Datum uitspraak:
Datum publicatie:
Rechtsgebied:
Zaaknummer:
Zittingsplaats:
Instantie:

Inhoudsindicatie:

Wegens een uitspraak van de CRvB is de eerste ziektedag en daardoor ook het refertejaar een jaar naar voren verschoven. Er is een IVA-uitkering toegekend met daardoor een lager dagloon. De rechtbank oordeelt dat het refertejaar juist is vastgesteld.

Uitspraak



RECHTBANK AMSTERDAM

Bestuursrecht

zaaknummer: AMS 20/5625

uitspraak van de enkelvoudige kamer van 17 november 2021 in de zaak tussen

[eiser] , te Amsterdam, eiser

(gemachtigde: mr. B.C.F. Kramer),

en

de Raad van bestuur van het Uitvoeringsinstituut werknemersverzekeringen, verweerder

( [gemachtigde verweerder] ).

Procesverloop

Verweerder heeft in het besluit van 16 december 2019 (primaire besluit) aan eiser een loonaanvullingsuitkering op grond van de Wet Werk en Inkomen naar arbeidsvermogen (de Wet WIA) toegekend per 5 maart 2020.

Met een besluit van 18 september 2020 (het bestreden besluit) heeft verweerder het bezwaar van eisers voormalige werkgever gegrond verklaard en aan eiser een IVA-uitkering toegekend op grond van de Wet WIA.

Eiser heeft daartegen beroep ingesteld.

Verweerder heeft een verweerschrift ingediend.

De zaak is behandeld op de zitting van 4 oktober 2021. Partijen hebben zich laten vertegenwoordigen door hun gemachtigden.

Overwegingen

Wat aan deze zaak voorafging

1. Eiser was tot en met 2012 onder andere werkzaam als medewerker bij een drukkerij. Op 22 oktober 2014 heeft hij zich vanuit een uitkering op grond van de Werkloosheidswet ziekgemeld wegens psychische klachten. Vervolgens heeft verweerder aan eiser een uitkering op grond van de Ziektewet toegekend. Naar aanleiding van de Eerstejaars Ziektewetbeoordeling is deze ziektewetuitkering beëindigd. Eisers bezwaar hiertegen is ongegrond verklaard. Eiser is vervolgens in beroep en hoger beroep gegaan. De Centrale Raad van Beroep (CRvB) heeft in zijn uitspraak van 29 mei 2019 eisers beroep gegrond verklaard en geoordeeld dat eiser met terugwerkende kracht doorlopend arbeidsongeschikt is geweest. Dit betekent achteraf bezien dat eiser vanaf 22 oktober 2014 als ziek beschouwd had moeten worden en hij bij de Eerstejaars Ziektewetbeoordeling recht had op voortzetting van zijn ziektewetuitkering. Die vaststelling is relevant voor de onderhavige zaak.

Waar deze zaak over gaat

2. Eiser was verder tot en met 2015 ook werkzaam als schoonmaker bij ISS Nederland BV. Voor dit werk heeft eiser zich ziekgemeld op 8 oktober 2015 wegens psychische klachten, waarna hij een nieuwe ziektewetuitkering heeft ontvangen. Vervolgens is aan eiser een loongerelateerde WIA-uitkering toegekend. Met het primaire besluit is aan eiser vervolgens een loonaanvullingsuitkering toegekend.

3. ISS Nederland BV heeft tegen het primaire besluit bezwaar gemaakt. Op basis van nader medisch onderzoek in bezwaar acht verweerder eiser met terugwerkende kracht volledig en duurzaam arbeidsongeschikt vanaf 19 juli 2019. Met het bestreden besluit van

18 september 2020 heeft verweerder het bezwaar gegrond verklaard en aan eiser per

1 november 2020 een IVA-uitkering toegekend. In verband met de hoogte van de IVA-uitkering heeft verweerder verder toegelicht dat de referteperiode voor het vaststellen van het dagloon een jaar eerder komt te liggen vanwege de nieuw vastgestelde eerste ziektedag op

22 oktober 2014. Het nieuwe refertejaar loopt van 1 oktober 2013 tot en met

30 september 2014. Vanwege het lagere genoten loon in het nieuwe refertejaar, is het dagloon hierdoor, ook na indexering, iets lager dan het in het primaire besluit vastgestelde dagloon van € 148,82. Het verschil in loon tussen de refertejaren komt volgens verweerder door de vierwekelijkse uitbetaling van de werkloosheidswetuitkering: hierdoor valt de periode van 8 september tot 5 oktober 2014 niet in de nieuwe referteperiode.

Standpunt van eiser

4. Volgens eiser is niet voldaan aan het zorgvuldigheidsbeginsel, omdat in het bestreden besluit het dagloon te laag is vastgesteld. Ter zitting heeft eiser toegelicht dat verweerder over het refertejaar van een te laag loon is uitgegaan. Op grond van het Algemeen inkomensbesluit socialezekerheidswetten moet niet worden gekeken naar het genoten loon, maar naar het recht op een werkloosheidswetuitkering in de referteperiode. Daarnaast voert eiser aan dat de hoogte van het dagloon niet meer in zijn nadeel had mogen worden gewijzigd.

Het oordeel van de rechtbank

5. De rechtbank moet beoordelen of verweerder met het bestreden besluit terecht een IVA-uitkering heeft toegekend met een lager dagloon dan voorheen.

6. De rechtbank stelt voorop dat de in bezwaar gebleken volledige en duurzame arbeidsongeschiktheid en daarmee de toekenning van een IVA-uitkering niet ter discussie staat. Verder stelt de rechtbank vast dat nu de eerste ziektedag van eiser op grond van de uitspraak van de CRvB van 29 mei 2019 is vastgesteld op 22 oktober 2014 in plaats van

8 oktober 2015, het refertejaar waarover het dagloon wordt berekend een jaar naar voren verschuift van 1 oktober 2014 tot 30 september 2015 naar 1 oktober 2013 tot

30 september 2014.

7. Naar het oordeel van de rechtbank heeft verweerder het dagloon van eiser op basis van dit nieuwe refertejaar juist vastgesteld. De rechtbank stelt hierbij voorop dat artikel 15 van het Dagloonbesluit (het Besluit) bepaalt dat het genoten loon in een aangiftetijdvak van belang is voor de referteperiode. Op grond van vaste rechtspraak van de CRvB geldt dat artikel 15 van het Besluit, de tekst, de systematiek, noch de Nota van Toelichting bij het Besluit concrete aanknopingspunten bieden om een reguliere uitbetaling van een werkloosheidswetuitkering, die na correcte toepassing van artikel 33, eerste lid, van de Werkloosheidswet is gedaan na afloop van het refertejaar, te beschouwen als te zijn gedaan in het refertejaar. Het beroep van eiser op artikel 3.4 van het Algemeen inkomensbesluit socialezekerheidswetten slaagt niet. Dit besluit regelt hoe de inkomenseis wordt vastgesteld bij aanvang van het recht op een WGA-uitkering en ziet dus niet op het vaststellen van het dagloon. De werkloosheidswetuitkering over de periode van 8 september tot 5 oktober 2014 is dus op grond van artikel 15 van het Besluit en vaste rechtspraak terecht niet in de referteperiode meegenomen. Als gevolg hiervan is het genoten loon in het nieuwe refertejaar lager en valt het daarop gebaseerde dagloon inderdaad een aantal euro’s lager uit dan op basis van het oude refertejaar.

8. Het standpunt van eiser dat zijn dagloon niet in zijn nadeel kan worden verlaagd, vat de rechtbank op als een beroep op schending van het verbod op reformatio in peius. Hierbij is van belang dat het bij reformatio in peius moet gaan om een verslechtering in de rechtspositie van eiser als gevolg van de heroverweging door het bestuursorgaan. De rechtbank oordeelt dat daarvan in dit geval geen sprake is. Uit vaste rechtspraak van de CRvB volgt dat het aspect dagloon niet als zelfstandig deelbesluit is aan te merken. Er dient daarom naar het bestreden besluit in zijn geheel te worden gekeken. De rechtbank stelt vast dat het bestreden besluit geen verslechtering oplevert in de rechtspositie van eiser. Eiser ontvangt namelijk sinds 1 november 2020 een IVA-uitkering ter hoogte van 75% van zijn laatst verdiende loon. Dit betekent dat eiser vanaf november 2020 per maand niet minder krijgt uitbetaald dan in de maand oktober 2020 op basis van de WGA- loonaanvullingsuitkering. Van schending van het verbod op reformatio in peius is dan ook geen sprake.

Conclusie

9. Het beroep is ongegrond. Eiser krijgt dus geen gelijk.

10. Voor een proceskostenveroordeling of een vergoeding van het door eiser betaalde griffierecht bestaat geen aanleiding.

Beslissing

De rechtbank verklaart het beroep ongegrond.

Deze uitspraak is gedaan door mr. R. Godthelp, rechter, in aanwezigheid van mr. A. Vijn, griffier. De beslissing is in het openbaar uitgesproken op 17 november 2021.

griffier

rechter

Afschrift verzonden aan partijen op:

Rechtsmiddel

Tegen deze uitspraak kan binnen zes weken na de dag van verzending daarvan hoger beroep worden ingesteld bij de Centrale Raad van Beroep.

Als hoger beroep is ingesteld, kan bij de voorzieningenrechter van de hogerberoepsrechter worden verzocht om het treffen van een voorlopige voorziening.

Inkomensvoorziening Volledig duurzaam Arbeidsongeschikten.

In het primaire besluit werd het dagloon per 25 september 2017 vastgesteld op € 148,82. In het bestreden besluit is dat bedrag per 19 oktober 2016, de nieuwe datum waarop de WIA-uitkering is gaan lopen, vastgesteld op € 139,43. Uit de overige stukken volgt dat ook na indexering van het dagloon ad € 139,43 naar juli 2017 het geïndexeerde dagloon van € 141,99 lager blijft dan het in het primaire besluit vastgestelde dagloon van € 148,82.

Zie bijvoorbeeld de uitspraak van de CRvB van 31 augustus 2021, ECLI:NL:CRVB:2021:2195.

Werkhervatting Gedeeltelijk Arbeidsongeschikten.

Zie bijvoorbeeld de uitspraak van de CRvB van 4 juli 2019, ECLI:NL:CRVB:2019:2203.


» Juridisch advies nodig? « advertorial

Heeft u een juridisch probleem of een zaak die u wilt voorleggen aan een gespecialiseerde jurist of advocaat ?

Neemt u dan gerust contact met ons op en laat uw zaak vrijblijvend beoordelen.



naar boven      |      zoeken      |      uitgebreid zoeken

Snel uitspraken zoeken en filteren

> per rechtsgebied > op datum > op instantie

Recente vacatures

Meer vacatures | Plaats vacature