Uitspraak
vonnis
RECHTBANK AMSTERDAM
Afdeling privaatrecht, voorzieningenrechter civiel
zaaknummer / rolnummer: C/13/679921 / KG ZA 20-153 MvW/MAH
Vonnis in kort geding van 13 maart 2020
in de zaak van
de vennootschap naar buitenlands recht
SURICHANGE BANK N.V.,
gevestigd te Paramaribo (Suriname),
eiseres bij dagvaarding van 20 februari 2020,
advocaat mr. O. Hammerstein te Amsterdam,
tegen
de naamloze vennootschap
ABN AMRO BANK N.V.,
gevestigd te Amsterdam,
gedaagde,
advocaat mr. A.J. Haasjes te Amsterdam.
Partijen zullen hierna Surichange Bank en ABN AMRO worden genoemd.
1 De procedure
1.1.Op de zitting van 5 maart 2020 waren aanwezig:
- aan de zijde van Surichange Bank: [naam 1] (directeur), [naam 2] ( [naam 2] ; president-commissaris), [naam 3] ( [naam 3] , directeur BV Suri-Change), met mr. Hammerstein en mr. K.Chr. Spee;
- aan de zijde van ABN AMRO: [naam 4] (medewerker), [naam 5] (medewerker), met mr. Haasjes.
1.2.
Surichange Bank heeft de dagvaarding toegelicht. ABN AMRO heeft de vooraf ingediende conclusie van antwoord toegelicht en verweer gevoerd, met conclusie tot weigering van de gevraagde voorzieningen. Beide partijen hebben stukken en een pleitnota in het geding gebracht.
1.3.
Ten slotte is vonnis bepaald op vandaag.
2 De feiten
2.1.Surichange Bank is een van de in Suriname gevestigde banken, opgericht in 2005 door [naam 2] , en biedt gebruikelijke bankdiensten zoals kredietverlening, sparen en betalen. Zij staat onder toezicht van de Centrale Bank van Suriname en heeft geen bankvergunning voor Nederland of Europa. Sinds mei 2019 staat de bank onder leiding van [naam 1] .
2.2.
Sinds 2011 heeft Surichange Bank bij ABN AMRO een zogenoemde nostro-rekening (vanuit het perspectief van ABN AMRO aangeduid als loro-rekening) in euro’s. Op deze interbancaire bankrekening zijn de General Conditions for Financial Institutions (GCFI) van ABN AMRO van toepassing.
2.3.
Surichange Bank werkt samen met de Nederlandse vennootschap B.V. Suri-Change, een geldtransactiebedrijf dat eveneens door [naam 2] is opgericht. De door B.V. Suri-Change voor haar circa 50.000 klanten uitgevoerde transacties (jaarlijks ca 188.000) hebben voor 70% betrekking op Suriname. Klanten betalen in Nederland geld op de rekening van B.V. Suri-Change. Zij stort of boekt de betalingen door naar de nostro-rekening van ABN AMRO. Harde valuta komen zo op het nostro-account terecht en de tegenwaarde daarvan wordt door Surichange Bank in Surinaamse dollars (SRD) in Suriname uitgekeerd of overgemaakt aan de begunstigde.
2.4.
Naar aanleiding van een reguliere review heeft ABN AMRO op 14 februari 2019 per e-mail vragen gesteld aan Surichange Bank, die bij e-mail van 18 februari 2019 door Surichange Bank zijn beantwoord. Daarna is nog verder gecorrespondeerd en getelefoneerd tussen partijen. Bij e-mail van 20 september 2019 heeft ABN AMRO aan Surichange Bank bericht, onder verwijzing naar tussen partijen gevoerde telefoongesprekken op 21 februari en 27 mei 2019, van plan te zijn om de bankrelatie, “including provision of EUR cash clearing services to your Institution”, te beëindigen. Bij brief van haar advocaat van 25 oktober 2019 heeft Surichange Bank daartegen gemotiveerd bezwaar gemaakt en verzocht om heroverweging.
2.5.
Bij brief van 2 januari 2020 heeft ABN AMRO uiteengezet dat en waarom de uitkomst van de heroverweging negatief is en dat de rekening vanwege – kort gezegd – risico’s van reputatieschade en witwassen wordt beëindigd met ingang van 2 maart 2020. Later is deze termijn verlengd tot 16 maart 2020.
3 Het geschil
3.1.
Surichange Bank vordert samengevat - een verbod om de door haar bij ABN AMRO aangehouden nostro-rekening te beëindigen totdat in een nog door Surichange Bank te starten bodemprocedure is beslist.
Een en ander op straffe van dwangsommen en met veroordeling van ABN AMRO in de proceskosten.
3.2.
Surichange Bank stelt hiertoe – samengevat weergegeven – dat zij een spoedeisend belang heeft bij toewijzing van de vorderingen. De opzegging door ABN AMRO is volgens Surichange Bank onrechtmatig en/of naar maatstaven van redelijkheid en billijkheid onaanvaardbaar en/of in strijd met haar zorgplicht .
3.3.
ABN AMRO voert – samengevat – het volgende verweer. Het wettelijk verplichte (verscherpte) cliëntonderzoek naar Surichange Bank heeft ABN AMRO tot de conclusie gebracht dat zij genoodzaakt is de bankrelatie te beëindigen vanwege onaanvaardbare integriteitsrisico’s op grond van de in haar brieven van 20 september 2019 en 2 januari 2020 genoemde omstandigheden.
3.4.
Op de stellingen van partijen wordt hierna, voor zover van belang, nader ingegaan.
4 De beoordeling
4.1.Omdat de datum van opzegging - 16 maart 2020 - nadert, heeft Surichange Bank een spoedeisend belang bij het in behandeling nemen van haar vordering.
4.2.
Tussen partijen is niet in geschil dat ABN AMRO op grond van het toepasselijke artikel 42 GCFI bevoegd is de bankrelatie met Surichange Bank op te zeggen. De vraag in dit kort geding is of voldoende aannemelijk is dat de bodemrechter zal oordelen dat het gebruikmaken door ABN AMRO van deze contractuele opzeggingsbevoegdheid, gelet op alle omstandigheden van het geval, in strijd is met haar zorgplicht en/of naar maatstaven van redelijkheid en billijkheid onaanvaardbaar is (artikel 6:248 lid 2 BW ; zie HR 10 oktober 2014, ECLI:NL:HR:2014: 2929 ING / [partij] ). Volgens Surichange Bank is dat het geval maar ABN AMRO meent van niet.
4.3.
Bij de beoordeling komt gewicht toe aan de in artikel 3 lid 1 GCFI neergelegde zorgplicht op grond waarvan ABN AMRO bij haar dienstverlening de nodige zorgvuldigheid in acht dient te nemen en daarbij naar beste vermogen met de belangen van Surichange Bank rekening dient te houden.
4.4.
Anderzijds komt gewicht toe aan de verplichting van Surichange Bank om ingevolge artikel 3 lid 2 GCFI eraan mee te werken dat ABN AMRO aan haar verplichtingen jegens (onder meer) toezichthouders kan voldoen en om geen misbruik van haar diensten te (laten) maken, bijvoorbeeld door middel van activiteiten die schadelijk zijn voor de reputatie van ABN AMRO en die de werking van de betrouwbaarheid van het financiële stelsel kunnen schaden.
4.5.
ABN AMRO is ingevolge artikel 3 van de Wet ter voorkoming van witwassen en financieren van terrorisme (Wwft) verplicht om cliëntenonderzoek te verrichten. Als zij niet aan die verplichting kan voldoen, moet zij op grond van artikel 5 lid 3 Wwft de relatie be ëindigen. Daarnaast geldt een plicht tot verscherpt cliëntenonderzoek bij een hoger risico op witwassen (artikel 8 lid 1 Wwft). Daarvan is in ieder geval sprake bij een correspondentrelatie (zoals gedefinieerd in artikel 1 lid 1 Wwft) met een instelling die is gevestigd buiten de EU (artikel 8 lid 4 Wwft). Om een dergelijke correspondentrelatie gaat het in deze zaak. Bij correspondentrelaties treedt een instelling feitelijk op als agent voor een andere
instelling door het verzorgen van betalingen of het verrichten van andere diensten voor een cliënt van deze correspondentrelatie. Artikel 8 lid 4 Wwft luidt:
4. Onverminderd het eerste lid draagt een bank of andere financiële onderneming die een correspondentrelatie aangaat of is aangegaan met een respondentinstelling in een staat die geen lidstaat is, er zorg voor dat:
a. zij voldoende informatie over de betrokken respondentinstelling verzamelt om een volledig beeld te krijgen van de aard van haar bedrijfsactiviteiten, en op basis van openbaar beschikbare informatie de reputatie van de respondentinstelling en de kwaliteit van het toezicht dat op de respondentinstelling wordt uitgeoefend beoordeelt;
b. zij de procedures en maatregelen ter voorkoming van witwassen en financieren van terrorisme van de betrokken respondentinstelling beoordeelt;
c. indien het een nieuwe correspondentrelatie betreft, de beslissing tot het aangaan van die relatie wordt genomen of goedgekeurd door het hoger leidinggevend personeel van de bank of andere financiële onderneming;
d. de verantwoordelijkheden van de bank of andere financiële onderneming en van de respondentinstelling worden vastgelegd;
e. de betrokken respondentinstelling de cliënten die rechtstreeks toegang hebben tot transitrekeningen heeft geïdentificeerd, hun identiteit heeft geverifieerd en daarnaast doorlopend toezicht houdt op deze cliënten en dat deze in staat is om haar op verzoek de relevante cliëntgegevens te verstrekken.
4.6.
De voorzieningenrechter is met ABN AMRO van oordeel dat Surichange Bank in de categorie ‘hoger risico’ in de zin van de Wwft valt, alleen al vanwege de correspondentrelatie en haar vestigingsplaats (Suriname is een land met verhoogd risico). Dit betekent dat ABN AMRO naast het gebruikelijke voortdurende cliëntenonderzoek van artikel 3 Wwft verscherpt cli ëntenonderzoek moet doen (zie 4.5). Een instelling kan op basis van het cliëntenonderzoek en het vastgestelde risicoprofiel concluderen dat een bestaande relatie met een cliënt te grote integriteitrisico’s met zich brengt. Daarnaast kan het voorkomen dat het cliëntenonderzoek mislukt, bijvoorbeeld door het ontbreken van noodzakelijke informatie, waardoor de instelling niet kan vaststellen wie haar cliënt precies is en/of welk doel de zakelijke relatie heeft, en of de beoogde dienstverlening passend is. In beide gevallen moet ABN AMRO de zakelijke relatie bij de eerstvolgende mogelijkheid verbreken. ABN AMRO heeft voldoende aannemelijk gemaakt dat die situatie zich hier voordoet.
4.7.
Zo vormt de voeding van het nostro-account en het atypische gebruik ervan een risico op witwassen. De bijschrijvingen zijn niet van Surichange Bank zelf afkomstig maar van B.V. Suri-Change en haar (Nederlandse) klanten. Het gaat veelal om door de klanten bij B.V. Suri-Change gestorte contante bedragen. Dat de rekening mogelijk al vanaf 2011 in belangrijke mate wordt gevoed door B.V. Suri-Change en dat ABN AMRO dit wist of kon weten, zoals door Surichange Bank is gesteld maar door ABN AMRO is betwist, doet er niet aan af dat deze praktijk (inmiddels) voor ABN AMRO een onacceptabel risico kan vormen.
4.8.
Voorts is niet betwist dat Surichange Bank soms verkeerde SWIFT-codes heeft ingevuld, waardoor de aard van de transacties en de daarbij betrokken partijen verborgen bleven. Daardoor kon ABN AMRO niet voldoen aan haar plicht om transacties goed te monitoren op witwassen en terrorismefinanciering. Weliswaar heeft Surichange Bank aangevoerd dat het om slechts enkele gevallen ging, maar ABN AMRO heeft onbetwist gesteld dat het om meer gevallen ging dan de door haar aangehaalde voorbeelden.
4.9.
Daarnaast heeft ABN AMRO enkele voorbeelden gegeven van ongebruikelijke transacties via de nostro-rekening. Surichange Bank heeft op de vragen van ABN AMRO gereageerd en in haar toelichting op deze transacties benadrukt dat in Suriname vrijwel geen harde valuta meer voorhanden zijn en dat ook transacties in het binnenland, in een van de voorbeelden een hotel, bij voorkeur in harde valuta worden gedaan; de bij een dergelijke transactie betrokken Surinaamse bank moet de benodigde harde valuta bijeenschrapen, hetgeen leidt tot door Surichange Bank als ‘vestzak-broekzak’ aangeduide transacties.
Hoezeer er ook begrip is voor de lastige financiële situatie in Suriname, het is begrijpelijk dat deze toelichting de zorgen bij ABN AMRO niet heeft weggenomen, integendeel.
4.10.
Tegenover het verwijt van ABN AMRO heeft Surichange Bank onbetwist gesteld dat zij aanvankelijk wel, maar sinds april 2019 ‘gaming and gambling’ niet meer faciliteert en afscheid heeft genomen van de desbetreffende bankrelaties. Partijen verschillen van mening over de vraag of Surichange Bank ABN AMRO correct heeft geïnformeerd over dergelijke activiteiten in het verleden. Hoe dit zij, ook zonder dit argument had ABN AMRO gezien het voorgaande voldoende gronden om de bankrelatie met Surichange Bank op te zeggen. Ook de stelling van ABN AMRO dat Surichange Bank geen deugdelijk klant- en transactieonderzoek doet (geen adequate AML en CDD-procedure heeft), die door Surichange Bank gemotiveerd is betwist, kan om deze reden onbesproken blijven. Hetzelfde geldt voor de – eveneens door Surichange Bank betwiste - stelling van ABN AMRO dat zij het risico zou lopen van reputatieschade en betrokkenheid bij witwassen door negatieve berichtgeving over Surichange Bank (en B.V. Suri-Change).
4.11.
De conclusie is dan ook dat ABN AMRO vanwege concrete en reële integriteitsrisico’s voldoende gronden had voor de opzegging.
4.12.
Er is geen belang aan de zijde van Surichange Bank dat de opzegging onaanvaardbaar maakt, ook al is begrijpelijk dat Surichange Bank de nostro-rekening wil aanhouden. Na de opzegging is slechts beperkt geprobeerd om in Nederland of elders bij een andere bank een nostro/lororekening te openen. Ook is niet aannemelijk geworden dat Surichange Bank zonder een dergelijke rekening niet kan functioneren. ABN AMRO heeft Surichange Bank voldoende gelegenheid gegeven om op haar vragen en zorgen te reageren. Mede gezien de redelijke termijn die bij de opzegging in acht is genomen, is dan ook onvoldoende aannemelijk dat de bodemrechter zal oordelen dat ABN AMRO in strijd heeft gehandeld met haar zorgplicht of dat de opzegging naar maatstaven van redelijkheid en billijkheid onaanvaardbaar is. De gevraagde voorziening zal daarom worden geweigerd.
4.13.
Surichange Bank zal als de in het ongelijk gestelde partij in de proceskosten worden veroordeeld. De kosten aan de zijde van ABN AMRO worden begroot op:
- griffierecht € 656,00
- salaris advocaat 980,00
Totaal € 1.636,00.
5 De beslissing
De voorzieningenrechter
5.1.
weigert de gevraagde voorzieningen,
5.2.
veroordeelt Surichange Bank in de proceskosten, aan de zijde van ABN AMRO tot op heden begroot op € 1.636,00,
5.3.
verklaart dit vonnis wat betreft de kostenveroordeling uitvoerbaar bij voorraad.
Dit vonnis is gewezen door mr. M. van Walraven, bijgestaan door mr. M.A.H. Verburgh, griffier, en in het openbaar uitgesproken op 13 maart 2020.
type: MAH
coll: BB