Datum uitspraak:
Datum publicatie:
Rechtsgebied:
Zaaknummer:
Zittingsplaats:
Instantie:

Inhoudsindicatie:

Geen sprake van nova in de zin van artikel 4:6 Awb .

Uitspraak



RECHTBANK AMSTERDAM

Bestuursrecht

zaaknummer: AMS 20/6885

uitspraak van de enkelvoudige kamer in de zaak tussen

[eiser] , te [woonplaats] (Marokko), eiser (hierna: [eiser] )

(gemachtigde: mr. F. Ergec),

en

de Raad van bestuur van het Uitvoeringsinstituut werknemersverzekeringen, verweerder (hierna: Uwv)

(gemachtigde: mr. J.F.C.A.M. Weterings).

Procesverloop

Met een besluit van 3 september 2020 (het primaire besluit) heeft het Uwv beslist niet terug te komen van de beslissing van 24 april 2019 waarin is bepaald dat [eiser] vanaf 23 februari 2011 uitkering op grond van de Wet op de arbeidsongeschiktheidsverzekering (WAO) ontvangt. Het Uwv heeft het daartoe ingediende verzoek van [eiser] van 10 juli 2020 afgewezen.

Met een besluit van 12 november 2020 (het bestreden besluit) heeft het Uwv het bezwaar van [eiser] ongegrond verklaard.

[eiser] heeft tegen het bestreden besluit beroep ingesteld. Het Uwv heeft een verweerschrift ingediend.

Het onderzoek ter zitting heeft via een videoverbinding plaatsgevonden op 30 juni 2021. [eiser] heeft zich laten vertegenwoordigen door zijn advocaat en zijn gemachtigde [naam] . Het Uwv heeft zich laten vertegenwoordigen door zijn gemachtigde.

Overwegingen

Wat aan deze procedure voorafging

1. [eiser] ontvangt sinds 28 november 1995 een WAO-uitkering. Vanaf 11 september 2003 heeft het Uwv de WAO-uitkering opgeschort wegens detentie van [eiser] in Spanje. [eiser] is [medio] januari 2006 ontslagen uit detentie. Op 23 februari 2011 meldde [eiser] zich vanuit Marokko voor heropening van de WAO-uitkering. Het Uwv heeft de WAO-uitkering vanaf 23 februari 2011 heropend. Met de besluiten van 24 april 2019 en 20 september 2019 heeft het Uwv het verzoek van [eiser] om heropening van de WAO-uitkering voor de periode van 16 januari 2006 tot en met februari 2011 afgewezen. [eiser] heeft vervolgens beroep ingesteld, de rechtbank heeft het beroep bij uitspraak van 16 juli 2020 ongegrond verklaard.

2. Met het bestreden besluit heeft het Uwv het primaire besluit gehandhaafd en heeft aan het bestreden besluit ten grondslag gelegd dat er geen sprake is van nieuwe feiten en omstandigheden in de zin van artikel 4:6 van de Algemene wet bestuursrecht (Awb). Met nieuwe feiten en omstandigheden wordt bedoeld nieuwe informatie die niet eerder bekend was of niet eerder verstrekt had kunnen worden op grond waarvan nu een ander standpunt zou moeten worden ingenomen, aldus het Uwv.

Standpunt van [eiser]

3. [eiser] voert aan dat de WAO-uitkering met terugwerkende kracht vanaf 9 juni 2006 moet worden heropend, omdat hij vanaf dat moment woont in Marokko. Hij verwijst ter ondersteuning hiervan naar de door hem op 10 juli 2020 ingebrachte verklaring van de Marokkaanse autoriteiten (uittreksel uit het bevolkingsregister) van dezelfde datum (10 juli 2020) waarin staat vermeld dat [eiser] vanaf 9 september 2006 op hetzelfde adres woonachtig is in Marokko.

Het oordeel van de rechtbank

4. [eiser] heeft bij zijn brief van 10 juli 2020 het Uwv verzocht terug te komen van een eerdere beslissing van 24 april 2019 betreffende de eventuele aanspraken van [eiser] op een WAO-uitkering over de periode 16 januari 2006 tot 23 februari 2011. Het Uwv heeft dit verzoek terecht beoordeeld aan de hand van het beoordelingskader van artikel 4:6, tweede lid, van de Awb . Dit betekent dat de bestuursrechter aan de hand van de aangevoerde beroepsgronden toetst of het Uwv zich terecht, zorgvuldig voorbereid en deugdelijk gemotiveerd op het standpunt heeft gesteld dat er geen nieuw gebleken feiten of veranderde omstandigheden zijn. Als de bestuursrechter tot het oordeel komt dat het Uwv zich terecht op het standpunt heeft gesteld dat er geen nieuw gebleken feiten of veranderde omstandigheden zijn, dan kan dat de afwijzing van het verzoek om terug te komen van een besluit in beginsel dragen. De bestuursrechter kan niettemin aan de hand van de beroepsgronden tot het oordeel komen dat het bestreden besluit evident onredelijk is.

5. Onder nieuw gebleken feiten of veranderde omstandigheden (ook wel: nova) moet worden verstaan feiten of omstandigheden die ná het eerdere besluit zijn voorgevallen, dan wel feiten of omstandigheden die weliswaar vóór het eerdere besluit zijn voorgevallen, maar die niet vóór dat besluit konden worden aangevoerd. De aanvrager dient uiterlijk in de bezwaarfase nieuwe feiten of veranderde omstandigheden naar voren te brengen.

6. De rechtbank is van oordeel dat het Uwv op goede gronden heeft aangenomen dat geen sprake is van nieuwe feiten of gewijzigde omstandigheden in de zin van artikel 4:6 van de Awb . Dergelijke nieuwe feiten of gewijzigde omstandigheden zitten niet besloten in het op 10 juli 2020 toegezonden uittreksel uit het bevolkingsregister [eiser] heeft namelijk niet aannemelijk gemaakt dat hij dit uittreksel niet eerder kon overleggen. Volgens [eiser] was het niet mogelijk om een uittreksel uit het bevolkingsregister te verkrijgen, maar die stelling heeft hij niet nader onderbouwd, bijvoorbeeld door middel van een verklaring van het bevolkingsregister zelf. Bovendien heeft [eiser] hierover wisselend verklaard. Ter zitting is namens [eiser] verklaard dat het niet mogelijk was om eerder een uittreksel aan te vragen omdat het kantoor van de desbetreffende instantie was gesloten vanwege de geldende Corona-maatregelen in Marokko. Op de zitting van de rechtbank op 6 juli 2020 is namens [eiser] verklaard dat een dergelijk uittreksel uit het bevolkingsregister niet verkrijgbaar was, omdat hij buiten de stad woonachtig is waar volgens hem sprake is van een ander systeem dan in Nederland en geen sprake is van registratie in een bevolkingsregister.

7. De rechtbank is tot slot van oordeel dat aan de hand van de beroepsgronden ook niet is gebleken dat het bestreden besluit evident onredelijk is.

Conclusie

8. Gelet op het voorgaande heeft het Uwv het verzoek van [eiser] van 10 juli 2020 op goede gronden afgewezen, omdat geen sprake is van nova. Het beroep is ongegrond. Dit betekent dat [eiser] geen gelijk krijgt.

9. Voor een proceskostenveroordeling of vergoeding van het griffierecht bestaat geen aanleiding.

Beslissing

De rechtbank verklaart het beroep ongegrond.

Deze uitspraak is gedaan door mr. C.F. de Lemos Benvindo, rechter, in aanwezigheid van mr. N. Bissumbhar, griffier. De beslissing is in het openbaar uitgesproken op

griffier

rechter

Afschrift verzonden aan partijen op:

Rechtsmiddel

Tegen deze uitspraak kan binnen zes weken na de dag van verzending daarvan hoger beroep worden ingesteld bij de Centrale Raad van Beroep. Als hoger beroep is ingesteld, kan bij de voorzieningenrechter van de hogerberoepsrechter worden verzocht om het treffen van een voorlopige voorziening.

Zie de uitspraak van de Raad van 7 maart 2018, ECLI:NL:CRVB:2018:791.


» Juridisch advies nodig? « advertorial

Heeft u een juridisch probleem of een zaak die u wilt voorleggen aan een gespecialiseerde jurist of advocaat ?

Neemt u dan gerust contact met ons op en laat uw zaak vrijblijvend beoordelen.



naar boven      |      zoeken      |      uitgebreid zoeken

Snel uitspraken zoeken en filteren

> per rechtsgebied > op datum > op instantie

Gerelateerde jurisprudentie

Recente vacatures

Meer vacatures | Plaats vacature