Datum uitspraak:
Datum publicatie:
Rechtsgebied:
Zaaknummer:
Soort procedure:
Zittingsplaats:
Instantie:
Vindplaatsen:

Inhoudsindicatie:

Eiser heeft niet voldaan aan het betalen van parkeerbelasting bij aanvang zoals voorgeschreven in de Verordening Parkeerbelastingen 2018. Dat het maximale dagtarief is betaald, maakt dit niet anders.

Uitspraak



RECHTBANK AMSTERDAM

Bestuursrecht

zaaknummer: AMS 19/2905

uitspraak van de enkelvoudige kamer in de zaak tussen

[eiser] , te [plaatsnaam] , eiser

en

De heffingsambtenaar van de gemeente Amsterdam, verweerder

(gemachtigde: [naam] ).

Procesverloop

Bij besluit van 12 april 2019 (het primaire besluit) heeft verweerder aan eiser een naheffingsaanslag parkeerbelasting opgelegd.

Bij besluit van 25 mei 2019 (het bestreden besluit) heeft verweerder het bezwaar van eiser ongegrond verklaard.

Eiser heeft tegen het bestreden besluit beroep ingesteld.

Verweerder heeft een verweerschrift ingediend.

Het onderzoek ter zitting heeft plaatsgevonden op 10 februari 2020.

Eiser is verschenen. Verweerder heeft zich laten vertegenwoordigen door zijn gemachtigde.

Overwegingen

1. Op 8 april 2019 heeft eiser rond 09:00 uur geparkeerd in [plaatsnaam] . Om 11:07 uur heeft verweerder gecontroleerd of eiser parkeerbelasting heeft voldaan. Dat was op dat moment niet het geval. Om 11:18 uur heeft eiser zijn parkeeractie aangemeld via een applicatie op zijn mobiele telefoon (Parkeer en Bel). Eiser heeft aan het einde van zijn parkeeractie het maximale dagtarief van € 18,20 betaald. Desalniettemin heeft verweerder aan eiser een naheffingsaanslag parkeerbelasting opgelegd van € 52,00 omdat eiser ten tijde van de controle geen parkeerbelasting had voldaan. Het bedrag bestaat uit het parkeerbelastingtarief voor de geconstateerde parkeertijd, met een minimum van één uur (€ 3,00) en de kosten voor het opleggen van de naheffingsaanslag (€ 49,00).

2. In geschil is of de naheffingsaanslag terecht is opgelegd. Eiser betoogt dat dit niet het geval is aangezien er geen sprake van is dat hij geen of te weinig parkeerbelasting heeft betaald, zoals op de naheffingsaanslag vermeld staat. Met Parkeer en Bel wordt niet direct parkeerbelasting voldaan. Eiser betaalt een parkeeractie hiermee namelijk achteraf. Zowel om 11:07 uur als om 11:18 uur was er volgens eiser dus nog geen parkeerbelasting betaald. Het gaat er om of al dan niet achteraf parkeerbelasting is voldaan voor de duur van de parkeeractie, aldus eiser. Hier is volgens hem sprake van aangezien het maximale dagtarief is betaald. Eiser moet volgens hem voor één parkeeractie nu tweemaal betalen.

3. De rechtbank oordeelt als volgt. Op het moment van parkeren was de Verordening Parkeerbelastingen 2018 (de Verordening) van toepassing. In deze verordening staat dat voor het parkeren van een voertuig in Amsterdam bij aanvang parkeerbelasting verschuldigd is (cursivering rechtbank). De parkeerbelasting wordt geheven bij wege van voldoening op aangifte. Dit moet bij aanvang van het parkeren en geschiedt door middel van het op de door het college van burgemeester en wethouders voorgeschreven wijze betalen van geld met behulp van parkeerapparatuur en/of door middel van het al dan niet elektronisch in werking stellen van parkeerapparatuur.

4. Eiser heeft niet voldaan aan het betalen van parkeerbelasting zoals voorgeschreven in de Verordening. Bij aanvang heeft eiser namelijk geen parkeerbelasting betaald met behulp van parkeerapparatuur of elektronisch de parkeerapparatuur in werking gesteld. Dat met het gebruik van Parkeer en Bel altijd achteraf parkeerbelasting wordt betaald, maakt dit niet anders. Uit de Verordening volgt dat binnen één maand na het einde van het parkeren betaald moet worden wanneer de parkeerapparatuur in werking wordt gesteld door via een telefoon of ander communicatiemiddel in te loggen op de centrale computer. In de Verordening is dus weliswaar voorzien in de mogelijkheid om de parkeerbelasting achteraf te betalen, maar ook hierbij is vereist dat de parkeeractie direct bij aanvang wordt aangemeld. Enkel op die manier kan de daadwerkelijke parkeertijd en de bijbehorende kosten worden vastgesteld.

5. Dat eiser het maximale dagtarief heeft betaald, maakt ook niet dat hij parkeerbelasting heeft betaald zoals is voorgeschreven in de Verordening. Op grond van artikel 234, derde lid, van de Gemeentewet wordt in beginsel bij naheffing parkeerbelasting opgelegd voor de parkeerduur van één uur, ongeacht wat verder al betaald is. Verweerder mag daarnaast kosten voor het opleggen van de naheffingsaanslag in rekening brengen. Eiser heeft niet aangevoerd dat het bedrag dat verweerder hiervoor hanteert, naar zijn mening onjuist is.

6. De rechtbank merkt nog op dat het ook niet de bedoeling van de wetgever kan zijn dat verweerder geen naheffingsaanslag mag opleggen wanneer het maximale dagtarief na een controle is voldaan. Dit leidt namelijk tot een situatie waarbij het niet bij aanvang betalen van parkeerbelasting kan lonen. Immers: een parkeerder kan dan de keuze maken om alleen parkeerbelasting te betalen wanneer een controle door verweerder plaatsvindt. Na een eventuele controle kan namelijk veelal alsnog het maximale dagtarief worden betaald. Een parkeerder is met het betalen van het maximale dagtarief meestal voordeliger uit dan wanneer een naheffingsaanslag betaald moet worden.

7. Het beroep is ongegrond. Dit betekent dat eiser geen gelijk krijgt en de naheffingsaanslag parkeerbelasting van € 52,00 moet betalen. Voor een proceskostenveroordeling bestaat geen aanleiding.

Beslissing

De rechtbank verklaart het beroep ongegrond.

Deze uitspraak is gedaan door mr. C.M. Georgiades, rechter, in aanwezigheid van mr. S.S. Soylu, griffier. De beslissing is in het openbaar uitgesproken op

griffier

rechter

Afschrift verzonden aan partijen op:

Rechtsmiddel

Tegen deze uitspraak kan binnen zes weken na de dag van verzending daarvan hoger beroep worden ingesteld bij het gerechtshof Amsterdam.

Dit is op grond van artikel 1, onder a, en artikel 4, eerste lid, van de Verordening.

Dit is op grond van artikel 6, eerste lid, van de Verordening.

Dit is op grond van artikel 6, eerste lid, van de Verordening.

De rechtbank verwijst hierbij naar een uitspraak van het gerechtshof ’s-Hertogenbosch van 3 november 2017 (ECLI:NL:GHSHE:2017:4748).

De rechtbank verwijst hierbij naar een uitspraak van de Hoge Raad van 18 januari 2019 (ECLI:NL:HR:2019:56).

Dit is op grond van artikel 234, vijfde lid, van de Gemeentewet .


» Juridisch advies nodig? « advertorial

Heeft u een juridisch probleem of een zaak die u wilt voorleggen aan een gespecialiseerde jurist of advocaat ?

Neemt u dan gerust contact met ons op en laat uw zaak vrijblijvend beoordelen.



naar boven      |      zoeken      |      uitgebreid zoeken

Snel uitspraken zoeken en filteren

> per rechtsgebied > op datum > op instantie

Recente vacatures

Meer vacatures | Plaats vacature