U dient ingelogd te zijn om favorieten te kunnen toevoegen aan Mijn Jure
U kunt zich hier gratis registreren
Datum uitspraak:
Datum publicatie:
Rechtsgebied:
Zaaknummer:
Soort procedure:
Zittingsplaats:
Instantie:

Inhoudsindicatie:

Accountant vordert betaling voor aanvullende controlewerkzaamheden m.b.t. jaarrekening. Partijen verwijten elkaar over en weer wanprestatie. Daarvan is bij de opdrachtgever niet en bij de accountant alleen mbt geheimhoudingsbeding gebleken.

Uitspraak



vonnis

RECHTBANK AMSTERDAM

Afdeling privaatrecht

zaaknummer / rolnummer: C/13/663897 / HA ZA 19-345

Vonnis van 24 februari 2021

in de zaak van

de naamloze vennootschap

MAZARS ACCOUNTANTS N.V.,

gevestigd te Amsterdam,

eiseres in conventie,

verweerster in reconventie,

advocaat mr. J.F. Garvelink te Amsterdam,

tegen

de naamloze vennootschap

VALUE8 N.V.,

gevestigd te Amsterdam,

gedaagde in conventie,

eiseres in reconventie,

advocaat mr. A.E.H. van der Voort Maarschalk te Amsterdam.

Partijen worden hierna Mazars en Value8 genoemd.

1 De procedure

1.1.

Het verloop van de procedure blijkt uit:

de dagvaarding van 28 februari 2019 met producties;

de conclusie van antwoord in conventie tevens conclusie van eis in reconventie met producties;

het tussenvonnis van 27 november 2019, waarbij een comparitie van partijen is bevolen;

de conclusie van antwoord in reconventie met producties;

het proces-verbaal van de op 15 december 2020 gehouden comparitie en de daarin genoemde spreekaantekeningen.

1.2.

Ten slotte is vonnis bepaald.

2 De feiten

2.1.

Mazars is een accountantsorganisatie. Zij was van boekjaar 2008 tot en met boekjaar 2016 controlerend accountant van Value8. De controle van de jaarrekeningen 2008 tot en met 2015 zijn uitgevoerd onder leiding van de heer [accountant 1] RA. De controle van de jaarrekening 2016 is uitgevoerd onder leiding van de heer [accountant 2] RA (hierna: [accountant 2] ). In het kader van die controle heeft Mazars onder meer (het team van) de heer [werknemer 1] (hierna: [werknemer 1] ) ingeschakeld, die werkzaam was bij haar dochteronderneming FAS N.V.

2.2.

Value8 is een beursgenoteerde investeringsmaatschappij, die zich hoofdzakelijk bezig houdt met de aankoop en verkoop en het beheer van deelnemingen in andere ondernemingen. De heer [naam 1] (hierna: [naam 1] ) is [functie] van Value8.

2.3.

In een persbericht op 26 augustus 2016 heeft Value8 bekend gemaakt dat zij een aanvullende investering heeft gedaan in Ceradis B.V. (hierna: Ceradis), een onderneming waarin zij tot dat moment een minderheidsbelang hield. Als gevolg van deze investering verkreeg Value8 in Ceradis een meerderheidsbelang.

2.4.

Op 14 september 2016 hebben Mazars en Value8 met elkaar gesproken over de wijze waarop de controle van de jaarrekening van 2016 van Value8 zou worden ingericht. Vervolgens heeft Mazars per e-mail op 14 oktober 2016 aan Value8 vragen gesteld over de planning voor de controle van de jaarrekening van 2016. Daarop heeft Value8 in een e-mail op 17 oktober 2016 gereageerd met onder meer de toezending van een door haar opgestelde planning. Volgens die planning zou Value8 uiterlijk op 1 december 2016 een dummy jaarrekening 2016 verstrekken aan Mazars.

2.5.

Bij brieven van 26 oktober 2016 en later van 13 januari 2017 heeft toezichthouder AFM aan Value8 vragen gesteld over de jaarrekening 2015. AFM concludeerde daarop dat Value8 een onjuiste waarderingstechniek hanteerde ter zake de goodwill van Ceradis. Dat leidde niet tot aanpassing van de jaarrekening, maar moest wel in de volgende jaarrekening worden meegenomen.

2.6.

Op 11 november 2016 is een transactie (hierna: de Kersten-transactie) afgerond waarbij Value8 via Kersten Groep B.V. een 100% belang verkreeg in Kersten Holding B.V., in welke vennootschap zij voordien indirect een meerderheidsbelang had. Value8 heeft over deze transactie op 14 november 2016 een persbericht uitgebracht.

2.7.

Medio december 2016 verwierf Value8 via haar meerderheidsbelang in Source Group N.V. de onderneming Headfirst Group Beheer B.V. (hierna: de Headfirst-transactie). Beide ondernemingen zijn daarna gefuseerd tot HeadFirst Source Group N.V. (hierna: Headfirst Source). De controle van de jaarrekening van Headfirst Source, uitgevoerd door [accountant 2] , is eind augustus 2017 afgerond.

2.8.

Op 27 december 2016 heeft Mazars aan Value8 een opdrachtbevestiging toegezonden. Op basis van deze opdrachtbevestiging zou Mazars de jaarrekening van Value8 over het boekjaar 2016 controleren tegen een vaste prijs van in totaal € 205.000. Value8 heeft de opdrachtbevestiging op 18 januari 2017 ondertekend. De opdrachtbevestiging luidt, voor zover hier relevant, als volgt:

“(…) VERANTWOORDLEIJKHEID VAN HET BESTUUR

Door deze opdrachtbevestiging te ondertekenen erkent en begrijpt u dat u en het toezichthoudend orgaan verantwoordelijkheid zijn voor (…) het aan ons:

 toegang verschaffen tot alle informatie die relevant is voor het opmaken van de jaarrekening, zoals de vastleggingen, documentatie en andere aangelegenheden;

 verstrekken van aanvullende informatie die wij vragen voor het doel van de controle;

 toegang verlenen tot personen binnen de onderneming noodzakelijk voor het verkrijgen van controle-informatie. (…)”

2.9.

In de opdrachtbevestiging zijn de algemene voorwaarden van Mazars van toepassing verklaard op de door Mazars uit te voeren controlewerkzaamheden voor Value8. De algemene voorwaarden luiden, voor zover hier relevant, als volgt:

“ARTIKEL 1 – BEGRIPPEN

(…)

3. Beroepsbeoefenaar: de persoon, in loondienst of anderszins, werkzaam bij Mazars, die voor Mazars de opgedragen werkzaamheden uitvoert.

(…)

ARTIKEL 4 – OPDRACHT; INFORMATIEVERSCHAFFING DOOR OPDRACHTGEVER

1. Opdrachtgever is gehouden om alle informatie, die Mazars aangeeft nodig te hebben voor het correct kunnen uitvoeren van de haar verleende opdracht en/of waarvan Opdrachtgever weet of redelijkerwijs kan weten dat Mazars die informatie nodig heeft voor het correct kunnen uitvoeren van de haar verleende opdracht, ter beschikking te stellen in de vorm, in de veelvoud en op de wijze als door Mazars gewenst en bovendien zo tijdig dat Mazars de opdracht zonder vertraging kan uitvoeren. (…)

4. Indien Opdrachtgever, anders dan door toedoen van Mazars tekortschiet in de naleving door Opdrachtgever van de in de leden 1 t/m 3 genoemde verplichtingen en daaruit voor Mazars extra kosten en werkzaamheden voortvloeien of anderszins schade ontstaat, is Opdrachtgever gehouden die kosten, extra werkzaamheden en schade aan Mazars te vergoeden. Indien sprake is van nieuwe feiten en omstandigheden waarmee Mazars geen rekening kon houden bij de afgifte van haar offerte of bij verzending van haar opdrachtbevestiging, komen de extra kosten die daardoor ontstaan voor rekening van Opdrachtgever. (…)

6. De uit de vertraging in de uitvoering van de opdracht voortvloeiende extra kosten en extra honorarium, ontstaan door het niet, niet tijdig of niet behoorlijk ter beschikking stellen van de verlangde informatie en bescheiden, zijn voor rekening van Opdrachtgever.

(…)

ARTIKEL 5 – UITVOERING VAN DE OPDRACHT

1. Opdrachten worden uitgevoerd op de voet van een redelijk bekwaam en zorgvuldig handelende beroepsbeoefenaar. Mazars garandeert echter niet het met een opdracht beoogde resultaat. Opdrachtgever respecteert dat bij de uitvoering van de opdracht de toepasselijke gedrags- en beroepsregels in acht worden genomen. Aan (gedeeltelijke) niet-naleving door Mazars of een beroepsbeoefenaar van de voor hen/hem geldende regelgeving, inclusief beroepsregels, kan Opdrachtgever geen aanspraken ontlenen.

(…)

4. In geval van een opdracht met goed omlijnd beschreven werkzaamheden zal Mazars meerwerk niet uitvoeren of aan Opdrachtgever in rekening brengen dan nadat daarover met Opdrachtgever overeenstemming is bereikt.

(…)

ARTIKEL 7 – GEHEIMHOUDING

1. Mazars is, tenzij zij een wettelijke of beroepsplicht tot bekendmaking heeft (…) verplicht tot geheimhouding tegenover derden.

(…)

ARTIKEL 1 3 – ARBEIDSOMSTANDIGHEDEN C.A.; OVERNAME PERSONEEL

(…)

2. Opdrachtgever zal geen beroepsbeoefenaren aannemen of benaderen om bij Opdrachtgever dan wel bij aan Opdrachtgever gelieerde ondernemingen, al dan niet tijdelijk, direct of indirect in dienst te treden, dan wel direct of indirect ten behoeve van Opdrachtgever of aan Opdrachtgever gelieerde ondernemingen, al dan niet in loondienst, werkzaamheden te verrichten gedurende de periode dat Mazars bij Opdrachtgever of bij aan Opdrachtgever gelieerde ondernemingen werkzaam is en gedurende twaalf maanden daarna.

(…)”

2.10.

Bij e-mail van 12 januari 2017 heeft Mazars aan Value8 een planning toegestuurd, met het voorstel dat de DCF-berekeningen op 18 januari 2017 door Value8 bij Mazars zouden worden aangeleverd. Daarop heeft Value8 op 16 januari 2017 per e-mail laten weten dat dit niet haalbaar zou zijn, met toezending van een alternatieve planning voor de aanlevering van de benodigde DCF-berekeningen.

2.11.

Op 11 april 2017 heeft Mazars telefonisch aan Value8 laten weten dat de geplande afrondingsdatum van 28 april 2017 niet zou worden gehaald. Vervolgens heeft zij dit in een e-mail van 14 april 2017 nader toegelicht door de opgelopen vertraging in belangrijke mate te wijten aan de omstandigheid dat Value8 haar planning niet heeft behaald. Daarnaast heeft Mazars in die e-mail aan Value8 meegedeeld dat aanzienlijk meer kosten zijn gemaakt dan vooraf was begroot en dat zij die kosten aan Value8 in rekening zal brengen. Voor het overige luidt de e-mail van 14 april 2017, voor zover hier relevant, als volgt:

“(…) Daarnaast lopen er tot op heden een aantal casussen waarbij nog onvoldoende toereikende controle informatie beschikbaar is (…) Er is over het opleveren van de gevraagde informatie de afgelopen tijd veel gemaild. Wij zullen proberen woensdag aanstaande een gecumuleerd overzicht te geven van wat er nog moet worden aangeleverd. (…) Het enige dat ik u kan bevestigen is dat wij onze best doen om voortvarend maar zorgvuldig te handelen zodra wij alle noodzakelijke informatie van u hebben ontvangen. Eerder kunnen en zullen wij geen verklaring afgeven. (…)”

2.12.

Op dat bericht heeft Value8 nog dezelfde dag per e-mail gereageerd met de opmerking dat het niet behalen van de deadline het gevolg is van de handelwijze en/of persoonlijke omstandigheden van werknemers van Mazars en niet van vertraging aan de zijde van Value8. Value8 vraagt om bevestiging dat 30 april 2017 gehaald zal worden.

2.13.

Op 19 april 2017 hebben partijen telefonisch besproken dat de opdrachtgerichte kwaliteitsbeoordeling (hierna: de OKB) in opdracht van Mazars zou worden uitgevoerd door Compliancekantoor B.V. (hierna: het Compliancekantoor). Het Compliancekantoor heeft werkzaamheden verricht met betrekking tot de OKB, maar heeft deze uiteindelijk niet voltooid. Vervolgens is de OKB uitgevoerd door medewerkers van Mazars.

2.14.

Op verzoek van Mazars heeft Value8 op enig moment aan Foederer Corporate Finance B.V. (hierna: Foederer) opdracht gegeven tot het opmaken van een rapport, ter bepaling van de reële waarde van Ceradis. Nadat Foederer op 14 april 2016 haar conceptrapport aan Mazars had overhandigd en dit conceptrapport door partijen was besproken, heeft Foederer op 25 april 2016 een definitief rapport uitgebracht. Vervolgens heeft Mazars op 28 april 2016 aan Value8 meegedeeld dat de door Foederer vastgestelde waardering volgens [werknemer 1] onjuist was en dat daarvan moest worden afgeweken. Hoewel Value8 nog diezelfde dag haar bezwaren daartegen kenbaar maakte, heeft zij op 2 mei 2016 een aangepaste DCF-berekening aangeleverd die vervolgens op 4 mei 2016 door Mazars akkoord is bevonden. Daarna heeft Mazars op 9 mei 2016 aan Value8 laten weten dat “de vaststelling van de reële waarde wellicht niet juist heeft plaatsgevonden”, wat tussen partijen heeft geleid tot een nieuwe mailwisseling over de waardering van Ceradis.

2.15.

Ondertussen verstreek op 30 april 2017 de deadline voor publicatie van de jaarrekening 2016 van Value8. Zij is op grond van artikel 5:25c van de Wet op het financieel toezicht als beursgenoteerde vennootschap verplicht om haar jaarrekening uiterlijk vier maanden na het einde van het boekjaar (dat eindigt op 31 december) te publiceren.

2.16.

Op 5 mei 2017 heeft Mazars per e-mail, voor zover hier relevant, als volgt aan Value8 meegedeeld:

“(…) Zoals inmiddels tweemaal telefonisch besproken hebben wij een significante overrun die wat ons betreft niet of nauwelijks aan ons is te wijten. Naar aanleiding daarvan heb ik ook aangegeven dat ik de discussie erover niet wil en mag uitstellen tot vlak voor het tekenen van de verklaring of een informeel akkoord op de cijfers. (…) De boodschap is dat ik uiterlijk maandag jullie formele reactie op het meerwerk wil hebben, zo niet dat wij dan de pen zullen neerleggen. (…)”

Een vergelijkbare mededeling heeft Mazars aan Value8 gedaan in augustus 2017. In beide gevallen hebben partijen daarop afgesproken dat eventuele, aanvullende door Mazars in rekening te brengen kosten zouden worden besproken na afronding van de controle van de jaarrekening door Mazars. Mazars is daarna verder gegaan met haar controlewerkzaamheden.

2.17.

Omstreeks 10 mei 2017 zijn perspublicaties verschenen waarin werd geschreven dat [Groep] International B.V. (een onderneming waarvan Value8 meerderheidsaandeelhouder was, hierna: [Groep] ) en [naam 1] zouden hebben meegewerkt aan belastingontduiking door profvoetballers via Panama. Naar aanleiding daarvan heeft op verzoek van Mazars een accountantsorganisatie (hierna: de Onderzoeker) in opdracht van Value8 onderzoek gedaan naar de integriteit van de leiding van Value8. De Onderzoeker heeft in september 2017 een rapport en addendum uitgebracht. Daaruit bleken geen omstandigheden die aan afronding van de controle van de jaarrekening in de weg stonden. Value8 heeft haar waardering van de deelneming in [Groep] op 3 november 2017 bij Mazars aangeleverd. Uiteindelijk is Mazars akkoord gegaan met de waardering van [Groep] die Value8 op 9 november 2017 heeft aangeleverd.

2.18.

Bij brief van 30 augustus 2017 heeft de Vereniging van Effectenbezitters (hierna: de VEB) aan Mazars vragen gesteld over het controleproces en de jaarrekeningen over 2015 en 2016 van Value8. Daarbij heeft de VEB opgemerkt dat zij de daarop te ontvangen antwoorden op haar website kan plaatsen. Mazars heeft, zonder Value8 daarin te kennen, de vragen van de VEB in een brief op 15 september 2017, voor zover hier relevant, als volgt beantwoord:

“(…) Het fundamentele beginsel van vertrouwelijkheid staat ons (…) niet toe vertrouwelijke informatie over controlecliënten te verstrekken aan derden. Ook niet aan eventuele individuele aandeelhouders (…) daarop is voor de accountant dezelfde geheimhoudingsverplichting van toepassing. (…)

Aan de andere kant zijn wij met u van mening dat het explicieter verankeren van een formele rol van de accountant in uitzonderlijke situaties als de onderhavige verdere overweging verdient. Vanuit de publieke rol van de accountant – en zijn handelen in het algemeen belang- zouden financiële markten bijvoorbeeld gebaat kunnen zijn bij een accountant die een rol vervult bij het uitbrengen van belangrijke persberichten door beursfondsen in situaties als de onderhavige. Een vergelijking kan worden getrokken met de rol die de accountant vervult als het bestuur van een rechtspersoon een mededeling doet indien de jaarrekening, nadat deze openbaar is gemaakt, in ernstige mate tekort schiet in het geven van een getrouw beeld van vermogen en resultaat. (…)”

De VEB heeft de brief van Mazars op haar website gepubliceerd. Dat heeft geleid tot een nieuwsbericht van het Financieel Dagblad op 19 september 2017 met de titel “Situatie bij Value8 zit Mazars niet lekker”.

2.19.

Op 21 november 2017 heeft Mazars een goedkeurende verklaring uitgebracht.

2.20.

Bij brief van 23 februari 2018 heeft Mazars Value8 gesommeerd om binnen twee weken de openstaande facturen voor een bedrag van € 667.865,55 inclusief btw inzake het door Mazars verrichte meerwerk aan haar te voldoen. Value8 heeft aan deze sommatie geen gehoor gegeven.

2.21.

Per 1 september 2018 is de heer [werknemer 2] (hierna: [werknemer 2] ), daarvoor werkzaam bij Mazars, in dienst getreden bij Value8.

3 Het geschil

in conventie 3.1.

Mazars vordert – samengevat – dat Value8 bij uitvoerbaar bij voorraad te verklaren vonnis wordt veroordeeld tot betaling aan haar van:

I. € 877.368,01, bestaande uit € 667.865,55 inclusief btw aan openstaande facturen en € 209.502,46 aan contractuele rente over dat bedrag tot aan de datum dagvaarding, te vermeerderen met contractuele rente of wettelijke handelsrente daarover vanaf de datum dagvaarding;

II. € 120.000,00 aan schadevergoeding (ter zake van de indienstneming van [werknemer 2] ), te vermeerderen met wettelijke rente daarover vanaf 1 september 2018;

III. € 6.775,00 aan buitengerechtelijke incassokosten, te vermeerderen met wettelijke rente daarover vanaf veertien dagen na dit vonnis;

IV. de proceskosten, waaronder de nakosten.

3.2.

Value8 voert verweer.

3.3.

Op de stellingen van partijen wordt hierna, voor zover van belang, ingegaan.

in reconventie

3.4.

Value8 vordert – samengevat – bij uitvoerbaar bij voorraad te verklaren vonnis:

I. te verklaren voor recht dat Mazars niet heeft gehandeld zoals van een redelijk handelend en redelijk bekwaam accountant mag worden verwacht door

a. het onderzoek door Onderzoeker naar [Groep] te eisen;

b. een afboeking op de overeengekomen waarde van Ceradis per ultimo 2016 te verlangen en daarbij bovendien een post-moneywaardering onacceptabel te achten en eveneens onacceptabel te achten om hierbij uit te gaan van inzichten per september 2016 en te eisen dat uit wordt gegaan van inzichten per april 2017;

c. de controle anders in te richten en substantieel hogere eisen te stellen dan in eerdere jaren;

d. in de brief van 15 september 2017 aan de VEB in strijd met de afspraak met Value8, in strijd met Mazars’ geheimhoudingsplicht en geheel onnodig mededelingen te doen die Value8 in een slecht daglicht plaatsten en tot reputatieschade leidden;

e. het dreigen de ‘pen neer te leggen’ als Value8 niet toezegde het meerwerk (voor een belangrijk deel) te voldoen; en

f. het in haar dagvaarding schenden van haar verplichting tot geheimhouding ten aanzien van het onderzoek naar [Groep] ;

II. veroordeling van Mazars tot betaling aan Value8 van de door haar tekortschieten veroorzaakte schade van Value8, waaronder:

a. de kosten van het rapport van Onderzoeker van € 143.959,80;

b. de kosten van de Foederer-rapportage van € 15.215,75;

c. de kosten van Vikariat van € 106.623,00;

d. de overige zinloos gemaakte loonkosten van € 163.200,00;

en voor het overige op te maken bij staat;

III. veroordeling van Mazars tot betaling aan Value8 van wettelijke rente over het door haar aan schadevergoeding te betalen bedrag, voor iedere schadepost steeds vanaf het moment waarop deze schadepost is ontstaan;

IV. veroordeling van Mazars tot terugbetaling aan Value8 van het door Value8 betaalde voorschot van € 9.048,00 voor zover dat niet is gebruikt voor aantoonbare noodzakelijke werkzaamheden in het kader van de dossieroverdracht, te vermeerderen met wettelijke rente daarover vanaf 1 januari 2018;

V. veroordeling van Mazars in de proceskosten, waaronder de nakosten.

3.5.

Mazars voert verweer.

3.6.

Op de stellingen van partijen wordt hierna, voor zover van belang, ingegaan.`

4 De beoordeling

in conventie

Verschuldigdheid van de openstaande facturen

4.1.

Tussen partijen staat niet ter discussie dat Value8 € 205.000 aan Mazars heeft betaald. In deze procedure ligt de vraag voor of Value8 de facturen moet voldoen die Mazars in aanvulling op dat bedrag aan Value8 in rekening heeft gebracht.

4.2.

Partijen zijn overeengekomen dat Value8 voor de door Mazars uit te voeren controle van de jaarrekening 2016 een vast bedrag (een zogeheten ‘fixed fee’) van € 205.000 zou betalen.

4.3.

Op grond van de algemene voorwaarden van Mazars kan Mazars onder bepaalde omstandigheden aanvullende kosten aan Value8 in rekening brengen. Er is geen overeenstemming tussen partijen over vergoeding voor meerwerk als bedoeld in artikel 5 van de algemene voorwaarden. Ingevolge artikel 4 lid 4 is Value8 ook zonder overeenstemming gehouden om extra kosten en werkzaamheden of schade aan Mazars te vergoeden indien a) Value8, anders dan door toedoen van Mazars, tekortschiet in de naleving van haar verplichtingen zoals die in lid 1 tot en met lid 3 zijn bepaald of b) sprake is van nieuwe feiten en omstandigheden waarmee Mazars geen rekening kon houden bij de afgifte van haar offerte of bij verzending van haar opdrachtbevestiging. Op grond van lid 6 komen ook voor rekening van Value8 de uit de vertraging in de uitvoering van de opdracht voortvloeiende extra kosten, die zijn ontstaan door het niet, niet tijdig of niet behoorlijk ter beschikking stellen van de verlangde informatie en bescheiden door Value8. De rechtbank leest lid 6 als een nadere specificatie van de voor vergoeding in aanmerking komende kosten bij tekortschieten als bedoeld in lid 4, niet als een zelfstandige grond voor het in rekening brengen van aanvullende kosten.

4.4.

Op grond van artikel 150 van het Wetboek van Burgerlijke Rechtsvordering (Rv) is het aan Mazars om te stellen en bij betwisting te bewijzen dat en aan welke van de hiervoor genoemde bepalingen in artikel 4 van de algemene voorwaarden (hierna: artikel 4) is voldaan. Zij dient dus concreet te stellen waaruit de tekortkoming van Value8 bestaat, dan wel van welke nieuwe feiten en omstandigheden sprake is, dan wel welke stukken Value8 niet, niet tijdig of behoorlijk heeft aangeleverd. De rechtbank is van oordeel dat Mazars daarin niet is geslaagd. Dit zal hierna worden toegelicht.

4.5.

In de kern komt het bezwaar van Mazars erop neer dat Value8 onjuiste informatie en/of te laat de juiste informatie bij haar heeft aangeleverd. Zo zou Value8 vooraf onjuiste en/of onvolledige informatie over haar planning inzake de controlewerkzaamheden hebben verstrekt. Daarnaast zou Value8 de benodigde inhoudelijke informatie voor de controle van de jaarrekening te laat bij Mazars hebben aangeleverd. Ook heeft Mazars per deelneming uiteengezet op welke wijze Value8 niet zou hebben voldaan aan haar verplichtingen jegens Mazars. Deze bezwaren worden hierna achtereenvolgens besproken.

Uitblijvende informatie

4.6.

Mazars stelt dat Value8 in zijn algemeenheid informatie te laat bij haar heeft aangeleverd. Maar zij heeft dit niet concreet onderbouwd met e-mails waaruit blijkt dat zij om toezending van uitblijvende informatie heeft gevraagd. De enige e-mail die Mazars heeft overgelegd waaruit dit zou kunnen worden afgeleid is de e-mail van 14 april 2017 (zie hiervoor onder 2.11), waarin zij schrijft dat “nog onvoldoende toereikende controle informatie beschikbaar is”. Maar in diezelfde mail schrijft Mazars dat zij zelf binnenkort een overzicht zal geven van wat er nog moet worden aangeleverd, zodat voor het aanleveren van informatie door Value8 kennelijk ook input van Mazars was vereist – die op dat moment evenmin was geleverd. Voor het overige heeft Mazars, ook nadat Value8 heeft betwist dat zij informatie te laat zou hebben aangeleverd, geen e-mails in het geding gebracht waaruit blijkt dat zij heeft gevraagd om te laat aangeleverde informatie en hersteltermijnen heeft gegeven. Dit had wel op haar weg gelegen. Het ter zitting gedane bewijsaanbod om alsnog dergelijke e-mails in het geding te brengen is te laat en zal gepasseerd worden omdat Mazars onvoldoende heeft gesteld om alsnog tot bewijslevering te worden toegelaten.

Bezwaren over informatie inzake de planning

4.7.

Mazars stelt dat Value8 haar eigen planning van 14 oktober 2016 niet haalde – door de dummyjaarrekening niet en de conceptjaarrekening, het conceptjaarverslag en de DCF-berekeningen pas later dan besproken aan te leveren – als gevolg waarvan Mazars meer werkzaamheden heeft moeten verrichten dan vooraf was voorzien. Deze stelling kan niet worden gevolgd. Op het moment dat Mazars aan Value8 de opdrachtbevestiging verstuurde en daarin de vaste prijs van € 205.000 voorstelde, wist of kon zij door het uitblijven van de dummyjaarrekening al weten dat deze planning niet gehaald zou worden. Dit geldt temeer nu Value8 onweersproken heeft gesteld dat partijen na verzending van de planning zijn overeengekomen dat in het geheel geen dummyjaarrekening zou worden aangeleverd en dat men pas met de jaarrekening 2016 verder zou gaan nadat de vragen van de AFM over de jaarrekening 2015 waren beantwoord. De door AFM gestelde vragen werden op 26 oktober 2016 ontvangen en de beantwoording van deze en nadere vragen werd uiteindelijk pas omstreeks 13 januari 2017 afgerond. Gelet op deze vertraging had Mazars bij de verzending van de opdrachtbevestiging op 27 december 2016 logischerwijs al kunnen weten dat de op 14 oktober 2016 verzonden planning achterhaald was en had zij daar bij de vaststelling van de vaste prijs rekening mee kunnen houden. Zij kan aan de planning van 14 oktober 2016 dan ook geen rechten ontlenen. Bij die stand van zaken is van een tekortkoming aan de zijde van Value8 in de zin van artikel 4 lid 4 door het niet halen van de planning geen sprake. Evenmin is sprake van een nieuw feit of omstandigheid in de zin van artikel 4 lid 4, want dat Mazars pas verder kon met haar werkzaamheden nadat de vragen van de AFM waren beantwoord was bij verzending van de opdrachtbevestiging al bekend. Dit leidt daarom niet tot een verplichting tot betaling van aanvullende kosten door Value8.

4.8.

Verder stelt Mazars dat Value8 de Kersten-transactie en de Headfirst-transactie ten onrechte niet of onvoldoende in haar planning had betrokken. Nog los van het feit dat hiervoor reeds is opgemerkt dat Mazars aan de planning van 14 oktober 2016 geen reden kan ontlenen, geldt dat deze transacties al voor de verzending van de opdrachtbevestiging op 27 december 2016 waren afgerond en/of bekend waren. Mazars heeft immers zelf gesteld dat de Kersten-transactie al op 11 november 2016 was afgerond. Bovendien heeft Value8 onweersproken gesteld dat zij op 14 november 2016 daarover een persbericht heeft uitgebracht en op 29 november 2016 een memo met daarin de uitgewerkte transactie bij Mazars heeft aangeleverd. Mazars was bij het maken van een inschatting van haar werkzaamheden voorafgaand aan de verzending van de opdrachtbevestiging op 27 december 2016 dus al van deze transactie op de hoogte, althans zij had daarvan op de hoogte kunnen zijn. Dat geldt ook voor de Headfirst-transactie. Hoewel die transactie pas medio december 2016 was afgerond, was deze (blijkens de door Value8 overgelegde stukken) al op 7 oktober 2015 in een persbericht aangekondigd. Daarnaast trad [accountant 2] op als accountant van Headfirst Source, zodat Mazars ook uit dien hoofde bekend kon zijn met de genoemde transactie en deze dus kon meenemen bij de planning.

Bezwaren over informatie inzake de waardering

4.9.

Mazars stelt dat Value8 de goodwill van haar deelnemingen, mede gelet op de tegenvallende resultaten, te positief of op onjuiste wijze heeft gewaardeerd. Als gevolg daarvan diende Mazars te onderzoeken of deze waarderingen moesten worden afgewaardeerd. Dit heeft volgens Mazars meer werkzaamheden opgeleverd dan noodzakelijk, omdat het telkens leidde tot nieuwe DCF-berekeningen die Mazars moest controleren. Value8 betwist dat zij haar deelnemingen te positief of op onjuiste wijze heeft gewaardeerd en verwijst in dat kader naar een aantal ondernemingen waarin zij deelnam die een jaar later werden verkocht tegen een aanzienlijk hogere koopsom dan de waardering van Mazars.

4.10.

De omstandigheid dat meerdere DCF-berekeningen moesten worden gemaakt voordat Mazars de jaarrekening goedkeurde, maakt niet zonder meer dat Value8 tekort is geschoten in haar verplichting om informatie juist, tijdig en volledig aan te leveren. Het aantal benodigde DCF-berekeningen kan immers ook, zoals Value8 heeft betoogd, het gevolg zijn van een te ver gaande houding van Mazars (en/of [werknemer 1] ) in het controleproces. Gelet op de gemotiveerde betwisting van Value8 had het op de weg van Mazars gelegen om nader te onderbouwen dat (en waarom) de aangeleverde DCF-berekeningen van Value8 onjuist waren en dat de omstandigheid dat Mazars telkens om nieuwe DCF-berekeningen vroeg dus aan Value8 te wijten was. Zoals hierna zal worden toegelicht heeft zij dit niet, althans onvoldoende gedaan.

4.11.

Dat tussen de eerste conceptjaarrekening en de uiteindelijk goedgekeurde jaarrekening een aanzienlijk verschil bestaat, is daartoe onvoldoende. Met het bestaan van een dergelijk verschil staat immers nog niet vast dat de eerdere waarderingen onjuist waren. Want Value8 heeft gesteld dat zij alleen akkoord ging met de voorgestelde afwaarderingen om van Mazars een goedkeurende verklaring te verkrijgen. Dat Value8, zoals Mazars stelt, nieuwe berekeningen inleverde die ondanks gewijzigde variabelen toch leidden tot dezelfde waardering maakt dat niet anders. Daarnaast heeft Value8 onweersproken gesteld dat diverse ondernemingen kort daarna tegen een aanzienlijk hogere waarde zijn verkocht. In dat licht mocht van Mazars dan ook verwacht worden dat zij nader met stukken zou onderbouwen dat de aanvankelijk door Value8 ingediende berekeningen en waarderingen onjuist waren. Zo had zij die berekeningen bijvoorbeeld kunnen voorleggen aan een ander accountantskantoor, teneinde haar vorderingen te voorzien van een deskundige toelichting. Ook had zij nadere stukken kunnen overleggen waaruit blijkt dat de door Value8 gehanteerde waarderingsmethode niet voldoet. Nu zij dit niet heeft gedaan is de rechtbank van oordeel dat Mazars, tegenover de gemotiveerde betwisting van Value8, onvoldoende heeft onderbouwd dat Value8 zodanig onjuiste waarderingen van haar deelnemingen heeft aangeleverd dat zij daarmee tekortschoot onder haar informatieverplichting op grond van artikel 4. Evenmin is gesteld of gebleken dat deze bezwaren nieuwe feiten en omstandigheden zijn in de zin van voornoemd artikel. Zij rechtvaardigen daarom niet dat Value8 gehouden is om aanvullende kosten van Mazars te vergoeden.

4.12.

Mazars stelt ook dat Value8 ten aanzien van enkele deelnemingen niet aan haar verplichtingen heeft voldaan, door niet of niet tijdig (de juiste) informatie aan te leveren. De stellingen per deelneming zullen hierna achtereenvolgens worden besproken.

[Groep]

4.13.

Over [Groep] stelt Mazars dat zij vanwege de negatieve perspublicaties in mei 2017 niet in staat was om de controle van de jaarrekening eerder dan in november 2017 af te ronden. Daarnaast zouden de resultaten over 2017 sterk achterblijven, zodat de goodwill moest worden herzien. Ook hanteerde Value8 volgens Mazars een niet aanvaardbare waarderingsmethode. In totaal zijn er zes DCF-berekeningen aangeleverd, waarbij de goodwill volgens Mazars is afgewaardeerd met € 0,9 miljoen.

4.14.

Ter zitting heeft Value8 terecht opgemerkt dat de negatieve persberichten over [Groep] dateren van mei 2017 en dus van na de deadline voor afronding van de controlewerkzaamheden op 30 april 2017. Voor zover Mazars de opgelopen vertraging wijt aan deze perspublicaties, miskent zij dat deze perspublicaties niet tot vertraging zouden hebben geleid wanneer zij zelf de controle voorafgaand aan de deadline van 30 april 2017 had afgerond. Voor zover Mazars stelt dat zij niet in staat was om de controlewerkzaamheden voor die datum af te ronden als gevolg van de overige in 4.13 genoemde bezwaren, geldt dat in 4.10 en 4.11 is overwogen dat die bezwaren niet leiden tot één van de in artikel 4 genoemde gronden voor vergoeding van aanvullende kosten.

Kersten

4.15.

Over Kersten stelt Mazars dat Value8 haar niet voorafgaand aan haar werkzaamheden over alle feiten betreffende de Kersten-transactie heeft geïnformeerd en dat Mazars daar het nodige onderzoek naar heeft moeten verrichten. Ook duurde het volgens Mazars lang voordat Kersten uiteindelijk de gevraagde financiële onderbouwing verstrekte. Verder heeft Value8, wegens discussie over de waardering van de goodwill, zes DCF-berekeningen aangeleverd voordat deze aanvaardbaar was, aldus Mazars.

4.16.

In 4.8 is overwogen dat de Kersten-transactie in ieder geval een maand voorafgaand aan de verzending van de opdrachtbevestiging op 27 december 2016 bij Mazars bekend was. Op 29 november 2016 heeft Value8 een memo verzonden aan Mazars met daarin een uitwerking van deze transactie. De stelling van Mazars dat zij niet over alle feiten beschikte is daartegenover onvoldoende concreet. Voor het verwijt dat pas de zesde DCF-berekening voor Mazars aanvaardbaar was en dat daarin de goodwill aanzienlijk was afgewaardeerd ten opzichte van de eerste DCF-berekening, wordt verwezen naar 4.10 en 4.11. De stelling dat het lang duurde voordat Kersten de gevraagde financiële onderbouwing verstrekte heeft Mazars in het geheel niet onderbouwd en is, gelet op de betwisting van Value8, niet komen vast te staan.

Ceradis

4.17.

Over Ceradis stelt Mazars dat Value8 haar niet heeft geïnformeerd over de complexiteit van de sfeerovergang. Daarnaast moest de waarde van de deelneming in Ceradis om diverse redenen afgewaardeerd worden, maar ging Value8 daar ten onrechte niet mee akkoord. Verder hanteerde Value8 alternatieve waarderingsmethoden die in het onderhavige geval niet konden worden gebruikt. Uiteindelijk heeft Mazars acht DCF-berekeningen ingeleverd en is de waarde van Ceradis afgewaardeerd met € 2,2 miljoen. Ook werd ten onrechte geen waarde toegekend aan de octrooien van Ceradis. Het rapport van Foederer dat ter vaststelling van de waarde van de octrooien was opgemaakt voldeed niet, zodat Mazars daardoor extra werkzaamheden heeft moeten verrichten, aldus steeds Mazars.

4.18.

Uit de door Value8 overgelegde persberichten blijkt dat de sfeerovergang al op 26 augustus 2016 door Value8 was aangekondigd. Mazars had voorafgaand aan de verzending van de opdrachtbevestiging op 27 december 2016 dus ruimschoots de gelegenheid om een inschatting te kunnen maken van de complexiteit van de sfeerovergang en de werkzaamheden die daarmee gemoeid zouden zijn. Van een nieuw feit of omstandigheid in de zin van artikel 4 is dus geen sprake. Over de aanzienlijke afwaardering die volgens Mazars zou hebben plaatsgevonden – wat Value8 heeft betwist – is in 4.10 en 4.11 al opgemerkt dat niet vast staat dat een dergelijke afwaardering het gevolg is van fouten aan de zijde van Value8. Ook hier geldt dat onvoldoende onderbouwd is dat de door Value8 gehanteerde waarderingsmethoden niet voldeden. Van een tekortkoming in de zin van artikel 4 aan de zijde van Value8 is op dit vlak dus evenmin gebleken. Met betrekking tot het rapport van Foederer heeft Value8 onweersproken opgemerkt dat de door Foederer te hanteren methodiek en uitgangspunten met Mazars zijn afgestemd en door Mazars zijn goedgekeurd. Van Mazars mag dan ook verwacht worden dat zij nader (en voorzien van stukken) zou toelichten waarom dit rapport niet voldeed aan de in de accountancysector vereiste waarderingsstandaard, juist omdat de inhoud van het onderzoek vooraf met Mazars was besproken. Ook op dit punt is niet komen vast te staan dat sprake is van een tekortkoming in de zin van artikel 4 aan de zijde van Value8.

Headfirst

4.19.

Mazars stelt dat de Headfirst-transactie in december 2016 plaatsvond en dat de jaarrekening van Headfirst Source pas eind augustus 2017 werd afgerond, als gevolg waarvan Mazars pas daarna met haar controlewerkzaamheden kon beginnen. Ook was volgens Mazars de acquisitie en integratie van Headfirst complex.

4.20.

De transactie vond medio december 2016 plaats en daarmee dus voor de verzending van de opdrachtbevestiging op 27 december 2016. De rechtbank neemt dan ook aan dat Mazars toen van die transactie op de hoogte was, want Mazars heeft niet gesteld dat zij pas later met deze transactie bekend werd. Dat de transactie complex was leidt evenmin op zichzelf tot een betalingsverplichting in aanvulling op de vaste prijs. Voor zover er al sprake was van complexiteit, wat Value8 betwist, had Mazars daarmee bij de berekening van de vaste prijs in de opdrachtbevestiging al rekening kunnen houden. Van een nieuw feit of omstandigheid in de zin van artikel 4 is dus geen sprake. Dat de jaarrekening van Headfirst Source pas eind augustus 2017 was afgerond kan Mazars evenmin baten, want [accountant 2] was immers zelf de verantwoordelijke accountant voor de jaarrekening van Headfirst Source. Dat die jaarrekening niet tijdig was afgerond zodat Mazars pas later over alle noodzakelijke informatie kon beschikken komt zonder nadere toelichting van Mazars, die ontbreekt, dan ook niet voor rekening van Value8.

Amsterdam Gold

4.21.

Over AmsterdamGold.com B.V. stelt Mazars dat Value8 de goodwill te optimistisch had gewaardeerd, als gevolg waarvan vier DCF-berekeningen noodzakelijk waren om tot een juiste waardering te komen (die € 0,87 miljoen lager lag dan aanvankelijk door Value8 berekend).

4.22.

Zoals in 4.10 en 4.11 is overwogen betekent een afwaardering of het feit dat Mazars meerdere DCF-berekeningen noodzakelijk achtte niet zonder meer dat er sprake is van een tekortkoming in de zin van artikel 4. Ook deze bezwaren van Mazars kunnen dus niet leiden tot een aanvullende betalingsverplichting van Value8.

Conclusie

4.23.

Uit het voorgaande is niet gebleken dat Value8 is tekortgeschoten in haar informatieverplichtingen conform artikel 4 lid 1 tot en met 3, zodat zij op die grond geen aanspraak kan maken op betaling van aanvullende kosten uit hoofde van artikel 4. Voor zover Mazars haar stelling dat Value8 is tekortgeschoten heeft gebaseerd op de totaliteit van hetgeen zij heeft aangevoerd, geldt dat voor toewijzing van de vordering in ieder geval op enig vlak moet zijn gebleken van een dergelijke tekortkoming. Nu dat niet het geval is, kan evenmin op die grond tot toewijzing van de vordering worden geconcludeerd. Daarnaast is niet gebleken van nieuwe feiten of omstandigheden in de zin van artikel 4. Dit alles betekent dat de vordering tot betaling van € 877.368,01 aan facturen en rente zal worden afgewezen.

Vordering tot schadevergoeding

4.24.

Mazars vordert een schadevergoeding van € 120.000, omdat Value8 zou hebben gehandeld in strijd met artikel 13 lid 2 van de algemene voorwaarden (hierna: artikel 1 3 ) door [werknemer 2] met ingang van 1 september 2018 in dienst te nemen zonder toestemming van Mazars. De rechtbank zal deze vordering afwijzen.

4.25.

Op grond van artikel 13 lid 2 was het Value8 niet toegestaan ‘beroepsbeoefenaren’ van Mazars aan te nemen of te benaderen om bij Value8 (of aan haar gelieerde ondernemingen) in dienst te treden tot twaalf maanden na afronding van de opdracht door Mazars. In artikel 1 lid 3 van de algemene voorwaarden is een beroepsbeoefenaar omschreven als de persoon die, in loondienst of anderszins, werkzaam is bij Mazars en die voor Mazars de opgedragen werkzaamheden uitvoert. De rechtbank begrijpt deze bepaling aldus dat de bepaling ziet op medewerkers van Mazars die betrokken zijn bij de uitvoering van werkzaamheden voor een opdrachtgever, in dit geval Value8. Mazars heeft niet gesteld dat [werknemer 2] ooit betrokken is geweest bij werkzaamheden voor Value8. [werknemer 2] komt ook niet voor op de urenoverzichten van medewerkers van Mazars die zich hebben beziggehouden met de controle van de jaarrekening 2016. [werknemer 2] kan dan ook niet als beroepsbeoefenaar in de zin van artikel 1 lid 3 worden gekwalificeerd, zodat artikel 13 lid 2 op zijn indiensttreding bij Value8 niet van toepassing is. De vordering tot betaling van € 120.000 zal daarom worden afgewezen.

Proceskosten en nakosten

4.26.

Mazars zal als de in het ongelijk gestelde partij in de proceskosten worden veroordeeld. De kosten aan de zijde van Value8 worden begroot op:

- griffierecht € 639,00

- salaris advocaat 7.998,00 (2 punten × tarief € 3.999,00)

Totaal € 8.637,00

De gevorderde wettelijke rente als bedoeld in artikel 6:119 BW daarover van af veertien dagen na dagtekening van het vonnis zal als niet weersproken worden toegewezen.

De nakosten zullen worden toegewezen zoals hierna in de beslissing is vermeld.

in reconventie

Verklaringen voor recht en schadevergoeding

4.27.

Value8 vordert – samengevat – een verklaring voor recht dat Mazars op diverse manieren niet heeft gehandeld zoals van een redelijk handelend en redelijk bekwaam accountant mag worden verwacht.

4.28.

Bij de beantwoording van de vraag of Mazars heeft gehandeld zoals van een redelijk handelend en redelijk bekwaam accountant mag worden verwacht, komt het aan op een beoordeling van alle omstandigheden van het geval. Deze norm wordt in belangrijke mate ingevuld door wat in de beroepsgroep als gebruikelijk en passend wordt ervaren. Daarbij komt ook gewicht toe aan de toepasselijke gedrags- en beroepsregels zoals is vastgelegd in artikel 5 van de algemene voorwaarden. Dat betekent dat Mazars een ruime marge van handelen heeft voordat de rechtbank kan vaststellen dat Mazars buiten haar boekje is gegaan. Van Value8 mag een gedegen onderbouwing worden verwacht waaruit blijkt dat Mazars niet heeft gehandeld zoals van een redelijk handelend en redelijk bekwaam accountant mag worden verwacht.

4.29.

Value8 heeft de door haar gevorderde verklaringen voor recht afzonderlijk toegelicht. Aan sommige van die vorderingen heeft zij ook een vordering tot betaling van schadevergoeding gekoppeld. Mazars heeft tegen de vorderingen van Value8 verweer gevoerd. De rechtbank zal de gevorderde verklaringen voor recht – en waar van toepassing: de gevorderde schadevergoeding – hierna achtereenvolgens bespreken.

Onderzoek naar [Groep]

4.30.

Value8 stelt dat Mazars niet als redelijk handelend en redelijk bekwaam accountant heeft gehandeld door een onderzoek door Onderzoeker naar [Groep] te eisen. Dit onderzoek was onnodig, want Mazars had ermee kunnen volstaan te verlangen dat in de toelichting op de jaarrekening werd opgenomen welke onzekerheden bestonden ten aanzien van [Groep] . Ook had Mazars een beperking in de controleverklaring kunnen opnemen. De kosten van het onderzoek (€ 143.959,80) moeten daarom door Mazars worden vergoed, aldus steeds Value8.

4.31.

Mazars betwist dat zij met die alternatieven kon volstaan, omdat zij op grond van onder meer NV COS 240 (‘De verantwoordelijkheden van de accountant mbt fraude in het kader van een controle van financiële overzichten’) en NV COS 250 (‘Het in aanmerking nemen van wet- en regelgeving bij een controle van financiële overzichten’) gehouden was om de vermeende schending van wet- en regelgeving en mogelijke fraude te (laten) onderzoeken.

4.32.

Een accountant moet een controle uitvoeren vanuit een professioneel-kritische instelling. Dat houdt in dat de accountant vanuit een onderzoekend perspectief attent is op controle-informatie die de betrouwbaarheid van documenten of mededelingen van de leiding in twijfel trekt. Omdat in mei 2017 perspublicaties verschenen over medewerking van [Groep] en [naam 1] aan belastingontduiking door profvoetballers via Panama, meende Mazars dat nader onderzoek naar de integriteit van de leiding van Value8 vereist was. Value8 heeft aangevoerd – en Mazars gemotiveerd betwist – dat een alternatief voor handen was en dat daarom dat onderzoek niet geëist mocht worden. Het bestaan van een alternatief betekent niet zonder meer dat Value8 niet als redelijk handelend en redelijk bekwaam accountant heeft gehandeld. Value8 heeft nagelaten haar stellingen kracht bij te zetten door inbreng van een gezaghebbende opinie dat de eis van Mazars viel buiten hetgeen in de beroepsgroep als gebruikelijk en passend wordt ervaren. In het licht van de gemotiveerde betwisting van Mazars heeft Value8 dan ook onvoldoende onderbouwd dat Mazars niet heeft gehandeld als een redelijk handelend en bekwaam accountant door de door Value8 voorgestelde alternatieve handelswijzen te weigeren. De gevorderde verklaring voor recht en de daaraan gekoppelde schadevergoeding zullen daarom worden afgewezen.

Ceradis

4.33.

Value8 stelt dat Mazars niet als redelijk handelend en redelijk bekwaam accountant heeft gehandeld door een afboeking op de overeengekomen waarde van Ceradis per ultimo 2016 te verlangen en daarbij bovendien een post-moneywaardering onacceptabel te achten en eveneens onacceptabel te achten om hierbij uit te gaan van inzichten per september 2016 en te eisen dat wordt uitgegaan van inzichten per april 2017.

Daarnaast schoof Mazars ten onrechte de rapportage van Foederer terzijde waardoor Value8 er niets aan heeft gehad, zodat Mazars de kosten ervan (€ 15.215,75) aan Value8 moet vergoeden, aldus steeds Value8.

4.34.

Tegenover de betwisting door Mazars heeft Value8 evenwel onvoldoende onderbouwd dat de verschillen van inzicht over de waardering met zich meebrengen dat Mazars daarbij posities heeft ingenomen die zozeer liggen buiten hetgeen als gebruikelijk en passend wordt ervaren dat zij niet als redelijk handelend en redelijk bekwaam accountant heeft gehandeld. Daarmee staat ook niet vast dat het aan tekortschieten van Mazars ligt dat Value8 niets aan het rapport van Foederer heeft gehad. Daarbij heeft Mazars aangevoerd dat het Foederer rapport weldegelijk gebruikt is, zij het niet in al zijn conclusies, zodat ook niet vaststaat dat Value8 niets aan dat rapport heeft gehad .

Gewijzigde aanpak controle

4.35.

Value8 stelt dat Mazars niet als redelijk handelend en redelijk bekwaam accountant heeft gehandeld door de controle anders in te richten en substantieel hogere eisen te stellen dan in eerdere jaren. Partijen hebben op 14 september 2016 afgesproken dat de controle niet fundamenteel anders zou worden verricht dan in eerdere jaren (afgezien van het inschakelen van het waarderingsteam). Door in strijd met die afspraak te handelen is onnodig een disproportioneel groot beslag op de organisatie van Value8 gelegd. Als gevolg daarvan heeft Value8 extra loonkosten moeten maken, bestaande uit de gevorderde kosten van Vikariat (€ 106.623) en overige zinloos gemaakte loonkosten (€ 163.200), aldus steeds Value8.

4.36.

De rechtbank volgt Value8 niet in deze stellingen. Mazars heeft gemotiveerd betwist dat de controle van de jaarrekening 2016 anders is ingericht dan in voorgaande jaren. Maar zelfs als wordt aangenomen dat de controle er fundamenteel anders uitzag dan in eerdere jaren, dan is dat wellicht in strijd met een tussen partijen gemaakte afspraak – die Mazars ook gemotiveerd heeft betwist – maar dat maakt niet dat Mazars niet als redelijk handelend en redelijk bekwaam accountant heeft gehandeld. Daarbij moet immers worden gekeken naar de omstandigheden van het geval en naar wat in de beroepsgroep als gebruikelijk en passend wordt ervaren. De vragen en opmerkingen van de AFM over de jaarrekening 2015 vormden daartoe een mogelijke aanleiding en aan de accountant komt een zekere vrijheid toe de controle naar eigen inzicht in te richten. Voor zover Mazars substantieel hogere eisen zou hebben gesteld dan daarvoor – wat Mazars heeft betwist en dus niet is komen vast te staan – dan heeft dat niet zonder meer tot gevolg dat zij niet als redelijk handelend en redelijk bekwaam accountant heeft gehandeld. De gevorderde verklaring voor recht en de daarmee samenhangende vordering tot vergoeding van loonkosten worden daarom afgewezen.

De brief van 15 september 2017 aan de VEB

4.37.

Value8 stelt dat Mazars niet als redelijk handelend en redelijk bekwaam accountant heeft gehandeld door in de brief van 15 september 2017 aan de VEB mededelingen te doen die Value8 in een slecht daglicht plaatsten en tot reputatieschade leidden, terwijl dit in strijd was met de afspraak met Value8 en Mazars’ geheimhoudingsplicht en bovendien geheel onnodig. Ondanks de aankondiging dat de VEB de brief van Mazars op haar website zou plaatsen heeft Mazars in haar brief geïmpliceerd dat zij zich in negatieve zin kon uitlaten over Value8, maar dat zij zich diende te houden aan haar geheimhoudingsplicht. Als gevolg van deze brief heeft Value8 aanzienlijke schade geleden, bestaande uit onder meer stopzetting van de plaatsing van een obligatielening, het niet kunnen aankopen van nieuwe deelnemingen, het afbouwen van het krediet door de Rabobank en een dalende aandelenkoers. Die schade is tot op heden nog niet gespecificeerd, zodat om die reden een verwijzing naar de schadestaatprocedure is gevorderd, aldus steeds Value8.

4.38.

Mazars betwist dat zij haar geheimhoudingsplicht heeft geschonden. Niet valt in te zien hoe Value8 in de genoemde brief in een slecht daglicht zou zijn geplaatst. Mazars heeft zich alleen in zijn algemeenheid uitgelaten over de binnen de accountancysector geldende regels en dat stond haar ook vrij en wordt vanuit de beroepsgroep aangemoedigd, aldus steeds Mazars.

4.39.

Mazars had op grond van artikel 7 van haar algemene voorwaarden een geheimhoudingsplicht. De rechtbank is met Value8 van oordeel dat Mazars deze heeft geschonden door mededelingen te doen die het risico in zich droegen Value8 in een slecht daglicht te plaatsten en tot reputatieschade konden leiden. Mazars heeft in de genoemde brief eerst verklaard dat zij op dat moment geen vertrouwelijke informatie over de controle van de jaarrekening van Value8 mocht verstrekken. Maar door te schrijven dat de onderhavige situatie een uitzonderlijke is waarin financiële markten gebaat zouden kunnen zijn bij een rol voor de accountant bij het uitbrengen van belangrijke persberichten en direct daarna te verwijzen naar de situatie waarin het bestuur van een rechtspersoon in ernstige mate tekort schiet in het geven van een getrouw beeld van vermogen en resultaat, wordt op zijn minst geïmpliceerd dat een dergelijke situatie speelde bij Value8. Dat de pers uit die tekst conclusies heeft getrokken die voor Value8 negatief waren is niet onbegrijpelijk. Ook ligt voor de hand dat dit voor Value8 heeft geleid tot reputatieschade. De gevorderde verklaring voor recht wordt daarom toegewezen.

4.40.

In beginsel begroot de rechter die een veroordeling tot schadevergoeding uitspreekt (voor zover hem dit mogelijk is) de schade in zijn vonnis. Dat doet de rechter ook als slechts schadevergoeding op te maken bij staat is gevorderd, maar voldoende is gesteld en is komen vast te staan om te kunnen veroordelen tot een bepaald bedrag. Eerst als deze begroting niet mogelijk is spreekt hij een veroordeling tot schadevergoeding op te maken bij staat uit.

4.41.

De brief aan de VEB dateert van 15 september 2017. De conclusie van antwoord in conventie, tevens conclusie van eis in reconventie is ingediend in juni 2019, terwijl de mondelinge behandeling in december 2020 heeft plaatsgevonden. Value8 heeft daarmee ruim de tijd gehad om de schade nader te bepalen. Desondanks is de schade door Value8 niet nader onderbouwd en geconcretiseerd, wat op de mondelinge behandeling ook door [naam 1] is erkend. Dat die schadevaststelling complex zou zijn, zoals [naam 1] heeft verklaard, doet daar niet aan af. Niet is gesteld of gebleken dat begroting van de schade niet mogelijk zou zijn. Het feit dat er inmiddels een aantal jaren verstreken zijn brengt dan ook mee dat Value8 in ieder geval op enige wijze concreet inzicht had moeten en kunnen geven in de geleden schade. Omdat zij dat niet heeft gedaan, is de rechtbank van oordeel dat Value8 onvoldoende naar voren heeft gebracht om de als gevolg van de genoemde brief geleden schade te laten vaststellen in een schadestaatprocedure.

De dreiging om ‘de pen neer te leggen’

4.42.

Value8 stelt dat Mazars niet als redelijk handelend en redelijk bekwaam accountant heeft gehandeld door te dreigen ‘de pen neer te leggen’ als Value8 niet toezegde het meerwerk (voor een belangrijk deel) te voldoen. Mazars maakte misbruik van haar positie door in haar e-mail van 5 mei 2017 te schrijven “De boodschap is dat ik uiterlijk maandag jullie formele reactie op het meerwerk wil hebben, zo niet dat wij dan de pen zullen neerleggen”. Juist omdat Value8 in mei 2017 niet ineens een andere accountant kon inschakelen, werd zij met deze mail door Mazars onder grote druk gezet om aanvullende kosten van Mazars te betalen, aldus steeds Value8.

4.43.

Mazars betwist de stellingen van Value8. Net als andere beroepsgroepen hebben accountants het recht om hun werk op te schorten wanneer betaling uitblijft. Daarnaast verlangde Mazars niet dat Value8 de openstaande facturen direct zou voldoen, maar werd alleen gevraagd om vóór een datum op die facturen te reageren. En door uiteindelijk akkoord te gaan met het voorstel van Value8 om de discussie over betaling uit te stellen tot na afronding van de controlewerkzaamheden heeft Mazars juist het maatschappelijk belang boven haar eigen belang laten prevaleren, aldus steeds Mazars.

4.44.

De e-mail van 5 mei 2017 kan worden gezien als een beroep op opschorting. Maar uit de beoordeling in conventie kan worden afgeleid dat Mazars geen reden had om haar werkzaamheden op te schorten wegens een uitblijvende (reactie op het verzoek om een) aanvullende betaling door Value8. Value8 was immers alleen gehouden om de vaste prijs te betalen, van een aanvullende betalingsverplichting is niet gebleken. Door te dreigen dat Mazars haar werkzaamheden zou staken, heeft Mazars dus ten onrechte een beroep gedaan op haar opschortingsrecht.

4.45.

Maar het is de vraag of een dergelijke handelwijze ook tot gevolg heeft dat Mazars zich niet als een redelijk handelend en bekwaam accountant heeft opgesteld. Daarvoor is onder meer van belang of Mazars zich bewust was of kon zijn van het feit dat zij zich niet kon beroepen op opschorting. De rechtbank begrijpt uit de door Mazars ingenomen stellingen in deze procedure en uit het feit dat Mazars degene was die deze procedure aanhangig heeft gemaakt, dat zij kennelijk overtuigd was van een tekortkoming aan de zijde van Value8. Dat de aanvullende betalingsverplichting in conventie uiteindelijk wordt afgewezen maakt dat niet anders. Daarnaast heeft Mazars haar dreigement ook niet doorgezet en is ze akkoord gegaan met het uitstellen van de discussie tot na afronding van de werkzaamheden. Onder deze omstandigheden is de rechtbank niet van oordeel dat Mazars hiermee niet als redelijk handelend en redelijk bekwaam accountant heeft gehandeld. De vordering zal daarom worden afgewezen.

Schenden geheimhoudingsplicht

4.46.

Value8 stelt dat Mazars niet als redelijk handelend en redelijk bekwaam accountant heeft gehandeld door in haar dagvaarding haar geheimhoudingsplicht ten aanzien van het onderzoek naar [Groep] te schenden. Ter onderbouwing verwijst Value8 naar haar stelling in conventie dat Mazars contractueel en op grond van artikel 16 Verordening gedrags- en beroepsregels accountants tot geheimhouding verplicht is.

4.47.

Met Mazars is de rechtbank van oordeel dat Value8 ten aanzien van deze vordering niet heeft voldaan aan haar stelplicht. Value8 heeft niet aangegeven op welke geheimhoudingsplicht zij doelt en hoe die is geschonden. Niet is toegelicht waarom en op welke wijze de rol van de Onderzoeker onder de reikwijdte van enige bepaling valt. Ook is onduidelijk welke schade Value8 als gevolg van het handelen van Mazars zou hebben geleden. De gevorderde verklaring voor recht zal daarom worden afgewezen. Voor zover zij in dit kader vordert dat schade nader bij staat moet worden opgemaakt, ziet de rechtbank daartoe geen aanleiding.

Voorschotnota

4.48.

Value8 vordert terugbetaling van € 9.048,00 van het door haar betaalde voorschot voor de overdracht van het dossier aan de opvolgend accountant. Zij legt daaraan ten grondslag dat Mazars voor de overdracht 32 uren tegen een uurtarief van € 312,00 in rekening heeft gebracht, terwijl uit het door Mazars verstrekte urenoverzicht blijkt dat zij maar drie uren daadwerkelijk aan de overdracht van het dossier heeft besteed. Het gevorderde bedrag bestaat uit (32 minus drie is) 29 gewerkte uren tegen een uurtarief van € 312,00.

4.49.

Mazars betwist niet dat voorschotnota is betaald. Maar zij betoogt dat de nota zag op alle afsluitende werkzaamheden, omdat deze niet in de vaste prijs zouden zijn inbegrepen.

4.50.

De rechtbank is met Value8 van oordeel dat zij het genoemde bedrag onverschuldigd aan Mazars heeft betaald. Uit het door Mazars verstrekte urenoverzicht blijkt dat, zoals Value8 stelt, slechts drie uren zagen op de overdracht van het dossier. Voor het overige bestaan de verrichte werkzaamheden volgens dit overzicht hoofdzakelijk uit het voorbereiden en bijwonen van de algemene vergadering van aandeelhouders. In de opdrachtbevestiging van 27 december 2016 wordt onder het kopje “Optreden accountant in de aandeelhoudersvergadering” nadrukkelijk ingegaan op de mogelijkheid dat Mazars kan worden verzocht om aanwezig te zijn bij en het woord te voeren tijdens de algemene vergadering van aandeelhouders. Deze werkzaamheden waren dus opgenomen in de overeengekomen vaste prijs. Mazars mocht voor deze werkzaamheden dus geen extra kosten in rekening brengen. Dat betekent dat Value8 in totaal € 9.048,00 onverschuldigd aan Mazars heeft betaald en dat haar vordering tot terugbetaling daarvan zal worden toegewezen. De daarover gevorderde wettelijke rente als bedoeld in artikel 6:119 BW zal als niet weersproken worden toegewezen vanaf 1 januari 2018.

Proceskosten en nakosten

4.51.

Value8 zal als de grotendeels in het ongelijk gestelde partij in de proceskosten worden veroordeeld. De kosten aan de zijde van Mazars worden begroot op € 3.214,00 (1 punt × tarief € 3.214,00). De nakosten zullen worden toegewezen zoals in de beslissing is vermeld.

4.52.

Dit alles leidt tot de hiernavolgende beslissing.

5 De beslissing

De rechtbank

in conventie

5.1.

wijst de vorderingen af,

5.2.

veroordeelt Mazars in de proceskosten, aan de zijde van Value8 tot op heden begroot op € 8.637,00, te vermeerderen met de wettelijke rente als bedoeld in artikel 6:119 BW daarover van af veertien dagen na dagtekening van dit vonnis,

5.3.

veroordeelt Mazars in de na dit vonnis ontstane kosten, begroot op € 163,00 aan salaris advocaat, te vermeerderen, onder de voorwaarde dat Mazars niet binnen veertien dagen na aanschrijving aan het vonnis heeft voldaan en er vervolgens betekening van de uitspraak heeft plaatsgevonden, met een bedrag van € 85,00 aan salaris advocaat en de explootkosten van betekening van de uitspraak,

in reconventie

5.4.

verklaart voor recht dat Mazars niet heeft gehandeld zoals van een redelijk handelend en redelijk bekwaam accountant mag worden verwacht, door in de brief van 15 september 2017 aan de VEB in strijd met de afspraak met Value8, in strijd met Mazars’ geheimhoudingsplicht en onnodig mededelingen te doen die Value8 in een slecht daglicht plaatsten en tot reputatieschade leidden,

5.5.

veroordeelt Mazars tot betaling aan Value8 van € 9.048,00, te vermeerderen met de wettelijke rente als bedoeld in artikel 6:119 BW daarover van af 1 januari 2018 tot aan de dag der algehele voldoening,

5.6.

veroordeelt Value8 in de proceskosten, aan de zijde van Mazars tot op heden begroot op € 3.214,00,

5.7.

veroordeelt Value8 in de na dit vonnis ontstane kosten, begroot op € 163,00 aan salaris advocaat, te vermeerderen, onder de voorwaarde dat Value8 niet binnen veertien dagen na aanschrijving aan het vonnis heeft voldaan en er vervolgens betekening van de uitspraak heeft plaatsgevonden, met een bedrag van € 85,00 aan salaris advocaat en de explootkosten van betekening van de uitspraak,

5.8.

wijst het meer of anders gevorderde af,

in conventie en in reconventie

5.9.

verklaart dit vonnis uitvoerbaar bij voorraad, met uitzondering van het bepaalde in 5.1, 5.4 en 5.8.

Dit vonnis is gewezen door mr. T.H. van Voorst Vader, rechter, bijgestaan door mr. M. Wiltjer, griffier, en in het openbaar uitgesproken op 24 februari 2021.


» Juridisch advies nodig? « advertorial

Heeft u een juridisch probleem of een zaak die u wilt voorleggen aan een gespecialiseerde jurist of advocaat ?

Neemt u dan gerust contact met ons op en laat uw zaak vrijblijvend beoordelen.



naar boven      |      zoeken      |      uitgebreid zoeken

Snel uitspraken zoeken en filteren

> per rechtsgebied > op datum > op instantie

Gerelateerde advocatenkantoren

Recente vacatures

Meer vacatures | Plaats vacature