U dient ingelogd te zijn om favorieten te kunnen toevoegen aan Mijn Jure
U kunt zich hier gratis registreren
Datum uitspraak:
Datum publicatie:
Rechtsgebied:
Zaaknummer:
Soort procedure:
Zittingsplaats:
Instantie:

Inhoudsindicatie:

Een brief waarin (nog vast te stellen) nieuw beleid ten aanzien van vergunningen voor speelautomatenhallen wordt aangekondigd is geen besluit als bedoeld in artikel 1:3 van de Awb .

Uitspraak



RECHTBANK AMSTERDAM

Bestuursrecht

zaaknummer: AMS 19/1716

uitspraak van de enkelvoudige kamer van 20 januari 2020 in de zaak tussen

[eiser(es) 1] , te [plaatsnaam] ,

[eiser(es) 2] , te [plaatsnaam] ,

[eiser(es) 3] te [plaatsnaam]

hierna gezamenlijk te noemen: eisers,

(gemachtigde: [naam] ),

en

de burgemeester van Amsterdam, verweerder

(gemachtigde: [naam] ).

Procesverloop

In de brief van 1 oktober 2018 (de brief) heeft verweerder aan eisers afzonderlijk meegedeeld dat de manier waarop vergunningen voor speelautomatenhallen worden verleend, per 1 september 2021 gaat veranderen.

Op 20 maart 2019 hebben eisers beroep ingesteld bij de rechtbank wegens het niet tijdig beslissen op hun bezwaar.

Bij besluit van 24 april 2019 (het bestreden besluit) heeft verweerder het bezwaar van eisers niet-ontvankelijk verklaard.

Eisers hebben tegen het bestreden besluit beroep ingesteld. Verweerder heeft een verweerschrift ingediend.

Het onderzoek ter zitting heeft plaatsgevonden op 20 december 2019. Eisers hebben zich laten vertegenwoordigen door hun gemachtigde. Tevens zijn verschenen [naam] , [functie] van eisers, en [naam] , werkzaam als [functie] bij de door eisers gedreven onderneming(en). Verweerder heeft zich laten vertegenwoordigen door zijn gemachtigde.

Overwegingen

Wat aan deze zaak voorafging

1. Eisers zijn ieder (economisch) [functie] van een pand, waarin door de huurders een speelautomatenhal wordt geëxploiteerd.

2. Zij hebben een brief gekregen van verweerder, waarin onder meer het volgende is meegedeeld:

“U bent eigenaar van een pand in [plaatsnaam] waar een speelautomatenhal geëxploiteerd mag worden. De manier waarop vergunningen voor speelautomatenhallen worden verleend, gaat per 1 september 2021 veranderen. De exploitant van de speelautomatenhal krijgt vanaf dat moment niet meer automatisch een nieuwe vergunning. Dit is naar aanleiding van een uitspraak van de hoogste bestuursrechter (Raad van State).

Het gevolg van deze uitspraak is dat aan potentieel gegadigden ruimte moet worden geboden om naar beschikbare vergunningen mee te kunnen dingen. Voor u kan dit gevolgen hebben voor de huurovereenkomst die u met de huidige exploitant heeft afgesloten of die u mogelijk met een nieuwe exploitant wilt afsluiten per 1 september 2021. Op welke manier een exploitant kans kan maken op een vergunning vanaf 1 september 2021 is nu nog niet bekend. Ik zal deze tijd gebruiken om regels op te stellen over de wijze waarop iedereen kan meedingen naar een vergunning. Alle betrokkenen, zowel exploitanten als pandeigenaren, krijgen op een later moment een brief met meer informatie hierover.”

3. Eisers hebben tegen deze brief bezwaar gemaakt, welk bezwaar door verweerder in het bestreden besluit niet-ontvankelijk is verklaard. De rechtbank moet beoordelen of verweerder dit terecht heeft gedaan. Daarbij staat de vraag centraal of de brief als een besluit moet worden aangemerkt, waartegen bezwaar en beroep open staat.

Beoordeling door de rechtbank

Het beroep tegen het niet tijdig nemen van een besluit

4. De rechtbank stelt vast dat verweerder alsnog een besluit heeft genomen, terwijl het beroep tegen het niet tijdig nemen van een besluit op bezwaar bij de rechtbank aanhangig was. Vastgesteld wordt voorts dat dit besluit niet (geheel) aan het beroep tegemoetkomt. Het beroep tegen het niet tijdig beslissen richt zich daarom mede tegen het bestreden besluit. Nu verweerder alsnog een reëel besluit heeft genomen, hebben eisers geen belang meer bij een inhoudelijke beoordeling van het beroep tegen het niet tijdig nemen van een besluit. De rechtbank zal het beroep, voor zover dat betrekking heeft op het niet tijdig nemen van een besluit, daarom niet-ontvankelijk verklaren.

Het beroep tegen het niet-ontvankelijk verklaren van het bezwaar

5. Op grond van artikel 1:3, eerste lid, van de Awb wordt onder een besluit verstaan een schriftelijke beslissing van een bestuursorgaan, inhoudende een publiekrechtelijke rechtshandeling.

6. Met verweerder is de rechtbank van oordeel dat de brief niet kan worden aangemerkt als besluit. Volgens vaste rechtspraak van de Afdeling bestuursrechtspraak van de Raad van State (hierna: de Afdeling) is hierbij bepalend of een beslissing rechtsgevolg heeft en erop is gericht een bevoegdheid, recht of verplichting voor één of meer anderen te doen ontstaan of teniet te doen, dan wel de juridische status van een persoon of een zaak vast te stellen. De brief waartegen eisers bezwaar maken bevat enkel een aankondiging van (nog vast te stellen) nieuw beleid. Deze aankondiging roept op zichzelf geen rechtsgevolg in het leven en houdt dus geen rechtshandeling in. Door de inhoud en strekking van de brief is de rechtspositie van eisers namelijk niet gewijzigd. De stelling van eisers, dat zij in hun bedrijfsvoering rekening moeten houden met het nieuwe beleid, maakt dit niet anders. Het gaat immers om nog vast te stellen beleid, waarvan de invulling en toepassing (in de situatie van eisers) nog niet vaststaat. De enkele kans en de onzekerheid dat de vergunning van de exploitanten aan wie eisers momenteel verhuren zal eindigen, betekent nog niet dat de rechtspositie van eisers is gewijzigd.

7. De rechtbank ziet ook geen reden om de brief, ondanks het ontbreken van een rechtsgevolg, met een besluit gelijk te stellen. Volgens vaste rechtspraak van de Afdeling kan dit slechts in uitzonderlijke situaties, waarbij het voor de betrokkenen onevenredig bezwarend is om het geschil over de interpretatie van de rechtsregels via een beroepsprocedure over een daadwerkelijk besluit bij de bestuursrechter aan de orde te stellen.

Deze situatie doet zich naar het oordeel van de rechtbank in deze zaak niet voor. Niet gebleken is dat eisers de toepassing van het nog vast te stellen beleid in een daadwerkelijk besluit redelijkerwijs niet kunnen afwachten.

Conclusie

8. Het beroep is ongegrond.

9. Voor een proceskostenveroordeling of vergoeding van het griffierecht bestaat geen aanleiding.

Beslissing

De rechtbank:

verklaart het beroep gericht tegen het niet tijdig beslissen niet-ontvankelijk;

verklaart het beroep overigens ongegrond.

Deze uitspraak is gedaan door mr. R.P.F. de Groot, rechter, in aanwezigheid van mr. J.R. de Savornin Lohman, griffier. De beslissing is in het openbaar uitgesproken op 20 januari 2020.

griffier

rechter

Afschrift verzonden aan partijen op:

Rechtsmiddel

Tegen deze uitspraak kan binnen zes weken na de dag van verzending daarvan hoger beroep worden ingesteld bij de Afdeling bestuursrechtspraak van de Raad van State. Als hoger beroep is ingesteld, kan bij de voorzieningenrechter van de hogerberoepsrechter worden verzocht om het treffen van een voorlopige voorziening.

Artikel 6:20, derde lid, van de Algemene wet bestuursrecht (Awb).

Zie bijvoorbeeld de uitspraak van de Afdeling van 12 september 2018 (ECLI:NL:RVS:2018:2964).

Zie de uitspraak van de Afdeling van 8 juli 2009 (ECLI:NL:RVS:2009:BJ1862).


» Juridisch advies nodig? « advertorial

Heeft u een juridisch probleem of een zaak die u wilt voorleggen aan een gespecialiseerde jurist of advocaat ?

Neemt u dan gerust contact met ons op en laat uw zaak vrijblijvend beoordelen.



naar boven      |      zoeken      |      uitgebreid zoeken

Snel uitspraken zoeken en filteren

> per rechtsgebied > op datum > op instantie

Recente vacatures

Meer vacatures | Plaats vacature