Datum uitspraak:
Datum publicatie:
Rechtsgebieden:
Zaaknummer:
Soort procedure:
Zittingsplaats:
Instantie:

Inhoudsindicatie:

Een voormalig werknemer op Schiphol is niet verwijtbaar werkloos geworden en heeft daarom recht op een WW-uitkering.

Uitspraak



RECHTBANK AMSTERDAM

Bestuursrecht

zaaknummer: AMS 21/3409

uitspraak van de enkelvoudige kamer van 24 november 2021 in de zaak tussen

[eiser] , te [woonplaats] , eiser (gemachtigde: mr. M. Kartal)

en

de Raad van bestuur van het Uitvoeringsinstituut werknemersverzekeringen, verweerder

(gemachtigde: mr. S. Elfert).

Procesverloop

Bij besluit van 19 januari 2021 (het primaire besluit) heeft verweerder geweigerd om eiser met ingang van 1 januari 2021 een uitkering op grond van de Werkloosheidswet (WW) toe te kennen.

Bij besluit van 17 mei 2021 (het bestreden besluit) heeft verweerder het bezwaar van eiser ongegrond verklaard.

Eiser heeft tegen het bestreden besluit beroep ingesteld.

Verweerder heeft een verweerschrift ingediend.

Het onderzoek ter zitting heeft plaatsgevonden op 25 oktober 2021. Eiser is verschenen, bijgestaan door zijn gemachtigde. Verweerder is vertegenwoordigd door zijn gemachtigde. De rechtbank heeft het onderzoek ter zitting gesloten.

Overwegingen

Wat er aan de procedure is voorafgegaan

1.1.

Eiser werkte op Schiphol als ‘loading supervisor passenger’ bij Dnata B.V. Hij meldde zich op 3 augustus 2020 ziek. De bedrijfsarts verklaarde eiser per 1 november 2020 weer inzetbaar voor zijn eigen werkzaamheden. Eiser heeft zich per e-mail van 26 november 2020 vanaf 1 november 2020 beter gemeld.

1.2

Eiser heeft een vaststellingsovereenkomst getekend die is gedateerd op 11 november 2020. Op basis van deze vaststellingsovereenkomst eindigde het dienstverband van eiser op 31 december 2020. Ook heeft hij een brief van Dnata over de arbeidsongeschiktheid en beëindiging van de arbeidsovereenkomst, gedateerd op 24 november 2020, voor akkoord getekend. Eiser heeft op 27 december 2020 bij verweerder een aanvraag voor een WW-uitkering ingediend.

1.3.

Verweerder heeft geweigerd om eiser een WW-uitkering toe te kennen. Verweerder vindt dat eiser verwijtbaar werkloos is geworden, omdat hij zelf ontslag heeft genomen.

Wettelijk kader

2. Het wettelijk kader dat de rechtbank heeft toegepast is opgenomen in de bijlage.

Het oordeel van de rechtbank

3.1.

In deze zaak is de vraag aan de orde of eiser op eigen initiatief ontslag heeft genomen en daardoor verwijtbaar werkloos is geworden in de zin van artikel 24, tweede lid, aanhef en onder b van de WW .

3.2.

De rechtbank oordeelt dat eiser niet verwijtbaar werkloos is geworden. Het beroep is gegrond. De rechtbank licht dit oordeel hierna toe.

De uit te voeren werkzaamheden

3.3.

Eiser heeft aangevoerd dat hij na het uitbreken van de coronacrisis zijn oorspronkelijke werkzaamheden als ‘loading supervisor passenger’ niet meer kon uitvoeren. Op Schiphol werden nauwelijks nog passagiersvluchten uitgevoerd. Zijn werkgever wilde dat eiser zou gaan werken in een andere functie. Aanvankelijk op de afdeling cargo, later als security medewerker. Eiser heeft aangevoerd dat hij op zich bereid was een van deze functies te vervullen, maar dat hij dan wel onder de voor die functies geldende cao wilde vallen. Ook wilde hij de benodigde trainingen volgen en de beschikking krijgen over de bij die functies behorende werkkleding. De trainingen waren van belang, om te voorkomen dat eiser fouten zou maken, die de veiligheid van hemzelf, en die van anderen in gevaar zou brengen. Eiser stelt dat Dnata aan die voorwaarden niet wilde voldoen, waarna een arbeidsconflict ontstond, dat resulteerde in de ziekmelding op 3 augustus 2020.

3.4.

Op de zitting heeft eiser verder toegelicht dat na 1 november 2020, nadat de bedrijfsarts eiser weer arbeidsgeschikt had verklaard, zijn oorspronkelijke functie nog steeds niet beschikbaar was. Dnata wilde dat eiser in een van de andere functies zou gaan werken.

3.5.

De rechtbank overweegt dat verweerder in het bestreden besluit niet rept over de functie die eiser na 1 november 2020 zou moeten gaan uitvoeren. Uit de e-mail van 6 november 2020 van Dnata aan eiser leidt de rechtbank af dat eiser niet kon terugkeren in zijn oorspronkelijke functie van ‘loading supervisor passenger’. Dnata meldt namelijk in deze e-mail dat zij met eiser wilde spreken om hem vervangende werkzaamheden aan te bieden.

3.6.

De rechtbank oordeelt dat niet is gebleken dat verweerder heeft onderzocht of die andere functies passend waren, en of eiser terecht daaraan de voorwaarden stelde die hij eerder kenbaar had gemaakt. Het bestreden besluit is daarmee in strijd met artikel 3.2 van de Algemene wet bestuursrecht (Awb).

De gebeurtenissen in november 2020

3.7.

Op de zitting is komen vast te staan dat eiser de vaststellingsovereenkomst en de brief die is gedateerd op 24 november 2020, tegelijk heeft ondertekend op 26 november 2020. Eiser heeft aangevoerd dat Dnata hem had uitgenodigd om te praten over zijn werkzaamheden nadat eiser weer arbeidsgeschikt was verklaard. De vaststellingsovereenkomst en de brief had hij van tevoren niet gekregen, die zag hij pas voor het eerst tijdens de bijeenkomst op 26 november 2020 op het kantoor van Dnata. Eiser heeft verder gesteld dat hij zelf nooit heeft gezinspeeld op beëindiging van de arbeidsovereenkomst. Dnata had dat wel al gedaan, in een telefoongesprek tijdens zijn ziekte.

3.8.

Verweerder verwijst naar de e-mail van 6 november 2020 van Dnata aan eiser, en op de brief gedateerd op 24 november 2020. In deze e-mail en brief verwijst Dnata naar de wens van eiser om weg te gaan bij Dnata.

3.9.

De rechtbank overweegt dat het derde en vierde punt van de considerans van de vaststellingsovereenkomst die Dnata had opgesteld, vermelden dat het Dnata was die het initiatief heeft genomen tot beëindiging van de arbeidsovereenkomst.

3.10.

De rechtbank oordeelt dat onder deze omstandigheden niet kan worden aangenomen dat het eiser was die het initiatief nam voor de beëindiging van de arbeidsovereenkomst. Het enkele feit dat hij de brief van 24 november 2020 heeft ondertekend is niet doorslaggevend. De brief van 24 november 2020, die eiser heeft ondertekend op 26 november 2020, vormt het sluitstuk van een arbeidsconflict over de functie die eiser zou moeten vervullen, en de voorwaarden waaronder dat zou moeten gebeuren. Aan de letterlijke bewoordingen van de door Dnata opgestelde brief mag geen doorslaggevende betekenis worden toegekend. Omdat het na het onderzoek van verweerder onduidelijk is gebleven of het initiatief voor de beëindiging van de arbeidsovereenkomst bij eiser lag of bij Dnata, moet verweerder - op grond van zijn ‘Beleidsregels toepassing artikel 24 en 27 WW 2006 ’ (Beleidsregels) - ervan uit gaan dat het initiatief lag bij de werkgever. Dit betekent dat eiser niet verwijtbaar werkloos is geworden.

Het vervolg

4.1

De rechtbank zal het bestreden besluit vernietigen. Vervolgens dient de rechtbank te bepalen of zij zelf in de zaak kan voorzien, met toepassing van artikel 8:72, derde lid, aanhef en onder b, van de Awb .

4.2.

Verweerder heeft op de zitting naar aanleiding van een vraag van de rechtbank gezegd bereid te zijn nadere vragen te stellen aan Dnata. De rechtbank gaat er echter van uit dat nader onderzoek van verweerder niet tot een andere uitkomst zal leiden. Uit het bestreden besluit volgt dat verweerder al gesproken heeft met Dnata, en bij haar de relevante stukken heeft opgevraagd en ontvangen. Ook als Dnata nog nadere informatie verstrekt zal het, op basis van de overgelegde stukken en de toelichting op de zitting, op zijn minst onduidelijk blijven wie het initiatief tot beëindiging van de arbeidsovereenkomst heeft genomen. Op grond van de Beleidsregels moet verweerder er dan nog steeds van uit gaan dat eiser niet verwijtbaar werkloos is geworden. De rechtbank vindt bovendien een finale uitkomst voor eiser urgent, omdat het om zijn recht op een uitkering gaat. De rechtbank zal daarom zelf in de zaak voorzien door te oordelen dat eiser niet verwijtbaar werkloos is, en dat eiser recht heeft op een WW-uitkering op basis van zijn aanvraag van 27 december 2020.

Conclusie

5.1.

Het beroep is gegrond. Eiser is niet verwijtbaar werkloos. Verweerder heeft ten onrechte aan eiser de WW-uitkering geweigerd. De rechtbank zal het bestreden besluit vernietigen, het primaire besluit herroepen, bepalen dat eiser recht heeft op een WW-uitkering en bepalen dat deze uitspraak voor het vernietigde bestreden besluit in de plaats treedt.

5.2.

De rechtbank veroordeelt verweerder in de door eiser gemaakte proceskosten. Deze kosten stelt de rechtbank op grond van het Besluit proceskosten bestuursrecht voor de door de gemachtigde verleende rechtsbijstand vast op € 2.564,- (1 punt voor het indienen van het bezwaarschrift, 1 punt voor het verschijnen op de hoorzitting, 1 punt voor het indienen van het beroepschrift, 1 punt voor het verschijnen ter zitting met een waarde per punt van € 534,- voor de bezwaarfase, en € 748,- voor de beroepsfase en een wegingsfactor 1).

Beslissing

De rechtbank:

- verklaart het beroep gegrond;

- vernietigt het bestreden besluit;

- herroept het primaire besluit en kent aan eiser een WW-uitkering toe op basis van de aanvraag van 27 december 2020;

- bepaalt dat deze uitspraak in de plaats treedt van het vernietigde bestreden besluit;

- draagt verweerder op het betaalde griffierecht van € 48,- aan eiser te vergoeden;

- veroordeelt verweerder in de proceskosten van eiser tot een bedrag van € 2.564,-

Deze uitspraak is gedaan door mr. S.D. Arnold, rechter, in aanwezigheid van mr. S.M. Koning, griffier. De uitspraak is in het openbaar uitgesproken op

24 november 2021.

griffier rechter

Afschrift verzonden aan partijen op:

Bent u het niet eens met deze uitspraak?

Als u het niet eens bent met deze uitspraak, kunt u een brief sturen naar de Centrale Raad van Beroep waarin u uitlegt waarom u het er niet mee eens bent. Dit heet een beroepschrift. U moet dit beroepschrift indienen binnen 6 weken na de dag waarop deze uitspraak is verzonden. U ziet deze datum hierboven.

Bijlage: wettelijk kader

Op grond van artikel 24, eerste lid, aanhef en onder a, van de WW voorkomt de werknemer dat hij verwijtbaar werkloos wordt. Op grond van artikel 24, tweede lid, aanhef en onder b, van de WW is de werknemer verwijtbaar werkloos geworden, indien de dienstbetrekking is beëindigd door of op verzoek van de werknemer zonder dat aan de voortzetting ervan zodanige bezwaren waren verbonden dat deze voortzetting redelijkerwijs niet van hem kon worden gevergd. Volgens vaste rechtspraak moet bij de beantwoording van de vraag of sprake is van verwijtbare werkloosheid worden beoordeeld of is voldaan aan de criteria van artikel 24 van de WW . Bij die beoordeling dienen de feiten en omstandigheden die tot het ontslagbesluit hebben geleid te worden betrokken.

Op grond van artikel 3.2 van de Algemene wet bestuursrecht vergaart het bestuursorgaan bij de voorbereiding van een besluit de nodige kennis omtrent de relevante feiten en de af te wegen belangen.

Paragraaf 1 van de bijlage bij artikel 1 van de Beleidsregels toepassing artikel 24 en 27 WW 2006 luidt: “Indien na onderzoek door UWV onduidelijk blijft of werkgever dan wel werknemer het initiatief heeft genomen, gaat UWV er vanuit dat het initiatief aan de kant van de werkgever ligt.”

Zie bijvoorbeeld de uitspraak van de Centrale raad van Beroep van 8 november 2011, ECLI:NL:CRVB:2011:BQ8715.


» Juridisch advies nodig? « advertorial

Heeft u een juridisch probleem of een zaak die u wilt voorleggen aan een gespecialiseerde jurist of advocaat ?

Neemt u dan gerust contact met ons op en laat uw zaak vrijblijvend beoordelen.



naar boven      |      zoeken      |      uitgebreid zoeken

Snel uitspraken zoeken en filteren

> per rechtsgebied > op datum > op instantie

Gerelateerde jurisprudentie

Gerelateerde advocaten

Gerelateerde advocatenkantoren

Recente vacatures

Meer vacatures | Plaats vacature