapen (niet zijnde een vuurwapen), waarbij aan een slachtoffer middelzwaar lichamelijk letsel is toegebracht, betreft een onvoorwaardelijke gevangenisstraf van zeven maanden. Aan de ene kant wordt als strafverminderend meegewogen dat het in deze zaak gaat om een poging. Aan de andere kant rekent de rechtbank het verdachte zeer aan dat beide feiten zijn gepleegd in de huiselijke sfeer en dat verdachte geen enkele verantwoordelijkheid voor zijn daden neemt of enig berouw heeft getoond. Gelet op de niet meewerkende houding van verdachte ter terechtzitting ziet de rechtbank geen heil in oplegging van een deels voorwaardelijke straf met (bijzondere) voorwaarden.

Alles afwegende vindt de rechtbank een gevangenisstraf van 7 maanden, met aftrek van voorarrest, een passende sanctie voor de bewezenverklaarde feiten. Deze straf is lager dan door de officier van justitie gevorderd reeds omdat de rechtbank, anders dan de officier, geen poging doodslag bewezen acht.

7 Ten aanzien van de benadeelde partij en de schadevergoedingsmaatregel

De benadeelde partij [naam 1] vordert € 5.193,86, waarvan € 593,86 aan vergoeding van materiële schade en € 4.600,- aan vergoeding van immateriële schade, te vermeerderen met de wettelijke rente over het totaalbedrag en met oplegging van de schadevergoedingsmaatregel.

Voor zover de raadsman heeft betoogd dat de benadeelde partij in haar vordering niet-ontvankelijk moet worden verklaard omdat [naam B.V.] niet bevoegd was om als bewindvoerder namens haar de vordering in te dienen, wordt dit verweer verworpen. Ter terechtzitting heeft de heer [naam 2] van Slachtofferhulp Nederland aan de rechtbank een beschikking van de kantonrechter rechtbank Amsterdam van 8 maart 2017 overhandigd. Daaruit blijkt dat [naam B.V.] is benoemd tot bewindvoerder van [naam 1] . Daarmee is [naam B.V.] bevoegd de vordering in te dienen.

7.1

Standpunt van de officier van justitie

De officier van justitie heeft zich op het standpunt gesteld dat de gevorderde materiële schade die ziet op schoonmaakkosten (€ 30,-) en de gevorderde immateriële schade die ziet op shockschade (€ 4.600,-) kunnen worden toegewezen, te vermeerderen met de wettelijke rente over het totaalbedrag en met oplegging van de schadevergoedingsmaatregel.

7.2

Standpunt van de raadsman

De raadsman heeft verzocht om de gevorderde immateriële schade af te wijzen, omdat deze schade onvoldoende onderbouwd is en verdere behandeling van de vordering een onevenredige belasting van het strafgeding zou opleveren.

7.3

Oordeel van de rechtbank

Toewijsbare materiële schade (feit 2)

Vast staat dat aan de benadeelde partij als gevolg van het bewezenverklaarde onder feit 2 rechtstreeks materiële schade is toegebracht doordat [naam 1] haar woning, die onder het bloed zat, heeft moeten schoonmaken. De gevorderde materiële schade die ziet op schade vanwege schoonmaakkosten (€ 30,-) komt de rechtbank niet onrechtmatig of ongegrond voor en zal daarom worden toegewezen, vermeerderd met de wettelijke rente vanaf 25 juni 2020 tot de dag van de algehele voldoening.

Niet-ontvankelijke materiële en immateriële schade (feit 1)

De gevorderde schade voor feit 1 ziet op immateriële schade wegens shockschade (€ 4.600,) en op materiële schade voor huurkosten wegens gederfd huurgenot (€ 563,86).

Niet-ontvankelijke immateriële schade (shockschade )

Een vordering tot vergoeding van shockschade moet worden beoordeeld aan de hand van de rechtspraak van de Hoge Raad. Vergoeding van shockschade kan plaatsvinden als bij de benadeelde partij een hevige emotionele shock is teweeggebracht door het waarnemen van het strafbare feit of door de directe confrontatie met de ernstige gevolgen ervan. Uit die emotionele shock moet geestelijk letsel zijn voortgevloeid. Dat zal zich vooral voordoen als de benadeelde partij en het slachtoffer een nauwe affectieve relatie hebben en het slachtoffer bij het tenlastegelegde is gedood of verwond. Voor vergoeding van immateriële schade als deze is dan wel vereist dat het bestaan van geestelijk letsel, waardoor iemand in zijn persoon is aangetast, in rechte kan worden vastgesteld, hetgeen in het algemeen slechts het geval zal zijn indien sprake is van een in de psychiatrie erkend ziektebeeld. In de rechtspraak worden de voorwaarden om shockschade te vergoeden strikt toegepast.

Ter terechtzitting heeft de heer [naam 2] van Slachtofferhulp Nederland de vordering van de benadeelde partij toegelicht en hij heeft benadrukt dat aan de vereisten voor vergoeding van shockschade is voldaan.

Het staat niet ter discussie dat het voor benadeelde partij [naam 1] traumatisch moet zijn geweest om haar zoon hevig bloedend en gewond te zien. Uit de brief van psycholoog R.D. Fohr van 30 juni 2020 blijkt dat de benadeelde partij onder behandeling staat van een psycholoog. Ter verwerking van traumaklachten als gevolg van het overlijden van haar vader en op lange termijn ter verwerking van het steekincident zal EMDR-behandeling worden opgestart. Zij heeft paniekaanvallen en slaapproblemen. Tegen de achtergrond van het geschetste juridisch kader overweegt de rechtbank dat bij de benadeelde partij geen geestelijk letsel in de vorm van een in de psychiatrie erkend ziektebeeld is vastgesteld. Daarbij komt dat het bestaan van een causaal verband tussen het waarnemen van het strafbare feit en het bestaan van een hevige emotionele shock, waaruit geestelijk letsel voortvloeit, door de verdediging is betwist. Bovendien staat het bij aangever ( [naam zoon] ) vastgestelde letsel van geringe ernst aan toewijzing van shockschade in de weg.

Gelet op de hierboven genoemde omstandigheden heeft de benadeelde partij geen aanspraak op vergoeding van shockschade, nu niet is onderbouwd dat sprake is van aantasting anderszins in de persoon.

Verdere behandeling van de vordering levert naar het oordeel van de rechtbank een onevenredige belasting van het strafgeding op, zodat de benadeelde partij in dit deel van haar vordering niet-ontvankelijk zal worden verklaard.

Niet-ontvankelijke materiële schade (gederfd huurgenot)

De benadeelde partij zal niet ontvankelijk worden verklaard in haar vordering die ziet op schade vanwege gederfd huurgenot (€ 563,86). Gelet ook op hetgeen hiervoor is overwogen omtrent de door de benadeelde partij gevorderde shockschade, heeft de benadeelde partij geen rechtstreekse schade geleden als gevolg van het onder feit 1 bewezenverklaarde.

De benadeelde partij kan het niet-ontvankelijke deel van haar vordering bij de burgerlijke rechter aanbrengen.

Schadevergoedingsmaatregel

In het belang van de benadeelde partij [naam 1] wordt, als extra waarborg voor betaling, de schadevergoedingsmaatregel aan verdachte opgelegd, zodat de benadeelde partij de opgelopen schade als gevolg van feit 2 niet zelf hoeven te innen en de schade ook vergoed krijgt als verdachte die niet kan betalen. Bij gebreke van betaling en verhaal kan gijzeling worden toegepast van maximaal één dag.

8 Toepasselijke wettelijke voorschriften

De op te leggen straf is gegrond op de artikelen 36f, 45, 57, 302 en 350 van het Wetboek van Strafrecht .

9 Beslissing

De rechtbank komt op grond van het voorgaande tot de volgende beslissing.

Verklaart het onder feit 1 primair ten laste gelegde niet bewezen en spreekt verdachte daarvan vrij.

Verklaart bewezen dat verdachte het onder feit 1 subsidiair en feit 2 ten laste gelegde heeft begaan zoals hiervoor in rubriek 4. is vermeld.

Verklaart niet bewezen wat aan verdachte meer of anders is ten laste gelegd dan hiervoor is bewezen verklaard en spreekt verdachte daarvan vrij.

Het bewezen verklaarde levert op:

Feit 1 subsidiair:

poging tot zware mishandeling

Feit 2:

opzettelijk en wederrechtelijk enig goed dat geheel of ten dele aan een ander toebehoort, vernielen

Verklaart het bewezene strafbaar.

Verklaart verdachte, [verdachte], daarvoor strafbaar.

Veroordeelt verdachte tot een gevangenisstraf van 7 (zeven) maanden.

Beveelt dat de tijd die door veroordeelde voor de tenuitvoerlegging van deze uitspraak in verzekering en in voorlopige hechtenis is doorgebracht, bij de tenuitvoerlegging van die straf in mindering gebracht zal worden.

Wijst de vordering van de benadeelde partij [naam 1] gedeeltelijk toe en veroordeelt verdachte tot betaling aan de benadeelde partij [naam 1] van € 30,- (dertig euro), te vermeerderen met de wettelijke rente vanaf de dag van het ontstaan van de schade (25 juni 2020) tot de dag van de algehele voldoening. Dit bedrag bestaat uit materiële schade.

Veroordeelt verdachte tot betaling van het toegewezen bedrag aan [naam 1] voornoemd.

Veroordeelt verdachte voorts in de kosten door de benadeelde partij gemaakt en ten behoeve van de tenuitvoerlegging van deze uitspraak nog te maken, tot op heden begroot op nihil.

Bepaalt dat de benadeelde partij voor het overige niet-ontvankelijk in haar vordering is.

Legt verdachte de verplichting op ten behoeve van [naam 1] aan de Staat € 30,- (dertig euro) te betalen, te vermeerderen met de wettelijke rente daarover vanaf het moment van het ontstaan van de schade (25 juni 2020) tot aan de dag van de algehele voldoening. Bij gebreke van betaling en verhaal kan gijzeling worden toegepast voor de duur van maximaal 1 (één) dag. De toepassing van die gijzeling heft de betalingsverplichting niet op.

Bepaalt dat, indien en voor zover verdachte aan een van de genoemde betalingsverplichtingen heeft voldaan, daarmee de andere is vervallen.

Heft op het bevel tot voorlopige hechtenis van verdachte met ingang van het tijdstip waarop de duur van de voorlopige hechtenis gelijk wordt aan de opgelegde vrijheidsstraf.

Dit vonnis is gewezen door

mr. A.A. Spoel, voorzitter,

mrs. C.P.E. Meewisse en H.E. Hoogendijk, rechters,

in tegenwoordigheid van mr. K.P.M. Smeets, griffier,

en uitgesproken op de openbare terechtzitting van deze rechtbank van 5 januari 2021.


» Juridisch advies nodig? « advertorial

Heeft u een juridisch probleem of een zaak die u wilt voorleggen aan een gespecialiseerde jurist of advocaat ?

Neemt u dan gerust contact met ons op en laat uw zaak vrijblijvend beoordelen.



naar boven      |      zoeken      |      uitgebreid zoeken

Snel uitspraken zoeken en filteren

> per rechtsgebied > op datum > op instantie

Gerelateerde wetgeving

Gerelateerde advocaten

Gerelateerde advocatenkantoren

Recente vacatures

Meer vacatures | Plaats vacature