Datum uitspraak:
Datum publicatie:
Rechtsgebied:
Zaaknummer:
Soort procedure:
Zittingsplaats:
Instantie:

Inhoudsindicatie:

Het beslag dat een verhuurder uit Den Haag had laten leggen op een appartement in Amsterdam waarop ook al eerder door een andere partij beslag was gelegd wordt opgeheven.

Gepubliceerde uitspraken in deze zaak:

Uitspraak



proces-verbaal

RECHTBANK AMSTERDAM

Afdeling privaatrecht, voorzieningenrechter civiel

zaaknummer / rolnummer: C/13/682322 KG ZA 20/327 MDvH/MvG

Proces-verbaal van mondelinge uitspraak van 15 april 2020

in het kort geding van

[eiser]

wonende te [woonplaats] ,

eiser bij dagvaarding op verkorte termijn van 14 april 2020,

advocaat mr. J.D. Edens te Amsterdam,

tegen

[gedaagde]

wonende te [woonplaats] ,

gedaagde,

advocaat mr. T. Harmankaya te Den Haag.

Partijen zullen hierna [eiser] en [gedaagde] worden genoemd.

Vanwege de bijzondere omstandigheden door de Corona-crisis heeft de voorzieningenrechter, overeenkomstig de tijdelijke afwijkende regeling voor kort gedingen rechtbanken handel/familie, een mondelinge behandeling bepaald op

15 april 2020 via Skype for Business.

Tegenwoordig zijn mr. R.A. Dudok van Heel, voorzieningenrechter, en mr. M.F. van Grootheest, griffier.

Bij de Skype-zitting waren aanwezig:

[eiser] met mr. Edens,

aan de kant van [gedaagde] : mr. U. Özcan, kantoorgenoot van mr. Harmankaya.

[eiser] heeft producties in het geding gebracht. [gedaagde] heeft op voorhand een conclusie van antwoord tevens zijnde een pleitnotitie in het geding gebracht. Partijen hebben over en weer het woord gevoerd. De behandeling van de zaak is gesloten en vervolgens is mondeling uitspraak gedaan. Daarvan is ingevolge artikel 30p lid 3 Rv dit proces-verbaal opgemaakt.

De voorzieningenrechter heeft de volgende uitspraak gedaan:

De gronden van de beslissing

De voorzieningenrechter van de rechtbank Den Haag heeft op 6 april 2020 aan [gedaagde] verlof verleend om voor een bedrag van € 243.750,00 repeterend beslag te leggen ten laste van [eiser] . [gedaagde] heeft diezelfde dag nog beslag gelegd op het aan [eiser] in eigendom toebehorende appartement aan de [adres] en dit beslag op 7 april 2020 laten inschrijven in het Kadaster. Verder heeft [gedaagde] ten laste van [eiser] conservatoir beslag gelegd op een bankrekening van [eiser] bij ABN AMRO Bank.

Bevoegdheid rechtbank Amsterdam

[gedaagde] heeft voor alle weren de bevoegdheid van de voorzieningenrechter van de rechtbank Amsterdam betwist. Het beslagverlof is verleend door de voorzieningenrechter van de rechtbank Den Haag en [gedaagde] woont in Den Haag, zodat de rechtbank Den Haag volgens [gedaagde] bevoegd is om van dit geschil kennis te nemen. Bovendien is volgens [gedaagde] de rechtbank Den Haag op grond van artikel 103 Wetboek van Burgerlijke Rechtsvordering (Rv) exclusief bevoegd, omdat het in deze zaak de huur van een woonruimte betreft.

Geoordeeld wordt dat de voorzieningenrechter van de rechtbank Amsterdam bevoegd is om kennis te nemen van de vordering van [eiser] . Anders dan [gedaagde] heeft aangevoerd, betreft het hier niet de huur van een woonruimte, maar de opheffing van een conservatoir beslag op een woning gelegen in Amsterdam. Op grond van artikel 705 lid 1 Rv kan de rechter die verlof tot het beslag heeft gegeven, het beslag opheffen. Dat zou dan de voorzieningenrechter van de Rechtbank in Den Haag zijn. De in dit artikel verleende bevoegdheid tot opheffing van een beslag is niet een uitsluitende, maar een aanvullende bevoegdheid. In artikel 103 Rv staat dat in zaken betreffende onroerende zaken mede bevoegd is de rechter binnen wiens rechtsgebied de zaak is gelegen. Nu het appartement waarop beslag is gelegd is gelegen in Amsterdam, is de voorzieningenrechter van de rechtbank Amsterdam bevoegd om van de vordering van [eiser] kennis te nemen.

Spoedeisend belang

[gedaagde] heeft het verweer gevoerd dat [eiser] onvoldoende spoedeisend belang heeft bij zijn vorderingen. Daarover wordt als volgt geoordeeld. Het enkele feit dat een eigenaar vrij moet kunnen beschikken over zijn eigendom en dat een rekening-houder vrij moet kunnen beschikken over zijn bankrekening, is voldoende om spoedeisend belang aan de zijde van [eiser] aan te nemen.

Opheffen beslag

Op grond van artikel 705 lid 2 Rv wordt een beslag opgeheven indien summierlijk van de ondeugdelijkheid van het door de beslaglegger ingeroepen recht of van het onnodige van het beslag blijkt. Volgens vaste rechtspraak van de Hoge Raad ligt het op de weg van degene die opheffing van het conservatoire beslag vordert (in dit geval [eiser] ) om, met inachtneming van de beperkingen van de procedure in kort geding, aannemelijk te maken dat de door de beslaglegger (in dit geval [gedaagde] ) gepretendeerde vordering ondeugdelijk is of dat het voortduren van het beslag om andere redenen niet kan worden gerechtvaardigd.

[eiser] heeft gesteld, samengevat en kort weergegeven, dat hij [gedaagde] niet kent, geen huurovereenkomst met hem heeft gesloten met betrekking tot een pand dat in eigendom toebehoort aan [eigenaar] die [gedaagde] ook niet kent, en dat de handtekening op de huurovereenkomst onder zijn naam niet van hem is. Gelet op dit verweer ligt ter beoordeling de vraag voor of tussen [eiser] en [gedaagde] een huurovereenkomst is gesloten die door [gedaagde] ten grondslag is gelegd aan zijn vermeende vordering op [eiser] .

Een getekende overeenkomst is een onderhandse akte waaraan op grond van artikel 157 lid 2 Rv dwingend bewijs toekomt. Artikel 159 lid 2 Rv bepaalt echter dwingend dat aan een ondertekend geschrift geen bewijskracht toekomt als de ondertekening daarvan door een partij stellig wordt ontkend, wat rechtens ertoe leidt dat zolang niet is bewezen van wie de handtekening is, dit geen verklaring inhoudt strekkende tot het aangaan van een overeenkomst. Omdat [eiser] stellig ontkent dat de handtekening onder de huurovereenkomst zijn handtekening is en de voorzieningenrechter zelf ook constateert dat die handtekening weinig gelijkenis vertoont met de handtekening van [eiser] onder de koopovereenkomst, kan de door [gedaagde] bij het verzoekschrift overgelegde huurovereenkomst niet dienen als bewijs, zodat rechtens niet ervan kan worden uitgegaan dat tussen [eiser] en [gedaagde] een huurovereenkomst tot stand is gekomen. De e-mailwisseling die [gedaagde] aan het verzoekschrift heeft gehecht en waarin [eiser] de vordering zou hebben erkend, is onvoldoende om hier anders over te denken, omdat – zoals [eiser] terecht heeft opgemerkt – aan de echtheid van deze e-mailwisseling moet worden getwijfeld. Ten eerste omdat nergens in de e-mailwisseling het e-mailadres van [eiser] voorkomt, alleen zijn naam. Ten tweede is opmerkelijk dat in de conclusie van antwoord uitdrukkelijk is toegezegd dat de e-mailwisseling met vermelding van het e-mailadres nog voor de mondelinge behandeling per e-mail zou worden toegestuurd, maar dat dat niet is gebeurd. Ten derde heeft mr. Edens tijdens de mondelinge behandeling nog toegelicht dat de icoontjes in de rechter bovenhoek van de e-mails een hoofdletter I en V weergeven wat volgens hem niet kan kloppen, omdat Gmail er altijd een icoontje aan koppelt dat verwijst naar de initialen van de gebruiker van het Gmailadres en dan is het de vraag waar de V vandaan zou komen.

Bovenstaande betekent dat summierlijk van de ondeugdelijkheid van het door [gedaagde] ingeroepen recht is gebleken, zodat het beslag op het appartement zal worden opgeheven en datzelfde geldt voor het beslag dat door [gedaagde] ten laste van [eiser] onder de ABN AMRO Bank is gelegd.

Verder zal het [gedaagde] worden verboden om op grond van het door de voorzieningenrechter van de rechtbank Den Haag verleende verlof nog enig beslag te leggen ten laste van [eiser] onder de ABN AMRO Bank of straffe van een dwangsom zoals gevorderd. Dat betekent dat [gedaagde] een dwangsom van

€ 10.000,00 per overtreding van dit verbod verbeurt en ook voor elke dag dat die overtreding voortduurt.

Dit betekent ook dat [gedaagde] wordt veroordeeld in de proceskosten gevallen aan de zijde van [eiser] en tot op heden begroot op € 304,00 aan griffierecht,

€ 980,00 aan salaris advocaat en € 100,89 een explootkosten.

Tenslotte wordt [gedaagde] veroordeeld in de na dit vonnis ontstane kosten, begroot op € 157,00 aan salaris advocaat, te vermeerderen, onder de voorwaarde dat betekening van de uitspraak heeft plaatsgevonden, met een bedrag van € 82,00 aan salaris advocaat en de explootkosten van betekening van de uitspraak.

De beslissing

De voorzieningenrechter

heft op het door [gedaagde] ten laste van [eiser] gelegde conservatoire beslag op het appartement aan de [adres] ,

heft op het door [gedaagde] ten laste van [eiser] onder ABN AMRO Bank gelegde conservatoire beslag,

verbiedt [gedaagde] om ten laste van [eiser] nog enig beslag te doen leggen onder de ABN AMRO Bank op straffe van een dwangsom van € 10.000,- per overtreding en per dag dat een overtreding voortduurt,

veroordeelt [gedaagde] in de proceskosten, aan de zijde van [eiser] tot op heden begroot op € 304,00 aan griffierecht, € 980,00 aan advocaatkosten en

€ 100,89 een explootkosten,

veroordeelt [gedaagde] in de na dit vonnis ontstane kosten, begroot op € 157,00 aan salaris advocaat, te vermeerderen, onder de voorwaarde dat betekening van de uitspraak heeft plaatsgevonden, met een bedrag van € 82,00 aan salaris advocaat en de explootkosten van betekening van de uitspraak,

verklaart deze beslissing tot zover uitvoerbaar bij voorraad,

Waarvan is opgemaakt dit proces-verbaal, dat door de voorzieningenrechter en de griffier is vastgesteld en ondertekend.


» Juridisch advies nodig? « advertorial

Heeft u een juridisch probleem of een zaak die u wilt voorleggen aan een gespecialiseerde jurist of advocaat ?

Neemt u dan gerust contact met ons op en laat uw zaak vrijblijvend beoordelen.



naar boven      |      zoeken      |      uitgebreid zoeken

Snel uitspraken zoeken en filteren

> per rechtsgebied > op datum > op instantie

Recente vacatures

Meer vacatures | Plaats vacature