Datum uitspraak:
Datum publicatie:
Rechtsgebied:
Zaaknummer:
Soort procedure:
Zittingsplaats:
Instantie:
Vindplaatsen:

Inhoudsindicatie:

Beantwoording van de vraag of KLM op grond van de cao voor cabinepersoneel verplicht is bij overtolligheid het 'last in first out'-principe toe te passen.

Uitspraak



vonnis

RECHTBANK AMSTERDAM

Afdeling privaatrecht, voorzieningenrechter civiel

zaaknummer / rolnummer: C/13/685477 / KG ZA 20-528 AB/EB

Vonnis in kort geding van – bij vervroeging – 30 juni 2020

in de zaak van

de vereniging

VERENIGING NEDERLANDS CABINEPERSONEEL VNC,

gevestigd te Amstelveen,

eiseres bij dagvaarding van 18 juni 2020,

advocaten mr. E.L. Pasma en mr. S.E. Wierenga-Heintz te Utrecht,

tegen

de naamloze vennootschap

KONINKLIJKE LUCHTVAART MAATSCHAPPIJ N.V.,

gevestigd te Amstelveen,

gedaagde,

advocaten mr. J.M. van Slooten en mr. I. Nelissen te Amsterdam.

Partijen zullen hierna de VNC en KLM worden genoemd.

1 De procedure

Op de zitting van 26 juni 2020 heeft de VNC de vorderingen zoals omschreven in de dagvaarding toegelicht. KLM heeft verweer gevoerd. Beide partijen hebben producties ingediend en KLM tevens een conclusie van antwoord. Beide partijen hebben het woord gevoerd aan de hand van pleitaantekeningen. Vonnis is nader bepaald op heden.

Op de zitting waren aan de zijde van de VNC aanwezig A. Groeneveld, C. van Elswijk en I.J. Kruse met mr. Pasma en mr. Wierenga-Heintz. Aan de zijde van KLM waren aanwezig R. Wouters, F. Vijlbrief en J.C.C. Bruggeman met

mr. Van Slooten en mr. Nelissen.

Verder was aanwezig B. Nelen, bestuurder van FNV Cabine.

De zitting is voor belangstellenden te volgen geweest via een Skype -verbinding.

2. De feiten

2.1.

De VNC behartigt de belangen van het bij haar aangesloten cabinepersoneel. Zij is sinds jaar en dag als vakbond partij bij de cao die door de KLM voor haar cabinepersoneel wordt afgesloten.

2.2.

Vanaf december 2014 hebben partijen, samen met FNV Cabine onderhandeld over de KLM Cabine CAO 2015-2016. In de voordien geldende cao, die eind 2014 afliep, stond onder meer de volgende bepaling:

“Art. 4.3 - Overtolligheid

(1) De KLM verbindt zich geen beslissing te nemen ter zake van overtolligheid van cabinepersoneel dan na overleg met de VNC.

(2) Bij overtolligheid zullen de daarvoor te treffen maatregelen in overleg met de VNC worden vastgesteld.

(3) Bij beëindiging van de arbeidsovereenkomst wegens overtolligheid zal de diensttijd bepalend zijn en het gehele cabinepersoneel als één groep worden beschouwd.”

2.3.

In een brief aan KLM van 10 december 2014 heeft de VNC de onderwerpen genoemd die wat haar betreft moesten worden besproken tijdens de onderhandelingen over de KLM Cabine CAO 2015-2016. In deze brief heeft de VNC verwezen naar de Wet Werk en Zekerheid (WWZ), die kort tevoren was aangenomen door de Eerste Kamer, en voorgesteld om afspraken te maken over het instellen van een ontslagcommissie en het behoud van het zogeheten lifo-principe (‘last in first out’).

2.4.

In 2015 is de Wet Werk en Zekerheid (WWZ) in werking getreden. Op grond van deze wet is afwijking van het afspiegelingsbeginsel in geval van collectief ontslag alleen toegestaan als een dergelijke afwijking is overeengekomen bij cao en als bij cao ook een ontslagcommissie is ingesteld.

2.5.

Op de slides van een power point presentatie die KLM op 27 mei 2015 heeft gehouden over haar voorstel voor de cao 2015 staat onder meer het volgende:

“Agenda voor het vervolg (niet limitatief)

 Wet Werk en Zekerheid

Afspraken in het kader van de wet werk en zekerheid.”

2.6.

Uiteindelijk zijn afspraken over een nieuwe cao gemaakt, die in werking is getreden op 1 januari 2015 en is geëindigd op 1 april 2016.

2.7.

In een brief van 30 juni 2015 van KLM aan de vakbonden heeft zij bevestigd dat partijen zijn overeengekomen een aantal onderwerpen te agenderen voor de vervolgdiscussie. Als één van die onderwerpen is in deze brief de Wet Werk en Zekerheid genoemd.

2.8.

Op 8 mei 2017 heeft de VNC een brief aan KLM gestuurd waarin zij haar inzet voor het volgende cao-overleg heeft uiteengezet. In deze brief staat onder meer:“Wet Werk en Zekerheid

De wet Werk en Zekerheid biedt de werknemers- en werkgeversorganisaties ruimte om een aantal zaken per cao af te spreken. De VNC wil de volgende zaken per cao regelen:

In plaats van het hanteren van een transitievergoeding willen wij terug naar de oude kantonrechtersformule;

Het ontslag bij bedrijfseconomische omstandigheden niet laten toetsen door het UWV maar door een onafhankelijke en onpartijdige commissie;

Behoud van het zogenaamde LIFO-principe.”

2.9.

Op 21 mei 2017 heeft KLM per e-mail een overzicht aan de vakbonden gestuurd van de daags tevoren besproken thema’s en problemen. Eén van de genoemde onderwerpen is:

“4a WWZ

 oplossen strijdigheid cao vs wet”

2.10.

In het overeenstemmingsdocument van 26 juli 2017 en het eindbod van

20 december 2017 is niet meer verwezen naar de WWZ, het instellen van een ontslagcommissie of het lifo-principe.

2.11.

Vanaf 20 december 2017 hebben KLM en de VNC alleen verder onderhandeld. Zij hebben overeenstemming bereikt over de KLM Cabine CAO 2016-2019. Dat akkoord bevat geen afspraken over het instellen van een ontslagcommissie of het behoud van het lifo-principe.

2.12.

In mei 2019 zijn nieuwe onderhandelingen gestart over de KLM Cabine CAO 2019-2022. In de inzetbrief van de VNC is niet de wens opgenomen om te komen tot de instelling van een ontslagcommissie of het behoud van het lifo-beginsel. De andere cao-partijen hebben dat ook niet gedaan. Op 20 december 2019 is overeenstemming bereikt over de KLM Cabine CAO 2019-2022, zonder nadere afspraken over het lifo-principe of het instellen van een ontslagcommissie.

2.13.

Als gevolg van de uitbraak van het COVID-19 virus, in het voorjaar van 2020, verkeert KLM in ongekend zwaar weer. Zij wordt door de Nederlandse overheid overeind gehouden met een steunpakket van miljarden euro’s. KLM en de vakbonden zijn in overleg getreden over een reorganisatieplan. Overtolligheid van cabinepersoneel maakt onderdeel uit van de besprekingen. Het overleg is gestokt vanwege verschil van mening tussen de VNC en KLM over de vraag of KLM het lifo-beginsel moet toepassen wanneer het komt tot collectieve ontslagen.

2.14.

KLM heeft eenzijdig een vrijwillige vertrekregeling opgesteld voor onder meer het cabinepersoneel, en deze ter aanvaarding opengesteld tot en met 5 juli 2020.

3 Het geschil

3.1.

De VNC vordert, kort gezegd:

primair

KLM te gelasten om in geval van een collectief ontslag de boventalligheid van het cabinepersoneel te bepalen op grond van het lifo-principe;

KLM te veroordelen mee te werken:

a) aan de instelling van een ontslagcommissie

b) aan ondertekening van een protocol overeenkomstig Bijlage 15a bij de cao Verkeersvliegers; en

c) dat protocol als cao aan te melden bij het Ministerie van Sociale zaken en Werkgelegenheid;

op straffe van verbeurte van dwangsommen als zij niet voldoet aan enige verplichting genoemd onder a, b en/of c;

te bepalen dat dit vonnis in de plaats treedt van de daarvoor vereiste medewerking van KLM als zij in gebreke blijft te voldoen aan de verplichtingen genoemd onder ii a, b en/of c;

subsidiair

KLM te verbieden in geval van collectief ontslag het afspiegelingsbeginsel of een variant daarop toe te passen, dan wel haar dat te verbieden zo lang in de bodemprocedure geen uitspraak is gedaan, op straffe van verbeurte van een dwangsom;

en verder

KLM te verbieden een besluit te nemen over de overtolligheid van het cabinepersoneel zonder dat de VNC in de gelegenheid is gesteld om advies uit te brengen over het voorgenomen besluit en ten minste één maal overleg heeft plaatsgevonden,

KLM te verbieden een Sociaal Plan vast te stellen onder instemming van de VNC;

KLM te gelasten de termijn waarbinnen een beroep kan worden gedaan op de Vrijwillige Vertrekregeling voor het cabinepersoneel te verlengen tot ten minste één week na vonnisdatum;

dit alles op straffe van verbeurte van dwangsommen; en

- KLM te veroordelen in de proceskosten en de nakosten, te vermeerderen met rente.

3.2.

De VNC stelt hiertoe – samengevat weergegeven – dat KLM bij de komende reorganisatie moet vasthouden aan het lifo-beginsel, zoals sinds jaar en dag opgenomen in de cao, waarbij geldt dat al het cabinepersoneel als één groep wordt aangemerkt. Bij toepassing van het afspiegelingsbeginsel zullen de medewerkers met meer dienstjaren bij de KLM onevenredig hard worden geraakt, omdat horizontale instroom bij een andere luchtvaartmaatschappij niet mogelijk is, waardoor zij daar weer onderaan zullen moeten beginnen.

3.3.

KLM voert verweer. Zij is van mening dat de VNC niet-ontvankelijk moet worden verklaard omdat zij FNV Cabine niet bij dit kort geding heeft betrokken, terwijl het noodzakelijk is dat in geval van een toewijzend vonnis ook FNV Cabine aan de beslissing gebonden is. Daarnaast voert zij aan dat artikel 4.3 lid 3 van de cao sinds 2006 ongeldig en obsoleet is. De VNC heeft bij verschillende cao-onderhandelingen op de agenda gezet dat de regeling in overeenstemming met de wet moest worden gebracht, maar daarover zijn nooit afspraken gemaakt.

3.4.

Op de stellingen van partijen wordt hierna, voor zover van belang, nader ingegaan.

4 De beoordeling

4.1.

Een vordering tot nakoming, zoals hier is ingesteld, kan in kort geding alleen worden toegewezen, als voldoende aannemelijk is dat de bodemrechter het standpunt van de eisende partij zal volgen, bijvoorbeeld als gedaagde een kennelijk ongegrond verweer voert, en als van de eisende partij niet kan worden gevergd dat deze de uitslag van de bodemprocedure afwacht.

4.2.

Artikel 4. 3 – Overtolligheid, waar het in deze zaak om gaat, staat al veertig jaar in de cao, maar is in al die tijd nooit gebruikt. Volgens het derde lid zal bij beëindiging van de arbeidsovereenkomst wegens overtolligheid de diensttijd bepalend zijn en zal het gehele cabine personeel als één groep worden beschouwd. Het staat er niet met zoveel woorden, maar het ligt veel meer voor de hand dat hiermee wordt bedoeld ‘last in first out’ (lifo) dan het omgekeerde, ‘first in first out’.

4.3.

Tot 2006 sloot dit systeem min of meer aan bij het wettelijk systeem, dat uitging van het anciënniteitsbeginsel. Vanaf 1 maart 2006 werd als wettelijk systeem het afspiegelingsbeginsel van kracht, waarbij werknemers binnen de categorie uitwisselbare functies worden ingedeeld in leeftijdsgroepen en de arbeidsplaatsen naar evenredigheid vervallen. Artikel 4.3 van de cao stond daarmee op gespannen voet, maar geen van de cao partijen heeft zich daar toen om bekommerd.

4.4.

Dat werd anders toen per 1 juli 2015 de WWZ werd ingevoerd. Het afspiegelingsbeginsel geldt sindsdien nog steeds, maar in artikel 7:669 lid 6 BW is toen bepaald dat van dat wettelijk systeem kan worden afgeweken, indien bij cao andere regels worden gesteld voor het bepalen van de volgorde van opzegging bij het vervallen van arbeidsplaatsen en indien een onafhankelijke ontslagcommissie wordt aangewezen. Vanaf dat moment was het dus zaak een dergelijke ontslagcommissie te doen aanwijzen om het in artikel 4.3 lid 3 van de cao neergelegde systeem van ‘last in first out’ bij overtolligheid te kunnen behouden.

4.5.

De VNC heeft dat ook onderkend, want in de zogenaamde inzetbrief voor de onderhandelingen over de KLM Cabine CAO 2015-2016 stelde zij in verband met de invoering van de WWZ voor om in de cao afspraken te maken over het toetsen van ontslag bij bedrijfseconomische omstandigheden door een onafhankelijke en onpartijdige commissie en niet door het UWV, en over behoud van het lifo-principe. Uit de aantekeningen die KLM van dat cao-overleg heeft gemaakt blijkt dat de VNC meermalen heeft geprobeerd dit als ‘WWZ’ aangeduide onderwerp op de agenda te krijgen, maar dat KLM het op de lange termijn agenda wilde plaatsen, wat uiteindelijk ook is gebeurd. WWZ maakte geen deel uit van de cao-afspraken 2015-2016.

4.6.

In de inzetbrief voor de onderhandelingen over de KLM Cabine CAO 2016-2019 heeft de VNC haar voorstel over het instellen van een ontslagcommissie en behoud van het lifo-principe in verband met de WWZ letterlijk herhaald. In een overzicht van tijdens het cao-overleg van 17 mei 2017 benoemde problemen stond nog ‘4a WWZ oplossen strijdigheid cao vs wet.’ Een maand later merkte de VNC het onderwerp WWZ aan als thema om verder te verkennen. In de daarop volgende cao-overleggen is dit onderwerp echter niet meer aan de orde gekomen en in het uiteindelijk bereikte akkoord over de KLM Cabine CAO 2016-2019 stonden geen afspraken over het instellen van een ontslagcommissie en het lifo-principe.

4.7.

Bij de onderhandelingen over de nu geldende KLM Cabine CAO 2019-2022 zijn de onderwerpen instellen van een ontslagcommissie en behoud van het lifo-principe niet meer aan de orde geweest en daarover zijn dus ook geen nadere afspraken gemaakt. Naar eigen zeggen werd de VNC de laatste jaren zozeer in beslag genomen door conflicten met de KLM over de plots eenzijdig gewijzigde uitvoeringsovereenkomst van het pensioenreglement en het besluit om één cabin attendant minder in te zetten op intercontinentale vluchten, dat het instellen van een ontslagcommissie en het behoud van het lifo-principe naar de achtergrond zijn geraakt en vervolgens uit het vizier verdwenen. Daar komt bij dat het onderwerp ontslag bij overtolligheid al die jaren niet actueel was.

4.8.

Het komt er dus op neer dat de cao-partijen vanaf 2015, toen de WWZ werd ingevoerd, zich ervan bewust waren dat de cao moest worden aangepast om het lifo-principe, dat afwijkt van het wettelijk systeem, te kunnen behouden, dat de VNC meermalen heeft voorgesteld daartoe het nodige in de cao te regelen, maar dat KLM, die daar kennelijk niet zonder meer aan wilde, dit met succes op de agenda voor de langere termijn heeft weten te doen plaatsen en dat de VNC er vervolgens niet meer op terug is gekomen. Uiteindelijk is hierover dus niets geregeld. Zonder zo’n regeling is artikel 4.3 lid 3 van de cao echter in strijd met de wet en kan de VNC KLM daaraan niet houden.

4.9.

Het instellen van een ontslagcommissie en daarmee toepassing van het lifo-principe is ook geen formaliteit, waaraan KLM als goed werkgever in redelijkheid haar medewerking niet kan weigeren. KLM heeft voldoende aannemelijk gemaakt dat zij bij toepassing van het lifo-principe meer mensen zal moeten ontslaan om eenzelfde bezuiniging te bereiken en dat dit zal leiden tot een onevenwichtige samenstelling van het cabinepersoneel, omdat dan vooral de jongere werknemers op het laagste functieniveau voor ontslag in aanmerking komen. KLM heeft er dus een wezenlijk belang bij om zich tegen hantering van dit principe te verzetten. Daar komt bij dat het lifo-beginsel ooit is opgenomen, omdat senioriteit in de luchtvaart alleen binnen dezelfde maatschappij geldt. Wie overstapt naar een andere maatschappij moet daar onderaan beginnen. Bij de huidige wereldwijde crisis in de luchtvaart lijkt overstappen naar een andere maatschappij echter weinig reëel.

4.10.

Anders dan de VNC meent gaat het dus niet om een leemte in de cao, waarin de rechter zou kunnen voorzien, maar om een onderwerp dat de cao-partijen op een gegeven moment hebben laten liggen en waarover zij dus alsnog zullen moeten onderhandelen. KLM heeft te kennen gegeven dat zij daarbij open staat voor afspraken die afwijken van het afspiegelingsbeginsel. FNV Cabine wil andere varianten van de selectiecriteria bespreken met KLM en streeft daarbij naar een maatwerkmethode om overtolligheid vast te stellen. Van verdere onderhandelingen is het niet gekomen omdat de VNC onverkort vasthield aan het lifo-principe. Er is geen aanleiding om aan te nemen dat de KLM, nu daarover in dit kort geding is beslist, niet alsnog met de VNC zal overleggen zoals bepaald in artikel 4.3 leden 1 en 2, zodat een veroordeling om het bepaalde in die artikelen na te komen niet nodig is. Bij deze stand van zaken is er ook geen grond om KLM te verbieden het afspiegelingsbeginsel of een variant daarop toe te passen.

4.11.

De VNC heeft veel werk gemaakt van het feit dat bij de vliegers wel een ontslagcommissie is ingesteld en een ‘last in first out’ regeling zal worden toegepast, maar dat komt eenvoudig omdat de VNV (de Vereniging van Nederlandse Verkeersvliegers) daarover direct in 2015 wèl afspraken met KLM heeft weten te maken. Zo’n regeling is geen kwestie van gunnen maar van onderhandelen. Dat voor de vliegers wel het lifo-beginsel zal worden toegepast, levert voor KLM dan ook geen verplichting op om dat ook te doen bij het cabinepersoneel.

4.12.

Gelet op de datum van dit vonnis is er ten slotte geen reden om de termijn waarop een beroep kan worden gedaan op de vrijwillige vertrekregeling te verlengen.

4.13.

De slotsom is dat alle vorderingen zullen worden afgewezen.

4.14.

De VNC zal als de in het ongelijk gestelde partij in de proceskosten

worden veroordeeld. De kosten aan de zijde van KLM worden begroot op:

- griffierecht € 656,00

- salaris advocaat 980,00

Totaal € 1.636,00

5 De beslissing

De voorzieningenrechter

5.1.

weigert de gevraagde voorzieningen,

5.2.

veroordeelt de VNC in de proceskosten, aan de zijde van KLM tot op heden begroot op € 1.636,00,

5.3.

verklaart deze kostenveroordeling uitvoerbaar bij voorraad.

Dit vonnis is gewezen door mr. A.J. Beukenhorst, voorzieningenrechter, bijgestaan door mr. E. van Bennekom, griffier, en in het openbaar uitgesproken op

30 juni 2020.Bij afwezigheid van mr. Beukenhorst is dit vonnis ondertekend door

mr. M. van Walraven, die het vonnis ook heeft uitgesproken.

type: eB

coll: MV


» Juridisch advies nodig? « advertorial

Heeft u een juridisch probleem of een zaak die u wilt voorleggen aan een gespecialiseerde jurist of advocaat ?

Neemt u dan gerust contact met ons op en laat uw zaak vrijblijvend beoordelen.



naar boven      |      zoeken      |      uitgebreid zoeken

Snel uitspraken zoeken en filteren

> per rechtsgebied > op datum > op instantie

Recente vacatures

Meer vacatures | Plaats vacature