Datum uitspraak:
Datum publicatie:
Rechtsgebied:
Zaaknummer:
Zittingsplaats:
Instantie:

Inhoudsindicatie:

veroordeling voor diefstal met bedreiging met een mes en bedreigingen

Uitspraak



RECHTBANK AMSTERDAM

VERKORT VONNIS

Parketnummer: 13/044240-20

Datum uitspraak: 15 oktober 2020

Verkort vonnis van de rechtbank Amsterdam, meervoudige strafkamer, in de strafzaak tegen

[verdachte] ,

geboren te [geboorteplaats] op [geboortedag] 1987,

ingeschreven in de Basisregistratie Personen op het adres [adres verdachte] .

1 Onderzoek ter terechtzitting

Dit verkort vonnis is op tegenspraak gewezen naar aanleiding van het onderzoek op de terechtzitting van 15 oktober 2020.

De rechtbank heeft kennisgenomen van de vordering van de officier van justitie, mr. H. Hoekstra, en van wat verdachte en zijn raadsman, mr. N.D. de Fluiter, naar voren hebben gebracht.

2 Tenlastelegging

Aan verdachte is, na wijziging van de tenlastelegging ter terechtzitting, ten laste gelegd dat

1

hij op of omstreeks 13 november 2019 te Duivendrecht, gemeente Ouder-Amstel, met het oogmerk van wederrechtelijke toeëigening heeft weggenomen 21 headsets en 3 laptops, in elk geval enig goed, geheel of ten dele toebehorende aan [slachtoffer 1] , in elk geval aan een ander of anderen dan aan verdachte, welke diefstal werd voorafgegaan en/of vergezeld en/of gevolgd van geweld en/of bedreiging met geweld tegen [aangever 1] en/of [aangever 2], gepleegd met het oogmerk om die diefstal voor te bereiden en/of gemakkelijk te maken en/of om bij betrapping op heterdaad aan zichzelf hetzij de vlucht mogelijk te maken, hetzij het bezit van het gestolene te verzekeren, welk geweld en/of welke bedreiging met geweld hierin bestond dat hij, verdachte,

- ( van dichtbij) een mes, althans een scherp en/of puntig voorwerp heeft getoond aan en/of in de richting gehouden van [slachtoffer 2] en/of [slachtoffer 3] en/of - daarbij die [slachtoffer 2] en/of die [slachtoffer 3] (dreigend) de woorden heeft toegevoegd: “Ik doe wat ik wil, je baas vergoedt dit wel”, althans woorden van gelijke dreigende aard of strekking

(Artikel art 310 Wetboek van Strafrecht, art 312 lid 1 Wetboek van Strafrecht )

2

hij in of omstreeks de periode van 13 november 2019 tot en met 18 november 2019 te Amsterdam, in elk geval in Nederland [slachtoffer 4] en/of een of meer andere medewerkers van het bedrijf [naam bedrijf] heeft bedreigd met enig misdrijf tegen het leven gericht, althans met zware mishandeling, immers heeft verdachte opzettelijk voornoemde [slachtoffer 4] (telefonisch) dreigend de woorden gestuurd: " Je kankermoeder, als ik je vanochtend had gezien had ik je kankerkop eraf geschoten” en/of “Ik hoor dat je mij aan het zoeken bent, ik schiet je dood als jij of je collega’s achter mij aan komen”, althans woorden van gelijke dreigende aard of strekking

(Artikel art 285 lid 1 Wetboek van Strafrecht )

3 Voorvragen

De dagvaarding is geldig, deze rechtbank is bevoegd tot kennisneming van de ten laste gelegde feiten en de officier van justitie is ontvankelijk. Er zijn geen redenen voor schorsing van de vervolging.

4 Waardering van het bewijs

Standpunt van de officier van justitie

De officier van justitie heeft ten aanzien van het onder 1 ten laste gelegde geconcludeerd dat diefstal van 11 headsets en 3 laptops, met bedreiging met geweld, kan worden bewezen. Ook de onder 2 ten laste gelegde bedreigingen kunnen volgens de officier van justitie worden bewezen.

Standpunt van de raadsman

De raadsman vindt dat ten aanzien van het onder 1 ten laste gelegde kan worden bewezen dat verdachte 11 headsets en 3 laptops heeft gestolen en dat hij moet worden vrijgesproken van bedreiging met geweld. Met betrekking tot de onder 2 ten laste gelegde bedreigingen heeft de raadsman zich gerefereerd aan het oordeel van de rechtbank.

Oordeel van de rechtbank

De rechtbank acht bewezen dat verdachte

1.

op 13 november 2019 te Duivendrecht, gemeente Ouder-Amstel, met het oogmerk van wederrechtelijke toe-eigening heeft weggenomen 11 headsets en 3 laptops, toebehorende aan een ander, welke diefstal werd vergezeld van bedreiging met geweld tegen [slachtoffer 2] en [slachtoffer 3] , gepleegd met het oogmerk om die diefstal gemakkelijk te maken, welke bedreiging met geweld hierin bestond dat hij, verdachte,

- een mes heeft getoond aan en in de richting gehouden van [slachtoffer 2] en [slachtoffer 3] en - daarbij die [slachtoffer 2] en die [slachtoffer 3] dreigend de woorden heeft toegevoegd: “Ik doe wat ik wil, je baas vergoedt dit wel”;

2 .

in de periode van 13 november 2019 tot en met 18 november 2019 te Amsterdam, in elk geval in Nederland [slachtoffer 4] heeft bedreigd met enig misdrijf tegen het leven gericht, immers heeft verdachte opzettelijk voornoemde [slachtoffer 4] telefonisch dreigend de woorden gestuurd: " Je kankermoeder, als ik je vanochtend had gezien had ik je kankerkop eraf geschoten” en “Ik hoor dat je mij aan het zoeken bent, ik schiet je dood als jij of je collega’s achter mij aan komen”.

Voor zover in de tenlastelegging taal- en/of schrijffouten voorkomen, zijn deze verbeterd. Verdachte is hierdoor niet in de verdediging geschaad.

5 Het bewijs

Redengevende feiten en omstandigheden in bewijsmiddelen

De rechtbank grondt haar beslissing dat verdachte het bewezen geachte heeft begaan op zijn deels bekennende verklaring zoals afgelegd op de zitting en op de overige feiten en omstandigheden die in de bewijsmiddelen zijn vervat . Indien tegen dit verkort vonnis hoger beroep wordt ingesteld, worden de door de rechtbank gebruikte bewijsmiddelen die redengevend zijn voor de bewezenverklaring opgenomen in een aanvulling op het verkort vonnis. Deze aanvulling wordt dan aan het verkort vonnis gehecht.

Aanvullende bewijsoverweging ten aanzien van feit 1

Bij de onder 1 ten laste gelegde diefstal vindt de rechtbank, met de officier van justitie, dat bedreiging met geweld met een mes ook kan worden bewezen.

De raadsman heeft op dit punt verweer gevoerd. Hij heeft allereerst gewezen op de ontkennende verklaring van verdachte. Verder heeft hij aangevoerd dat ervan moet worden uitgegaan dat alleen getuige [slachtoffer 2] heeft verklaard over deze bedreiging met geweld. Uit het dossier kan volgens de raadsman niet worden opgemaakt dat getuige [slachtoffer 3] ook over de bedreiging met geweld heeft verklaard. De ter plaatse gekomen verbalisanten hebben in hun proces-verbaal van bevindingen namelijk de verklaring van getuigen [slachtoffer 2] en [slachtoffer 3] in de ‘wij-vorm’ weergegeven. Daardoor is niet duidelijk wie wat heeft verklaard. Nu getuige [slachtoffer 3] later tijdens een telefonisch verhoor heeft verklaard dat hij niets meer weet van de overval en niet meer weet of er een wapen is gebruikt, is zeer goed mogelijk dat de verklaring in de ‘wij-vorm’ feitelijk de verklaring van getuige [slachtoffer 2] , die tijdens latere verklaringen ook over bedreiging met een mes heeft verklaard, betreft. De raadsman heeft vervolgens de betrouwbaarheid van de verklaring van getuige [slachtoffer 2] betwist. Hiertoe heeft hij gewezen op de wisselende verklaring van deze getuige wat betreft het vermeende tevoorschijn halen van het mes door verdachte. Getuige [slachtoffer 2] heeft eerst verklaard dat verdachte het mes uit een tas zou hebben gehaald en daarna dat hij het mes uit de zak van zijn jas zou hebben gehaald. De raadsman heeft ook aangevoerd dat getuige [slachtoffer 2] wellicht verdachte zijn gang heeft laten gaan bij het stelen van de spullen uit het bedrijf en dat hij later de bedreiging met het mes heeft verzonnen om niet als medeplichtige bij de diefstal te worden aangemerkt. Tot slot vindt de raadsman dat de omstandigheid dat bij verdachte thuis een mes is aangetroffen dat lijkt op het door getuige [slachtoffer 2] omschreven mes onvoldoende ondersteuning biedt aan de verklaring van getuige [slachtoffer 2] . Het mes dat bij verdachte thuis is aangetroffen, is namelijk een vrij normaal mes en is in die zin niet onderscheidend genoeg, aldus de raadsman.

De rechtbank stelt voorop dat getuige [slachtoffer 2] zowel bij de politie als bij de rechter-commissaris heeft verklaard over de bedreiging met een mes door verdachte. Hij heeft de verklaring meteen afgelegd toen de politie ter plaatse kwam en is op hoofdlijnen consistent gebleven in zijn verklaring tijdens een later verhoor door de politie en het verhoor door de rechter-commissaris. Zijn verklaring vindt ondersteuning in de verklaring van getuige [naam getuige] . Deze getuige was ook aanwezig in het bedrijf, maar heeft de bedreiging met het mes zelf niet waargenomen. Hij heeft tegen de ter plaatse gekomen politie echter wel meteen verklaard dat hij had gehoord over de diefstal met bedreiging met een mes, zo maakt de rechtbank op uit het proces-verbaal van bevindingen van de ter plaatse gekomen verbalisanten. Kennelijk had getuige [slachtoffer 2] hem dat direct verteld, wat de overtuigingskracht van zijn verklaring versterkt. Ook de omstandigheid dat diezelfde dag bij verdachte thuis een mes is aangetroffen dat lijkt op het door getuige [slachtoffer 2] omschreven mes ondersteunt zijn verklaring. Daarbij is van belang dat het mes werd aangetroffen op een plastic zak op de bank, gewikkeld in een doek. Dat duidt erop dat verdachte het mes op dat moment of kort daarvoor in ieder geval niet gebruikte als een normaal mes voor huishoudelijk gebruik. Wat betreft getuige [slachtoffer 3] stelt de rechtbank nog vast dat uit het dossier inderdaad niet zonder meer kan worden opgemaakt dat hij zelfstandig heeft verklaard over de bedreiging met een mes door verdachte. De ter plaatse gekomen politie heeft echter wel geconstateerd dat getuige [slachtoffer 3] erg aangedaan was en dat hij heeft verklaard erg bang te zijn voor verdachte. Dat getuige [slachtoffer 3] later tegen de politie heeft verklaard dat hij niets meer weet van de overval en niet meer weet of er een wapen is gebruikt, is in dat licht niet onbegrijpelijk. Gelet op het voorgaande is er voldoende steunbewijs voor de verklaringen van getuige [slachtoffer 2] en acht de rechtbank die verklaringen betrouwbaar. Er is dan ook voldoende overtuigend bewijs aanwezig voor de bedreiging met een mes bij de diefstal.

6 De strafbaarheid van de feiten

De bewezen geachte feiten zijn volgens de wet strafbaar. Het bestaan van een rechtvaardigingsgrond is niet aannemelijk geworden.

7 De strafbaarheid van verdachte

Er is geen omstandigheid aannemelijk geworden die de strafbaarheid van verdachte uitsluit. Verdachte is dan ook strafbaar.

8 Motivering van de straf

Strafeis van de officier van justitie

De officier van justitie heeft bij requisitoir gevorderd dat verdachte ter zake van de door haar bewezen geachte feiten zal worden veroordeeld tot een taakstraf van 240 uren, met bevel, voor het geval dat de veroordeelde de taakstraf niet naar behoren verricht, dat vervangende hechtenis zal worden toegepast van 120 dagen en tot een voorwaardelijke gevangenisstraf van twee maanden.

De officier van justitie is er vanuit gegaan dat verdachte heeft gehandeld uit boosheid vanwege een geschil met zijn voormalige werkgever, zoals hij ter terechtzitting heeft verklaard, en dat het hem niet om financieel gewin te doen was. Deze bijzondere context, het beperkte strafblad van verdachte en de omstandigheid dat hij de spullen heeft teruggegeven, hebben de officier van justitie aanleiding gegeven een minder zware strafoplegging te eisen dan de richtlijnen voorschrijven voor een gewapende overval.

Standpunt van de raadsman

De raadsman heeft de rechtbank, ook in geval de rechtbank wel de bedreiging met geweld bij de diefstal bewezen zou achten, verzocht naar beneden af te wijken van de eis van de officier van justitie. Daarbij heeft erop gewezen dat verdachte niet eerder voor een soortgelijk feit is veroordeeld en in zoverre als first offender moet worden aangemerkt. Ook heeft hij naar voren gebracht dat deze zaak verdachte niet in de koude kleren is gaan zitten en dat verdachte probeert zijn leven weer op te pakken.

Oordeel van de rechtbank

De rechtbank vindt oplegging van een werkstraf van 200 uren (100 dagen vervangende hechtenis) in overeenstemming met de ernst van het bewezen geachte, de omstandigheden waaronder dit is begaan en de persoon van verdachte, zoals van een en ander ter terechtzitting is gebleken.

Verdachte heeft zich schuldig gemaakt aan een diefstal van headsets en laptops uit een bedrijf en daarbij heeft hij medewerkers van het bedrijf, [slachtoffer 2] en [slachtoffer 3] , bedreigd met een mes. Ook heeft hij een medewerker van het bedrijf, [slachtoffer 4] , bedreigd in relatie tot deze diefstal. Verdachte heeft op de zitting verklaard dat een geschil met zijn voormalige werkgever over achterstallig loon de reden was voor het plegen van deze feiten, waarbij hij de bedreiging met een mes heeft ontkend. Hoewel de rechtbank niet precies kan vaststellen wat er is voorgevallen tussen verdachte en zijn voormalig werkgever, gaat de rechtbank er vanuit dat zijn handelen inderdaad is ingegeven door een geschil met zijn voormalige werkgever. Een dergelijk geschil had verdachte op een andere manier moeten oplossen, bijvoorbeeld door een deurwaarder in te schakelen om zo zijn loonvordering geïnd te krijgen. De rechtbank neemt verdachte kwalijk dat hij eigenrichting wilde plegen en zijn boosheid niet onder controle heeft gehouden. Hij heeft volstrekt verkeerd gehandeld. Dat hij zijn ex-collega’s zelfs heeft bedreigd met een mes en woordelijk met doodsbedreigingen is zeer afkeurenswaardig.

De ernst van de feiten zou in beginsel oplegging van een onvoorwaardelijke gevangenisstraf rechtvaardigen. Net als de officier van justitie houdt de rechtbank echter rekening met de bijzondere omstandigheden waaronder verdachte de feiten heeft gepleegd. Het was hem niet te doen om financieel gewin. Hij handelde uit boosheid en heeft een verkeerde oplossing gezocht voor het geschil met zijn voormalige werkgever. Hij heeft de gestolen spullen weer teruggegeven aan zijn voormalig werkgever. Verdachte heeft op de zitting erkend dat hij een foute keuze heeft gemaakt. De rechtbank heeft geconstateerd dat verdachte zich niet eerder aan soortgelijke feiten heeft schuldig gemaakt.

Alles afwegende vindt de rechtbank voornoemde werkstraf passend en geboden, waarbij de rechtbank de duur van de werkstraf nog iets heeft gematigd ten opzichte van de strafeis van de officier van justitie. De bijzondere context waarin de feiten zijn gepleegd, acht de rechtbank daartoe van belang. Oplegging van een voorwaardelijke gevangenisstraf, zoals geëist door de officier van justitie, acht de rechtbank verder niet opportuun. De rechtbank heeft de indruk dat verdachte niet weer dezelfde fout zal maken. Een voorwaardelijke gevangenisstraf als stok achter de deur is daarom niet nodig. De rechtbank is van oordeel dat gelet op alle hiervoor genoemde omstandigheden aanleiding bestaat om bij de straftoemeting af te wijken van hetgeen door de officier van justitie is gevorderd.

9 Toepasselijke wettelijke voorschriften

De op te leggen straf is gegrond op de artikelen 9, 22c, 22d, 57, 285 en 312 van het Wetboek van Strafrecht .

10 Beslissing

De rechtbank komt op grond van het voorgaande tot de volgende beslissing.

Verklaart bewezen dat verdachte het ten laste gelegde heeft begaan zoals hiervoor in rubriek 4 is vermeld.

Verklaart niet bewezen hetgeen aan verdachte meer of anders is ten laste gelegd dan hiervoor is bewezen verklaard en spreekt verdachte daarvan vrij.

Het bewezen verklaarde levert op:

1.

diefstal, vergezeld van bedreiging met geweld tegen personen, gepleegd met het oogmerk om die diefstal gemakkelijk te maken;

2.

bedreiging met enig misdrijf tegen het leven gericht, meermalen gepleegd.

Verklaart het bewezene strafbaar.

Verklaart verdachte, [verdachte], daarvoor strafbaar.

Veroordeelt verdachte tot een taakstraf van 200 uren, met bevel, voor het geval dat de verdachte de taakstraf niet naar behoren heeft verricht, dat vervangende hechtenis zal worden toegepast van 100 dagen, met bevel dat de tijd die door verdachte vóór de tenuitvoerlegging van deze uitspraak in verzekering is doorgebracht, bij de uitvoering van deze straf geheel in mindering zal worden gebracht naar de maatstaf van 2 uren per dag.

Dit vonnis is gewezen door

mr. P.P.C.M. Waarts, voorzitter,

mrs. C.M. Berkhout en J.P.W. Helmonds, rechters,

in tegenwoordigheid van mr. R.R. Eijsten, griffier,

en uitgesproken op de openbare terechtzitting van deze rechtbank van 15 oktober 2020.


» Juridisch advies nodig? « advertorial

Heeft u een juridisch probleem of een zaak die u wilt voorleggen aan een gespecialiseerde jurist of advocaat ?

Neemt u dan gerust contact met ons op en laat uw zaak vrijblijvend beoordelen.



naar boven      |      zoeken      |      uitgebreid zoeken

Snel uitspraken zoeken en filteren

> per rechtsgebied > op datum > op instantie

Gerelateerde wetgeving

Recente vacatures

Meer vacatures | Plaats vacature