U dient ingelogd te zijn om favorieten te kunnen toevoegen aan Mijn Jure
U kunt zich hier gratis registreren
Datum uitspraak:
Datum publicatie:
Rechtsgebied:
Zaaknummer:
Soort procedure:
Zittingsplaats:
Instantie:

Inhoudsindicatie:

Veroordeling bedreiging met enig misdrijf tegen het leven gericht en het voorhanden hebben van een vuurwapen.

Uitspraak



RECHTBANK AMSTERDAM

VONNIS

Parketnummer: 13/139943-21 (promis)

Datum uitspraak: 17 september 2021

Vonnis van de rechtbank Amsterdam, meervoudige strafkamer, in de strafzaak tegen:

[verdachte] ,

geboren op [geboortedag] 1997 te [geboorteplaats] ,

ingeschreven in de Basisregistratie Personen op het adres: [adres 1]

,

nu gedetineerd te [detentieplaats] .

1 Het onderzoek ter terechtzitting

Op 3 september 2021 heeft het onderzoek ter terechtzitting plaatsgevonden.

Verdachte was daarbij aanwezig, evenals zijn raadsvrouw, mr. N. El Farougui.

De rechtbank heeft kennisgenomen van de vordering van de officier van justitie,

mr. K. van der Willigen, en van wat verdachte en zijn raadsvrouw naar voren hebben gebracht.

2 Tenlastelegging

Aan verdachte is – kort gezegd – ten laste gelegd dat hij zich op 28 mei 2021 te Amsterdam schuldig heeft gemaakt aan:

Feit 1 :

bedreiging met enig misdrijf tegen het leven gericht en/of zware mishandeling van [aangever 1] , [aangever 2] , [aangever 3] en anderen door onder meer te zeggen: ‘if this is how you act, I've got this on me’ en vervolgens een doorgeladen vuurwapen in de lucht te richten en voor zijn borst te houden en te richten op [aangever 1] , [aangever 2] , [aangever 3] en anderen, en met dit vuurwapen te zwaaien;

Feit 2 :

het voorhanden hebben van een vuurwapen (categorie III onder 1) en munitie (categorie III).

De volledige tekst van de tenlastelegging is opgenomen in bijlage I die aan dit vonnis is gehecht en geldt als hier ingevoegd.

3 Waardering van het bewijs

3.1

Inleiding

Op 28 mei 2021 staat een groep vrienden ’s avonds te dansen op muziek in het Vondelpark te Amsterdam. Uit het dossier volgt dat verdachte langs de groep loopt en begint mee te dansen. Verschillende vrouwen uit de groep zijn daarvan niet gediend en verzoeken verdachte om weg te gaan. Een vriend van een van de vrouwen benadert hierop verdachte. Verdachte zou met de man hebben gesproken en vervolgens een doorgeladen vuurwapen hebben laten zien.

Verdachte heeft ter terechtzitting verklaard dat hij aan de man door wie hij werd benaderd een vuurwapen heeft laten zien, omdat hij zich door hem bedreigd voelde. Hij heeft verklaard dat hij het vuurwapen uit zijn schoudertasje haalde en boven deze tas ter hoogte van zijn borst hield. Verdachte heeft eveneens bevestigd dat het vuurwapen doorgeladen was.

Verdachte heeft ontkend dat hij het vuurwapen heeft gericht op [aangever 1] , [aangever 2] , [aangever 3] en/of andere omstanders. Ook heeft hij ontkend het vuurwapen in de lucht te hebben gericht, met het vuurwapen heen en weer te hebben gezwaaid en de zinnen “If this is how you act, I’ve got this on me” en “Als je het zo wilt spelen” te hebben uitgesproken.

Ook heeft verdachte verklaard die avond dronken te zijn geweest.

3.2

Standpunt van het Openbaar Ministerie

De officier van justitie heeft zich op het standpunt gesteld dat de aan verdachte ten laste gelegde feiten kunnen worden bewezen.

3.3

Standpunt van de verdediging

De verdediging heeft zich ten aanzien van de bewezenverklaring van de aan verdachte ten laste gelegde feiten gerefereerd aan het oordeel van de rechtbank. De raadsvrouw heeft de rechtbank daarbij echter verzocht om kritisch te kijken naar de laatste twee gedachtestreepjes onder feit 1 van het ten laste gelegde.

De raadsvrouw heeft aangevoerd dat niet overtuigend uit het dossier volgt dat verdachte het vuurwapen op [aangever 1] , [aangever 2] , [aangever 3] en/of een groep mensen/omstanders heeft gericht, in de lucht heeft gericht en met het vuurwapen heen en weer heeft gezwaaid, ondanks het feit dat het wettig bewijs daarvoor volgens de raadsvrouw in het dossier aanwezig is.

3.4

Oordeel van de rechtbank

3.4.1

Bewezenverklaring feit 1

De rechtbank is van oordeel dat het aan verdachte ten laste gelegde onder feit 1 bewezen kan worden verklaard op grond van de aangiftes van [aangever 1] , [aangever 2] en [aangever 3] , de getuigenverklaring van [getuige 1] en [getuige 2] en de door verdachte afgelegde verklaring ter zitting.

De verklaring van verdachte dat hij de zinnen “If this is how you act, I’ve got this on me” en “Als je het zo wilt spelen” niet zou hebben gezegd, strookt niet met de bewijsmiddelen in het dossier. Ditzelfde geldt voor de verklaring van verdachte dat hij het wapen niet op aangevers en anderen heeft gericht, niet in de lucht heeft gericht en er niet mee heeft gezwaaid. Meerdere getuigen verklaren over deze gedragingen. Daarbij komt dat verdachte wisselend heeft verklaard over wat hij precies met het wapen heeft gedaan.

Ook was verdachte, naar eigen zeggen, dronken. Dat maakt zijn herinneringen aan die avond en verklaringen daarover minder betrouwbaar. Dit alles maakt dat de rechtbank ook de overtuiging heeft dat het is gegaan zoals de aangevers en getuigen hebben verklaard en zoals hierna staat weergegeven.

[aangever 2] heeft verklaard dat verdachte voordat hij het wapen liet zien op een agressieve en intimiderende toon te woorden: “If this is how you act, I’ve got this on me”, heeft gezegd. Uit de verklaring van getuige [getuige 2] blijkt dat verdachte voordat hij het wapen liet zien ook richting de groep heeft gezegd: “Als je het zo wilt spelen”. De rechtbank acht dan ook bewezen dat verdachte [aangever 1] , [aangever 2] , [aangever 3] en anderen dreigend voornoemde woorden heeft toegevoegd (eerste gedachtestreepje van de tenlastelegging).

De rechtbank heeft de indruk dat verdachte niet bewust en doelgericht het wapen op bepaalde individuen heeft willen richten, maar uit het dossier blijkt wel degelijk dat verdachte het wapen om zich heen op de groep die daar stond heeft gericht en daarmee ook op de personen die daarvan aangifte hebben gedaan. Zo hebben zowel [aangever 3] als [aangever 1] verklaard dat verdachte (een ieder in) de groep onder schot hield. De rechtbank acht daarom bewezen dat verdachte het vuurwapen heeft gericht op [aangever 1] , [aangever 2] , [aangever 3] en anderen (het op een na laatste gedachtestreepje van de tenlastelegging).

Getuige [getuige 1] heeft voorts verklaard dat verdachte het wapen in de lucht hield en draaiende bewegingen in de lucht maakte. Uit de verklaring van getuige [getuige 2] volgt dat verdachte met het wapen stond te zwaaien. De rechtbank acht daarom ook het in de lucht richten en heen en weer zwaaien van het doorgeladen vuurwapen bewezen (de laatste twee gedachtestreepjes van de tenlastelegging).

3.4.2

Bewezenverklaring feit 2

De rechtbank acht het aan verdachte ten laste gelegde onder feit 2 bewezen op grond van de door verdachte afgelegde verklaring ter zitting en het vuurwapenrapport.

4 Bewezenverklaring

De rechtbank acht bewezen dat verdachte:

Feit 1:

op 28 mei 2021 te Amsterdam, [aangever 1] , [aangever 2] , [aangever 3] en anderen heeft bedreigd met enig misdrijf tegen het leven gericht, door

- voornoemde [aangever 1] , [aangever 2] en [aangever 3] en anderen dreigend de woorden toe te voegen: ‘Als je het zo wilt spelen’ en ‘If this is how you act, I’ve got this on me’, althans woorden van gelijke dreigende aard of strekking en

- vervolgens een doorgeladen vuurwapen uit zijn, verdachtes, schoudertasje te pakken en

- vervolgens een doorgeladen vuurwapen voor zijn, verdachtes, borst te houden en

- vervolgens een doorgeladen vuurwapen op voornoemde [aangever 1] , [aangever 2] , [aangever 3] en anderen te richten en in de lucht te richten en

- vervolgens met een doorgeladen vuurwapen heen en weer te zwaaien;

Feit 2:

op 28 mei 2021 te Amsterdam, een wapen van categorie III, onder 1 van de Wet wapens en munitie, te weten een omgebouwd gaspistool, van het merk Ekol, model Volga, kaliber 9mm Knal zijnde een vuurwapen in de vorm van een pistool en munitie van categorie III van de Wet wapens en munitie, te weten 2 patronen, kaliber 7,65 mm (merk GECO en G.F.L.) voorhanden heeft gehad.

Voor zover in de tenlastelegging taal- en/of schrijffouten staan, zijn deze verbeterd. Verdachte is hierdoor niet in de verdediging geschaad.

5 Bewijs

De rechtbank baseert haar overtuiging dat verdachte de bewezen geachte feiten heeft begaan op de feiten en omstandigheden in de bewijsmiddelen. Die bewijsmiddelen zijn opgenomen in bijlage II bij dit vonnis.

6 Strafbaarheid van het feit

De bewezen geachte feiten zijn volgens de wet strafbaar. Het bestaan van een rechtvaardigingsgrond is niet aannemelijk geworden.

7 Strafbaarheid van de verdachte

7.1

Het advies van de deskundigen

Het is de vraag in hoeverre het feit aan verdachte kan worden toegerekend. Uit de Pro Justitia-rapportage van 13 augustus 2021, opgesteld door [naam psycholoog] , psycholoog, leidt de rechtbank het volgende af.

Verdachte is lijdend aan ziekelijke stoornissen in de vorm van een posttraumatische stressstoornis (PTSS), een persisterende depressieve stoornis (dysthymie), een stoornis in het gebruik van cannabis (licht, in langdurige remissie) en een stoornis in het gebruik van alcohol (licht, in vroege remissie in gereguleerde omstandigheden). Ook ten tijde van het plegen van de ten laste gelegde feiten was verdachte lijdend aan voornoemde stoornissen. Deze stoornissen beïnvloedden verdachte zijn gedragskeuzes en gedragingen ook.

Het advies is om verdachte het tenlastegelegde in verminderde mate toe te rekenen. Op basis van meerdere traumatische ervaringen heeft verdachte een PTSS ontwikkeld. In zijn jeugd werd zijn oma, waar hij logeerde, slachtoffer van een gewelddadige woningoverval. Rond zijn 16e is hij zelf slachtoffer geworden van een poging tot beroving met een wapen. Verdachte is vervolgens in 2020 slachtoffer geworden van een steekpartij en heeft nadien besloten zich te bewapenen. Dit besluit van verdachte hangt nauw samen met de chronische angst, achterdocht en overmatige waakzaamheid in het kader van de PTSS. Daarnaast was er in de aanloop naar het ten laste gelegde sprake van depressieve gevoelens en symptomen: verdachte voelde zich verloren en verlaten en piekerde over de legio problemen die hij had.

Hij had geen woning, geen vrienden, geen steun van zijn familie, schulden, de relatie met zijn vriendin was conflictueus en onzeker en bood geen perspectief, hij voelde zich falen als vader voor zijn dochter, en hij was teleurgesteld over de breuk met een meisje dat hij leuk vond. Om die depressieve gevoelens en het gebrek aan perspectief te sussen gebruikte hij excessief alcohol.

Op zoek naar een vorm van gezelligheid zocht hij die bewuste avond contact met een groep mensen in het Vondelpark, door wie hij zich vervolgens eerst gediskwalificeerd en afgewezen voelde en daarna bedreigd (door de vriend van één van de vrouwen), waarna hij het vuurwapen liet zien om zijn verbeelde belagers af te schrikken.

Bij afwezigheid van een concrete, objectieve bedreiging van de kant van de groep mensen, kan worden geconcludeerd dat zijn agressieve reactie — het tonen van het vuurwapen — puur angstgestuurd was, bedoeld om de verbeelde belagers af te schrikken, en nauw samenhangt met de PTSS, die maakt dat hij de situatie vertekende en ten onrechte beoordeelde als bedreigend.

De rechtbank volgt de deskundige in diens conclusies ten aanzien van de stoornissen en geestesgesteldheid van verdachte ten tijde van het ten laste gelegde. De rechtbank zal verdachte dan ook verminderd toerekeningsvatbaar verklaren, waardoor de bewezenverklaarde feiten hem niet geheel kunnen worden toegerekend.

8 Motivering van de straffen

8.1

Eis van de officier van justitie

De officier van justitie heeft gevorderd dat verdachte zal worden veroordeeld tot een gevangenisstraf van vijftien maanden, met aftrek van voorarrest, waarvan zeven maanden voorwaardelijk met een proeftijd van twee jaar, met daaraan verbonden de voorwaarden, zoals deze zijn geadviseerd door de reclassering.

8.2

Strafmaatverweer van de verdediging

De raadsvrouw heeft de rechtbank verzocht om bij de strafoplegging rekening te houden met de persoonlijke omstandigheden van verdachte en verdachte een deels voorwaardelijke gevangenisstraf op te leggen met bijzondere voorwaarden. De raadsvrouw heeft zich op het standpunt gesteld dat verdachte gebaat is bij hulpverlening.

8.3.

Oordeel van de rechtbank

8.3.1

Strafoplegging

De hierna te noemen strafoplegging is in overeenstemming met de ernst van het bewezen geachte, de omstandigheden waaronder dit is begaan en de persoon van de verdachte, zoals daarvan op de zitting is gebleken.

De rechtbank heeft acht geslagen op het uittreksel Justitiële Documentatie (het strafblad) van verdachte van 12 juli 2021. Daarop staan met name veroordelingen op het gebied van de Opiumwet en vermogensfeiten. Verdachte is niet eerder voor soortgelijke feiten veroordeeld.

De rechtbank heeft bij de keuze tot het opleggen van een vrijheidsbenemende straf en bij de vaststelling van de duur daarvan in het bijzonder het volgende laten meewegen.

Verdachte had op 28 mei 2021 in Amsterdam een geladen vuurwapen voorhanden. Verdachte heeft met dit vuurwapen het Vondelpark betreden en een groep opgezocht en toen hij werd afgewezen heeft hij met het wapen rondgezwaaid en bij de personen om hem heen angst veroorzaakt. In het Vondelpark waren die avond veel mensen aanwezig. Ook zij hebben het incident en de daarop volgende aanhouding, waarbij verdachte tijdens zijn vlucht voor de politie in zijn been geschoten is, meegekregen. Dat er iemand met een doorgeladen wapen door een druk Vondelpark liep geeft mensen een gevoel van onveiligheid. Dat verdachte in het verleden het slachtoffer is geworden van een steekpartij, rechtvaardigt niet dat hij met een vuurwapen op straat loopt. De rechtbank vindt het zorgelijk dat verdachte op een dergelijk laconieke wijze met een vuurwapen is omgesprongen en neemt hem dit kwalijk.

De rechtbank neemt de oriëntatiepunten van het LOVS als uitgangspunt. De toepasselijke oriëntatiepunten gaan uit van een verdachte zonder relevant strafblad. Als uitgangspunt voor het voorhanden hebben van een vuurwapen in een openbare ruimte geldt een gevangenisstraf van acht maanden. Voor bedreiging door het tonen van een vuurwapen geldt als uitgangspunt een gevangenisstraf van vier maanden.

Bij het bepalen van de strafmaat weegt de rechtbank mee dat het vuurwapen was doorgeladen en binnen handbereik in de schoudertas van verdachte zat. Ook weegt de rechtbank in het nadeel van verdachte mee dat verdachte het wapen in een druk Vondelpark heeft gedragen en ter hand heeft genomen. Daarmee heeft verdachte bijgedragen aan het gevoel van onveiligheid en de problemen die vuurwapens geven in Amsterdam.

Hiertegenover staat dat de rechtbank het feit in verminderde mate aan verdachte toerekent, als gevolg van de bij hem vastgestelde stoornissen. Het is belangrijk dat verdachte behandeling ondergaat om de kans te verkleinen dat hij zich weer onnodig bedreigd voelt en tot strafbaar gedrag over gaat. De rechtbank ziet hierin aanleiding om een groot voorwaardelijk strafdeel op te leggen met bijzondere voorwaarden.

Alles afwegend acht de rechtbank een gevangenisstraf van twaalf maanden, met aftrek van voorarrest, waarvan zes maanden voorwaardelijk, met een proeftijd van twee jaar, met daaraan verbonden de voorwaarden, zoals deze zijn geadviseerd door de reclassering, passend.

9 Beslag

Onder verdachte is inbeslaggenomen: het vuurwapen en twee stuks munitie.

9.1

Standpunt van het Openbaar Ministerie

De officier van justitie heeft gevorderd de inbeslaggenomen items te onttrekken aan het verkeer.

9.2

Standpunt van de verdediging

De verdediging heeft geen standpunt ingenomen over het beslag.

9.3

Oordeel van de rechtbank

Het pistool en de patronen dienen onttrokken te worden aan het verkeer en zijn daarvoor vatbaar, aangezien met betrekking tot deze voorwerpen, het bewezen geachte is begaan en die voorwerpen van zodanige aard zijn dat het ongecontroleerde bezit daarvan in strijd is met de wet en het algemeen belang.

10 Toepasselijke wettelijke voorschriften

De op te leggen straffen zijn gegrond op de artikelen 14a, 14 b, 14c, 36b, 36c, 55, 57 en 285 van het Wetboek van Strafrecht en de artikelen 26 en 55 van de Wet Wapens en Munitie .

11 Beslissing

De rechtbank komt op grond van het voorgaande tot de volgende beslissing.

Verklaart bewezen dat verdachte het ten laste gelegde heeft begaan zoals hiervoor in rubriek 4 is vermeld.

Verklaart niet bewezen hetgeen aan verdachte meer of anders is ten laste gelegd dan hiervoor is bewezen verklaard en spreekt verdachte daarvan vrij.

Het bewezen verklaarde levert op:

Feit 1:

bedreiging met enig misdrijf tegen het leven gericht, meermalen gepleegd

Feit 2:

handelen in strijd met artikel 26, eerste lid, van de Wet wapens en munitie en het feit begaan met betrekking tot een vuurwapen van categorie III, en handelen in strijd met artikel 26, eerste lid van de Wet wapens en munitie

Verklaart het bewezene strafbaar.

Verklaart verdachte, [verdachte], daarvoor strafbaar.

Veroordeelt verdachte tot een gevangenisstraf van twaalf (12) maanden.

Beveelt dat de tijd die door veroordeelde voor de tenuitvoerlegging van deze uitspraak in verzekering en in voorlopige hechtenis is doorgebracht, bij de tenuitvoerlegging van die straf in mindering gebracht zal worden.

Beveelt dat een gedeelte, groot zes (6) maanden, van deze gevangenisstraf niet tenuitvoergelegd zal worden, tenzij later anders wordt gelast.

Stelt daarbij een proeftijd van twee jaren vast.

De tenuitvoerlegging kan worden gelast indien de veroordeelde zich voor het einde van de proeftijd schuldig maakt aan een strafbaar feit.

De tenuitvoerlegging kan ook worden gelast indien de veroordeelde gedurende de proeftijd de hierna vermelde bijzondere voorwaarden niet naleeft.

Stelt als bijzondere voorwaarden:

- Veroordeelde moet zich melden bij Reclassering Nederland aan de [adres 2] wanneer hij wordt opgeroepen voor een gesprek. Hierna moet hij zich blijven melden, zo vaak en zolang de reclassering dat nodig vindt. Veroordeelde dient zich te houden aan de aanwijzingen die de reclassering hem geeft.

- Veroordeelde laat zich behandelen door De Waag, of een soortgelijke instelling te bepalen door de reclassering. Tevens werkt hij mee aan het opstellen van diagnostiek, indien dit nodig wordt geacht. De behandeling duurt de gehele proeftijd of zoveel korter als de reclassering en/of behandelaar nodig vindt. Veroordeelde houdt zich aan de huisregels en de aanwijzingen die de zorgverlener geeft voor de behandeling.

- Veroordeelde verblijft in een instelling voor beschermd wonen of maatschappelijke opvang te bepalen door de reclassering, indien dit nodig wordt geacht. Het verblijf start zo snel als mogelijk . Het verblijf duurt de gehele proeftijd of zoveel korter als de reclassering nodig vindt. Veroordeelde houdt zich aan de huisregels en het dagprogramma dat de instelling in overleg met de reclassering voor hem heeft opgesteld.

- Veroordeelde werkt mee aan het aflossen van zijn schulden en het treffen van afbetalingsregelingen, ook als dit inhoudt meewerken aan schuldhulpverlening in het kader van de Wet Schuldsanering Natuurlijke Personen. Veroordeelde geeft de reclassering inzicht in zijn financiën en schulden.

Geeft aan Reclassering Nederland de opdracht als bedoeld in artikel 14c, zesde lid, van het Wetboek van Strafrecht toezicht te houden op de naleving van de voorwaarden en de veroordeelde ten behoeve daarvan te begeleiden.

Voorwaarden daarbij zijn dat de veroordeelde gedurende de proeftijd:

- ten behoeve van het vaststellen van zijn identiteit medewerking zal verlenen aan het nemen van een of meer vingerafdrukken of een identiteitsbewijs als bedoeld in artikel 1 van de Wet op de identificatieplicht ter inzage aanbiedt;

- medewerking verleent aan het reclasseringstoezicht, bedoeld in artikel 14c, zesde lid, van het Wetboek van Strafrecht, daaronder begrepen de medewerking aan huisbezoeken en het zich melden bij de reclassering zo vaak en zolang als de reclassering dit noodzakelijk acht.

Het beslag

Verklaart onttrokken aan het verkeer:

2598182 Vuurwapen gaspistool

2598183 Munitie knalpatroon

2598184 Munitie kogelpatroon

[...]

[...]

1 [...]

Dit vonnis is gewezen door:

mr. H.E. Hoogendijk, voorzitter,

mrs. R.C.J. Hamming en C.M. Georgiades, rechters,

in tegenwoordigheid van mr. I. Struijkenkamp, griffier,

en uitgesproken op de openbare terechtzitting van deze rechtbank van 17 september 2021.


» Juridisch advies nodig? « advertorial

Heeft u een juridisch probleem of een zaak die u wilt voorleggen aan een gespecialiseerde jurist of advocaat ?

Neemt u dan gerust contact met ons op en laat uw zaak vrijblijvend beoordelen.



naar boven      |      zoeken      |      uitgebreid zoeken

Snel uitspraken zoeken en filteren

> per rechtsgebied > op datum > op instantie

Recente vacatures

Meer vacatures | Plaats vacature