Datum uitspraak:
Datum publicatie:
Rechtsgebied:
Zaaknummer:
Soort procedure:
Zittingsplaats:
Instantie:

Inhoudsindicatie:

Een 52-jarige man is veroordeeld tot 75 dagen gevangenisstraf omdat hij om 30 januari 2020 in Amsterdam-Zuid 582 xtc-pillen, ruim 28 gram cocaïne en een stroomstootwapen in zijn bezit had.

Uitspraak



RECHTBANK AMSTERDAM

VERKORT VONNIS

Parketnummer: 13/026590-20

Datum uitspraak: 7 mei 2020

Verkort vonnis van de rechtbank Amsterdam, meervoudige strafkamer, in de strafzaak tegen

[verdachte] ,

geboren te [geboorteplaats] op [geboortedag] 1968,

ingeschreven in de Basisregistratie Personen op het adres

[adres] , [woonplaats] ,

gedetineerd in [naam Justitieel Complex] te [plaats] .

1 Onderzoek ter terechtzitting

Dit verkort vonnis is op tegenspraak gewezen naar aanleiding van het onderzoek op de terechtzitting van 23 april 2020.

De rechtbank heeft kennisgenomen van de vordering van de officier van justitie,

mr. H. Hoekstra, en van wat verdachte en zijn raadsman, mr. G. Palanciyan, naar voren hebben gebracht.

2 Tenlastelegging

Aan verdachte is – kort gezegd – ten laste gelegd dat hij zich op 30 januari 2020 te Amsterdam heeft schuldig gemaakt aan:

het opzettelijk verkopen/aanwezig hebben van 609 pillen bevattende MDMA, 22 wikkels met cocaïne en 30 gram cocaïne;

het voorhanden hebben van een stroomstootwapen;

het opzettelijk in voorraad hebben van een vals bankbiljet van 100 euro.

De tekst van de integrale tenlastelegging is opgenomen in een bijlage 1 die aan dit vonnis is gehecht en geldt als hier ingevoegd.

3 Waardering van het bewijs

3.1.

Standpunt van de officier van justitie

De officier van justitie acht alle ten laste gelegde feiten wettig en overtuigend bewezen. De officier van justitie stelt zich op het standpunt dat verdachte handelde in harddrugs. Zij wijst op het aangetroffen geld , de ponypacks, het stroomstootwapen en de twee telefoons in de auto van verdachte. Verder heeft verdachte wisselende verklaringen afgelegd over de drugs en over het valse geld. Zo heeft verdachte ter terechtzitting verklaard dat zijn dochter het valse bankbiljet in zijn portemonnee heeft gestopt, terwijl hij eerder verklaarde dat hij dit zelf juist speciaal in een apart vakje in zijn portemonnee had gedaan. Verdachte heeft verklaard dat de drugs voor eigen gebruik bestemd waren, maar over hoe hij eraan kwam verklaart hij ook steeds anders. De officier van justitie acht deze verklaringen ongeloofwaardig. De officier van justitie acht de verklaring van verdachte dat een deel van het aangetroffen geld spaargeld was ook ongeloofwaardig. Gelet op de schulden van verdachte is het onaannemelijk dat verdachte over zo’n groot contant geldbedrag kon beschikken.

Niet alle aangetroffen middelen zijn definitief getest op de aanwezigheid van verboden stoffen. Uiteindelijk volgt uit de definitieve test dat sprake is van 582 pillen die MDMA bevatten en 28,6 gram cocaïne. Dat zijn de hoeveelheden, die in de woning zijn aangetroffen en die bewezen kunnen verklaard, aldus de officier van justitie.

3.2.

Standpunt van de verdediging

De raadsman heeft zich ten aanzien van feit 1 op het standpunt gesteld dat niet kan worden bewezen dat verdachte handelt in harddrugs. Het dossier bevat geen getuigenverklaringen, observaties of telefoongegevens waaruit volgt dat verdachte klanten heeft en drugs zou hebben verkocht. Verdachte heeft een plausibele verklaring afgelegd over het aangetroffen geld. Het geld is niet afkomstig van drugshandel. Er kan dus slechts worden bewezen dat verdachte de drugs aanwezig heeft gehad. Volgens de raadsman kunnen enkel de hoeveelheden uit het definitieve drugsrapport van 18 februari 2020 worden bewezenverklaard.

Met betrekking tot het aangetroffen geld heeft de raadsman aangevoerd dat verdachte een schuld heeft van € 7.000,- . Hij heeft de sieraden van zijn vrouw verpand en wilde ze weer veilig stellen. Daarvoor is hij een lening aangegaan van € 600,-. Hij heeft een verklaring van de heer [naam 1] om dit te staven. Ten aanzien van feit 2 en feit 3 heeft de raadsman geen verweer gevoerd.

3.3.

Oordeel van de rechtbank

Ten aanzien van het onder 1 ten laste gelegde

Anders dan de officier van justitie en met de raadsman is de rechtbank van oordeel dat niet is bewezen dat verdachte in harddrugs heeft gehandeld.

Tijdens de huiszoeking in de woning van verdachte werd in de bezemkast een plastic tas met daarin cocaïne en een grote hoeveelheid pillen bevattende MDMA aangetroffen. In diezelfde tas vonden verbalisanten ook een weegschaal, ponypacks en vermoedelijk een versnijdingsmiddel. In een kledingkast troffen de verbalisanten een bakje aan met daarin een contant geldbedrag van 810 euro. Tevens werden er in de auto van verdachte een stroomstootwapen en twee telefoons aangetroffen. Uit het onderzoek naar de twee telefoons zijn geen bijzonderheden naar voren gekomen.

Deze bevindingen roepen zonder meer vragen op. Van aanwijzingen dat verdachte betrokken is geweest bij drugshandel kan zeker worden gesproken, te meer er tevens vraagtekens kunnen worden gezet bij de verklaringen van verdachte en de verklaring van zijn vrouw. Juist gelet op de bestaande onduidelijkheden acht de rechtbank deze aanwijzingen, na verdachte ter zitting te hebben gehoord, echter onvoldoende om te komen tot wettig en overtuigend bewijs dat sprake is geweest van handel. De rechtbank acht enkel bewezen dat verdachte de harddrugs opzettelijk aanwezig heeft gehad. De rechtbank gaat daarbij uit van de hoeveelheden uit het definitieve drugsrapport van 18 februari 2020.

3.4.

Bewezenverklaring

De rechtbank acht bewezen dat verdachte

1.

op 30 januari 2020 te Amsterdam opzettelijk aanwezig heeft gehad 582 pillen bevattende MDMA en 28,6 gram cocaïne;

2.

op 30 januari 2020 te Amsterdam een wapen van categorie II, onder 5 van de Wet wapens en munitie, te weten een stroomstootwapen, voorhanden heeft gehad;

3.

op 30 januari 2020 te Amsterdam opzettelijk een bankbiljet van 100 euro, waarvan de valsheid hem, toen hij deze ontving bekend was, met het oogmerk om deze als echt en onvervalst uit te geven, in voorraad heeft gehad.

Voor zover in de tenlastelegging taal- en/of schrijffouten voorkomen, zijn deze verbeterd. Verdachte is hierdoor niet in de verdediging geschaad.

4 Bewijs

De rechtbank grondt haar beslissing dat verdachte het bewezen geachte heeft begaan op de feiten en omstandigheden die in de bewijsmiddelen zijn vervat. Indien tegen dit verkort vonnis hoger beroep wordt ingesteld, worden de door de rechtbank gebruikte bewijsmiddelen die redengevend zijn voor de bewezenverklaring opgenomen in een aanvulling op het verkort vonnis. Deze aanvulling wordt dan aan het verkort vonnis gehecht.

5 Strafbaarheid van de feiten

De bewezen geachte feiten zijn volgens de wet strafbaar. Het bestaan van een rechtvaardigingsgrond is niet aannemelijk geworden.

6 Strafbaarheid van verdachte

Er is geen omstandigheid aannemelijk geworden die de strafbaarheid van verdachte uitsluit. Verdachte is dan ook strafbaar.

7 Motivering van de straf

7.1.

Eis van de officier van justitie

De officier van justitie heeft bij requisitoir gevorderd dat verdachte voor de door haar onder 1, 2 en 3 bewezen geachte feiten zal worden veroordeeld tot een gevangenisstraf van 6 maanden, met aftrek van voorarrest, waarvan 2 maanden voorwaardelijk, met een proeftijd van twee jaren. Voorts heeft de officier van justitie gevorderd hieraan de door de Reclassering in haar advies van 15 april 2020 geadviseerde bijzondere voorwaarden te verbinden, te weten een meldplicht, een ambulante behandelplicht en het verplicht meewerken aan schuldhulpverlening. De officier van justitie acht het locatiegebod met elektronisch toezicht als bijzondere voorwaarde niet noodzakelijk. De officier van justitie heeft daarnaast verzocht om verbeurdverklaring van het aangetroffen geldbedrag.

7.2.

Standpunt van de verdediging

De raadsman heeft gepleit voor een gevangenisstraf waarvan het onvoorwaardelijke deel niet langer is dan de tijd die verdachte in voorarrest heeft doorgebracht, nu de persoonlijke omstandigheden van verdachte daartoe aanleiding geven.

7.3.

Oordeel van de rechtbank

De hierna te noemen strafoplegging is in overeenstemming met de ernst van het bewezen geachte, de omstandigheden waaronder dit is begaan en de persoon van verdachte, zoals van een en ander ter terechtzitting is gebleken.

De rechtbank heeft bij de keuze tot het opleggen van een vrijheidsbenemende straf en bij de vaststelling van de duur daarvan het volgende laten meewegen.

Ernst van de feiten

Verdachte heeft 582 pillen bevattende MDMA en 28,6 gram cocaïne aanwezig gehad. Het is algemeen bekend dat het gebruik van harddrugs grote gezondheidsrisico’s met zich brengt voor de gebruikers van deze drugs. Niet zelden leidt de verkoop en het gebruik van drugs bovendien tot andere vormen van criminaliteit. Verdachte heeft zich daarnaast schuldig gemaakt aan het bezit van een stroomstootwapen en een vals biljet van 100 euro.

Persoon van verdachte

De rechtbank heeft acht geslagen op het Uittreksel Justitiële Documentatie van

17 maart 2020 betreffende verdachte, waaruit blijkt dat hij niet eerder is veroordeeld voor het plegen van soortgelijke feiten.

De rechtbank heeft tevens acht geslagen op het adviesrapport van Reclassering Nederland van

15 april 2020. Geadviseerd wordt om een (deels) voorwaardelijke straf op te leggen, met

als bijzondere voorwaarden een meldplicht, een ambulante behandelplicht, een locatiegebod en het verplicht meewerken aan schuldhulpverlening.

Landelijke oriëntatiepunten voor straftoemeting

Daarnaast heeft de rechtbank de landelijke oriëntatiepunten voor straftoemeting (LOVS) bij haar overwegingen betrokken. Voor het aanwezig hebben van in totaal (waarbij de pillen zijn omgerekend naar grammen) 328,10 gram harddrugs geldt als oriëntatiepunt een onvoorwaardelijke gevangenisstraf voor de duur van twee maanden. Voor het voorhanden hebben van een stroomstootwapen geldt als oriëntatiepunt een geldboete van 550 euro. Er is geen oriëntatiepunt met betrekking tot het in voorraad hebben van vals geld.

Gelet op alle voornoemde omstandigheden ziet de rechtbank aanleiding om in het voordeel van verdachte af te wijken van de eis van de officier van justitie. Aan verdachte zal geen voorwaardelijk strafdeel worden opgelegd, gelet op de duur van de reeds door hem ondergane

voorlopige hechtenis, zodat de vordering om aan verdachte in de onderhavige zaak bijzondere

voorwaarden op te leggen niet wordt gevolgd. De rechtbank acht een gevangenisstraf voor de duur van 75 dagen met aftrek van de tijd die verdachte in voorarrest heeft doorgebracht passend en geboden.

8 Beslag

De beslaglijst is opgenomen in bijlage 2, die aan dit vonnis is gehecht en als hier ingevoegd

geldt.

De rechtbank is van oordeel dat de onder 1, 2 en 3 (geld) inbeslaggenomen en niet teruggegeven voorwerpen dienen te worden teruggegeven aan verdachte.

9 Toepasselijke wettelijke voorschriften

De op te leggen straf is gegrond op de artikelen 57 en 209 van het Wetboek van Strafrecht, de artikelen 2 en 10 van de Opiumwet en de artikelen 26 en 55 van de Wet wapens en munitie.

Deze wettelijke voorschriften zijn toepasselijk zoals geldend ten tijde van het bewezen verklaarde.

10 Beslissing

De rechtbank komt op grond van het voorgaande tot de volgende beslissing.

Verklaart bewezen dat verdachte het ten laste gelegde heeft begaan zoals hiervoor in rubriek 3.4 is vermeld.

Verklaart niet bewezen hetgeen aan verdachte meer of anders is ten laste gelegd dan hiervoor is bewezen verklaard en spreekt verdachte daarvan vrij.

Het bewezen verklaarde levert op:

Ten aanzien van feit 1:

opzettelijk handelen in strijd met het in artikel 2 onder C van de Opiumwet gegeven verbod, meermalen gepleegd;

Ten aanzien van feit 2:

handelen in strijd met artikel 9, eerste lid, van de Wet wapens en munitie en het feit begaan met betrekking tot een wapen van categorie II;

Ten aanzien van feit 3:

opzettelijk een bankbiljet, waarvan de valsheid hem, toen hij die ontving, bekend was, met het oogmerk om die als echt en onvervalst uit te geven, in voorraad hebben.

Verklaart het bewezene strafbaar.

Verklaart verdachte, [verdachte], daarvoor strafbaar.

Veroordeelt verdachte tot een gevangenisstraf van 75 (vijfenzeventig) dagen.

Beveelt dat de tijd die door veroordeelde voor de tenuitvoerlegging van deze uitspraak in verzekering en in voorlopige hechtenis is doorgebracht, bij de tenuitvoerlegging van die straf in mindering gebracht zal worden.

Gelast de teruggave aan verdachte van de nummers 1, 2 en 3 van de beslaglijst.

Dit vonnis is gewezen door

mr. A.K. Glerum, voorzitter,

mrs. V.V. Essenburg en E.G.C. Groenendaal, rechters,

in tegenwoordigheid van mr. S. van Gerven, griffier,

en uitgesproken op de openbare terechtzitting van deze rechtbank van 7 mei 2020.


» Juridisch advies nodig? « advertorial

Heeft u een juridisch probleem of een zaak die u wilt voorleggen aan een gespecialiseerde jurist of advocaat ?

Neemt u dan gerust contact met ons op en laat uw zaak vrijblijvend beoordelen.



naar boven      |      zoeken      |      uitgebreid zoeken

Snel uitspraken zoeken en filteren

> per rechtsgebied > op datum > op instantie

Gerelateerde advocaten

Gerelateerde advocatenkantoren

Recente vacatures

Meer vacatures | Plaats vacature