U dient ingelogd te zijn om favorieten te kunnen toevoegen aan Mijn Jure
U kunt zich hier gratis registreren
Datum uitspraak:
Datum publicatie:
Rechtsgebied:
Zaaknummer:
Soort procedure:
Zittingsplaats:
Instantie:

Inhoudsindicatie:

Geldboete van € 15.000 voor een bedrijf waar een vijftienjarige vakantiekracht bij een bedrijfsongeval zwaar lichamelijk letsel heeft opgelopen.

Uitspraak



RECHTBANK AMSTERDAM

VERKORT VONNIS

Parketnummer: 13/994000-19

Datum uitspraak: 20 februari 2020

Verkort vonnis van de rechtbank Amsterdam, meervoudige economische strafkamer, in de strafzaak tegen

[verdachte] ,

gevestigd op het adres [adres].

1 Het onderzoek ter terechtzitting

Dit verkort vonnis is op tegenspraak gewezen naar aanleiding van het onderzoek op de terechtzitting van 6 februari 2020.

De rechtbank heeft kennisgenomen van de vordering van de officier van justitie, mr. S. Kubicz, en van wat de vertegenwoordigers van verdachte, [persoon 1] en [persoon 2], en de raadsman van verdachte, mr. M.J. Bouwman, naar voren hebben gebracht.

2 Tenlastelegging

Verdachte wordt verweten dat zij een vijftienjarige werknemer met een gevaarlijk schoonmaakmiddel liet werken. Die werknemer heeft brandwonden opgelopen. Dit is aan verdachte ten laste gelegd als:

Feit 1: een kind arbeid laten verrichten, terwijl het kind bij het verrichten van de arbeid ernstig lichamelijk letsel opliep; en

Feit 2: zwaar lichamelijk letsel door schuld.

De volledige tekst van de tenlastelegging is opgenomen in een bijlage bij dit vonnis.

3 Waardering van het bewijs

3.1.

Inleiding

Verdachte is een textielverwerkingsbedrijf (hierna: het bedrijf). Haar (middellijke) bestuurders en eigenaren zijn [persoon 1] en [persoon 2] (hierna: [persoon 1] en [persoon 2]).

In de zomer van 2018 heeft de vijftienjarige [persoon 3] een periode als vakantiekracht werkzaamheden verricht in het bedrijf . Hij was aangenomen door [persoon 2].

Op 7 augustus 2018 heeft [persoon 1] [persoon 3] zogenaamde zeeframen laten schoonmaken met het middel ‘Variohaze 8902 Haze Remover Gel’. Dit middel kan onder meer ernstige brandwonden veroorzaken. Voorafgaande aan de werkzaamheden heeft [persoon 1] [persoon 3] geïnstrueerd over de werkwijze. Tijdens de schoonmaakwerkzaamheden droeg [persoon 3] handschoenen, een veiligheidsbril en een mondkapje. Verder droeg hij een T-shirt met korte mouwen en een broek met korte pijpen. Het was de eerste keer dat [persoon 3] deze taak uitvoerde. Bij deze werkzaamheden heeft [persoon 3] verschillende chemische brandwonden opgelopen, waaronder tweede en derdegraads brandwonden op zijn benen en in zijn gezicht. Het effect van deze brandwonden was op 7 augustus 2018 en de dag erna nog niet goed zichtbaar. Dit werd pas in volle omvang duidelijk in de dagen en weken na het ongeval.

[persoon 1] heeft verklaard dat hij niet op de hoogte was van de jonge leeftijd van [persoon 3] omdat niet hij maar [persoon 2] hem had aangenomen. Verder heeft [persoon 1] verklaard dat hij zich niet ten volle bewust was het gevaar van het gebruikte schoonmaakmiddel.

3.2.

Standpunt van het Openbaar Ministerie

De officier van justitie vindt beide feiten bewezen. Bij feit 1 gaat de officier van justitie ervan uit dat ‘opzet’ bewezen is en dat dus sprake is van een misdrijf. Bij feit 2 gaat de officier van justitie ervan uit dat sprake was van aanmerkelijk onvoorzichtig, onachtzaam en nalatig handelen.

3.3.

Standpunt van de verdediging

De raadsman vindt feit 1 bewijsbaar, maar stelt dat er geen opzet in het spel was en er daarom sprake is van een overtreding. De raadsman vindt niet bewezen dat sprake is van zwaar lichamelijk letsel en verzoekt verdachte daarom vrij te spreken van feit 2.

3.4.

Oordeel van de rechtbank

De rechtbank acht beide feiten bewezen. Bij feit 1 acht de rechtbank bewezen dat sprake is van opzettelijk handelen. Bij feit 2 oordeelt de rechtbank dat geen sprake is van grovelijk, maar wel van aanmerkelijk onvoorzichtig handelen. De rechtbank licht dit oordeel hieronder toe.

Feit 1: opzet

Verdachte wist dat [persoon 3] vijftien jaar was omdat [persoon 2] hem als jeugdige vakantiekracht had aangenomen en de overeenkomst was getekend door de moeder van [persoon 3] vanwege de minderjarigheid van [persoon 3]. Dat [persoon 1] niet op de hoogte zou zijn geweest van de leeftijd van [persoon 3] maakt niet dat de wetenschap over de leeftijd van [persoon 3] niet aan verdachte kan worden toegerekend.

De zeeframen werden gereinigd met een schoonmaakmiddel waarvan men binnen het bedrijf wist dat het een gevaarlijke stof was. Op het product waren ook waarschuwingen aangebracht en bij het werken met het product was het gebruik van veiligheidsmiddelen nodig. De werkzaamheden zijn [persoon 3] uitdrukkelijk opgedragen door [persoon 1], zodat dat in redelijkheid aan verdachte toegerekend kan worden. Dit maakt dat bewezen is dat verdachte opzettelijk een kind met de gevaarlijke stof heeft laten werken. Dat [persoon 1] niet volledig doordrongen was van het gevaar van het middel, zoals hij verklaard heeft, doet hier niet aan af.

Feit 2: zwaar lichamelijk letsel

In het algemeen leveren littekens niet zonder meer zwaar lichamelijk letsel op. In dit geval is echter ook sprake van derdegraadsbrandwonden, en daarvan is bekend dat die blijvende littekens achterlaten. Op de foto’s die ca. negen maanden na het ongeluk zijn gemaakt, is te zien dat [persoon 3] littekens heeft in zijn gezicht en op zijn benen, en dus op plekken die heel zichtbaar zijn. Ook is sprake van gevoelloosheid op bepaalde gebieden van het been van [persoon 3]. Een en ander in samenhang bezien kwalificeert de rechtbank het lichamelijk letsel als zwaar.

4 Bewezenverklaring

De rechtbank acht bewezen dat verdachte

Feit 1

op 7 augustus 2018 te [plaats] (gemeente Zaanstad), in haar textielverwerkingsbedrijf, gelegen aan de [adres] als de verantwoordelijke persoon, te weten als werkgever, opzettelijk,

de op dat moment 15-jarige werknemer [persoon 3], zijnde een kind, arbeid heeft laten verrichten,

bestaande uit het reinigen van zeeframen met een gevaarlijke stof die ernstige brandwonden en oogletsel kon veroorzaken en verdacht reprotoxisch was en voldeed aan criteria van de gevarenaanduiding als bedoeld in EG-verordening indeling, etikettering en verpakking van stoffen en mengsels: H-zin 360 Df, te weten Variohaze 8902 Haze Remover Gel,

en aldus er niet voor heeft gezorgd dat die [persoon 3] geen arbeid verrichtte,

zulks terwijl die [persoon 3] bij het verrichten van die arbeid een ongeval is overkomen dat ernstig lichamelijk letsel ten gevolge had (bestaande uit tweede en derdegraads brandwonden op zijn benen en op zijn voorhoofd);

Feit 2

op 7 augustus 2018 te [plaats] (gemeente Zaanstad), aanmerkelijk onvoorzichtig heeft gehandeld door

[persoon 3], arbeid te laten verrichten, bestaande uit het reinigen van zeeframen terwijl

die [persoon 3] op dat moment 15 jaar oud was; en

voor dat reinigen gebruik werd gemaakt van een gevaarlijke stof die ernstige brandwonden en oogletsel kon veroorzaken en verdacht reprotoxisch was en voldeed aan criteria van de gevarenaanduiding als bedoeld in EG-verordening indeling, etikettering en verpakking van stoffen en mengsels: H-zin 360 Df, te weten Variohaze 8902 Haze Remover Gel; en

die [persoon 3] tijdens die werkzaamheden onvoldoende beschermende kleding droeg; en

die [persoon 3] onvoldoende was ingelicht over de veiligheidsvoorschriften ten aanzien van werken met die gevaarlijke stof; en

geen adequaat deskundig toezicht werd uitgeoefend op de door die [persoon 3] uitgeoefende arbeid;

waardoor het aan haar, verdachtes schuld te wijten was dat genoemde [persoon 3] zwaar lichamelijk letsel (bestaande uit tweede en derdegraads brandwonden op zijn benen en op zijn voorhoofd) heeft bekomen.

5 Het bewijs

De rechtbank grondt haar beslissing dat verdachte het bewezen geachte heeft begaan op de feiten en omstandigheden die in de bewijsmiddelen zijn vervat. Indien tegen dit verkort vonnis hoger beroep wordt ingesteld, worden de door de rechtbank gebruikte bewijsmiddelen die redengevend zijn voor de bewezenverklaring opgenomen in een aanvulling op het verkort vonnis. Deze aanvulling wordt dan aan het verkort vonnis gehecht.

6 Motivering van de straffen en maatregelen

6.1.

De eis van de officier van justitie

De officier van justitie heeft bij requisitoir gevorderd dat verdachte ter zake van de door haar bewezen geachte feiten zal worden veroordeeld tot een geldboete van € 40.000,-, waarvan € 25.000,- voorwaardelijk, met een proeftijd van twee jaar. De officier van justitie verzoekt daarbij als bijzondere voorwaarde op te leggen de verplichting om € 5.000,- te storten ten gunste van de Stichting Vrienden van het Rode Kruis Ziekenhuis, waar Brandwondencentrum Beverwijk onder valt.

6.2.

Het standpunt van de verdediging

De raadsman verzoekt geen onvoorwaardelijke straf op te leggen. Voor zover toch een onvoorwaardelijk strafdeel wordt opgelegd, verzoekt de raadsman de eis van de officier van justitie fors te matigen.

6.3.

Het oordeel van de rechtbank

De rechtbank legt aan verdachte een onvoorwaardelijke geldboete op van € 15.000,-.

Met het opleggen van deze straf beoogt de rechtbank in het bijzonder de ernst van het strafbare feit tot uitdrukking te brengen. Waar gewerkt wordt met gevaarlijke chemicaliën moet er voldoende toezicht en instructie zijn. In dit geval was dat niet op orde. Als een gevolg hiervan heeft het slachtoffer zwaar lichamelijk letsel opgelopen.

Daarbij komt de omstandigheid dat het slachtoffer een kind was in de zin van de Arbeidstijdenwet en het werkzaamheden betrof die hij niet mocht verrichten. Dit maakt dat een onvoorwaardelijke straf geboden is.

De rechtbank heeft geconstateerd dat verdachte niet eerder is veroordeeld voor een strafbaar feit. Bij het bepalen van een straf is het uitgangspunt dat geen sprake is van relevante eerdere veroordelingen en het blanco strafblad is dus geen reden om een lagere straf op te leggen.

De rechtbank heeft voor de hoogte van de straf ook gekeken naar de draagkracht van verdachte en wat daarover uit het dossier en op zitting bekend is geworden. De conclusie daarvan is dat verdachte de boete zou moeten kunnen betalen.

De rechtbank heeft verder gekeken naar de proceshouding van de (vertegenwoordigers van) verdachte. Zij hebben ter zitting de volledige verantwoordelijkheid genomen voor het ongeval en zij hebben, voor zover is na te gaan, oprecht berouw getoond over wat er gebeurd is. [persoon 1] en [persoon 2] waren zichtbaar aangeslagen. Verder heeft verdachte maatregelen genomen om herhaling in de toekomst te voorkomen, zoals de aanschaf van een ander schoonmaakmiddel.

De rechtbank heeft er geen twijfel over dat (de vertegenwoordigers van) verdachte van de ernst van het voorval en van de gevolgen daarvan voor het slachtoffer doordrongen is (zijn).

Alle hiervoor opgesomde omstandigheden maken dat de rechtbank (in afwijking van de eis van de officier van justitie) geen aanleiding ziet om naast een onvoorwaardelijk strafdeel ook een voorwaardelijk strafdeel op te leggen. De rechtbank ziet, in dit strafproces, evenmin aanleiding verdachte te verplichten over te gaan tot een storting ten gunste van de Stichting Vrienden van het Rode Kruis Ziekenhuis.

7 Ten aanzien van de benadeelde partij en de schadevergoedingsmaatregel

7.1.

De vordering

De benadeelde partij [persoon 3], vertegenwoordigd door een ouder, vordert € 1.000,- aan vergoeding van immateriële schade, te vermeerderen met de wettelijke rente.

7.2.

Standpunt van het Openbaar Ministerie

De officier van justitie vindt de gevorderde vergoeding toewijsbaar en verzoekt daarnaast de schadevergoedingsmaatregel op te leggen.

7.3.

Standpunt van de verdediging

De raadsman verzoekt de benadeelde partij niet-ontvankelijk te verklaren omdat de vordering te onduidelijk is en de benadeelde partij ook niet aanwezig is om deze toe te lichten. Ook speelt mee dat onduidelijk is welk deel van de schade door de verzekering wordt vergoed. Het doen van nader onderzoek om deze onduidelijkheden op te helderen zou echter maken dat de behandeling van de vordering een onevenredige belasting van het strafgeding is.

7.4.

Oordeel van de rechtbank

Vast staat dat aan de benadeelde partij door de bewezenverklaarde feiten rechtstreeks immateriële schade is toegebracht. Op grond van artikel 6:106 lid 1 van het Burgerlijk Wetboek heeft de benadeelde partij recht op een naar billijkheid vast te stellen vergoeding van de immateriële schade aangezien de benadeelde partij ten gevolge van het strafbare feit lichamelijk letsel heeft opgelopen.

Op grond van de door de benadeelde partij gestelde omstandigheden en rekening houdend met de vergoedingen die in soortgelijke zaken worden toegekend, begroot de rechtbank de immateriële schade naar billijkheid op € 1.000,-. Dit betreft de immateriële schade als gevolg van het nu bekende fysieke letsel. Op dit moment is nog niet duidelijk wat het uiteindelijke blijvende fysieke en/of psychische letsel is.

Schadevergoedingsmaatregel

De rechtbank zal de hierna te noemen schadevergoedingsmaatregel opleggen, aangezien verdachte jegens het slachtoffer [persoon 3], naar burgerlijk recht aansprakelijk is voor de schade die door de bewezen geachte feiten is toegebracht. De rechtbank waardeert deze op een bedrag van € 1.000,- (duizend euro).

8 Toepasselijke wettelijke voorschriften

De op te leggen straf en maatregel zijn gegrond op de artikelen:

23, 36f, 51, 57 en 308 van het Wetboek van Strafrecht;

1, 2 en 6 van de Wet op de economische delicten;

3:2 en 11:3 van de Arbeidstijdenwet.

Deze wettelijke voorschriften zijn toepasselijk zoals geldend ten tijde van het bewezen geachte.

9 Beslissing

De rechtbank komt op grond van het voorgaande tot de volgende beslissing.

Verklaart bewezen dat verdachte het ten laste gelegde heeft begaan zoals hiervoor in rubriek 4 is weergegeven.

Verklaart niet bewezen hetgeen aan verdachte meer of anders is ten laste gelegd dan hiervoor is bewezen verklaard en spreekt verdachte daarvan vrij.

Het bewezen verklaarde levert op:

Feit 1

- het niet naleven van artikel 3:2, eerste lid, van de Arbeidstijdenwet , terwijl een kind bij het verrichten van arbeid een ongeval overkomt dat ernstig lichamelijk letsel ten gevolge heeft, opzettelijk begaan door een rechtspersoon;

Feit 2

- aan haar schuld te wijten zijn dat een ander zwaar lichamelijk letsel bekomt.

Verklaart het bewezene strafbaar.

Verklaart verdachte, [verdachte], daarvoor strafbaar.

Veroordeelt verdachte tot een geldboete van € 15.000,- (vijftienduizend euro).

Wijst de vordering van de benadeelde partij [persoon 3] toe tot een bedrag van € 1.000,- (duizend euro), te vermeerderen met de wettelijke rente daarover vanaf het moment van het ontstaan van de schade (7 augustus 2018) tot aan de dag van de algehele voldoening, aan vergoeding van immateriële schade.

Veroordeelt verdachte tot betaling van het toegewezen bedrag aan [persoon 3] voornoemd.

Veroordeelt verdachte voorts in de kosten door de benadeelde partij gemaakt en ten behoeve van de tenuitvoerlegging van deze uitspraak nog te maken, tot op heden begroot op nihil.

Legt verdachte de verplichting op ten behoeve van [persoon 3] aan de Staat € 1.000,- (duizend euro), te vermeerderen met de wettelijke rente daarover vanaf het moment van het ontstaan van de schade (7 augustus 2018) tot aan de dag van de algehele voldoening, te betalen.

Bepaalt dat, indien en voor zover verdachte aan een van genoemde betalingsverplichtingen heeft voldaan, daarmee de andere is vervallen.

Dit vonnis is gewezen door

mr. F.W. Pieters, voorzitter,

mrs. C.M. Degenaar en J.M. Jongkind, rechters,

in tegenwoordigheid van mrs. A.M.M. van Leuven en S. Riggelink, griffiers,

en uitgesproken op de openbare terechtzitting van deze rechtbank van 20 februari 2020.

Mr. Riggelink is buiten staat dit vonnis mede te ondertekenen.

[...]

[...]

[...]

[...]

[...]

[...]

Artikel 3:2 en 11:3 van de Arbeidstijdenwet .

Artikel 308 van het Wetboek van Strafrecht.


» Juridisch advies nodig? « advertorial

Heeft u een juridisch probleem of een zaak die u wilt voorleggen aan een gespecialiseerde jurist of advocaat ?

Neemt u dan gerust contact met ons op en laat uw zaak vrijblijvend beoordelen.



naar boven      |      zoeken      |      uitgebreid zoeken

Snel uitspraken zoeken en filteren

> per rechtsgebied > op datum > op instantie

Gerelateerde advocaten

Gerelateerde advocatenkantoren

Recente vacatures

Meer vacatures | Plaats vacature