U dient ingelogd te zijn om favorieten te kunnen toevoegen aan Mijn Jure
U kunt zich hier gratis registreren
Datum uitspraak:
Datum publicatie:
Rechtsgebied:
Zaaknummer:
Soort procedure:
Zittingsplaats:
Instantie:

Inhoudsindicatie:

Jeugdzaak. vrijspraak poging tot doodslag, minderjarige veroordeeld voor poging tot zware mishandeling en bedreiging. steken met mes. 8 weken jeugddetentie, deels voorwaardelijke, bijzondere voorwaarden, werkstraf, toewijzen vordering benadeelde partij

Uitspraak



vonnis

RECHTBANK AMSTERDAM

Team Familie & Jeugd

Parketnummer: 13.182924.19

Datum uitspraak: 29 juni 2020

Verkort vonnis van de rechtbank Amsterdam, meervoudige strafkamer, in de zaak tegen

[verdachte] ,

geboren te [geboorteplaats] op [geboortedatum] 2005,

wonende op het adres [adres] .

De rechtbank heeft beraadslaagd naar aanleiding van het onderzoek op de terechtzitting van 15 juni 2020.

De rechtbank heeft kennisgenomen van de vordering van de officier van justitie mr. G. Dankers en van wat verdachte en zijn raadsvrouw mr. D.M. Rupert, naar voren hebben gebracht.

Voorts heeft de rechtbank kennisgenomen van wat onder meer door [medewerker Raad voor de Kinderbescherming] namens de Raad voor de Kinderbescherming (hierna: Raad), [medewerker jeugdzorg] , namens Jeugdbescherming Regio Amsterdam (hierna: JBRA) en door de moeder van verdachte naar voren is gebracht.

De benadeelde partij [slachtoffer] en zijn moeder zijn ook ter zitting verschenen.

1 Tenlastelegging

Aan verdachte is – kort gezegd – ten laste gelegd dat hij zich heeft schuldig gemaakt aan

1. poging tot doodslag dan wel poging tot zware mishandeling van [slachtoffer] door hem met een mes te steken op 28 juli 2019 te Amsterdam;

2. bedreiging van [slachtoffer] met een mes, op 28 juli 2019 te Amsterdam.

De tekst van de integrale tenlastelegging is opgenomen in een bijlage die aan dit vonnis is gehecht en geldt als hier ingevoegd.

2 Voorvragen

De dagvaarding is geldig, deze rechtbank is bevoegd tot kennisneming van de ten laste gelegde feiten en de officier van justitie is ontvankelijk. Er zijn geen redenen voor schorsing van de vervolging.

3. Waardering van het bewijs

De officier van justitie heeft zich op het standpunt gesteld dat de poging tot doodslag en de bedreiging bewezen kunnen worden.

De raadsvrouw heeft bepleit dat verdachte dient te worden vrijgesproken van de poging tot doodslag en van de bedreiging. De poging tot zware mishandeling kan worden bewezen.

De rechtbank overweegt als volgt.

Verdachte heeft [slachtoffer] met een mes vlak boven zijn linker bil gestoken. Hierdoor is een wond ontstaan van 2 centimeter en een minimale diepte van 6 centimeter. Er is geen sprake geweest van groot uitwendig bloedverlies. De plek in het lichaam waar het slachtoffer is gestoken in combinatie met de verklaring van verdachte dat hij niet wilde dat [slachtoffer] dood zou gaan, maken dat niet kan worden bewezen dat verdachte de opzet heeft gehad op de dood, ook niet in voorwaardelijke zin. De kans dat het slachtoffer door een messteek op die plaats in het lichaam zou komen te overlijden is niet zodanig groot dat daardoor reeds kan worden gezegd dat verdachte met zijn handelen de aanmerkelijke kans heeft aanvaard dat de dood van [slachtoffer] zou intreden. Verdachte zal daarom worden vrijgesproken van de poging tot doodslag. Met de raadsvrouw acht de rechtbank wel de onder 1 ten laste gelegde poging tot toebrengen van zwaar lichamelijk letsel bewezen.

Daarnaast acht de rechtbank ook de onder 2 ten laste gelegde bedreiging bewezen. De rechtbank volgt hierbij de aangifte, die wordt ondersteund door de verklaring van verdachte dat het mes daadwerkelijk tegen de keel van [slachtoffer] is gezet. Bovendien is ter zitting geconstateerd dat er op de getoonde foto op de telefoon van [slachtoffer] bij hem een streep in de nek is te zien die veroorzaakt zou kunnen zijn door een mes. De rechtbank acht de verklaring van verdachte dat hij degene is die door [slachtoffer] met een mes werd aangevallen, dit afpakte, waarna het slachtoffer zelf de hand van verdachte pakte en het mes tegen zijn eigen nek zou hebben gedrukt - in het licht van de overige verklaringen en bewijsmiddelen in het dossier - niet aannemelijk.

Bewezen verklaring

De rechtbank acht wettig en overtuigend bewezen dat verdachte

Ten aanzien van het onder 1 ten laste gelegde:

op 28 juli 2019 te Amsterdam ter uitvoering van het door verdachte voorgenomen misdrijf om [slachtoffer] opzettelijk zwaar lichamelijk letsel toe te brengen, met dat opzet voornoemde [slachtoffer] (met kracht) éénmaal met een mes boven zijn (linker)bil, heeft

gestoken;

Ten aanzien van het onder 1 ten laste gelegde:

op 28 juli 2019 te Amsterdam, [slachtoffer] heeft bedreigd met enig misdrijf tegen het leven gericht immers heeft hij, verdachte, voornoemde [slachtoffer] een mes voorgehouden en een mes tegen de keel van voornoemde [slachtoffer] gezet.

Voor zover in de tenlastelegging taal- en/of schrijffouten voorkomen, zijn deze verbeterd. Verdachte is hierdoor niet in zijn verdediging geschaad.

4 Bewijs

De rechtbank grondt haar beslissing dat verdachte het bewezen geachte heeft begaan op de feiten en omstandigheden die in de bewijsmiddelen zijn vervat.

5 Strafbaarheid van de feiten

De raadsvrouw heeft primair bepleit dat verdachte het slachtoffer heeft gestoken uit zelfverdediging en dat hem daarom een beroep op noodweer toekomt. Het was immers het slachtoffer dat verdachte meerdere malen probeerde aan te vallen, aldus de raadsvrouw.

De rechtbank acht – met de officier van justitie – de feiten en omstandigheden die aan het verweer ten grondslag zijn gelegd, niet aannemelijk. Vast staat dat verdachte en [slachtoffer] elkaar hebben ontmoet om een ruzie te bespreken. Verdachte heeft verklaard dat hij van huis een mes had meegenomen. Dat [slachtoffer] een mes had en dit als eerste zou hebben getrokken en met de aanval is begonnen kan echter niet worden vastgesteld. De verklaring van verdachte staat haaks op die van het slachtoffer en wordt ook onvoldoende ondersteund door de verklaring van getuige [getuige] . Verdachte verklaart ook wisselend, bijvoorbeeld over bij wie hij ook een mes zag ( [getuige] of [slachtoffer] ), de reden van de aanwezigheid van zijn vriendje [getuige] en de aanwezigheid van een derde mes. Daarentegen spreekt [slachtoffer] over het groene vleesmes bij verdachte dat ook is aangetroffen in de afvalcontainer en waarvan verdachte heeft verklaard dat hij dit mee had genomen. De door de verdediging gegeven lezing van de gebeurtenissen vindt dan ook zijn weerlegging in de aan wettige bewijsmiddelen ontleende, feiten en omstandigheden. Bovendien steekt verdachte, ook naar eigen zeggen, pas nadat hij eerst afstand heeft genomen van het slachtoffer. Verdachte bevond zich dus niet in een situatie waarin hij zich niet kon onttrekken.

Gelet op het vorenstaande is de rechtbank van oordeel dat verdachte het slachtoffer niet heeft gestoken in een situatie waarin en op een tijdstip waarop voor hem de noodzaak bestond tot verdediging van eigen lijf tegen een ogenblikkelijke, wederrechtelijke aanranding, dan wel het onmiddellijk dreigend gevaar daarvoor. Het verweer wordt verworpen.

De bewezen geachte feiten zijn ook overigens volgens de wet strafbaar. Het bestaan van een rechtvaardigingsgrond is niet aannemelijk geworden.

6 Strafbaarheid van verdachte

De raadsvrouw heeft (subsidiair) bepleit dat verdachte ten aanzien van de poging tot zware mishandeling dient te worden ontslagen van alle rechtsvervolging, omdat hij handelde uit noodweerexces.

Op grond van de hiervoor vermelde feiten en omstandigheden is de rechtbank van oordeel dat geen sprake is geweest van een noodweersituatie, zodat het beroep op noodweerexces reeds daarom niet slaagt. Het verweer wordt verworpen.

Er is ook overigens geen omstandigheid aannemelijk geworden die de strafbaarheid van verdachte uitsluit. Verdachte is dan ook strafbaar.

7 Motivering van de straffen

De officier van justitie heeft gevorderd dat verdachte ter zake van de door haar bewezen geachte feiten zal worden veroordeeld tot een onvoorwaardelijke jeugddetentie voor de duur van 2 weken met aftrek van voorarrest. Daarnaast dient verdachte te worden veroordeeld tot een onvoorwaardelijke werkstraf voor de duur van 80 uur subsidiair 40 dagen. Ten slotte dient aan verdachte een voorwaardelijke jeugddetentie te worden opgelegd voor de duur van 2 maanden met een proeftijd van 1 jaar. Daaraan dienen de bijzondere voorwaarden te worden verbonden zoals door de Raad en JBRA geadviseerd.

De raadsvrouw heeft bepleit dat bij een eventuele veroordeling de op te leggen bijzondere voorwaarden niet dienen te worden verbonden aan een voorwaardelijke jeugddetentie, maar een voorwaardelijke werkstraf. De gevorderde jeugddetentie acht zij niet proportioneel.

De rechtbank ziet aanleiding om bij de strafoplegging acht te slaan op de afspraken zoals deze ten aanzien van een aantal delictsgroepen zijn neergelegd in de Landelijke Oriëntatiepunten voor straftoemeting Jeugd, die dienen ter bevordering van de rechtseenheid in de strafoplegging. Bij de vaststelling van deze oriëntatiepunten wordt uitgegaan van het modale feit gepleegd door first offenders.

Voor een zware mishandeling geldt als uitgangspunt voor strafoplegging als oriëntatiepunt dat – bij een first offender – een jeugddetentie zal worden opgelegd vanaf drie maanden. Voor een bedreiging met een mes geldt als uitgangspunt een werkstraf van 60 uur.

De hierna te noemen strafoplegging is in overeenstemming met de ernst van het bewezen geachte, de omstandigheden waaronder dit is begaan en de persoon van verdachte, zoals van een en ander ter terechtzitting is gebleken.

De rechtbank heeft bij de keuze tot het opleggen van een vrijheidsbenemende straf en bij de vaststelling van de duur daarvan in het bijzonder het volgende laten meewegen.

Verdachte heeft zich schuldig gemaakt aan een poging tot zware mishandeling en de bedreiging van [slachtoffer] . Hij heeft [slachtoffer] tijdens een ruzie gestoken met een mes net boven de linker bil. Hierdoor is een wond ontstaan van 2 centimeter en minimaal 6 centimeter diep, welke is gehecht. Het steken had echter ook andere, mogelijk ernstiger, lichamelijke gevolgen kunnen hebben voor [slachtoffer] . Ook heeft verdachte het mes tegen de keel van [slachtoffer] gezet. Verdachte en [slachtoffer] waren tot het moment van deze confrontatie goed bevriend, dus dat dit is gebeurd is zowel fysiek als mentaal ingrijpend geweest voor [slachtoffer] . Zijn vertrouwen in mensen en zijn gevoel van veiligheid is hierdoor enorm geschaad. Dit heeft hij ook verwoord in zijn slachtofferverklaring die hij op de zitting heeft voorgelezen. Verdachte heeft daarop excuses aangeboden aan [slachtoffer] ter zitting.

De rechtbank heeft kennisgenomen van een Uittreksel Justitiële Documentatie van 20 mei 2020 waaruit blijkt dat verdachte niet eerder strafrechtelijk is veroordeeld. Hij zal dan ook worden aangemerkt als first offender.

De rechtbank heeft voorts kennisgenomen van de volgende rapportages, die in het kader van de persoonlijke omstandigheden van verdachte zijn opgemaakt:

rapporten van de Raad van 30 juli 2019, 13 augustus 2019 en 4 oktober 2019;

rapport van JBRA van 29 mei 2020.

Ter zitting heeft de Raad aangegeven dat zijn betrokken moeder, de goede schoolgang en een duidelijke vrijetijdsbesteding beschermende factoren zijn in het leven van verdachte. De Raad heeft geadviseerd om aan verdachte een deels voorwaardelijke straf op te leggen. Het voorwaardelijk strafdeel kan ondanks de ernst van het feit ook bestaan uit een werkstraf omdat verdachte first offender is, excuses heeft aangeboden op zitting, wilde meewerken met mediation en het nu goed met hem gaat. Daarbij kunnen als bijzondere voorwaarden worden opgelegd dat verdachte in verband met zijn impulsiviteit moet meewerken met De Bascule of De Waag, meewerkt met een persoonlijkheidsonderzoek, meewerkt met IFA/IPA vanuit Spirit en het volgen van onderwijs. Er dient toezicht en begeleiding te zijn vanuit JBRA. De proeftijd voor de duur van een jaar is voldoende.

JBRA heeft zich aangesloten bij dit advies. Verdachte heeft zich gedurende de schorsing redelijk goed aan de afspraken gehouden. Verdachte heeft een hele hechte band met zijn moeder die zich volledig inzet. Door zijn disharmonische intelligentieprofiel wordt verdachte vaak overschat en kan hij moeilijk plannen. Bij de Waag kan daar verder aandacht aan worden besteed.

Gelet op het voorgaande komt de rechtbank tot de volgende strafoplegging. De ernst van het feitencomplex maakt dat niet kan worden volstaan met een werkstraf. Door het slachtoffer daadwerkelijk te steken is verdachte een grens over gegaan, wat - in dit geval - alleen met een jeugddetentie kan worden bestraft. Het onvoorwaardelijk deel van de jeugddetentie zal de duur die verdachte al in voorarrest heeft gezet niet overstijgen, dus verdachte hoeft niet meer vast te zitten. Het overgrote deel van de jeugddetentie wordt in voorwaardelijke vorm opgelegd als forse stok achter deur bij de op te leggen bijzondere voorwaarden. Van belang is dat verdachte gaat meewerken met de hulpverlening zoals geadviseerd door de Raad om herhaling te voorkomen. Ook zal verdachte naar school en stage moeten gaan, een dagbesteding moeten hebben en geen contact mogen hebben met het slachtoffer. De proeftijd zal worden bepaald op één jaar, omdat verdachte al geruime tijd in een schorsing heeft gelopen en in dat kader goed aan de voorwaarden heeft meegewerkt. Daarnaast zal de rechtbank aan verdachte nog een onvoorwaardelijke werkstraf opleggen. De straf is lager dan door de officier van justitie gevorderd, maar zij is bij haar eis dan ook uitgegaan van een poging tot doodslag, waarvan hij door de rechtbank wordt vrijgesproken.

Ten aanzien van de benadeelde partij

De benadeelde partij [slachtoffer] vordert € 235,- aan materiële schadevergoeding en € 2.000,- aan immateriële schadevergoeding te vermeerderen met de wettelijke rente.

De officier van justitie heeft zich op het standpunt gesteld dat de vordering in zijn geheel kan worden toegewezen.

De raadsvrouw heeft bepleit dat de materiële schade onvoldoende is onderbouwd. Er zijn geen bonnetjes van de kleding, niet blijkt dat deze kapot is gegaan en niet kan worden geretourneerd door de politie. Ook de immateriële schade is onvoldoende onderbouwd en er dient daarbij rekening te worden gehouden met het eigen handelen van de benadeelde.

De rechtbank overweegt als volgt.

Vast staat dat aan de benadeelde partij door het onder 1 bewezen verklaarde rechtstreeks materiële schade is toegebracht. Uit het dossier volgt dat er door de kleding heen is gestoken en er bloed op de kleding is gekomen. Het enkele retourneren van deze kleding, die door de politie in beslag is genomen, doet geen recht aan het herstellen van de schade die is ontstaan. Het gevorderde bedrag acht de rechtbank redelijk. De rechtbank concludeert dat de vordering tot materiële schadevergoeding in zijn geheel zal worden toegewezen, vermeerderd met de wettelijke rente vanaf het moment waarop het strafbare feit is gepleegd.

Ook staat vast dat aan de benadeelde partij door het onder 1 bewezenverklaarde rechtstreeks immateriële schade is toegebracht. Op grond van artikel 6:106 lid 1 van het Burgerlijk Wetboek heeft de benadeelde partij recht op een naar billijkheid vast te stellen vergoeding van de immateriële schade aangezien de benadeelde partij ten gevolge van het strafbare feit lichamelijk letsel heeft opgelopen en er een ernstige inbreuk is gepleegd op zijn lichamelijke integriteit. Op grond van de door de benadeelde partij gestelde omstandigheden en rekening houdend met de vergoedingen die in soortgelijke zaken worden toegekend, wordt de hoogte van de immateriële schadevergoeding naar billijkheid vastgesteld op € 1.500,-. De vordering zal voor het meerdere worden afgewezen. Omdat de rechtbank niet de lezing volgt van verdachte en de raadsvrouw, dat er een grote mate van eigen schuld bij het slachtoffer zou zijn, heeft dit geen matigende werking.

De toegewezen vordering van € 1.735,- heeft betrekking op een als doen te beschouwen gedraging van de verdachte die de leeftijd van veertien jaren nog niet heeft bereikt en aan wie deze gedraging in zoverre als een onrechtmatige daad zou kunnen worden toegerekend als zijn leeftijd daaraan niet in de weg zou staan. De ouders van de verdachte zijn tot vergoeding van die schade gehouden zodat de vordering tot voornoemd bedrag zal worden toegewezen. De ouders van de verdachte worden veroordeeld die schade te vergoeden.

8 Toepasselijke wettelijke voorschriften

De op te leggen straffen zijn gegrond op de artikelen 45, 77 a, 77g, 77i, 77m, 77n, 77x, 77y, 77z, 77gg, 285, 302 van het Wetboek van Strafrecht.

De rechtbank komt op grond van het voorgaande tot de volgende beslissing.

9 Beslissing

Verklaart bewezen dat verdachte het ten laste gelegde heeft begaan zoals hiervoor in rubriek 3 is aangegeven.

Verklaart niet bewezen hetgeen aan verdachte meer of anders is ten laste gelegd dan hiervoor is bewezen verklaard en spreekt verdachte daarvan vrij.

Het bewezen verklaarde levert op:

Ten aanzien van het onder 1 bewezen verklaarde:

Poging tot zware mishandeling

Ten aanzien van het onder 2 bewezen verklaarde:

Bedreiging met enig misdrijf tegen het leven gericht

Verklaart het bewezene strafbaar.

Verklaart verdachte, [verdachte] , daarvoor strafbaar.

Veroordeelt verdachte tot een jeugddetentie van 8 (acht) weken.

Beveelt dat de tijd die door verdachte voor de tenuitvoerlegging van deze uitspraak in verzekering en in voorlopige hechtenis is doorgebracht, bij de tenuitvoerlegging van die straf in mindering gebracht zal worden.

Bepaalt dat een gedeelte van de jeugddetentie, te weten 6 (zes weken), niet ten uitvoer zal worden gelegd, tenzij de rechter later anders mocht gelasten wegens niet nakoming van na te melden voorwaarden;

stelt de proeftijd vast op 1 (één) jaar onder de algemene voorwaarde dat de veroordeelde:

- zich voor het einde van die proeftijd niet zal schuldig maken aan een strafbaar feit;

en onder de bijzondere voorwaarden dat de veroordeelde:

zich gedurende een door de reclassering (Jeugdbescherming Regio Amsterdam)te bepalen periode (die loopt tot maximaal het einde van de proeftijd) en op door de jeugdreclassering te bepalen tijdstippen dient te blijven melden bij deze instelling, zo frequent en zo lang die instelling dat noodzakelijk acht;

meewerkt met diagnostiek (persoonlijkheidsonderzoek) en behandeling bij De Bascule en/of De Waag;

meewerkt met de Intensieve Forensische Aanpak (IFA) of Intensieve Preventieve Aanpak (IPA) vanuit Spirit;

naar school en stage gaat volgens zijn rooster;

meewerkt aan het hebben en behouden van een positieve dagbesteding, zoals werk en/of sport;

gedurende de proeftijd op geen enkele wijze - direct of indirect - contact zal opnemen, zoeken of hebben met [slachtoffer] , zolang de jeugdreclassering dit noodzakelijk acht.

Van rechtswege gelden tevens de voorwaarden dat veroordeelde:

- ten behoeve van het vaststellen van zijn identiteit zijn medewerking zal verlenen aan het nemen van een of meer vingerafdrukken of een identiteitsbewijs als bedoeld in artikel 1 Wet op de identificatieplicht ter inzage zal aanbieden;

- zijn medewerking zal verlenen aan het door de jeugdreclassering te houden toezicht, bedoeld in artikel 77aa, eerste tot en met het vierde lid, van het Wetboek van Strafrecht, de medewerking aan huisbezoeken daaronder begrepen;

Geeft opdracht aan Jeugdbescherming Regio Amsterdam tot het houden van toezicht op de naleving van voormelde voorwaarden en de veroordeelde ten behoeve daarvan te begeleiden.

Veroordeelt verdachte tot een taakstraf bestaande uit een werkstraf voor de duur van 40 (veertig) uren. Beveelt dat, als de verdachte de taakstraf niet naar behoren heeft verricht, vervangende jeugddetentie zal worden toegepast voor de duur van 20 (twintig) dagen.

Wijst de vordering van de benadeelde partij [slachtoffer] toe tot een bedrag van € 1.735,- (één duizend zevenhonderd vijfendertig euro), te vermeerderen met de wettelijke rente daarover vanaf het moment van het ontstaan van de schade tot aan de dag van de algehele voldoening.

Veroordeelt de ouder(s) van verdachte aan [slachtoffer] voornoemd, het toegewezen bedrag te betalen.

Veroordeelt de ouder(s) van verdachte voorts in de kosten door de benadeelde partij gemaakt en ten behoeve van de tenuitvoerlegging van deze uitspraak nog te maken, tot op heden begroot op nihil.

Wijst de vordering voor het overige af.

Heft op het geschorste bevel tot voorlopige hechtenis.

Dit vonnis is gewezen door

mr. A.S. Dogan, voorzitter tevens kinderrechter,

mrs. H.M. Patijn en M.M. Helmers, rechters,

in tegenwoordigheid van mr. P. Tanis, griffier,

en uitgesproken op de openbare terechtzitting van deze rechtbank van 29 juni 2020.

[(...)]


» Juridisch advies nodig? « advertorial

Heeft u een juridisch probleem of een zaak die u wilt voorleggen aan een gespecialiseerde jurist of advocaat ?

Neemt u dan gerust contact met ons op en laat uw zaak vrijblijvend beoordelen.



naar boven      |      zoeken      |      uitgebreid zoeken

Snel uitspraken zoeken en filteren

> per rechtsgebied > op datum > op instantie

Gerelateerde advocaten

Gerelateerde advocatenkantoren

Recente vacatures

Meer vacatures | Plaats vacature