U dient ingelogd te zijn om favorieten te kunnen toevoegen aan Mijn Jure
U kunt zich hier gratis registreren
Datum uitspraak:
Datum publicatie:
Rechtsgebied:
Zaaknummer:
Soort procedure:
Zittingsplaats:
Instantie:

Inhoudsindicatie:

Poging tot doodslag niet bewezen. Poging tot zware mishandeling bewezen. Gevangenisstraf voor de duur van zeven maanden met aftrek, waarvan drie maanden voorwaardelijk met een proeftijd van twee jaren. Bijzondere voorwaarden.

Uitspraak



RECHTBANK AMSTERDAM

VONNIS

Parketnummer: 13/121163-21 (Promis)

Datum uitspraak: 12 augustus 2021

Vonnis van de rechtbank Amsterdam, meervoudige strafkamer, in de strafzaak tegen

[verdachte] ,

geboren te [geboorteplaats] op [geboortedag] 1994,

ingeschreven in de Basisregistratie Personen op het adres [adres 1] , [plaats 1] , gedetineerd in het [detentieplaats] .

1 Het onderzoek ter terechtzitting

Dit vonnis is op tegenspraak gewezen naar aanleiding van het onderzoek op de terechtzitting van 29 juli 2021.

De rechtbank heeft kennisgenomen van de vordering van de officier van justitie, mr. C.F. van Drumpt, van wat verdachte en zijn raadsman mr. B Hartman naar voren hebben gebracht en van wat de raadsvrouw van de benadeelde partij [persoon] , mr. P.W.M. Soekhai, naar voren heeft gebracht.

2 Tenlastelegging

Aan verdachte is ten laste gelegd dat

hij op of omstreeks 6 mei 2021 te Amsterdam, in elk geval in Nederland, tezamen en in vereniging met een of meer anderen, althans alleen, ter uitvoering van het door verdachte voorgenomen misdrijf om [persoon] , opzettelijk van het leven te beroven, althans zwaar lichamelijk letsel toe te brengen, naar voornoemde [persoon] is toegegaan, waarna hij, verdachte en/of zijn mededader voornoemde [persoon] eenmaal of meermalen met een mes, in elk geval een scherp en/of puntig voorwerp, in het (boven)been heeft/hebben gestoken en/of geprikt, terwijl de uitvoering van dat voorgenomen misdrijf niet is voltooid.

3 Voorvragen

De dagvaarding is geldig, deze rechtbank is bevoegd tot kennisneming van het ten laste gelegde feit en de officier van justitie is ontvankelijk. Er zijn geen redenen voor schorsing van de vervolging.

4 Waardering van het bewijs

4.1

Het standpunt van het Openbaar Ministerie

De officier van justitie heeft zich op het standpunt gesteld dat niet bewezen kan worden dat verdachte zich schuldig heeft gemaakt aan het medeplegen van een poging tot doodslag. Wel kan worden bewezen dat verdachte zich schuldig heeft gemaakt aan een poging tot zware mishandeling. Aangever [persoon] heeft verklaard dat hij uit het niets door verdachte is gestoken. Verdachte heeft ook bekend dat hij aangever [persoon] in zijn been heeft gestoken. Er kan echter niet bewezen worden dat er daarbij sprake is van medeplegen, waardoor verdachte van dit onderdeel van de tenlastelegging dient te worden vrijgesproken.

4.2

Het standpunt van de verdediging

De raadsman van verdachte heeft zich op het standpunt gesteld dat niet kan worden bewezen dat verdachte zich schuldig heeft gemaakt aan het medeplegen van een poging tot doodslag. De raadsman heeft geen verweer gevoerd tegen de poging tot zware mishandeling.

4.3

Het oordeel van de rechtbank

4.3.1

Poging tot doodslag

Met de raadsman en de officier van justitie is de rechtbank van oordeel dat niet kan worden bewezen dat verdachte zich schuldig heeft gemaakt aan het medeplegen van een poging tot doodslag. Verdachte zal daarvan worden vrijgesproken.

4.3.2

Poging tot zware mishandeling

De rechtbank acht, met de officier van justitie, bewezen dat verdachte zich schuldig heeft gemaakt aan een poging tot zware mishandeling. De rechtbank acht, met de officier van justitie, niet bewezen dat er sprake is van medeplegen. Verdachte zal van dat gedeelte van de tenlastelegging worden vrijgesproken.

Nu verdachte dit feit heeft bekend en de raadsman hiervan geen vrijspraak heeft bepleit, kan, op grond van artikel 359, derde lid van het Wetboek van Strafvordering met de hierna genoemde opgave van bewijsmiddelen worden volstaan:

1. Het proces-verbaal ter terechtzitting van 29 juli 2021, inhoudende de bekennende verklaring van verdachte, afgelegd ter terechtzitting van 29 juli 2021.

2. Een proces-verbaal van verhoor aangever [persoon] met nummer PL1300-2021093198-27 van 7 mei 2021, opgemaakt door de daartoe bevoegde opsporingsambtenaar [verbalisant] (p. F 003).

3. Een geschrift, zijnde een letselverklaring 7 juni 2021 betreffende [persoon] , opgemaakt door drs. P.A. Leenhouts, traumachirurg (p. N 063 t/m N 064).

5 Bewezenverklaring

De rechtbank acht op grond van de in rubriek 4 genoemde bewijsmiddelen bewezen dat verdachte

op 6 mei 2021 te Amsterdam ter uitvoering van het door verdachte voorgenomen misdrijf om [persoon] opzettelijk zwaar lichamelijk letsel toe te brengen, naar voornoemde [persoon] is toegegaan, waarna hij, verdachte, voornoemde [persoon] met een mes in het bovenbeen heeft gestoken, terwijl de uitvoering van dat voorgenomen misdrijf niet is voltooid.

Voor zover in de tenlastelegging taal- en/of schrijffouten staan, zijn deze verbeterd. Verdachte is hierdoor niet in de verdediging geschaad.

6 De strafbaarheid van het feit

6.1

Het standpunt van de officier van justitie

De officier van justitie heeft zich op het standpunt gesteld dat aan verdachte geen geslaagd beroep op noodweer toekomt. Er was geen sprake van een ogenblikkelijke, wederrechtelijke aanranding waartegen verdachte zich moest verdedigen. Daarbij maakt het geen verschil of aangever wel of niet als eerste achter verdachte aan is gegaan en hem heeft geslagen. De officier van justitie gaat ervan uit dat verdachte aangever heeft gestoken nadat verdachte achter hem aan heeft gerend. Dit baseert zij op hetgeen er te zien is op de camerabeelden en op hetgeen de onbekende getuige heeft verklaard, namelijk dat hij heeft gezien dat er iemand met een mes in zijn hand achter een andere man aanrent en daarbij roept ‘ik ga je steken, ik ga je steken’. Op het moment dat aangever probeerde weg te komen en verdachte achter hem aanrende, waarna verdachte aangever heeft gestoken, was er sprake van een tegenaanval. Op dat moment was het niet meer nodig om verdedigingshandelingen uit te voeren.

6.2.

Het standpunt van de verdediging

Ter terechtzitting heeft de raadsman aangevoerd dat de verdachte heeft gehandeld uit noodweer, als bedoeld in artikel 41, eerste lid, van het Wetboek van Strafrecht. De raadsman heeft gesteld dat de verdachte zich geconfronteerd zag met een ogenblikkelijke, wederrechtelijke aanranding. Nu aan verdachte een geslaagd beroep op een rechtvaardigingsgrond toekomt, dient hij te worden ontslagen van alle rechtsvervolging.

Daartoe heeft de verdediging de volgende feiten en omstandigheden aangevoerd.

Aangever [persoon] heeft verdachte beneden bij de flat [naam flat] opgewacht. Toen verdachte daar aankwam, haalde [persoon] direct uit op het gezicht van verdachte. Dit wordt verklaard door verdachte, getuige [getuige] en bevestigd door de camerabeelden bij het portiek [portiek 1] . Op deze camerabeelden is te zien dat verdachte komt aanlopen. Vervolgens verdwijnt hij zes seconden uit beeld. In deze zes seconden is verdachte door [persoon] geslagen en doet zich het incident met het mes voor. Daarna is te zien dat verdachte wegrent. De wijze van verdedigen van verdachte tegen de aanval van [persoon] voldoet aan de eisen van subsidiariteit en proportionaliteit. Tijdens de onverwachte vuistslagen heeft verdachte het mes ter hand genomen, waarbij hij [persoon] – mogelijk door toedoen van diens schoppende beweging - in zijn been heeft geraakt. Daarbij geldt dat [persoon] een getraind vechtsporter is, waardoor verdachte hem geen partij kon bieden. Op het moment dat het kon, heeft verdachte zich uit de voeten gemaakt en het mes weggestopt. Er is naderhand geen geweld meer op [persoon] uitgeoefend, er is alleen achter hem aangerend. Op dat moment waren verdachte en zijn medeverdachte zich niet bewust van het letsel dat [persoon] had opgelopen.

6.3

Het oordeel van de rechtbank

De rechtbank gaat uit van de volgende, aan wettige bewijsmiddelen ontleende, feiten en omstandigheden.

Verdachte is op 6 mei 2021 vanuit zijn woning in de flat [naam flat] , ingang [portiek 2] , naar beneden gegaan en is naar de ingang [portiek 1] van de flat [naam flat] gelopen. Hij was door medeverdachte [getuige] ervan op de hoogte gebracht dat [persoon] daar al even stond, en hem mogelijk daar opwachtte. Daar heeft een confrontatie met [persoon] plaatsgevonden. De rechtbank acht, mede gelet op de verklaring van [getuige] , aannemelijk dat verdachte op dat moment onverwacht door [persoon] is geslagen en dat er daarmee op dat moment sprake was van een ogenblikkelijke en wederrechtelijke aanranding.

De rechtbank acht echter niet aannemelijk geworden dat verdachte direct na het slaan door [persoon] , in het been van [persoon] heeft gestoken. Niet alleen verklaart [getuige] dit niet te hebben gezien terwijl hij naar zijn zeggen bij het slaan door [persoon] aanwezig is geweest, het scenario laat zich ook niet verenigen met de overige inhoud van het dossier.

Uit het proces-verbaal van het uitkijken van de camerabeelden blijkt dat verdachte vanuit de richting van portiek [portiek 2] voorbij portiek [portiek 1] loopt. Vervolgens rent verdachte terug voorbij portiek [portiek 1] richting portiek [portiek 2] . [persoon] rent achter verdachte aan. Daarna draaien de rollen om en rennen verdachte en [getuige] achter [persoon] aan, terug in de richting van [portiek 1] .

Een getuige heeft verklaard dat hij twee mannen achter één man heeft zien aanrennen, waarbij er door de man met het mes (verdachte) werd geroepen ‘ik ga je steken!’.

Uit het onderzoek ter plaatse blijkt dat er geen bloedsporen zijn aangetroffen op de stoep tussen de ingangen [portiek 1] en [portiek 2] . Dat lijkt onverenigbaar met het door verdachte geschetste scenario waarbij [persoon] toen hij achter verdachte aanrende over de stoep al in het been zou zijn gestoken. Bovendien zijn er wel bloedsporen aangetroffen net om de hoek van de flat en op de rijbaan vanaf de hoek van de flat richting de parkeerplaats (druppelsporen). In het proces-verbaal van bevindingen betreffende de plaats delict is gerelateerd dat het steekincident heeft plaatsgevonden net om de hoek van de flat (foto’s 19 en 23). Alle betrokkenen verklaren dat [persoon] naar zijn auto op de parkeerplaats is gerend.

Gelet op het ontbreken van bloedsporen op de stoep voor de flat en de wel aangetroffen bloedsporen op de hoek en het wegdek, de verklaring van de getuige, de verklaring van [getuige] en de camerabeelden, is de rechtbank van oordeel dat niet aannemelijk is geworden dat verdachte [persoon] heeft gestoken direct nadat hij door [persoon] was geslagen. Het is veeleer aannemelijk dat [persoon] pas is gestoken nadat de rollen waren omgedraaid en [persoon] wegrende van verdachte en [getuige] .

Op dat moment was er geen sprake meer van een ogenblikkelijke en wederrechtelijke aanranding. Immers, die eindigde op het moment dat [persoon] zich omdraaide en zich van verdachte begon af te bewegen. Verdachte is desondanks achter [persoon] aangerend, waarna hij [persoon] in zijn been heeft gestoken. De handelingen van verdachte moeten – naar de kern bezien – als aanvallend worden aangemerkt.

De conclusie van de rechtbank is dat verdachte de hem verweten gedragingen niet heeft verricht in een situatie waarin voor hem de noodzaak bestond tot verdediging van eigen lijf tegen een ogenblikkelijke, wederrechtelijke aanranding, dan wel het onmiddellijk dreigend gevaar daarvoor. Het verweer wordt verworpen.

Het bewezen geachte feit is volgens de wet strafbaar. Het bestaan van een rechtvaardigingsgrond is niet aannemelijk geworden.

7 De strafbaarheid van verdachte

Er is geen omstandigheid aannemelijk geworden die de strafbaarheid van verdachte uitsluit. Verdachte is dan ook strafbaar.

8 Motivering van de straf en maatregelen

8.1.

De eis van de officier van justitie

De officier van justitie heeft gevorderd dat verdachte voor de door haar bewezen geachte poging tot zware mishandeling zal worden veroordeeld tot een gevangenisstraf van 7 (zeven) maanden, met aftrek van voorarrest, waarvan 3 (drie) maanden voorwaardelijk, met een proeftijd van 2 (twee) jaren. De officier van justitie heeft gevorderd dat daarbij bijzondere voorwaarden worden opgelegd, inclusief elektronisch toezicht, zoals door de reclassering is geadviseerd in het rapport van 27 juli 2021. Zij heeft ook de dadelijke uitvoerbaarheid van de bijzondere voorwaarden gevorderd. Tot slot heeft de officier van justitie gevorderd dat het onder verdachte in beslag genomen mes verbeurd zal worden verklaard.

8.2.

Het strafmaatverweer van de verdediging

De verdediging heeft de rechtbank bij het opleggen van een straf of maatregel verzocht rekening te houden met de omstandigheden dat [persoon] de confrontatie met verdachte zelf heeft opgezocht en dat [persoon] geweld tegen verdachte heeft gebruikt terwijl [persoon] een kickboks-achtergrond heeft. Bovendien heeft [persoon] na het geweldsincident met zijn voertuig op verdachte ingereden. Ook heeft [persoon] , in tegenstelling tot verdachte, niet meegewerkt aan de totstandkoming van de waarheidsvinding. Al deze omstandigheden moeten bij het opleggen van een straf of maatregel in strafverlichtende mate worden meegewogen. Ten aanzien van het opleggen van bijzondere voorwaarden heeft de raadsman van verdachte zich op het standpunt gesteld dat elektronisch toezicht en een locatieverbod niet opportuun zijn. Een contactverbod met [persoon] als bijzondere voorwaarde zou voldoende moeten zijn om een eventuele nieuwe confrontatie te voorkomen.

8.3.

Het oordeel van de rechtbank

De hierna te noemen strafoplegging is in overeenstemming met de ernst van het bewezen geachte, de omstandigheden waaronder dit is begaan en de persoon en de draagkracht van verdachte, zoals daarvan ter terechtzitting is gebleken.

De rechtbank heeft bij de keuze tot het opleggen van een vrijheidsbenemende straf en bij de vaststelling van de duur daarvan in het bijzonder het volgende laten meewegen.

Verdachte heeft zich schuldig gemaakt aan een poging tot zware mishandeling. Hij heeft op klaarlichte dag, in een woonwijk, aangever in zijn bovenbeen gestoken met een mes. Daarmee heeft hij zich schuldig gemaakt aan een zware vorm van geweld. De steekpartij heeft bovendien ernstige gevolgen gehad voor het slachtoffer. Zo blijkt uit zijn slachtofferverklaring dat hij nog steeds dagelijks flashbacks heeft van de steekpartij, zich verdrietig en angstig voelt, in de ziektewet terecht is gekomen en bang is voor represailles. Hiervoor is hij ook bij een psychotherapeut geweest. De steekpartij heeft niet alleen een behoorlijke impact gehad op het slachtoffer, maar ook op de omwonenden in de buurt waar de steekpartij heeft plaatsgevonden. Dit blijkt temeer uit het feit dat er van de steekpartij meerdere getuigen zijn geweest die uit angst voor represailles geen verklaring hebben willen afleggen. Daarbij geldt dat de steekpartij waar verdachte zich schuldig aan heeft gemaakt, onderdeel is van een reeks van geweldsincidenten in de Bijlmermeer. Dit alles rekent de rechtbank verdachte zwaar aan. De rechtbank acht daarom een forse gevangenisstraf passend en geboden. De rechtbank heeft daarbij ook gelet op straffen die in vergelijkbare zaken worden opgelegd.

De rechtbank heeft acht geslagen op het Uittreksel Justitiële Documentatie (het strafblad) van verdachte van 24 juni 2021. Hieruit blijkt dat hij niet eerder voor soortgelijke misdrijven is veroordeeld.

De rechtbank vindt het zeer zorgelijk dat zowel verdachte als het slachtoffer niet hebben willen verklaren over de achtergrond van het conflict. Dat verdachte na geruime tijd verklaart dat het om een meisje gaat, maar ook daarover niet meer kwijt wil, overtuigt niet. Het risico op een nieuw geweldsdelict duurt dan ook voort. Gelet daarop, ziet de rechtbank aanleiding om een deel van de gevangenisstraf voorwaardelijk op te leggen, met de oplegging van bijzondere voorwaarden.

Verdachte heeft zich schuldig gemaakt aan een misdrijf dat is gericht tegen de onaantastbaarheid van het lichaam van personen, te weten een poging tot zware mishandeling. Gelet op de ernst van dit feit, het hiervoor genoemde ontbreken van inzicht over de aanleiding van het delict en de inhoud van het reclasseringsrapport van 27 juli 2021, is de rechtbank van oordeel dat er ernstig rekening mee moet worden gehouden dat verdachte wederom een dergelijk misdrijf zal begaan. Daarom zal de rechtbank bevelen dat de hierna op grond van art. 14c Sr te stellen voorwaarden en het op grond van art. 14d Sr uit te oefenen toezicht, dadelijk uitvoerbaar zijn.

Voorlopige hechtenis

De raadsman heeft bij pleidooi verzocht de voorlopige hechtenis direct op te heffen gelet op artikel 67a lid 3 van het Wetboek van Strafvordering (Sv) gezien op het beroep op noodweer en het ontbreken van gronden. De rechtbank is van oordeel dat, gelet op de verdere inhoud van dit vonnis, geen sprake is van een situatie als bedoeld in artikel 67a lid 3 Sv en dat (hoewel de 12-jaarsgrond nu vervalt) de recidivegrond nog onverkort aanwezig is. Het verzoek tot directe opheffing van de voorlopige hechtenis wordt dan ook afgewezen. Wel zal de rechtbank bepalen dat de voorlopige hechtenis wordt opgeheven als de duur daarvan gelijk wordt aan die van het onvoorwaardelijk gedeelte van de opgelegde vrijheidsstraf.

Beslag

Onder verdachte is een mes in beslag genomen.

Verbeurdverklaring

Het voorwerp behoort aan verdachte toe. Nu met behulp van dit voorwerp het bewezen geachte is begaan, wordt dit voorwerp verbeurdverklaard.

Ten aanzien van de benadeelde partij en de schadevergoedingsmaatregel

De benadeelde partij [persoon] vordert € 385,- aan vergoeding van materiële schade en € 2500,- aan vergoeding van immateriële schade, te vermeerderen met de wettelijke rente vanaf het moment van het ontstaan van de schade tot aan de dag van de algehele voldoening.

De officier van justitie heeft zich op het standpunt gesteld dat de vordering van [persoon] gedeeltelijk moet worden toegewezen. De vordering ten aanzien van de vergoeding van de materiële schade kan in zijn geheel worden toegewezen. De vordering ten aanzien van de vergoeding van de immateriële schade kan worden toegewezen tot een bedrag van € 1000,-.

De raadsman heeft zich primair op het standpunt gesteld dat de benadeelde partij in zijn vordering niet-ontvankelijk dient te worden verklaard, omdat aan verdachte een beroep op noodweer toekomt. Subsidiair heeft de raadsman zich aangesloten bij het standpunt van de officier van justitie.

Ten aanzien van de materiële schadevergoeding overweegt de rechtbank het volgende. Uit de zorgnota’s die de raadsvrouw van de benadeelde partij [persoon] ter terechtzitting heeft overgelegd, blijkt dat de benadeelde partij voor het ambulancevervoer naar aanleiding van het bewezenverklaarde feit één keer een bedrag van € 334,21,- heeft voldaan en één keer een bedrag van € 13,14. Deze bedragen vielen onder het eigen risico van de benadeelde partij en heeft hij aan zijn zorgverzekering betaald. Nu deze kostenposten voldoende zijn onderbouwd, zal de materiële schade voor het bedrag van € 347,35,- worden toegewezen, te vermeerderen met de wettelijke rente daarover vanaf het moment van het ontstaan van de schade (6 mei 2021) tot aan de dag van de algehele voldoening.

Ten aanzien van de gevorderde immateriële schadevergoeding overweegt de rechtbank het volgende. Op grond van artikel 6:106 lid 1 van het Burgerlijk Wetboek heeft de benadeelde partij recht op een naar billijkheid vast te stellen vergoeding van de immateriële schade aangezien de benadeelde partij ten gevolge van het strafbare feit lichamelijk letsel heeft opgelopen. De rechtbank begroot de immateriële schade naar billijkheid, rekening houdend met de vergoedingen die in soortgelijke zaken worden toegekend en rekening houdend met de mogelijkheid dat sprak is van enige mate van eigen schuld van de benadeelde partij, op een minimaal bedrag van € 500,00,- te vermeerderen met de wettelijke rente daarover van het moment van het ontstaan van de schade (6 mei 2021) tot aan de dag van de algehele voldoening.

Voorts dient de verdachte te worden veroordeeld in de kosten die de benadeelde partij heeft gemaakt en ten behoeve van de tenuitvoerlegging van deze uitspraak nog zal maken, tot op heden begroot op nihil.

Voor het overige is de rechtbank van oordeel dat behandeling van de vordering een onevenredige belasting van het strafgeding oplevert. In zoverre kan de benadeelde partij daarom thans in zijn vordering niet worden ontvangen en kan hij zijn vordering slechts bij de burgerlijke rechter aanbrengen.

In het belang van [persoon] voornoemd wordt, als extra waarborg voor betaling aan laatstgenoemde, de maatregel van artikel 36f van het Wetboek van Strafrecht aan verdachte opgelegd.

9 Toepasselijke wettelijke voorschriften

De op te leggen straf en maatregelen zijn gegrond op de artikelen 14a, 14 b, 14c, 33, 33a, 36f, 45 en 302 van het Wetboek van Strafrecht.

De rechtbank komt op grond van het voorgaande tot de volgende beslissing.

10. Beslissing

Verklaart bewezen dat verdachte het ten laste gelegde heeft begaan zoals hiervoor in rubriek 5 is vermeld.

Verklaart niet bewezen wat aan verdachte meer of anders is ten laste gelegd dan hiervoor is bewezen verklaard en spreekt verdachte daarvan vrij.

Het bewezen verklaarde levert op:

poging tot zware mishandeling.

Verklaart het bewezene strafbaar.

Verklaart verdachte, [verdachte], daarvoor strafbaar.

Veroordeelt verdachte tot een gevangenisstraf voor de duur van 7 (zeven) maanden.

Beveelt dat de tijd die door veroordeelde voor de tenuitvoerlegging van deze uitspraak in verzekering en in voorlopige hechtenis is doorgebracht, bij de tenuitvoerlegging van die straf in mindering gebracht zal worden.

Beveelt dat een gedeelte, groot 3 (drie) maanden, van deze gevangenisstraf niet tenuitvoergelegd zal worden, tenzij later anders wordt gelast.

Stelt daarbij een proeftijd van 2 (twee) jaren vast.

De tenuitvoerlegging kan worden gelast indien de veroordeelde zich voor het einde van de proeftijd schuldig maakt aan een strafbaar feit.

De tenuitvoerlegging kan ook worden gelast indien de veroordeelde gedurende de proeftijd de hierna vermelde bijzondere voorwaarden niet naleeft.

Stelt als bijzondere voorwaarden:

Meldplicht bij reclassering

Veroordeelde meldt zich binnen drie werkdagen na het ingaan van de proeftijd bij Leger des Heils Jeugdbescherming en Reclassering op het adres [adres, te plaats]. Veroordeelde blijft zich gedurende de proeftijd van 2 (twee) jaren melden op afspraken met de reclassering, zo vaak en zolang de reclassering dat nodig vindt.

Contactverbod

Veroordeelde heeft of zoekt gedurende de proeftijd van 2 (twee) jaren op geen enkele wijze - direct of indirect - contact met de aangever [persoon] , zolang het Openbaar Ministerie dit nodig vindt.

Locatieverbod met elektronisch toezicht

Veroordeelde bevindt zich gedurende 6 (zes) maanden niet in stadsdeel [plaats 2] , de verblijfplaats van het slachtoffer. De reclassering kan hierop een uitzondering maken ten behoeve van de omgang van veroordeelde met zijn zoontje, op door haar te bepalen data en tijdstippen en onder door haar te stellen voorwaarden (bijvoorbeeld het gebruik van een bepaalde route in en uit het gebied).

Veroordeelde zal zich onder elektronisch toezicht stellen ter nakoming van de hiervoor genoemde bijzondere voorwaarde.

Veroordeelde werkt daartoe mee aan het huisonderzoek op adres [adres 2] , of een ander door de reclassering daartoe geschikt te bevinden adres, en werkt mee aan de aansluiting van elektronische monitoring. Veroordeelde gaat niet naar het buitenland zonder toestemming van de reclassering, omdat het voor de elektronische controle nodig is dat veroordeelde in Nederland blijft.

Locatiegebod met elektronisch toezicht

Veroordeelde werkt mee aan het huisonderzoek op adres [adres 2] , of een ander door de reclassering geschikt bevonden adres, en werkt mee aan de aansluiting van elektronische monitoring. Veroordeelde is gedurende 6 (zes) maanden op vooraf vastgestelde tijdstippen aanwezig op het verblijfadres. De reclassering stelt de precieze tijdstippen vast, in overleg met veroordeelde en afhankelijk van de dagbesteding. Bij de start van het locatiegebod hoeft veroordeelde op doordeweekse dagen met dagbesteding een aaneengesloten blok van een nader te bepalen aantal uur niet op het verblijfadres te zijn. Op dagen zonder opleiding, (vrijwilligers)werk of behandeling is dat 2 uur. In de weekenden heeft veroordeelde een aaneengesloten blok van 8 uur per dag vrij te besteden. Het Openbaar Ministerie kan op verzoek van de reclassering de genoemde bloktijden veranderen. Veroordeelde gaat niet naar het buitenland zonder toestemming van de reclassering, omdat het voor de elektronische controle nodig is dat veroordeelde in Nederland blijft. Het huidige verblijfadres is [adres 2] . Een ander adres voor het locatiegebod is alleen mogelijk als de reclassering daarvoor toestemming geeft.

Veroordeelde zal zich onder elektronisch toezicht stellen ter nakoming van de hiervoor genoemde bijzondere voorwaarde.

Inspanningsverplichting voor structurele dagbesteding

Veroordeelde verleent gedurende de proeftijd van 2 (twee) jaren inspanning om een dagbesteding te realiseren.

Andere voorwaarde het gedrag betreffende Veroordeelde houdt zich aan aanwijzingen van de reclassering.

Geeft aan het Leger des Heils Jeugdbescherming en Reclassering de opdracht als bedoeld in artikel 14c, zesde lid, van het Wetboek van Strafrecht toezicht te houden op de naleving van de voorwaarden en de veroordeelde ten behoeve daarvan te begeleiden.

Voorwaarden daarbij zijn dat de veroordeelde gedurende de proeftijd

- ten behoeve van het vaststellen van zijn identiteit medewerking zal verlenen aan het nemen van een of meer vingerafdrukken of een identiteitsbewijs als bedoeld in artikel 1 van de Wet op de identificatieplicht ter inzage aanbiedt;

- medewerking verleent aan het reclasseringstoezicht, bedoeld in artikel 14c, zesde lid, van het Wetboek van Strafrecht, daaronder begrepen de medewerking aan huisbezoeken en het zich melden bij de reclassering zo vaak en zolang als de reclassering dit noodzakelijk acht.

Beveelt dat de op grond van artikel 14c van het Wetboek van Strafrecht gestelde voorwaarden en het op grond van artikel 14d van het Wetboek van Strafrecht uit te oefenen toezicht , dadelijk uitvoerbaar zijn.

Verklaart verbeurd:

1. Mes.

Wijst toe de vordering van de benadeelde partij [persoon] tot een bedrag van € 347,35.-(driehonderdzevenveertig euro en vijfendertig cent) aan vergoeding van materiële schade en € 500,- (vijfhonderd euro) aan vergoeding van immateriële schade, te vermeerderen met de wettelijke rente vanaf het moment van het ontstaan van de schade (6 mei 2021) tot aan de dag van de algehele voldoening.

Veroordeelt verdachte tot betaling van het toegewezen bedrag aan [persoon] voornoemd.

Veroordeelt verdachte voorts in de kosten door de benadeelde partij gemaakt en ten behoeve van de tenuitvoerlegging van deze uitspraak nog te maken, tot op heden begroot op nihil.

Bepaalt dat de benadeelde partij voor het overige niet ontvankelijk in zijn vordering is.

Legt op aan verdachte de verplichting ten behoeve van [persoon] aan de Staat € 847,35.- (achthonderdzevenenveertig euro en vijfendertig cent) te betalen, te vermeerderen met de wettelijke rente vanaf het moment van het ontstaan van de schade (6 mei 2021) tot aan de dag van de algehele voldoening. Bij gebreke van betaling en verhaal kan gijzeling worden toegepast voor de duur van 16 (zestien) dagen. De toepassing van die gijzeling heft de betalingsverplichting niet op.

Bepaalt dat, indien en voor zover verdachte aan een van genoemde betalingsverplichtingen heeft voldaan, daarmee de andere is vervallen.

Wijst af het verzoek tot opheffing van de voorlopige hechtenis met onmiddellijke ingang.

Heft op het bevel tot voorlopige hechtenis van verdachte met ingang van het tijdstip waarop de duur van de voorlopige hechtenis gelijk wordt aan die van het onvoorwaardelijk gedeelte van de opgelegde vrijheidsstraf.

Dit vonnis is gewezen doormr. K.A. Brunner, voorzitter ,mrs. C.P.E. Meewisse en G. Demmink, rechters,in tegenwoordigheid van M. Utlu, griffier,en uitgesproken op de openbare terechtzitting van deze rechtbank van 12 augustus 2021.


» Juridisch advies nodig? « advertorial

Heeft u een juridisch probleem of een zaak die u wilt voorleggen aan een gespecialiseerde jurist of advocaat ?

Neemt u dan gerust contact met ons op en laat uw zaak vrijblijvend beoordelen.



naar boven      |      zoeken      |      uitgebreid zoeken

Snel uitspraken zoeken en filteren

> per rechtsgebied > op datum > op instantie

Recente vacatures

Meer vacatures | Plaats vacature