U dient ingelogd te zijn om favorieten te kunnen toevoegen aan Mijn Jure
U kunt zich hier gratis registreren
Datum uitspraak:
Datum publicatie:
Rechtsgebied:
Zaaknummer:
Zittingsplaats:
Instantie:

Inhoudsindicatie:

Bewezenverklaring diefstal in vereniging uit woning (na uit de hand gelopen huisfeestje), voorhanden hebben vuurwapen, heling iPhone en mishandeling (noodweerverweer verworpen). Vrijspraak van vernieling, heling en openlijk geweld. Gevangenisstraf 6 mnd.

Uitspraak



RECHTBANK AMSTERDAM

VONNIS

Parketnummers: 13/248452-19 (A), 13/091178-19 (B) en 15/151600-17 (TUL) (Promis)

Datum uitspraak: 16 juli 2020

Vonnis van de rechtbank Amsterdam, meervoudige strafkamer, in de strafzaak tegen

[verdachte] ,

geboren te [geboorteplaats] op [geboortedag] 2000,

ingeschreven in de Basisregistratie Personen op het adres [BRP-adres]

.

1 Onderzoek op de zitting

Dit vonnis is op tegenspraak gewezen naar aanleiding van het onderzoek op de zitting van 2 juli 2020.

De rechtbank heeft de zaken, die bij afzonderlijke dagvaardingen onder parketnummers 13/248452-19 en 13/091178-19 zijn aangebracht, gevoegd. Deze zaken worden als respectievelijk zaak A en zaak B aangeduid.

De rechtbank heeft kennisgenomen van de vordering van de officier van justitie, mr. G.M. Kolman, en van wat verdachte en zijn raadsman, mr. L.R. van Vliet, naar voren hebben gebracht.

2 Tenlastelegging

Aan verdachte is – kort gezegd – ten laste gelegd dat hij zich heeft schuldig gemaakt aan

Ten aanzien van zaak A

1. diefstal in vereniging met geweld van een telefoon (iPhone 6) van [slachtoffer 1] op 17 juli 2019 te Alphen aan den Rijn, welk geweld heeft bestaan uit het uit de handen grissen van de telefoon en het stompen van [slachtoffer 1] ;

2. diefstal in vereniging van goederen van [slachtoffer 2] uit zijn woning op 17 juli 2019 te Alphen aan den Rijn;

3. vernieling in vereniging van goederen van [slachtoffer 2] op 17 juli 2019 te Alphen aan den Rijn;

4. openlijke geweldpleging tegen [slachtoffer 3] op 16 juli 2019 te Amsterdam, welk geweld heeft bestaan uit het vasthouden en vervolgens slaan en schoppen van [slachtoffer 3] ;

subsidiair ten laste gelegd als medeplegen van eenvoudige mishandeling;

5. het voorhanden hebben van een wapen van categorie III, onder 1, van de Wet wapens en munitie en munitie van categorie III van de Wet wapens en munitie op 14 oktober 2019 te Purmerend;

6. heling van een telefoon (IPhone X) in de periode 2 tot en met 3 oktober 2019 te Amsterdam en/of Purmerend;

7. heling van een filmcamera (merk: Sony) in de periode 27 september tot en met 14 oktober 2019 te Purmerend;

Ten aanzien van zaak B

mishandeling van [slachtoffer 4] door hem met de vuist in het gezicht te slaan op 13 februari 2019 te Amsterdam.

De tekst van de integrale tenlastelegging is opgenomen in bijlage I die aan dit vonnis is gehecht en geldt als hier ingevoegd.

3 Waardering van het bewijs

3.1.

Standpunt van het Openbaar Ministerie

De officier van justitie heeft zich op het standpunt gesteld dat alle aan verdachte ten laste gelegde feiten kunnen worden bewezen. Zij heeft hiertoe het volgende aangevoerd.

Ten aanzien van het in zaak A onder 1, 2 en 3 ten laste gelegde

Verdachte was die avond in de woning van [slachtoffer 2] in Alphen aan den Rijn. Dit blijkt uit de verklaring van verdachte op de zitting en uit de verklaringen van [slachtoffer 1] (de zoon van [slachtoffer 2] ) en getuigen [getuige 1] en [getuige 2] . Zij hebben verklaard – kort gezegd – dat zij daar waren om te chillen. Aan het begin van de avond was [slachtoffer 1] samen met getuigen [getuige 1] en [getuige 2] . Kort na middernacht arriveerde de vriend van getuige [getuige 1] samen met vijf andere jongens, waaronder verdachte en zijn medeverdachten.

Ten aanzien van zaak A onder 2

[slachtoffer 1] heeft verklaard dat een aantal van deze jongens, in wisselende samenstellingen, op de eerste en tweede verdieping rondstruinden. Het zou gaan om verdachte en medeverdachten [medeverdachte 1] , [medeverdachte 2] en [medeverdachte 3] . Hij zag dat de drie jongens kasten doorzochten en daarbij spullen verplaatsten. Hij vroeg hen meermalen daarmee te stoppen en naar beneden te gaan, maar zij bleven telkens weer naar boven lopen. [medeverdachte 2] zei tegen hem: “Nee, ik moet iets hebben hier, ik moet geld hebben.” [slachtoffer 1] zag vervolgens dat de jongens ook beneden spullen hadden doorzocht en verplaatst. Ook bleek een aantal spullen te missen, namelijk een doosje met twee oude mobiele telefoons.

Dat verdachte samen met zijn medeverdachten de woning heeft doorzocht en daarbij spullen heeft weggenomen, blijkt verder ook uit de aangifte van [slachtoffer 2] . Hij heeft verklaard dat hij bij thuiskomst zag dat zijn woning was doorzocht en dat een aantal spullen was verdwenen, niet alleen uit de kamers op de eerste en tweede verdieping, maar ook uit de woonkamer en keuken.

Dit alles wordt bevestigd door getuigen [getuige 1] en [getuige 2] , maar ook door het op Instagram geplaatste filmpje van die avond.

Gelet op het voorgaande, staat vast dat die avond spullen zijn weggenomen.

Ten aanzien van zaak A onder 3

[slachtoffer 1] heeft verklaard dat, terwijl hij bezig was om de jongens naar beneden te sturen, hij glasgerinkel hoorde. Beneden ontdekte hij dat een fles whisky tegen een schilderij kapot was gegooid. Later, nadat hij weer naar boven was gegaan om jongens naar beneden te sturen, hoorde hij wederom glasgerinkel. Ditmaal zag hij dat beneden een fles rode wijn tegen de muur kapot was gegooid.

Ook [slachtoffer 2] verklaart in zijn aangifte over vernielingen in zijn woning. Hij heeft laten weten dat hij een sterke wijngeur rook, dat hij overal glasscherven zag liggen en dat een schilderij vernield op de grond lag. Op de muur en schouw zaten wijnvlekken en het stucwerk en plafond waren beschadigd.

Dat er die avond flessen kapot zijn gegooid, vindt verder bevestiging in de verklaringen van getuigen [getuige 1] en [getuige 2] .

Tot slot is er nog een filmpje, waarop is te zien dat verdachte zegt “what the fuck gebeurt hier, ik moet mijn veiligheidsbril op”, waarna hij daadwerkelijk een veiligheidsbril opzet en zegt “het lekt, het drupt, het ruikt.” Op dat moment is hij in de woning van [slachtoffer 2] en is achter hem een rode vlek met druipers op de muur te zien.

Gelet op het voorgaande, staat vast dat die avond vernielingen zijn gepleegd.

Ten aanzien van zaak A onder 1

[slachtoffer 1] heeft verklaard dat hij op enig moment van achteren werd benaderd door [medeverdachte 4] en dat [medeverdachte 4] vervolgens zijn telefoon, een IPhone 6, uit zijn hand trok. Hij probeerde zijn telefoon terug te pakken, maar toen kwam medeverdachte [medeverdachte 2] tussenbeide. Hij zei op een dreigende toon: “Je moet hem niet aanraken.” Daarna sloeg hij met zijn vuist tegen het voorhoofd van [slachtoffer 1] , ook gaf hij hem een stoot op zijn handen en sloeg hij met zijn vuist op het oog van [slachtoffer 1] .

Getuige [getuige 1] heeft bevestigd dat de telefoon van [slachtoffer 1] is weggenomen en dat er geweld tegen hem is gebruikt. Bij de rechter-commissaris verduidelijkt zij dat de telefoon van [slachtoffer 1] eerder was gestolen, maar dat het geweld tegen hem werd gebruikt toen hij zijn spullen probeerde terug te krijgen.

De telefoon is later aangetroffen op de slaapkamer van medeverdachten [medeverdachte 2] en [medeverdachte 3] .

Gelet op het voorgaande, staat vast dat de telefoon is weggenomen en dat het geweld is toegepast om de vlucht mogelijk te maken en het bezit van de telefoon te verzekeren.

Ten aanzien van zaak A onder 1, 2 en 3

Het wegnemen van goederen en de vernielingen hebben alleen kunnen plaatsvinden in de totale chaos die door verdachte en zijn medeverdachten is gecreëerd. Door die chaos is niet precies te reconstrueren wie welke uitvoeringshandeling heeft verricht. Dat is echter ook niet van belang, omdat verdachte en medeverdachten als groep hebben gehandeld. Zij zijn gezamenlijk naar de woning gegaan en zij zijn ook gezamenlijk vertrokken. In de woning hebben de jongens als groep gehandeld en alleen door zo te handelen heeft de diefstal kunnen plaatsvinden. Uit de filmpjes blijkt ook dat de vernielingen door meerdere personen als groep zijn aangericht. Er is gefilmd en opgejut, er zijn flessen gepakt, afgepakt en gegooid. Door het creëren van deze chaos, hebben verdachte en medeverdachten een actieve bijdrage geleverd aan het geheel. Als groep hebben zij de chaotische, intimiderende en bedreigende situatie gecreëerd waarin de feiten zijn gepleegd en konden worden gepleegd. Er is dus sprake van een nauwe en bewuste samenwerking tussen verdachte en zijn medeverdachten. Alle drie de ten laste gelegde feiten kunnen worden bewezen.

Ten aanzien van het in zaak A onder 4 ten laste gelegde

Op 16 juli 2019 fietste aangever [slachtoffer 3] over de Kievitstraat in Amsterdam. Hij werd nageroepen en uitgescholden door een groep jongens. Toen hij hen daarop aansprak, werd hij vastgepakt en met de vuist in het gezicht geslagen. Vervolgens werd hij geduwd, kreeg hij vuistslagen en een harde trap tegen zijn onderlichaam.

Van het incident zijn duidelijke camerabeelden. Hierop wordt verdachte herkend. Verdachte heeft ook verklaard dat hij bij het incident betrokken was. Hij stelt dat hij de ruzie wilde sussen. Dat valt echter niet te rijmen met de camerabeelden. Op de camerabeelden is namelijk te zien dat, terwijl aangever wordt aangevallen door [medeverdachte 1] en [medeverdachte 2] , verdachte hem vasthoudt en zijn vluchtweg blokkeert.

Uit het voorgaande volgt dat verdachte en de twee medeverdachten [medeverdachte 1] en [medeverdachte 2] ieder een wezenlijke bijdrage hebben geleverd aan het toegepaste geweld. De ten laste gelegde openlijke geweldpleging kan worden bewezen.

Ten aanzien van het in zaak A onder 5 ten laste gelegde

Bij de doorzoeking in de woning van verdachte op 14 oktober 2019 is een wapen met munitie aangetroffen. Op grond van de bekennende verklaring van verdachte, het wapenrapport en het DNA-onderzoek kan dit feit worden bewezen.

Ten aanzien van het in zaak A onder 6 ten laste gelegde

Verdachte heeft op 3 oktober 2018 een IPhone X ingeleverd bij Used Products voor een bedrag van € 500,-. Hij heeft zich hierbij gelegitimeerd met zijn rijbewijs en zijn adres opgegeven. Deze IPhone bleek van misdrijf afkomstig te zijn. De eigenaar van de IPhone X heeft op 9 oktober 2018 aangifte gedaan van oplichting op 2 oktober 2018, waarbij de IPhone van hem is ontvreemd. Uit de omstandigheid dat verdachte de IPhone kort (een dag) na de oplichting in zijn bezit had en hij deze direct voor een behoorlijk bedrag heeft ingeleverd, kan worden geconcludeerd dat hij wist dat de IPhone een criminele herkomst had.

Ten aanzien van het in zaak A onder 7 ten laste gelegde

Bij de doorzoeking in de woning van verdachte op 14 oktober 2019 is een tas met daarin een videocamera gevonden. Deze bleek van misdrijf afkomstig te zijn. De eigenaar heeft op 1 oktober 2019 aangifte gedaan van woninginbraak in de nacht van 27 op 28 september 2019, waarbij de tas met de videocamera is meegenomen. Uit de omstandigheid dat verdachte de videocamera kort (twee weken) na de woninginbraak in zijn bezit had en gelet op het feit dat in de tas een SD-kaart zat met een persoonlijk filmpje van de eigenaar, kan het niet anders dan dat verdachte zich bewust was van de criminele herkomst.

Ten aanzien van het in zaak B ten laste gelegde

Op 13 februari 2019 is aangifte gedaan van mishandeling door een maaltijdbezorger, aangever [slachtoffer 4] . Hij heeft verklaard dat hij die avond voor het stoplicht werd aangesproken door de bestuurder van een grijze Volkswagen Polo. Hij werd door de bestuurder tot stoppen gemaand. Toen hij zijn scooter had neergezet, kwam de bestuurder scheldend op hem af en gaf hem meerdere vuistslagen in zijn gezicht. De bestuurder werd vervolgens tegengehouden door iemand die bij hem in de auto zat, waarna zij er beiden weer vandoor zijn gegaan.

De Volkswagen Polo bleek op naam te staan van verdachte en ook is verdachte op de foto’s herkend die aangever van de bestuurder heeft gemaakt.

Verdachte heeft verklaard dat hij inderdaad de bestuurder was en dat hij die avond aangever twee stoten op het gezicht heeft gegeven. Volgens verdachte was dit een reactie op aangever die een beweging maakte alsof hij hem wilde slaan. Aangever zou daarop naar achteren zijn gelopen en over zijn brommer zijn gestruikeld, waarna verdachte direct weer zijn auto is ingegaan.

Daar tegenover staat de verklaring van aangever inhoudende dat verdachte scheldend op hem af kwam lopen, hem meerdere vuistlagen in het gezicht gaf en vervolgens werd gestopt door een persoon die bij hem in de auto zat. Deze verklaring van aangever vindt ook steun in andere bewijsmiddelen. Zo wordt het letsel bevestigd door de verbalisant en door de huisarts. Ook heeft aangever foto’s gemaakt tijdens het incident. Op deze foto’s is te zien dat de auto van verdachte scheef op een parkeervak staat. Dit duidt op haast en agressie. Ook is te zien dat de scooter van aangever op de grond ligt en dat verdachte met een agressieve en uitdagende houding ernaast staat. De verklaring van verdachte dat aangever over zijn scooter struikelde, waarna hij direct zijn auto is ingegaan, klopt dus niet. Bovendien was aangever aan het werk, hij moest een maaltijd bezorgen. Het is hoogst onwaarschijnlijk dat iemand dan een confrontatie opzoekt. Daar komt tot slot bij dat de verklaring van verdachte ook niet kan worden geverifieerd, nu hij weigert de naam van zijn bijrijder te geven.

Gelet op het voorgaande, kan de mishandeling worden bewezen.

3.2.

Standpunt van de verdediging

Ten aanzien van het in zaak A onder 1 ten laste gelegde

De vermeende diefstal van de telefoon heeft plaatsgevonden in de woning, toen verdachte al buiten was. Nergens uit blijkt dat verdachte zich met de diefstal heeft bemoeid of op andere wijze nauw of bewust bij de diefstal betrokken was. Noch [slachtoffer 1] noch de getuigen verklaren dat. De telefoon is ook niet bij verdachte aangetroffen. Hij ontkent iets met de diefstal te maken te hebben. Verdachte dient van dit feit te worden vrijgesproken.

Ten aanzien van het in zaak A onder 2 ten laste gelegde

De eerste vraag die moet worden beantwoord is of wettig en overtuigend kan worden bewezen dat de in de tenlastelegging genoemde goederen op 17 juli 2019 zijn verdwenen. Geen van die goederen is namelijk bij verdachte aangetroffen en niemand heeft gezien dat de jongens een van die goederen heeft vastgehouden of meegenomen. Ook moet worden meegewogen dat de huiseigenaar, [slachtoffer 2] , al een paar weken in het buitenland was voor zijn werk. In die tijd heeft zijn zoon, [slachtoffer 1] , meerdere keren, soms relatief grote groepen in zijn vaders huis uitgenodigd om te chillen of te feesten. Het kan daarom niet worden uitgesloten dat de in de tenlastelegging genoemde goederen op een ander moment zijn weggenomen. Verdachte dient alleen al daarom van dit feit te worden vrijgesproken, maar ook om de volgende reden.

Er zijn die avond kennelijk jongens van de groep boven geweest. Wie dat precies zijn geweest is niet vast te stellen. De eerste verklaringen van [slachtoffer 1] , [getuige 1] en [getuige 2] in combinatie met hun latere verklaring bij de rechter-commissaris, zijn daarvoor té onbetrouwbaar. Verdachte geeft eerlijk toe dat hij boven is geweest. Hij weet niet meer of hij in kasten heeft gekeken. Hij heeft de kasten of de spullen erin in ieder geval niet aangeraakt. Niemand heeft verder ook gezien dat hij iets heeft meegenomen. Hij heeft ook niets meegenomen. Er is ook niets bij hem aangetroffen. Ook heeft niemand verklaard dat de jongens onderling contact hebben gehad over het stelen van goederen. Dat betekent dat geen sprake is geweest van een nauwe en bewuste samenwerking tussen verdachte en medeverdachten. Verdachte moet ook daarom worden vrijgesproken van dit feit.

Ten aanzien van het in zaak A onder 3 ten laste gelegde

Uit het dossier blijkt niet dat verdachte een fles heeft gegooid of daarbij betrokken is geweest. Ook ten aanzien van dit feit kan niet worden gesproken van een nauwe en bewuste samenwerking tussen verdachte en medeverdachten. Verdachte moet daarom ook van dit feit vrijgesproken worden.

Ten aanzien van het in zaak A onder 4 ten laste gelegde

Uit de camerabeelden en de stills van die camerabeelden volgt dat de beschrijving daarvan niet klopt. De camerabeelden en de stills daarvan laten namelijk iets heel anders zien. Daaruit blijkt namelijk het volgende. Aangever gaat op een groepje jongens af, waar verdachte op dat moment niet bij staat. Verdachte komt er dan ook bij en probeert aangever te weerhouden van een confrontatie. Hij probeert hem rustig weg te krijgen. Op het moment dat het toch uit de hand loopt, probeert verdachte met zijn arm aangever weg te houden bij de groep. Zodra ook dit niet werkt, trekt verdachte zich terug en bemoeit zich er verder niet meer mee. Er is kortom geen enkele geweldshandeling vanuit verdachte waar te nemen. Ook ten aanzien van dit feit is vrijspraak dan ook de enige juiste uitspraak.

Ten aanzien van het in zaak A onder 5 ten laste gelegde

Op grond van de bekennende verklaring van verdachte kan dit feit worden bewezen.

Ten aanzien van het in zaak A onder 6 ten laste gelegde

Het enige bewijs voor de heling is een vermelding van de gegevens van verdachte in een digitaal opkopersregister, ingevuld door iemand van Used Products. Er is geen kopie van het identiteitsbewijs bijgevoegd. Er kan niet worden gecontroleerd of het identiteitsbewijs daadwerkelijk is getoond en als dat al zo is, of de persoon die dat identiteitsbewijs heeft getoond ook daadwerkelijk verdachte is geweest. Verdachte ontkent iets met de telefoon te maken te hebben gehad. De enkele vermelding van de gegevens van verdachte in een register is onvoldoende voor de conclusie dat hij zich schuldig heeft gemaakt aan heling. Verzocht wordt verdachte vrij te spreken.

Ten aanzien van het in zaak A onder 7 ten laste gelegde

Verdachte heeft verklaard niet te hebben geweten of vermoed dat er iets met de camera aan de hand was. Hij heeft niet geweten dat de camera van diefstal afkomstig was en hij hoefde dit redelijkerwijs ook niet te vermoeden. Ook hier dient daarom vrijspraak te volgen.

Ten aanzien van het in zaak B ten laste gelegde

Verdachte heeft verklaard dat hij is aangevallen door aangever en dat hij vervolgens slechts uit noodweer heeft gereageerd. Het direct terugslaan na een flinke uithaal van een ander, is een proportionele reactie. Een reflex in die vorm gaat niet te ver, zeker als je vervolgens meteen ophoudt. De reactie van verdachte is ook zeker niet ongepast. Aan verdachte komt dus een beroep op noodweer toe en daarom dient vrijspraak dan wel ontslag van alle rechtsvervolging te volgen.

3.3.

Oordeel van de rechtbank

3.3.1.

Ten aanzien van zaak A

Ten aanzien van het in zaak A onder 1, 2 en 3 ten laste gelegde

Betrouwbaarheid van de verklaringen

Met de verdediging is de rechtbank van oordeel dat in de door [slachtoffer 1] en de getuigen [getuige 1] en [getuige 2] afgelegde verklaringen zowel innerlijk als ten opzichte van elkaar op detailniveau verschillen bestaan. Het enkele feit dat in verklaringen op punten tegenstrijdigheden voorkomen maakt deze verklaringen op zichzelf echter niet onbetrouwbaar en onbruikbaar. Het gaat om de totale indruk die de verklaringen maken en de wijze waarop zij zijn afgelegd.

De rechtbank is van oordeel dat de verklaringen in hoofdlijnen overeenkomen, met name waar deze betrekking hebben op het doorzoeken van de woning en op de aangerichte vernielingen in de woning. De rechtbank merkt hierbij op dat [slachtoffer 1] daarover ook telkens consistent heeft verklaard. De rechtbank zal de verklaringen dan ook niet uitsluiten van het bewijs. De rechtbank houdt wel rekening met het feit dat zowel [slachtoffer 1] als de getuigen die avond onder invloed waren van lachgas en mogelijk ook een joint hadden gerookt.

Vrijspraak van het onder 1 en 3 ten laste gelegde

De rechtbank is van oordeel dat de diefstal met geweld van de iPhone en de vernieling van de woning niet wettig en overtuigend zijn bewezen en overweegt hiertoe als volgt.

Ten aanzien van het onder 1 ten laste gelegde heeft [slachtoffer 1] tegenover de politie verklaard dat hij van achteren door [naam 1] (de rechtbank begrijpt: medeverdachte [medeverdachte 4] ) is benaderd en dat zijn telefoon door die [naam 1] uit zijn handen is gegrist. Vervolgens is [naam 2] (de rechtbank begrijpt: medeverdachte [medeverdachte 2] ) tussenbeide gekomen en heeft hij aangever een vuistslag in het gezicht gegeven. [slachtoffer 1] heeft deze gang van zaken bij de rechter-commissaris bevestigd. Uit het dossier blijkt niet dat verdachte enige rol heeft gehad bij het wegnemen van de telefoon of het aanwenden van geweld tegen [slachtoffer 1] .

Ten aanzien van het onder 3 ten laste gelegde blijkt uit de verklaringen van getuige [getuige 1] dat [naam 1] (de rechtbank begrijpt: medeverdachte [medeverdachte 4] ) een fles wijn tegen de muur heeft gegooid. Dit wordt bevestigd door de filmpjes die die avond in de woning zijn gemaakt en waarvan een beschrijving in het dossier is opgenomen. Uit het dossier blijkt niet dat verdachte een fles heeft gegooid of anderszins vernielingen heeft aangericht.

De rechtbank is van oordeel dat ook niet is bewezen dat verdachte met zijn aanwezigheid in de woning een dusdanige bijdrage heeft geleverd aan de diefstal met geweld van de iPhone of de vernielingen, dat hij als medepleger kan worden aangemerkt. Het louter aanwezig zijn bij en/of het zich niet distantiëren van een door een ander gepleegde vernieling of diefstal, en zelfs het louter instemmen met die vernieling of diefstal is onvoldoende om tot een bewezenverklaring van medeplegen te komen.

Nu de rechtbank van oordeel is dat niet is bewezen dat verdachte zich schuldig heeft gemaakt aan de ten laste gelegde diefstal met geweld van de iPhone 6 en de ten laste gelegde vernielingen, zal verdachte van deze feiten worden vrijgesproken.

Ten aanzien van onder 2 ten laste gelegde

De rechtbank is van oordeel dat de diefstal van de goederen uit de woning wel is bewezen en overweegt daartoe als volgt.

Uit zowel de verklaringen van [slachtoffer 1] als die van getuigen [getuige 1] en [getuige 2] volgt dat verdachte en drie medeverdachten, in wisselende samenstellingen, op de eerste en tweede verdieping zijn geweest. [slachtoffer 1] heeft verklaard dat hij hen daar heeft zien rondkijken en dat zij kasten hebben doorzocht. Ook heeft hij verklaard dat goederen werden klaargelegd om meegenomen te worden. Zo zag hij op enig moment op de meterkast in de gang een doosje met twee oude mobiele telefoons, één van zijn vader en één van hemzelf. Hij heeft het doosje toen verstopt onder zijn dekbed. Het doosje bleek later alsnog te zijn verdwenen. Eén van deze telefoons is later in de woning van de broertjes [medeverdachte 2 en medeverdachte 3] teruggevonden. Op een filmpje van de bewuste avond is ook te horen dat verdachte zegt: “Ik kom hier niet voor niets”, terwijl hij een doos uit een kast pakt. Ook medeverdachte [medeverdachte 2] zou hebben gezegd: “Ik moet iets hebben hier, ik moet geld hebben”, terwijl hij kasten doorzocht. Dat er daarbij ook daadwerkelijk goederen zijn weggenomen, blijkt uit de aangifte van [slachtoffer 2] .

De rechtbank is van oordeel dat deze handelingen van verdachte en zijn medeverdachten, namelijk het doorzoeken van kasten en het klaarzetten van goederen, zo zeer zijn gericht op het wegnemen van goederen, dat niet anders kan dan dat zij die goederen daadwerkelijk hebben weggenomen. Dat de goederen vervolgens niet zijn teruggevonden, doet daar niet aan af.

Medeplegen

De rechtbank stelt voorop dat de betrokkenheid aan een strafbaar feit als medepleger kan worden bewezenverklaard indien komt vast te staan dat bij het begaan van dat strafbare feit sprake is geweest van een voldoende nauwe en bewuste samenwerking.

Uit het dossier en het onderzoek op de zitting leidt de rechtbank het volgende af. Verdachte is samen met zijn medeverdachten in het huis in Alphen aan den Rijn aanwezig. Zij zijn in wisselende samenstellingen naar boven gegaan en hebben daar kasten doorzocht en leeggehaald. Aan de hand van het dossier is niet vast te stellen wie welke handelingen heeft uitgevoerd en dus welke handelingen verdachte heeft verricht. Naar het oordeel van de rechtbank is dat in onderhavige casus echter niet van belang. De handelingen van zowel verdachte als medeverdachten bestonden uit het doorzoeken van kasten en goederen. Deze rollen zijn inwisselbaar geweest.

Op grond van het voorgaande oordeelt de rechtbank dat sprake is geweest van een voldoende, zij het een stilzwijgende, nauwe en bewuste samenwerking tussen verdachte en zijn medeverdachten die in de kern bestaat uit een gezamenlijke uitvoering. Daarmee acht de rechtbank het ten laste gelegde medeplegen bewezen.

Vrijspraak van het onder 4 ten laste gelegde

De rechtbank is van oordeel dat niet is bewezen dat verdachte zich heeft schuldig gemaakt aan de openlijke geweldpleging dan wel mishandeling van [slachtoffer 3] en overweegt hiertoe als volgt.

Van het incident zijn camerabeelden van zeer goede kwaliteit. Hierop is te zien dat – nadat aangever de eerste klap heeft gekregen – verdachte een hand op de schouder van aangever legt en hem naar achteren trekt. Vervolgens krijgt aangever een stoot in zijn gezicht, waarop verdachte tussen aangever en de persoon die de stoot heeft uitgedeeld gaat staan. Het lijkt erop dat hij probeert hen uit elkaar te houden. Even later gaat verdachte een stukje verderop staan. Met de verdediging is de rechtbank van oordeel dat verdachte met deze handelingen geen bijdrage heeft geleverd aan het tegen aangever gepleegde geweld. Verdachte wordt daarom van dit feit vrijgesproken.

Ten aanzien van het onder 5 ten laste gelegde

Op grond van de bekennende verklaring van verdachte en de bevindingen uit het dossier kan het voorhanden hebben van het vuurwapen en de munitie worden bewezen.

Ten aanzien van het onder 6 ten laste gelegde

De rechtbank is van oordeel dat de heling van de iPhone kan worden bewezen en overweegt daartoe als volgt.

Uit de aangifte blijkt dat de iPhone X op 2 oktober 2018 afhandig is gemaakt van de eigenaar, die dacht dat hij zijn iPhone X had verkocht voor € 1.075,- om er vervolgens achter te komen dat de vermeende koper helemaal geen geld naar hem had overgemaakt. Op 3 oktober 2018 is de iPhone X vervolgens bij Used Products in Amsterdam ingeleverd voor € 500,-. Bij het inleveren van deze iPhone X is het rijbewijs van verdachte gebruikt en is zijn adres opgegeven. Verdachte heeft verklaard dat hij van niets weet. Hij denkt dat iemand anders gebruik heeft gemaakt van zijn rijbewijs. Hij is zijn rijbewijs namelijk vaker kwijt. De rechtbank vindt deze verklaring niet geloofwaardig. De rechtbank gaat er van uit dat het verdachte is geweest die de iPhone X bij Used Products heeft ingeleverd.

De iPhone X was destijds veel geld waard. Dat blijkt ook wel uit het feit dat de eigenaar de telefoon voor een bedrag van € 1.075,- wilde verkopen. Slechts een dag later neemt verdachte kennelijk genoegen met een bedrag van € 500,= wanneer hij de telefoon inlevert bij Used Products. Er is bovendien sprake van een zeer korte tijdspanne tussen het afhandig maken van de IPhone en het aanbieden van de iPhone bij Used Products. Gelet op het voorgaande is de rechtbank van oordeel dat verdachte op het moment van verkrijgen van de iPhone op zijn minst bewust de aanmerkelijke kans heeft aanvaard dat deze van misdrijf afkomstig was.

Vrijspraak van het onder 7 ten laste gelegde

De rechtbank is van oordeel dat niet is bewezen dat verdachte zich heeft schuldig gemaakt aan de heling van de tas met videocamera en overweegt hiertoe als volgt.

Verdachte heeft op de zitting verklaard dat de tas met de videocamera niet van hem is. Hij heeft deze enkele dagen voor de doorzoeking van zijn woning gekregen van een vriend. Deze vriend hield zich bezig met het maken van muziekvideo’s en had hem gevraagd de videocamera voor hem te bewaren. Hij heeft de videocamera op zijn slaapkamer neergelegd en deze verder niet gebruikt. Uit het dossier blijkt verder ook niet van omstandigheden waaruit kan worden afgeleid dat verdachte op het moment dat hij die camera kreeg wist of had moeten vermoeden dat de videocamera van diefstal afkomstig was. In de tas van de videocamera zat weliswaar een SD-kaart met een persoonlijk filmpje van de eigenaar, maar gelet op de verklaring van verdachte dat hij de videocamera niet heeft gebruikt en dus ook niet in de tas heeft gekeken, kan daaruit niet de conclusie worden getrokken dat verdachte wist of had moeten vermoeden dat de videocamera van misdrijf afkomstig was. Verdachte wordt van dit feit vrijgesproken.

3.3.2.

Ten aanzien van zaak B

De rechtbank is van oordeel dat het onder 6 ten laste gelegde is bewezen. Verdachte heeft bekend dat hij aangever twee vuistslagen heeft gegeven.

Noodweerverweer

De raadsman heeft – overeenkomstig zijn pleitnota – aangevoerd dat de verdachte in zaak B heeft gehandeld uit noodweer. Verdachte heeft op de zitting verklaard dat hij aangever vanuit zijn auto heeft aangesproken, omdat aangever gevaarlijk reed. Aangever zou daarop hebben gezegd dat verdachte moest stoppen met praten. Verdachte is uitgestapt en naar aangever gelopen. Op dat moment zag hij dat aangever een uithaal wilde maken. Verdachte heef toen uit verdediging gereageerd door aangever twee vuistslagen te geven.

Deze verklaring van verdachte vindt echter op geen enkel punt steun in het dossier. Naar het oordeel van de rechtbank is dan ook onvoldoende aannemelijk geworden dat sprake is geweest van een ogenblikkelijk wederrechtelijke aanranding (of een dreiging daarvan) van verdachte, waartegen hij zich moest verdedigen. Dit betekent dat aan verdachte geen geslaagd beroep op noodweer toekomt. Het verweer wordt verworpen.

De rechtbank komt tot de conclusie dat op grond van de aangifte en de (bekennende) verklaring van verdachte kan worden bewezen dat verdachte zich heeft schuldig gemaakt aan de mishandeling van [slachtoffer 4] .

4 Bewezenverklaring

De rechtbank acht op grond van de in bijlage II vervatte bewijsmiddelen bewezen dat verdachte

Ten aanzien van zaak A onder 2 ten laste gelegde

op 17 juli 2019 te Alphen aan den Rijn, tezamen en in vereniging met anderen, met het oogmerk van wederrechtelijke toe-eigening heeft weggenomen uit een woning aan [adres] :

- telefoons en

- geldbedragen en

- horloges en

- sieraden en

- zonnebrillen en

- sleutels

toebehorende aan [slachtoffer 2] ;

Ten aanzien van zaak A onder 5 ten laste gelegde

op 14 oktober 2019 te Purmerend een wapen van categorie III, onder 1 van de Wet wapens en munitie, te weten een revolver (merk Bruno Bruni Milno, model Olympic 38, kaliber 6mm) zijnde een vuurwapen in de vorm van een revolver en munitie van categorie III van de Wet wapens en munitie, te weten, 7 en 37 patronen (merk: Cascase Cartrige ine, kaliber .22 Long Rifle) voorhanden heeft gehad;

Ten aanzien van zaak A onder 6 ten laste gelegde

in de periode van 2 oktober 2018 tot en met 3 oktober 2018 te Purmerend en/of Amsterdam, een goed, te weten een telefoon (Iphone X), voorhanden heeft gehad en overgedragen, terwijl hij ten tijde van het voorhanden krijgen van dit goed wist dat het een door misdrijf verkregen goed betrof;

Ten aanzien van zaak B ten laste gelegde

op 13 februari 2019 te Amsterdam [slachtoffer 4] heeft mishandeld door voornoemde [slachtoffer 4] met de vuisten tegen het gezicht te stompen, waardoor voornoemde [slachtoffer 4] pijn en letsel heeft bekomen.

Voor zover in de tenlastelegging taal- en/of schrijffouten staan, zijn deze verbeterd. Verdachte is hierdoor niet in de verdediging geschaad.

5 Strafbaarheid van de feiten

De bewezen geachte feiten zijn volgens de wet strafbaar. Het bestaan van een rechtvaardigingsgrond is niet aannemelijk geworden.

6 Strafbaarheid van verdachte

Er is geen omstandigheid aannemelijk geworden die de strafbaarheid van verdachte uitsluit. Verdachte is dan ook strafbaar.

7 Motivering van de straffen en maatregelen

7.1.

Eis van de officier van justitie

De officier van justitie heeft gevorderd dat verdachte voor de door haar bewezen geachte feiten wordt veroordeeld tot een gevangenisstraf van 30 maanden, met aftrek van voorarrest.

7.2.

Standpunt van de verdediging

De raadsman heeft zich op het standpunt gesteld dat niemand erbij gebaat is als verdachte wordt afgestraft en vervolgens zonder behandeling terugkeert in de maatschappij. Verdachte is bovendien gemotiveerd om mee te werken aan de geadviseerde bijzondere voorwaarden. Het advies van de psycholoog is om verdachte nog een kans te geven. Die kans heeft verdachte nog niet gehad. De hulpverlening is tijdens de schorsing van de voorlopige hechtenis namelijk niet opgestart vanwege de omstandigheden rondom ‘corona’. De raadsman verzoekt daarom aan verdachte een lagere straf op te leggen dan geëist, waarvan een deel voorwaardelijk met daaraan gekoppeld de bijzondere voorwaarden zoals geadviseerd.

7.3.

Oordeel van de rechtbank

De rechtbank heeft bij de keuze tot het opleggen van een vrijheidsbenemende straf en bij de vaststelling van de duur daarvan acht geslagen op het navolgende:

Ernst van de feiten

Verdachte heeft zich samen met zijn medeverdachten ernstig misgedragen door onuitgenodigd naar het huis van de 15-jarige [slachtoffer 1] te rijden om daar vervolgens – zonder toestemming en na herhaaldelijk te zijn verzocht daarmee te stoppen – in de woning rond te struinen, kasten te doorzoeken en spullen te verplaatsen. Ook werden die nacht flessen whisky en wijn tegen de muur kapot gegooid en is de telefoon van [slachtoffer 1] gestolen, waarbij hij ook nog een aantal rake klappen heeft gekregen. Verdachte wordt weliswaar alleen veroordeeld voor de diefstal van de spullen uit de woning, maar de ernst van deze diefstal wordt gekleurd door de context waarin deze heeft plaatsgevonden.

Daarnaast heeft verdachte zich schuldig gemaakt aan het voorhanden hebben van een gas-/alarmpistool en munitie, en aan een mishandeling. Verdachte heeft daarmee niet alleen voor gevoelens van angst en onveiligheid gezorgd bij het slachtoffer, maar ook bij de samenleving in het algemeen.

Tot slot heeft verdachte zich schuldig gemaakt aan opzetheling. Ook daarmee heeft hij laten zien geen enkel respect te hebben voor andermans eigendommen.

Persoon van verdachte

De rechtbank heeft het Uittreksel Justitiële Documentatie (het strafblad) van verdachte van 29 juni 2020 gezien. Hieruit blijkt dat verdachte eerder onherroepelijk is veroordeeld voor vermogensdelicten met geweld.

De rechtbank heeft ook kennisgenomen van het psychologisch Pro Justitia rapport van 23 december 2019 opgemaakt door K. Oostra, GZ-psycholoog. De rapporteur geeft hierin onder meer het volgende aan:

Er is sprake van een ziekelijke stoornis en gebrekkige ontwikkeling van de geestvermogens, bestaande uit een antisociale persoonlijkheidsstoornis. Er is een disharmonisch profiel waarbij de verbale capaciteiten significant beter zijn ontwikkeld dan de perceptuele capaciteiten.

In het algemeen kan gesteld worden dat betrokkene over een verminderde impulscontrole beschikt, waarbij hij sneller geneigd is tot het overgaan van (andermans) grenzen en onvoldoende rekening houdt met anderen. Betrokkene denkt onvoldoende na over de eventuele consequenties van zijn gedrag en het lukt hem onvoldoende zijn gedrag (tijdig) bij te sturen.

Om de ontwikkeling van betrokkene optimaal te bevorderen en het risico op toekomstig gewelddadig gedrag te verminderen wordt zowel begeleiding als behandeling wenselijk geacht.

Wanneer betrokkene zich in de toekomst sterk zelfbepalend blijft opstellen en onvoldoende in staat is te profiteren van de geboden interventies (c.q. zich onvoldoende aan de voorwaarden houdt), is een duidelijk lik op stuk beleid (waaronder afstraffen middels detentie) vermoedelijk het enige alternatief. Vooralsnog lijkt een ambulant begeleidings- en behandeltraject echter nog aangewezen. Betrokkene zegt in onderhavig onderzoek dat hij hulp en begeleiding nodig

heeft op het gebied van zijn impulsiviteit. Er zijn twijfels in hoeverre betrokkene ook op de langere termijn voldoende gemotiveerd is voor behandeling en zijn medewerking hieraan zal (blijven) verlenen. Toezicht van de reclassering (op de achtergrond) lijkt in dit kader wenselijk.

In het voortgangsverslag van 24 mei 2020 van de reclassering staat beschreven dat verdachte zich sociaal wenselijk opstelt en dat hij weinig openheid van zaken geeft. Daarnaast is hij onvoldoende gemotiveerd mee te werken aan reclasseringscontact en een behandeling bij De Waag. De reclassering is van mening dat zij niet kunnen komen tot gedragsverandering, waardoor geen meerwaarde wordt gezien in het opleggen van een meldplicht met bijzondere voorwaarden.

LOVS oriëntatiepunten

De rechtbank heeft gekeken naar de oriëntatiepunten van het Landelijk Overleg Vakinhoud Strafrecht (LOVS). Bij een eenvoudige mishandeling met lichamelijk letsel wordt een geldboete van € 750,- passend geacht. Bij een diefstal uit een woning is het uitgangspunt een gevangenisstraf van drie maanden. Ten slotte past bij het voorhanden hebben van een gas- of alarmpistool en een geldboete van € 550,= en bij het voorhanden hebben van meer dan 20 patronen volgens de oriëntatiepunten een geldboete vanaf € 340,-.

De rechtbank is van oordeel dat er, gelet op alle hiervoor genoemde omstandigheden en omdat de rechtbank tot een andere bewezenverklaring komt, aanleiding bestaat om bij de straftoemeting af te wijken van wat door de officier van justitie is gevorderd.

De rechtbank is, alles afwegend, van oordeel dat gelet op de ernst van de strafbare feiten die verdachte heeft gepleegd, niet kan worden volstaan met het opleggen van een andere straf dan een gevangenisstraf. De rechtbank houdt in strafverzwarende zin rekening met het feit dat de diefstal uit de woning samen met anderen is gepleegd, dat verdachte eerder voor een dergelijk feit is veroordeeld en dat hij in een proeftijd liep.

Voorts is gebleken dat verdachte tijdens de schorsing van de voorlopige hechtenis wisselend heeft meegewerkt met de reclassering. Verdachte heeft op de zitting verklaard dat hij open staat voor hulpverlening, maar door de reclassering wordt daar sterk aan getwijfeld. Gelet op het feit dat verdachte zich niet altijd heeft gehouden aan de schorsingsvoorwaarden twijfelt ook de rechtbank aan de intrinsieke motivatie van verdachte om mee te werken aan hulpverlening. De rechtbank is van oordeel dat het opleggen van een deels voorwaardelijke straf met bijzondere voorwaarden in dit geval niet de juiste reactie is. De rechtbank zal dan ook volstaan met het opleggen van een geheel onvoorwaardelijke gevangenisstraf voor de duur van zes maanden met aftrek van voorarrest.

8 Beslag

Onder verdachte zijn de volgende voorwerpen in beslag genomen:

- vuurwapen (5821180);

- zonnebril (582115).

8.1.

Onttrekking aan het verkeer

Nu met betrekking tot dit voorwerp het in zaak A onder 5 bewezen geachte is begaan en het van zodanige aard is, dat het ongecontroleerde bezit daarvan in strijd is met de wet of het algemeen belang, wordt het wapen onttrokken aan het verkeer.

8.2.

Retour verdachte

De zonnebril moet worden teruggegeven aan verdachte.

9 Ten aanzien van de benadeelde partijen en de schadevergoedingsmaatregel

9.1.

Vordering tot schadevergoeding van [slachtoffer 1] (zaak A onder 1)

De benadeelde partij [slachtoffer 1] vordert € 160,- aan vergoeding van materiële schade voor de gestolen telefoon en € 17.500,- aan vergoeding van immateriële schade, te vermeerderen met de wettelijke rente.

De officier van justitie heeft zich op het standpunt gesteld dat de vordering van de benadeelde partij niet-ontvankelijk moet worden verklaard in zoverre deze ziet op de materiële schade. De telefoon is namelijk teruggegeven aan de benadeelde partij. Hij heeft aldus geen materiële schade geleden. De immateriële schade moet hoofdelijk worden toegewezen tot een bedrag van € 2.500,-, vermeerderd met de wettelijke rente. Ook moet de schadevergoedingsmaatregel worden opgelegd.

De raadsman heeft verzocht de vordering van de benadeelde partij af te wijzen in verband met de bepleitte vrijspraak. Subsidiair moet de benadeelde partij niet-ontvankelijk in zijn vordering worden verklaard, omdat de vordering onvoldoende is onderbouwd.

Nu verdachte zal worden vrijgesproken van de diefstal met geweld van de telefoon is de vordering tot vergoeding van de gestolen telefoon in de zaak van verdachte niet toewijsbaar. Ter onderbouwing van de immateriële schade heeft de benadeelde partij aangegeven dat hij nog lange tijd angstig is geweest door het hele gebeuren in de woning. Hij vermeed de woning van zijn vader en hij voelde zich enorm schuldig tegenover zijn vader. In zoverre al kan worden gezegd dat deze schade een voldoende rechtstreeks gevolg is van de strafbare feiten die door verdachte zijn gepleegd, komt dit soort schade (geestelijk letsel) in beginsel alleen voor toewijzing in aanmerking als is gebleken dat sprake is van een in de psychiatrie erkend ziektebeeld. Dat betekent dat sprake moet zijn van méér dan een ‘normaal’ psychisch onbehagen (zoals angst of schaamte). Daarvan is niet gebleken. De benadeelde partij zal daarom ook ten aanzien van de verzochte immateriële schade niet-ontvankelijk worden verklaard in zijn vordering.

De benadeelde partij en de verdachte zullen ieder de eigen kosten dragen.

9.2.

Vordering tot schadevergoeding van [slachtoffer 2] (zaak A onder 2 en 3)

De benadeelde partij [slachtoffer 2] vordert € 1.950,- aan vergoeding van materiële schade, te vermeerderen met de wettelijke rente.

De officier van justitie heeft zich op het standpunt gesteld dat de vordering voor toewijzing in aanmerking komt. Uit de onderbouwing is aannemelijk geworden dat de schade een direct gevolg is van de bewezenverklaarde feiten. Het volledige bedrag kan worden toegewezen, vermeerderd met de wettelijke rente en met toepassing van de schadevergoedingsmaatregel.

De raadsman heeft verzocht de vordering van de benadeelde partij af te wijzen in verband met de bepleitte vrijspraak. Subsidiair stelt de raadsman zich op het standpunt dat de benadeelde partij niet ontvankelijk in zijn vordering moet worden verklaard, omdat de vordering onvoldoende is onderbouwd.

Naar het oordeel van de rechtbank is de schade – gelet op de betwisting daarvan – inderdaad onvoldoende onderbouwd. De benadeelde vordert verlies van inkomen en heeft daartoe wel een contract meegestuurd, maar daar verder geen uitleg bij gegeven. Het is de rechtbank zonder nadere toelichting niet duidelijk waarom de benadeelde enkele dagen niet heeft kunnen werken, wat hij hierover voor afspraken heeft gemaakt met zijn opdrachtgever, of hij deze dagen niet op een later moment heeft kunnen inhalen, etc. De benadeelde is niet op de zitting verschenen, zodat de rechtbank hem hierover ook geen vragen heeft kunnen stellen. De zaak aanhouden om alsnog nadere informatie te krijgen zou een onevenredige belasting van het strafgeding opleveren. De benadeelde partij zal daarom niet-ontvankelijk worden verklaard in zijn vordering.

De benadeelde partij en de verdachte zullen ieder de eigen kosten dragen.

10 Tenuitvoerlegging voorwaardelijke veroordeling

Bij de stukken bevindt zich de op 13 maart 2020 ter griffie van deze rechtbank ontvangen vordering van de officier van justitie, in de zaak met parketnummer 15-151600-17, betreffende het onherroepelijk geworden vonnis van 9 oktober 2017 van de kinderrechter, waarbij verdachte is veroordeeld tot een werkstraf voor de duur van 20 uren, met bevel dat deze straf niet zal worden ten uitvoer gelegd, tenzij de rechter later anders mocht gelasten op grond dat veroordeelde zich voor het einde van een op twee jaren bepaalde proeftijd aan een strafbaar feit heeft schuldig gemaakt.

Uit het onderzoek op de zitting is gebleken dat verdachte ten aanzien van deze vordering niet op de bij de wet voorgeschreven wijze is opgeroepen, omdat de akte van uitreiking ontbreekt. De oproeping is daarom nietig.

11 Toepasselijke wettelijke voorschriften

De op te leggen straf is gegrond op de artikelen:

- 36 b, 36c, 57, 300, 311 en 416 van het Wetboek van Strafrecht en

- 26 en 55 van de Wet wapens en munitie.

12 Beslissing

De rechtbank komt op grond van het voorgaande tot de volgende beslissing.

Verklaart het onder zaak A onder 1, 3, 4 en 7 ten laste gelegde niet bewezen en spreekt verdachte daarvan vrij.

Verklaart het onder zaak A onder 2, 5 en 6 en het in zaak B ten laste gelegde bewezen zoals hiervoor in rubriek 4 is vermeld.

Verklaart niet bewezen hetgeen aan verdachte meer of anders is ten laste gelegd dan hiervoor is bewezen verklaard en spreekt verdachte daarvan vrij.

Het bewezen verklaarde levert op:

Ten aanzien van zaak A, onder 2

diefstal door een of meer verenigde personen;

Ten aanzien van zaak A, onder 5

handelen in strijd met artikel 26, eerste lid, van de Wet wapens en munitie en het feit begaan met betrekking tot een vuurwapen van categorie III;

en

handelen in strijd met artikel 26, eerste lid, van de Wet wapens en munitie ;

Ten aanzien van zaak A, onder 6

opzetheling;

Ten aanzien van zaak B

mishandeling.

Verklaart het bewezene strafbaar.

Verklaart verdachte, [verdachte], daarvoor strafbaar.

Veroordeelt verdachte tot een gevangenisstraf van 6 (zes) maanden.

Beveelt dat de tijd die door veroordeelde voor de tenuitvoerlegging van deze uitspraak in verzekering en in voorlopige hechtenis is doorgebracht, bij de tenuitvoerlegging van die straf in mindering gebracht zal worden.

Verklaart de benadeelde partij [slachtoffer 1] niet-ontvankelijk in zijn vordering en bepaalt dat de benadeelde partij en de verdachte ieder de eigen kosten dragen.

Verklaart de benadeelde partij [slachtoffer 2] niet-ontvankelijk in zijn vordering en bepaalt dat de benadeelde partij en de verdachte ieder de eigen kosten dragen.

Verklaart onttrokken aan het verkeer het vuurwapen (5821180).

Gelast de teruggave aan verdachte van de zonnebril (5821155).

Verklaart de oproeping TUL (15-151600-17) nietig.

Heft op het bevel tot schorsing van de voorlopige hechtenis.

Dit vonnis is gewezen door

mr. J. Knol, voorzitter,

mrs. E.G.C. Groenendaal en E.G.M.M. van Gessel, rechters,

in tegenwoordigheid van mr. S.D. van der Heiden, griffier,

en uitgesproken op de openbare zitting van deze rechtbank van 16 juli 2020.

[...]


» Juridisch advies nodig? « advertorial

Heeft u een juridisch probleem of een zaak die u wilt voorleggen aan een gespecialiseerde jurist of advocaat ?

Neemt u dan gerust contact met ons op en laat uw zaak vrijblijvend beoordelen.



naar boven      |      zoeken      |      uitgebreid zoeken

Snel uitspraken zoeken en filteren

> per rechtsgebied > op datum > op instantie

Gerelateerde wetgeving

Gerelateerde advocaten

Gerelateerde advocatenkantoren

Recente vacatures

Meer vacatures | Plaats vacature