Uitspraak
vonnis
RECHTBANK AMSTERDAM
Afdeling privaatrecht
zaaknummer: 8664073 CV EXPL 20-13267
vonnis van: 25 maart 2021
vonnis van de kantonrechter
I n z a k e
[eiseres] ,
wonende te [woonplaats]
eiseres,
nader te noemen: [eiseres] ,
gemachtigde: mr. E. El Assrouti,
t e g e n
de besloten vennootschap
Dansstudio en zalenverhuur De Witte Parel B.V.,
gevestigd te Amsterdam,
gedaagde,
nader te noemen: De Witte Parel,
gemachtigde: mr. I. Heijselaar.
VERLOOP VAN DE PROCEDURE
De kantonrechter heeft kennisgenomen van de volgende stukken:
- de dagvaarding, met producties;
- de conclusie van antwoord;
- het instructievonnis.
De comparitie van partijen heeft plaatsgevonden op 21 januari 2021. Voor [eiseres] is de mr. T.T.H.N. Bruers (waarnemer) verschenen. Namens De Witte Parel is [naam zoon] (zoon van de eigenaar) verschenen, vergezeld door de gemachtigde. Partijen zijn gehoord en hebben vragen van de kantonrechter beantwoord. Ten slotte is vonnis bepaald op heden.
GRONDEN VAN DE BESLISSING
Feiten
1. Als gesteld en niet (voldoende) weersproken staat het volgende vast.
1.1.[eiseres] heeft op 10 maart 2019 overeenkomsten met Diamant Zalenverhuur, handelsnaam van De Witte Parel (hierna De Witte Parel), gesloten voor het houden van een (huwelijks)feest op 10 april 2020. Het betreft de volgende overeenkomsten:
a) de huur van een zaal aan de [adres zaal]
b) decoratie van de zaal
c) de catering tijdens het feest.
1.2.[eiseres] heeft op 10 maart 2019 een bedrag van € 100,00 aan De Witte Parel betaald als voorschot voor de decoratie.
1.3.[eiseres] heeft op 20 november 2019 een bedrag van € 500,00 aan De Witte Parel betaald als voorschot voor de catering.
1.4.[eiseres] heeft op 29 januari 2020 een bedrag van € 2.200,00 aan De Witte Parel betaald voor de huur van de zaal.
1.5.Op 10 april 2020 heeft het (huwelijks)feest van [eiseres] niet plaatsgevonden vanwege de gedwongen sluiting door de overheid per 15 maart 2020 als gevolg van de uitbraak van het coronavirus.
1.6.Nadien heeft [eiseres] tevergeefs geprobeerd om De Witte Parel te bereiken via e-mail en WhatsApp om terugbetaling te vragen van de door haar (aan)betaalde bedragen.
1.7.De gemachtigde van [eiseres] heeft bij e-mail van 25 juni 2020 de overeenkomst buitengerechtelijk ontbonden en verzocht om de reeds (aan)betaalde bedragen terug te betalen.
1.8.De gemachtigde van De Witte Parel heeft bij e-mail van 3 juli 2020 het verzoek van [eiseres] afgewezen en zich op overmacht beroepen in verband met de coronacrisis.
Geschil
2. [eiseres] vordert – zakelijk weergegeven – bij vonnis, uitvoerbaar bij voorraad:
primair
I. te verklaren voor recht dat de overeenkomst voor de zaallocatie reeds 25 juni 2020 buitengerechtelijk is ontbonden;
II. te verklaren voor recht dat de overeenkomsten voor de decoratie van de zaal en de catering reeds op 25 juni 2020 buitengerechtelijk zijn ontbonden;
subsidiair
III. te verklaren voor recht dat De Witte Parel een voordeel heeft genoten dat zij bij behoorlijke nakoming niet zou hebben gehad, ex art. 6:78 BW waardoor De Witte Parel ongerechtvaardigd is verrijkt en de schade van [eiseres] dient te vergoeden;
primair en subsidiair
IV. De Witte Parel te veroordelen tot terugbetaling aan [eiseres] van € 2.200,00, te vermeerderen met de wettelijke rente vanaf 13 juli 2020 tot aan de dag van volledige betaling;
V. De Witte Parel te veroordelen tot terugbetaling aan [eiseres] van € 600,00, te vermeerderen met de wettelijke rente vanaf 13 juli 2020 tot aan de dag van volledige betaling;
VI. De Witte Parel te veroordelen tot betaling van een dwangsom voor elke dag of deel daarvan dat zij niet voldoet aan het gevorderde onder IV. en V;
VII. De Witte Parel te veroordelen in de proceskosten, te vermeerderen met de wettelijke rente.
3. [eiseres] baseert haar vordering – samengevat – op de verschillende overeenkomsten, welke zij voor haar (huwelijks)feest met De Witte Parel is aangegaan. De Witte Parel heeft de zaal niet op 10 april 2020 ter beschikking gesteld en geen decoratie of catering geleverd en is daardoor tekort geschoten in de nakoming van de overeenkomsten. Herstel of vervanging van de overeengekomen prestatie is onmogelijk, omdat de datum waarop het trouwfeest zou plaatsvinden is verstreken. [eiseres] is reeds getrouwd en het heeft nu geen nut meer om nog een bruiloftsfeest te houden. Art. 9 van de overeenkomst ter zake van de zaalhuur sluit de aansprakelijkheid van de verhuurder uit in het geval dat de huurder annuleert. Dit brengt a contrario mee dat De Witte Parel wel aansprakelijk is voor de kosten en schade indien zij zelf annuleert. Subsidiair vordert [eiseres] schadevergoeding op grond van art. 7:68 BW, omdat De Witte Parel een voordeel heeft genoten doordat zij de zaal aan een ander stel heeft kunnen verhuren.
4. De Witte Parel stelt zich daarentegen – samengevat – op het standpunt dat het huwelijksfeest op 10 april 2020 geen doorgang kon vinden vanwege de door de overheid getroffen maatregelen in verband met het coronavirus, zodat er sprake is van overmacht. Gelet hierop is het onredelijk dat [eiseres] zich op het standpunt stelt dat de overheidsrestricties volledig voor rekening en risico van De Witte Parel dienen te komen. Verder stelt De Witte Parel dat zij [eiseres] een voucher dan wel een andere datum voor het huwelijksfeest heeft aangeboden, maar dat [eiseres] dit heeft geweigerd. De Witte Parel mocht van [eiseres] echter in redelijkheid verwachten dat zij daar aan zou meewerken.. Nu [eiseres] dat niet heeft gedaan, is De Witte Parel niet in verzuim. De Witte Parel betwist dat sprake was van een huwelijk en dat [eiseres] zich daarom niet op een fatale termijn kan beroepen. Tenslotte stelt De Witte Parel dat zij niet heeft geannuleerd, maar dat zij de overeenkomst als gevolg van overmacht tijdelijk niet kon nakomen. Art. 6:78 BW is evenmin van toepassing
Beoordeling
5. De kantonrechter stelt vast dat partijen op 10 maart 2019 overeenkomsten zijn aangegaan voor huur van de locatie en verschillende diensten ten behoeve van het op 10 april 2020 geplande (huwelijks)feest van [eiseres] . Omdat de overeenkomsten niet alleen zien op de huur van een locatie, maar voor een belangrijk deel ook betrekking hebben op verschillende diensten door of in opdracht van De Witte Parel te verrichten (catering en decoratie), moeten de overeenkomsten in onderlinge samenhang worden gezien als een overeenkomst van opdracht in de zin van art. 7:400 BW.
6. Kern van het geschil is de vraag of sprake is van een tekortkoming aan de zijde van De Witte Parel die ontbinding van de overeenkomsten rechtvaardigt.
7. Ingevolge artikel 6:265 Burgerlijk Wetboek (BW) geeft iedere tekortkoming van een partij de wederpartij de bevoegdheid om de overeenkomst geheel of gedeeltelijk te ontbinden, tenzij de tekortkoming gezien haar bijzondere aard of geringe betekenis deze ontbinding niet rechtvaardigt. Voor zover nakoming niet blijvend of tijdelijk onmogelijk is, ontstaat de bevoegdheid tot ontbinding pas, wanneer de schuldenaar in verzuim is. Op grond van artikel 6:81 BW is de schuldenaar in verzuim gedurende de tijd dat de prestatie uitblijft nadat zij opeisbaar is geworden en aan de eisen van artikel 6:82 en 6:83 BW is voldaan, behalve voor zover de vertraging hem niet kan worden toegerekend of nakoming reeds blijvend onmogelijk is.
8. De Witte Parel stelt dat er geen grond is voor ontbinding van de overeenkomsten, omdat er geen sprake is van verzuim: zij heeft [eiseres] immers enerzijds een voucher aangeboden, anderzijds de optie geboden om de datum te verplaatsen, hetgeen mogelijk was omdat zij na 1 juli 2020 beperkt weer open mocht. [eiseres] heeft daarvan ten onrechte geen gebruik gemaakt.
9. De kantonrechter kan De Witte Parel niet in dit standpunt volgen. [eiseres] stelt terecht dat een door haar vastgestelde datum voor haar huwelijksfeest een fatale datum betrof, verbonden aan de datum van het wettelijk huwelijk. [eiseres] hoefde niet in te stemmen met het verplaatsen daarvan naar een andere datum. Ook indien in het midden blijft of sprake was van een huwelijk, hoefde [eiseres] geen genoegen te nemen met andere door de Witte Parel voorgestelde data: vast staat immers dat de overheidsregels in verband met de coronacrisis vanaf 15 maart 2020 tot op heden geen feesten toestaan van 270 personen, het aantal waarvoor [eiseres] de locatie van de Witte Parel gehuurd had. De verplichting van een partij om een vervangende prestatie te accepteren gaat niet zover dat van [eiseres] verwacht kan worden dat zij een feest voor minder mensen dan oorspronkelijk overeengekomen zou geven. Kortom, de kantonrechter neemt aan dat de prestatie van De Witte Parel blijvend onmogelijk is geworden.
10. Dat het De Witte Parel niet verweten kan worden dat de overeenkomsten niet zijn nagekomen en dat de overheidsmaatregelen in verband met de coronacrisis als overmacht aangemerkt kunnen worden, maakt nog niet dat dat de overeenkomst niet op grond van art. 7:265 BW ontbonden kon worden. Daartoe is immers niet vereist dat de tekortkoming aan de schuldenaar kan worden toegerekend. De door De Witte Parel genoemde uitspraak van de kantonrechter te Amsterdam die betrekking heeft op huurkorting voor een gedupeerde bedrijfsruimtehuurder, ziet op een andere situatie en is op de onderhavige overeenkomst van opdracht niet van toepassing.
11. [eiseres] kon de overeenkomsten derhalve buitengerechtelijk ontbinden.
12. Gevolg van de ontbinding is dat de wederzijdse prestaties ongedaan gemaakt moeten worden en dat De Witte Parel in beginsel gehouden is om de (aanbetaalde) bedragen terug te betalen. Zoals hiervoor in rov 10 al werd overwogen, stelt De Witte Parel ten onrechte dat het feit dat zij de overeenkomsten door overmacht of door onvoorziene omstandigheden gelegen in de wereldwijze pandemie meebrengt dat hij [eiseres] niets hoeft terug te betalen. Wel volgt uit art. 7:406 en 7:411 BW voor de overeenkomst van opdracht dat indien de overeenkomst eindigt voordat de opdracht is volbracht, de opdrachtnemer recht heeft op de aan de opdracht verbonden onkosten en een naar redelijkheid vast te stellen loon.
13. De Witte Parel heeft niet expliciet gesteld dat zij onkosten heeft gemaakt of recht op loon zou hebben. Zij heeft erkend dat zij nog geen kosten had gemaakt voor de decoratie en de catering. De kantonrechter leidt uit hetgeen ter zitting is gesteld wel af dat De Witte Parel zelf ook huur betaalt voor de locatie, al heeft zij bij monde van de zoon van de eigenaar ter zitting erkend dat zij huurkorting en een vergoeding op grond van de Tegemoetkoming Vaste Lasten (TVL)-regeling krijgt. Daarnaast is aannemelijk dat De Witte Parel wat tijd besteed zal hebben aan het sluiten van de overeenkomsten. Omdat dit niet nader geconcretiseerd en onderbouwd is, zal de kantonrechter naar redelijkheid en billijkheid vaststellen dat De Witte Parel recht heeft op 5 % van de overeengekomen som van € 2.800,00 aan onkosten en loon, derhalve € 140,00. Dat betekent dat zij een bedrag van € 2.660,00 aan [eiseres] dient terug te betalen.
14. Uit het hiervoor overwogene volgt dat de primair gevorderde verklaringen voor recht toewijsbaar zijn, alsmede een veroordeling tot betaling van € 2.660,00 door De Witte Parel aan [eiseres] . De gevorderde wettelijke rente wordt - als onbetwist door De Witte Parel - eveneens toegewezen, met uitzondering van de over de proceskosten gevorderde wettelijke rente. Wettelijke rente wordt niet toewijsbaar geacht over nog niet opeisbare bedragen.
15. De door [eiseres] gevorderde dwangsom zal worden afgewezen nu een dwangsom op grond van art. 611a Rv niet kan worden opgelegd in geval van een veroordeling tot betaling van een geldsom.
16. De Witte Parel zal als de grotendeels in het ongelijk gestelde partij in de kosten van deze procedure worden veroordeeld met dien verstande dat aan [eiseres] een toevoeging is verleend. Daarom zijn in deze zaak de explootkosten door de griffier voorgeschoten. Wegens het ontbreken van een wettelijke grondslag is een kostenveroordeling met de verplichting tot betaling aan de griffier van de voorgeschoten explootkosten niet mogelijk.
BESLISSING
De kantonrechter:
BESLISSING
De kantonrechter:
verklaart voor recht dat de overeenkomsten voor de zaalhuur, de catering en de decoratie, zoals gesloten tussen [eiseres] en De Witte Parel, op 25 juni 2020 als gevolg van de e-mail van de gemachtigde van [eiseres] buitengerechtelijk zijn ontbonden;
veroordeelt De Witte Parel om uiterlijk binnen 14 dagen na betekening van dit vonnis over te gaan tot betaling aan [eiseres] van € 2.660,00, te vermeerderen met de wettelijke rente vanaf 13 juli 2020 tot aan de dag van volledige betaling;
veroordeelt De Witte Parel in de kosten van het geding, tot op heden aan de zijde van [eiseres] begroot op:
griffierecht: € 83,00
salaris: € 436,00
------------- +
totaal € 519,00 voor zover van toepassing, inclusief btw
veroordeelt De Witte Parel in de na dit vonnis ontstane kosten, begroot op € 62,00 aan salaris gemachtigde, te vermeerderen, onder de voorwaarde dat De Witte Parel niet binnen 14 dagen na aanschrijving aan het vonnis heeft voldaan en er vervolgens betekening van de uitspraak heeft plaatsgevonden, met een bedrag van € 68,00 aan salaris gemachtigde en de explootkosten van betekening van de uitspraak, en te vermeerderen met de wettelijke rente over de nakosten met ingang van veertien dagen na de betekening van dit vonnis tot aan de voldoening;
verklaart de veroordelingen uitvoerbaar bij voorraad;
wijst het meer of anders gevorderde af.
Dit vonnis is gewezen door mr. Y.A.M. Jacobs, kantonrechter, en in het openbaar uitgesproken op 25 maart 2021 in tegenwoordigheid van de griffier.