Datum uitspraak:
Datum publicatie:
Rechtsgebied:
Zaaknummer:
Soort procedure:
Zittingsplaats:
Instantie:

Inhoudsindicatie:

Kinderbijslag, duurzame band van persoonlijke aard, kort verblijf in Nederland.

Uitspraak



RECHTBANK AMSTERDAM

Bestuursrecht

zaaknummer: AMS 20/5486

uitspraak van de enkelvoudige kamer in de zaak tussen

[eiseres] , te Amsterdam, eiseres

(gemachtigde: mr. B.B.A. Willering),

en

de raad van bestuur van de sociale verzekeringsbank, verweerder

(gemachtigde: mr. A.F.L.B. Metz).

Partijen worden hierna [eiseres] en de Svb genoemd.

Procesverloop

Met een besluit van 1 september 2020 (het primaire besluit) heeft de Svb de aanvraag van [eiseres] om kinderbijslag afgewezen

Met het besluit van 2 oktober 2020 (het bestreden besluit) heeft de Svb het bezwaar van [eiseres] ongegrond verklaard.

[eiseres] heeft tegen het bestreden besluit beroep ingesteld. De Svb heeft een verweerschrift ingediend.

De zaak is behandeld op de zitting van 7 april 2021. [eiseres] heeft zich laten vertegenwoordigen door haar gemachtigde. De Svb heeft zich laten vertegenwoordigen door zijn gemachtigde en heeft deelgenomen via een videoverbinding.

Overwegingen

Waar gaat deze zaak over?

1. [eiseres] is in Nederland geboren en heeft de Nederlandse nationaliteit. Zij heeft van 1975 tot en met 2015 in Nederland gewoond. Vervolgens is zij vertrokken naar Suriname. Op 21 juni 2020 is [eiseres] vanuit Suriname naar Nederland gekomen met haar drie kinderen. Ook haar kinderen [kind 1] , geboren op [geboortedatum 1] 2004, [kind 2] , geboren op

[geboortedatum 2] 2008, en [kind 3] , geboren op [geboortedatum 3] 2016, hebben de Nederlandse nationaliteit. Zij gaan in Nederland naar school.

2. Op 29 juni 2020 heeft [eiseres] kinderbijslag op grond van de Algemene Kinderbijslagwet (AKW) aangevraagd voor haar drie kinderen vanaf het derde kwartaal van 2020. De Svb heeft die aanvraag afgewezen, omdat [eiseres] toen geen duurzame band van persoonlijke aard met Nederland had. Zij was op 1 juli 2020 pas een paar dagen in Nederland, zij woonde niet in een eigen woning en werkte niet.

3. Volgens [eiseres] heeft zij wel een duurzame band van persoonlijke aard met Nederland. [eiseres] heeft vanaf haar geboorte in Nederland gewoond en gewerkt. Haar twee oudste kinderen zijn in Nederland geboren en opgegroeid. Deze gaan nu ook weer in Nederland naar school. [eiseres] wil wel werken maar wegens haar medische situatie is dit niet mogelijk . Het vinden van eigen woonruimte in Amsterdam is erg moeilijk en daarom woont zij nu bij haar moeder. [eiseres] en haar kinderen hadden meteen de intentie om in Nederland te blijven. Haar familie woont ook in Nederland. Ter onderbouwing van haar standpunt verwijst [eiseres] naar een uitspraak van de Centrale Raad van Beroep van 10 februari 2017 waarin het gaat om een vergelijkbare situatie en de duurzame band van persoonlijke aard ook is aangenomen.

Wetgeving en rechtspraak

4. Om kinderbijslag te ontvangen moet iemand ingezetene zijn. Dat staat in artikel 6, eerste lid, aanhef en onder a, van de AKW . Op grond van artikel 2 van de AKW is iemand ingezetene als hij in Nederland woont. Waar iemand woont, wordt op grond van artikel 3, eerste lid, van de AKW naar de omstandigheden beoordeeld.

5. Op grond van vaste rechtspraak moet er daarvoor een duurzame band van persoonlijke aard bestaan tussen de betrokkene en Nederland. Die duurzame band hoeft niet sterker te zijn dan de band met enig ander land, zodat voor een woonplaats in Nederland niet noodzakelijk is dat het middelpunt van iemands maatschappelijke leven zich in Nederland bevindt.

6. De Centrale Raad van Beroep vindt het onvoldoende dat iemand de intentie heeft zich definitief in Nederland te vestigen. Bij de beoordeling van het bestaan van een duurzame band van persoonlijke aard met Nederland is met name van belang of iemand duurzaam beschikt over woonruimte. Ook de duur van het verblijf in Nederland is van belang.

7. De rechtbank moet beoordelen of er voldoende aanknopingspunten zijn voor een duurzame band van persoonlijke aard tussen [eiseres] en Nederland op 1 juli 2020. Uit artikel 11 van de AKW blijkt namelijk dat alleen recht op kinderbijslag bestaat als iemand de eerste dag van een kalenderkwartaal is verzekerd.

8. Omdat [eiseres] de kinderbijslag aanvraagt moet zij in principe zelf aantonen dat zij voldoet aan de voorwaarden.

Het oordeel van de rechtbank

9. De rechtbank oordeelt dat [eiseres] niet aannemelijk heeft gemaakt dat zij een duurzame band van persoonlijke aard met Nederland had op 1 juli 2020. Zij heeft geen gegevens overgelegd waaruit dit objectief blijkt. [eiseres] verbleef toen nog maar een korte tijd in Nederland. Hoewel [eiseres] en haar kinderen de intentie hadden zich definitief te vestigingen in Nederland is dit, gelet op de genoemde rechtspraak, niet genoeg om te kunnen spreken van een duurzame band van persoonlijke aard met Nederland. [eiseres] had geen zelfstandige woonruimte en werkte niet. [eiseres] stond wel ingeschreven bij Woningnet maar dat was al elf jaar zo. De rechtbank hecht hier dan ook weinig waarde aan. Bovendien is het niet duidelijk of de kinderen van [eiseres] op 1 juli 2020 al waren ingeschreven op school. [eiseres] laat haar kinderen wel naar school gaan maar dat is ook verplicht. Het enige dat volgens de rechtbank op 1 juli 2020 duidelijk was is dat [eiseres] met haar kinderen naar Nederland is gekomen. Dit is onvoldoende om de conclusie te trekken dat zij ingezetene was.

10. Het beroep van [eiseres] op de uitspraak van de Centrale Raad van Beroep van

10 februari 2017 slaagt niet, omdat de situatie die in die uitspraak aan de orde was niet vergelijkbaar is met de situatie van [eiseres] . De betrokkene in die zaak verbleef al voor een langere periode in Nederland en haar kinderen gingen al naar school .

11. Hieruit volgt dat [eiseres] op de peildatum geen duurzame band van persoonlijke aard had met Nederland. Zij was dan ook geen ingezetene en daarom niet verzekerd voor de AKW. Dit betekent dat zij op 1 juli 2020 geen recht had op kinderbijslag.

Conclusie

12. De Svb heeft terecht de aanvraag van [eiseres] om kinderbijslag afgewezen. Het beroep is ongegrond.

13. Voor een proceskostenveroordeling of een vergoeding van het door [eiseres] betaalde griffierecht bestaat geen aanleiding.

Beslissing

De rechtbank verklaart het beroep ongegrond.

Deze uitspraak is gedaan door mr. F.L. Bolkestein, rechter, in aanwezigheid van mr. A. Vijn, griffier. De beslissing is in het openbaar uitgesproken op

griffier

rechter

Afschrift verzonden aan partijen op:

Rechtsmiddel

Tegen deze uitspraak kan binnen zes weken na de dag van verzending daarvan hoger beroep worden ingesteld bij de Centrale Raad van Beroep.

Als hoger beroep is ingesteld, kan bij de voorzieningenrechter van de hogerberoepsrechter worden verzocht om het treffen van een voorlopige voorziening.

Zie uitspraak van de Centrale Raad van Beroep van 10 februari 2017, ECLI:NL:CRVB:2017:2693.

Zie bijvoorbeeld de uitspraak van de Centrale Raad van Beroep van 17 augustus 2012, ECLI:NL:CRVB:2012:BX5908.

Zie bijvoorbeeld de uitspraak van de Centrale Raad van Beroep van 3 maart 2017, ECLI:NL:CRVB:2017:877.


» Juridisch advies nodig? « advertorial

Heeft u een juridisch probleem of een zaak die u wilt voorleggen aan een gespecialiseerde jurist of advocaat ?

Neemt u dan gerust contact met ons op en laat uw zaak vrijblijvend beoordelen.



∧ naar boven      |      zoeken      |      uitgebreid zoeken

Snel uitspraken zoeken en filteren

> per rechtsgebied > op datum > op instantie

Recente vacatures

Meer vacatures | Plaats vacature