Datum uitspraak:
Datum publicatie:
Rechtsgebied:
Zaaknummer:
Soort procedure:
Zittingsplaats:
Instantie:

Inhoudsindicatie:

33 jarige man wordt veroordeeld tot een gevangenisstraf van 17 maanden waarvan 3 maanden voorwaardelijk, omdat hij met een ander een van misdrijf afkomstige, kostbare personenauto heeft verborgen, van twee Rolex horloges de herkomst en de rechthebbende heeft verhuld, ruim 1,5 ton en luxe goederen heeft witgewassen, valse stukken heeft gebruikt bij de aanvraag van een banklening, een pistool en munitie in zijn woning voorhanden heeft gehad en bijstandsfraude heeft gepleegd.

Uitspraak



RECHTBANK AMSTERDAM

VONNIS

Parketnummers: 13/845234-17 (A), 13/729008-18 (B) en 13/845048-18 (C) (Promis)

Datum uitspraak: 12 maart 2020

Vonnis van de rechtbank Amsterdam, meervoudige strafkamer, in de strafzaak tegen

[verdachte] ,

geboren te [geboorteplaats] op [geboortedag] 1986,

ingeschreven in de Basisregistratie Personen op het adres [adres] , [woonplaats] .

1 Het onderzoek ter terechtzitting

Dit vonnis is op tegenspraak gewezen naar aanleiding van het onderzoek op de terechtzittingen van 3, 4 en 6 februari en 12 maart 2020.

De rechtbank heeft de zaken, die bij afzonderlijke dagvaardingen onder de bovenvermelde parketnummers zijn aangebracht, gevoegd. Deze zaken worden hierna als respectievelijk zaak A, zaak B en zaak C aangeduid.

De rechtbank heeft kennisgenomen van de vordering van de officieren van justitie mrs. M.J. Dontje en M.P. Kok en van wat verdachte en zijn raadsman mr. W.J. Morra naar voren hebben gebracht.

2 Tenlastelegging

Aan verdachte is – samengevat, na wijziging op de zitting – tenlastegelegd dat hij zich heeft schuldig gemaakt aan

in zaak A

1. medeplegen van) gewoontewitwassen van een Mercedes en vijf horloges uit de erfenis van [naam 1] (hierna: [naam 1] ), contante stortingen van 73.060,- euro, contante stortingen van 34.977,- euro, contante betalingen voor de aanschaf van een Kia Sportage, contante betalingen voor de aanschaf van een Audi A6, Rolex-horloges met serienummers [nummer] , [nummer] en [nummer] , contante betalingen voor een buikliposuctie, contante betalingen voor de aanschaf van meubels bij Seats and Sofas en/of geldbedragen en andere luxe goederen, in de periode van 1 januari 2016 tot en met heden te Amsterdam, Amstelveen, Ibiza, Marbella en/of Malaga;

2. ( medeplegen van) het voorhanden hebben van een pistool en/of munitie in de periode van 1 januari 2017 tot en met 6 november 2017 te Amstelveen;

in zaak B:

uitkeringsfraude, door niet mede te delen of kenbaar te maken dat hij oncontroleerbare inkomsten ontving en/of beschikte over een vermogen hoger dan de vermogensgrens, in de periode van 2 oktober 2013 tot en met 6 november 2017 te Amsterdam en/of Amstelveen;

in zaak C:

1. het gebruik maken van een valse en/of vervalste salarisspecificatie en/of rekeningafschrift, ten behoeve van het aanvragen en/of verkrijgen van een persoonlijke lening bij Santander Consumer Finance Benelux B.V. (hierna: Santander), in de periode van 4 november 2016 tot en met 10 november 2016 te Utrecht en/of Amstelveen;

2. valse aangifte doen van valsheid in geschrifte en/of poging oplichting op 11 januari 2017 te Amsterdam.

De volledige tekst van de tenlastelegging is opgenomen in bijlage I die aan dit vonnis is gehecht en geldt als hier ingevoegd.

3 Voorvragen

Ontvankelijk van de officier van justitie

De raadsman heeft betoogd dat het Openbaar Ministerie niet-ontvankelijk moet worden verklaard in de vervolging van zaak B. Hij heeft daartoe aangevoerd dat het benadelingsbedrag onder de vervolgingsgrens ligt, zoals is opgenomen in de Aanwijzing sociale zekerheidsfraude (hierna: de Aanwijzing). Er is niet gebleken van een uitzondering die een vervolging rechtvaardigt. Daarom is sprake van strijd met het gelijkheidsbeginsel.

De rechtbank is met de officieren van justitie van oordeel dat dit verweer moet worden verworpen. Het benadelingsbedrag ligt weliswaar net onder de vervolgingsgrens, maar in de Aanwijzing is opgenomen dat wel degelijk strafrechtelijk kan worden vervolgd als sprake is van een uitzondering. In deze zaak is Uitzondering 2, zoals genoemd in de Aanwijzing onder artikel 2.2., aan de orde. Er is immers sprake van een combinatie van sociale zekerheidsfraude met een of meer (andersoortige) strafbare feiten. In die gevallen mag een zaak toch strafrechtelijk worden afgedaan. De achterliggende gedachte is dat de rechtsorde meer geschokt zal zijn, als naast sociale zekerheidsfraude ook andere strafbare feiten zijn gepleegd. Er is dus geen sprake van strijd met het gelijkheidsbeginsel.

Dat betekent dat de officieren van justitie ontvankelijk zijn. Verder is de dagvaarding geldig, is deze rechtbank bevoegd tot kennisneming van de tenlastegelegde feiten en zijn er geen redenen voor schorsing van de vervolging.

4 Waardering van het bewijs

4.1.

Inleiding

Op 7 juli 2017 wordt het lichaam van [naam 1] aangetroffen op een parkeerplaats bij het station Breukelen, hij blijkt te zijn neergeschoten. Hij is overleden. Vermoedelijk is sprake geweest van een afrekening in het criminele milieu. Vóór de dood van [naam 1] was een strafrechtelijk onderzoek naar hem gestart, omdat hij ervan werd verdacht zich schuldig te maken aan witwassen. Hij zou een luxe leven lijden terwijl hij geen legaal inkomen had. Ook zou hij in het bezit zijn van dure auto’s, sieraden en grote contante geldbedragen. De politie verdacht [naam 1] ervan een deel van zijn vermogen onder te brengen bij derden, onder wie familie en vrienden. Na de dood van [naam 1] is een onderzoek gestart naar zijn ‘criminele’ erfenis. Dit onderzoek droeg de naam Mont du Chat. Bij dat onderzoek is verdachte in beeld gekomen, hij was namelijk een vriend van [naam 1] . Hij wordt ervan verdacht betrokken te zijn geweest bij de afhandeling van de erfenis van [naam 1] .

Ook zijn zelfstandige onderzoeken naar verdachte gestart met de namen Mont du Chat II en Mont du Chat III. Verdachte zou naast de erfenis van [naam 1] , ook zelf grote geldbedragen, auto’s, horloges en andere luxe goederen hebben witgewassen. Verder werd hij verdacht van vuurwapen- en munitiebezit, het gebruik maken van valse dan wel vervalste geschriften, het doen van valse aangifte en uitkeringsfraude.

Voornoemde verdenkingen zien veelal op andere periodes en gedragingen van verdachte. Ook zijn er per verdenking verschillende verweren gevoerd. Daarom zal de rechtbank deze hieronder los van elkaar bespreken en zal er per onderdeel een oordeel volgen over de schuld van verdachte aan het tenlastegelegde.

4.2.

De erfenis van [naam 1]

4.2.1.

Feiten en omstandigheden

De rechtbank gaat op grond van de wettige bewijsmiddelen uit van de volgende feiten en omstandigheden.

Uit de politieregistratiesystemen volgt dat [naam 1] vanaf 2011 contacten heeft met verschillende personen die crimineel actief zijn (geweest). [naam 1] is in 2016 door de politie gewaarschuwd dat informatie was binnengekomen dat men voornemens was hem te liquideren. [naam 1] komt voor in 38 rechercheonderzoeken, waaronder liquidatie-onderzoeken. Na onderzoek naar de bankrekening van [naam 1] is gebleken dat er geen transacties zichtbaar waren die duiden op een inkomen. Uit de documentatie van [naam 1] van 11 juli 2017 blijkt dat hij onder meer is veroordeeld voor poging tot afpersing, vuurwapenbezit en oplichting. Verdachte heeft, als getuige in het onderzoek naar de dood van [naam 1] , verklaard dat [naam 1] een jeugdvriend van hem was. Hij had samen met [naam 1] in de gevangenis gezeten, daardoor zijn ze betere vrienden geworden. [naam 1] zat vaker vast. Ook wist verdachte in wat voor omgeving [naam 1] leefde en met welke mensen hij omging. Verdachte verklaarde dat hij had gelezen waar [naam 1] in zat, over “dat Satudarah-verhaal”. Verdachte heeft weleens aan [naam 1] gevraagd waarom hij zulke dingen had gedaan. Ook had [naam 1] hem verteld dat zijn leven in gevaar was. Verdachte wist wat er over [naam 1] op internet stond. De wereld van [naam 1] zou verdachte beschrijven als straatleven. Daarnaast heeft verdachte handgeschreven verklaringen overgelegd, waarin hij aangeeft dat hij op verzoek van [naam 1] een vuurwapen in zijn woning bewaarde.

Op 7 juli 2017 is de woning van [naam 1] , gelegen aan de [adres 1] , doorzocht. Tijdens deze doorzoeking is onder andere een factuur met bijlagen aangetroffen die betrekking heeft op de aankoop van een Mercedes. Ook zijn er foto’s gemaakt van twee horloges, met merkaanduiding: Rolex. De factuur met betrekking tot de Mercedes is gericht aan [naam 1] en dateert van 13 mei 2017. Op de factuur staat aangegeven dat het gaat om een witte Mercedes Benz E63 AMG S4Matic Limousine, met chassisnummer [nummer] . De prijs van de Mercedes betreft 122.000,- euro. Uit het RDW uittreksel van 10 juli 2017 volgt dat de Mercedes tijdelijk het kenteken [kenteken] had en dat [naam 1] kentekenhouder was. Op de telefoon van [naam 1] zijn 11 videofragmenten van een witte Mercedes E63 AMG aangetroffen. Deze video’s zijn gemaakt op 12 mei 2017. Op een paar van deze video’s staat een negroïde man bij de Mercedes. Het uiterlijk van deze man vertoont sterke gelijkenis met verdachte. Verdachte heeft ook in het politieverhoor van 30 januari 2018 bekend dat hij die persoon op de video’s is en naast de witte Mercedes van [naam 1] staat.

Tijdens het onderzoek naar de telefoon van [naam 1] is een berichtenwisseling aangetroffen over het parkeren van een auto in een garage op Ibiza (in Spanje). De auto zou geparkeerd worden van 29 juni 2017 tot 24 juli 2017. Op het adres dat [naam garage] heeft gestuurd is autoverhuurbedrijf [naam autoverhuurbedrijf] gevestigd. Door de Liaisonofficier van Spanje is bevestigd dat de Mercedes Benz AMG E63 met kenteken [kenteken] ten tijde van het overlijden van [naam 1] geparkeerd stond bij die garage. De Mercedes was volgens de garagehouder opgehaald op 23 juli 2017 omstreeks 18.00 uur door de partner van [naam 1] . Die partner was er ook bij toen de auto daar, 22 dagen eerder, geparkeerd werd. Zij had aan de eigenaren van de garage verteld dat zij diezelfde avond zou terugkeren naar Marbella met de veerboot. Het telefoonnummer dat deze vrouw achterliet betrof: [nummer] . Dit telefoonnummer staat volgens de Centrale Informatie Onderzoek Telecommunicatie op naam van medeverdachte [medeverdachte 1] (hierna: [medeverdachte 1] ). Ook volgt uit de historische vluchtgegevens van Transavia dat [medeverdachte 1] op 27 juni 2017 van Nederland naar Ibiza is gevlogen. Op 29 juni 2017 is zij op dezelfde vlucht als [naam 1] terug naar Nederland gevlogen. Verder is gebleken dat zij op 23 juli 2017 wederom naar Ibiza is gevlogen. Volgens de vluchtgegevens zou zij om 8.35 uur landen op Ibiza. Op 24 juli 2017 is [medeverdachte 1] om 10.15 uur van Malaga naar Tanger gevlogen.

Daarnaast volgt uit de historische telefoongegevens van het telefoonnummer in gebruik bij [medeverdachte 1] dat zij na de dood van [naam 1] veelvuldig contact heeft gehad met het telefoonnummer in gebruik bij verdachte. Vooral op 21 en 22 juli 2017 hebben zij veel contact, te weten 36 keer. Ook is gebleken dat [medeverdachte 1] op 22 juli 2017 omstreeks 13.37 uur wordt gebeld door een telefoonnummer in gebruik bij The Ride te Ibiza. Dat gesprek duurt 328 seconden. Omstreeks 13.43 uur heeft [medeverdachte 1] naar het telefoonnummer van verdachte gebeld. Ook zijn er op de telefoon van [medeverdachte 1] foto’s en afbeeldingen aangetroffen van Google Maps, gemaakt op 23 en 24 juli 2017 tussen 21.04 en 3.25 uur. De afbeeldingen geven route AP-7 (E-15) aan. Die route gaat langs de oostkust van Spanje.

Op 24 juli 2017 is heimelijk een gesprek opgenomen dat werd gevoerd door medeverdachte [medeverdachte 2] (hierna: [medeverdachte 2] ) en verdachte in een broodjeszaak. In dat gesprek wordt onder meer het volgende gezegd (letterlijke weergave).

Verdachte: “Ik heb nog geen prijs...hij heeft mij gezegd.... Ik vertrouw die gasten niet, laat die waggie gewoon naar Marbella komen, dan geef je gewoon wat die waggie kost, dan geef je gewoon wat die waard is. Snap je.. Dan zeggen hun allemaal nee, dit.. we willen die waggie verkopen nu...

[...]

Die waggie is nu haar Marbella, met een hoop geklaag, maar ze zeggen ze willen helpen. Die waggie moest op de boot. Weet je wie die 300 heeft betaald? [medeverdachte 1] .

[…]

Ik heb geen geld bij me. Betaal jij even. Dan weet je toch al met wat voor intentie hij komt. Jij komt met die intentie dat je die auto voor een prikje wilt. Je hebt die auto gezien toch, je was daar?

[…]

Hij komt echt alsof hij die auto voor een prikkie wilt. Ik ben die auto met hem gaan halen in ..ntv...begrijp je.

[…]

Ik zeg tegen [medeverdachte 1] , ze moeten met mij praten, niet met jou. Ze moeten niet bij jou klagen. Ze moeten niet bij jou klagen, ze moeten bij mij klagen.

[…]

Ze moeten ook mij hebben. Hij weet dat hij die auto gaat krijgen. Ik heb een afspraak met hem gemaakt. Jullie willen helpen, verplaatst die auto voor mij... […] Is goed, verplaats die auto maar. Jij bepaalt niet naar waar. Ik zeg je naar waar die auto naar toe gaat.

[…]

Die waggie is al verkocht. Het is naar Sille (fon) gegaan.

[…]

Ja maar het staat niet op [naam 1] zijn naam. Het staat op zijn haam. Eén of andere bedrijfsnaam ofzo.. .Het staat niet op zijn naam. […] Als jij die auto gewoon verkoopt en die auto is 125 waard.

[…]

[medeverdachte 1] heeft die auto meegekregen omdat die man d’r herkende, snap je.

[…]

Je kan nu rekenen op minimaal nog een ton, van die waggie, toch?

[…]

in ieder geval dat je weet dat die waggie veilig opgeborgen is. Niemand kan misbruik maken daarvan. Het is.. het is bij stille…het is bij mij. Het is in goede handen, het is bij ons. Het is bij mij of bij stille, het is bij ons.

[…]

Maar ik zei wel tegen [medeverdachte 1] , ik zeg, je weet toch, respect voor je dat je zo vroeg bent gegaan. Ze zegt ja schat, ik heb het gedaan voor [naam 1] en zijn gezin ik heb het voor [medeverdachte 2] en de kids gedaan […] Ik zei haar ook, het is goed dat je bent gegaan, want je bent de enige die kon gaan.”

Ook wordt in bovengenoemd gesprek gesproken over verschillende klokjes die van [naam 1] zouden zijn. Verdachte heeft op de zitting van 3 februari 2020 bekend dat hij het gesprek heeft gevoerd, zoals hierboven is weergegeven. Ook heeft hij verklaard dat in dat gesprek werd gesproken over de in de tenlastelegging genoemde Mercedes.

4.2.2.

Het standpunt van het Openbaar Ministerie

De officieren van justitie hebben zich op het standpunt gesteld dat bewezen kan worden dat verdachte de Mercedes heeft witgewassen. Zij hebben daartoe het volgende aangevoerd.

Op basis van het dossier kan worden vastgesteld dat [naam 1] een crimineel leven leidde en geen legaal inkomen had. Verdachte was daarvan op de hoogte, ook wist hij dat het leven van [naam 1] in gevaar was. Daarnaast heeft verdachte zelf verklaard dat hij aanwezig was bij de aankoop van de Mercedes. Na het overlijden van [naam 1] heeft verdachte verschillende (telefoon-)gesprekken gevoerd over de erfenis van [naam 1] , waaronder ook de Mercedes valt. Verder kan op basis van het dossier worden vastgesteld dat [medeverdachte 1] de Mercedes uit de garage in Ibiza heeft opgehaald en de vindplaats heeft verborgen en verhuld. Verdachte heeft de auto weliswaar niet zelf opgehaald, maar heeft wel op een nauwe en bewuste manier met [medeverdachte 1] samengewerkt. Daarom kan worden bewezen dat hij zich schuldig heeft gemaakt aan het witwassen van de Mercedes.

Dat standpunt is anders voor wat betreft de horloges van [naam 1] . Volgens de officieren van justitie is voldoende gebleken dat verdachte over die horloges heeft gesproken, maar is niet gebleken dat verdachte over die horloges kon beschikken. Verdachte moet daarom worden vrijgesproken van dat onderdeel van de tenlastelegging.

4.2.3.

Het standpunt van de verdediging

De raadsman heeft betoogd dat verdachte moet worden vrijgesproken van het witwassen van de erfenis van [naam 1] .

Allereerst heeft hij aangevoerd dat niet zonder meer kan worden vastgesteld dat het vermogen van [naam 1] een illegale herkomst heeft. [naam 1] is immers niet veroordeeld voor strafbare feiten die het vermogen/de uitgaven van [naam 1] kunnen verklaren. Voor wat de horloges betreft, is geheel niet gebleken dat [naam 1] eigenaar was van vijf echte merkhorloges. Ten aanzien van die horloges kan dan ook geen sprake zijn van een vermoeden van witwassen. Dat betekent dat verdachte van die verdenking moet worden vrijgesproken. Evenmin is gebleken dat de Mercedes daadwerkelijk van [naam 1] was. Indien die stap al kan worden gemaakt, is het aan [naam 1] om een verklaring af te leggen over de herkomst van de Mercedes. Van verdachte kan onmogelijk worden verlangd dat hij daarover een verklaring aflegt. De bewijslastverdeling, zoals die in witwaszaken geldt, kan dan ook niet worden toegepast in deze zaak. De afwezigheid van een alternatieve verklaring van verdachte bewijst niet de criminele herkomst van de Mercedes.

Daarnaast is sprake van een schending van de onschuldpresumptie door erfgenamen te veroordelen, omdat daarmee – postuum – de schuld van een overledene wordt vastgesteld. In een uitspraak van 10 januari 2012 van het Europees Hof voor de Rechten van de Mens (hierna: EHRM) wordt het voorgaande benadrukt. Er kan niet worden geoordeeld dat het vermogen van [naam 1] afkomstig is uit enig misdrijf, omdat [naam 1] dan na zijn dood schuldig wordt verklaard aan enig strafbaar feit. Dat is in strijd met de artikelen 69 en 75 van het Wetboek van Strafrecht (hierna: Sr) en artikel 6 van het Europees Verdrag voor de Rechten van de Mens (hierna: EVRM).

Bovendien kan niet worden bewezen dat verdachte wetenschap had van de herkomst van de tenlastegelegde goederen. De verklaringen die verdachte heeft afgelegd als getuige, in het onderzoek naar de dood van [naam 1] , mogen in dit verband niet worden meegewogen voor het bewijs. Verdachte is tijdens die verhoren bevraagd over zaken die zijn eigen verdenking raken, terwijl hij niet op zijn zwijgrecht is gewezen noch verhoorbijstand heeft gehad. Nu de verklaringen daardoor in strijd met de [naam 2] -jurisprudentie zijn afgelegd, moeten deze worden uitgesloten van het bewijs. Het dossier bevat geen ander bewijs waaruit de wetenschap van verdachte kan worden afgeleid. Ten slotte kan evenmin worden bewezen dat verdachte de Mercedes voorhanden heeft gehad of dat sprake is geweest van een bewuste en nauwe samenwerking met betrekking tot het verbergen/verhullen van de Mercedes.

4.2.4.

Het oordeel van de rechtbank

Juridisch kader

In deze zaak kan geen direct verband worden gelegd tussen een bepaald misdrijf en de tenlastegelegde horloges en Mercedes. [naam 1] , de medeverdachten of verdachte zijn immers niet veroordeeld voor feiten die de herkomst van de horloges en Mercedes direct verklaren. Dat betekent dat er geen grondmisdrijf bekend is. De rechtbank zal daarom gebruik maken van het toetsingskader dat voor dergelijke gevallen volgt uit vaste rechtspraak. Dit houdt in dat het bestanddeel van witwassen ‘afkomstig van misdrijf’ pas bewezen kan worden indien het op grond van de vastgestelde feiten en omstandigheden niet anders kan zijn dan dat de voorwerpen uit enig misdrijf afkomstig zijn. Het is aan het Openbaar Ministerie om al dan niet onder verwijzing naar witwastypologieën aan te geven waaruit deze feiten en omstandigheden kunnen worden afgeleid. De rechtbank doorloopt daarbij de volgende stappen.

Allereerst moet worden vastgesteld of de aangedragen feiten en omstandigheden van zodanige aard zijn dat sprake is van een vermoeden van witwassen. Als dit het geval is, dan mag van verdachte worden verlangd dat hij een verklaring geeft voor de herkomst van de goederen. Zijn verklaring moet concreet, in enige mate verifieerbaar en niet op voorhand hoogst onwaarschijnlijk zijn. Zodra de verklaring van verdachte daartoe aanleiding geeft, is het (eventueel) aan het Openbaar Ministerie om nader onderzoek te doen naar de door verdachte gestelde alternatieve herkomst van de goederen. Bij de uiteindelijke beoordeling gaat het erom of met voldoende mate van zekerheid kan worden uitgesloten dat de goederen waarop de verdenking betrekking heeft een legale herkomst hebben en dat een criminele herkomst als enige aanvaardbare verklaring overblijft.

Door de raadsman is bij dit toetsingskader de vraag opgeworpen of van deze verdachte een verklaring mag worden verlangd, omdat het Openbaar Ministerie stelt dat de tenlastegelegde goederen van [naam 1] , en dus niet van verdachte, zijn. Voordat de rechtbank aan de beoordeling van dat vraagstuk toekomt, zal allereerst moeten worden beoordeeld of sprake is van een vermoeden van witwassen van de horloges en de Mercedes.

De horloges

Ten aanzien van de horloges overweegt de rechtbank als volgt. De rechtbank stelt vast dat bij de doorzoeking van de woning van [naam 1] en [medeverdachte 2] op 7 juli 2017 twee horloges van het merk Rolex zijn gezien. Deze zijn door de politie gefotografeerd, maar niet inbeslaggenomen. Ook is in de woning een lege doos van een Audemars Piquet horloge aangetroffen. De echtheid van de horloges of verpakking is verder niet onderzocht. De politie heeft evenmin serienummers genoteerd. De woning is op een later moment nogmaals doorzocht, op dat moment waren er geen horloges meer aanwezig. Het is niet duidelijk geworden wanneer en door wie de horloges uit de woning zijn gehaald. Verder is gebleken dat [medeverdachte 2] en verdachte op 24 juli 2017 hebben gesproken over “klokjes” en het veiligstellen daarvan. Het dossier bevat geen aanvullend bewijs waaruit volgt dat er daadwerkelijk iets met de betreffende “klokjes” is gedaan. Voor de rechtbank is onvoldoende duidelijk geworden welke horloges in de woning zijn aangetroffen en of deze echt waren. Evenmin is gebleken over welke horloges is gesproken in het heimelijk opgenomen gesprek. Daarom kan ook niets worden gezegd over de herkomst van die horloges. Dat betekent dat er onvoldoende sprake is van een vermoeden van witwassen ten aanzien van de horloges. Verdachte wordt dan ook vrijgesproken van het in zaak A onder 1 tenlastegelegde dat ziet op de horloges van [naam 1] .

De Mercedes

Dat oordeel luidt anders ten aanzien van de Mercedes. De rechtbank stelt voorop dat aan [naam 1] de tenlastegelegde Mercedes ter waarde van 122.000,- euro is geleverd op 13 mei 2017. Dat deze Mercedes ook door [naam 1] is gekocht volgt uit het feit dat de factuur op zijn naam staat en hij kentekenhouder was. Verder heeft [naam 1] met zijn gezin tijdens een vakantie gebruik gemaakt van de Mercedes en is deze door hem op enig moment naar Ibiza gebracht. [naam 1] had geen (kenbaar) legaal inkomen dat de aankoop van de Mercedes kan verklaren. Daarnaast is gebleken dat [naam 1] politiecontacten had, voorkwam in een groot aantal rechercheonderzoeken en eerder is veroordeeld voor verschillende strafbare feiten. Dat zijn aanwijzingen dat [naam 1] zich in het criminele circuit begaf, welke aanwijzingen worden versterkt door het feit dat hij wist dat zijn leven in gevaar was en hij ook daadwerkelijk om het leven is gebracht op een wijze die sterk doet vermoeden dat hierbij sprake is geweest van een liquidatie. Daarom bestaat het vermoeden dat de Mercedes een criminele herkomst heeft. Hiermee is niet gezegd dat [naam 1] zich schuldig heeft gemaakt aan een strafbaar feit, anders dan de feiten waarvoor [naam 1] bij leven is veroordeeld. [naam 1] wordt door de rechtbank ook niet op enigerlei wijze strafrechtelijk verantwoordelijk gehouden. Door de rechtbank wordt enkel de herkomst van het vermogen van [naam 1] beoordeeld. Dat is in lijn met de jurisprudentie van de Hoge Raad en levert naar het oordeel van de rechtbank geen strijd op met de onschuldpresumptie, zoals bedoeld in de artikelen 69 en 75 Sr en artikel 6 EVRM .

Van verdachte mag gelet op genoemd vermoeden worden verlangd dat hij een verklaring geeft voor de herkomst van de Mercedes. Uiteraard kan het geven van een dergelijke verklaring moeilijk zijn voor verdachte, nu hij niet zelf eigenaar van de Mercedes was en de daadwerkelijke eigenaar, [naam 1] , niet meer leeft. Deze moeilijkheid betekent echter nog niet dat een witwasvermoeden nooit ontzenuwd zou kunnen worden of dat anderen, waaronder verdachte, na het overlijden van [naam 1] “carte blanche” hebben. De rechtbank stelt vast dat een verklaring over een legale herkomst van de Mercedes is uitgebleven. Daarom kan met voldoende mate van zekerheid worden uitgesloten dat de Mercedes een legale herkomst heeft en concludeert de rechtbank dat een criminele herkomst als enige aanvaardbare verklaring overblijft.

Verdachte had wetenschap van de criminele herkomst van de Mercedes. Hij wist dat [naam 1] in het bezit was van de Mercedes. Verdachte heeft namelijk bekend dat hij de persoon op de video’s bij de Mercedes is. Daarnaast heeft verdachte toegegeven dat hij over de Mercedes heeft gesproken in het gesprek met [medeverdachte 2] op 24 juli 2017. Ook wist verdachte van de criminele activiteiten van [naam 1] . De rechtbank baseert dat op de eerste verklaring die verdachte heeft afgelegd als getuige in het onderzoek naar de dood van [naam 1] en op basis van zijn handgeschreven verklaringen. De rechtbank acht die eerste getuigenverklaring, anders dan de raadsman, bruikbaar voor het bewijs. Bij dat verhoor op 2 augustus 2017 worden immers vragen gesteld die zijn gericht op het onderzoek naar de dood van [naam 1] . De vragen zien niet op het vaststellen van enige betrokkenheid van verdachte bij een strafbaar feit. De vragen die tijdens dat verhoor zijn gesteld, zijn daarmee niet van zodanige aard dat verdachte de cautie en verhoorbijstand had moeten krijgen. Er is daarom geen sprake van een ondervraging in strijd met de [naam 2] -jurisprudentie. Naar het oordeel van de rechtbank is dit anders ten aanzien van het tweede getuigenverhoor. Verdachte wordt dan specifiek bevraagd over het vermogen van [naam 1] en in het bijzonder over de Mercedes. Dat zijn vragen die de dan reeds bestaande verdenking tegen verdachte raken. Verdachte had tijdens dat verhoor, op 19 oktober 2017, moeten worden gewezen op zijn zwijgrecht en recht op verhoorbijstand. Nu dat niet gebeurd is, wordt die verklaring uitgesloten van het bewijs.

Verdachte heeft met de Mercedes witwashandelingen gepleegd. De rechtbank leidt uit het dossier af dat de Mercedes ten tijde van de dood van [naam 1] geparkeerd stond in de [naam garage] . Ook stelt de rechtbank vast dat [medeverdachte 1] deze Mercedes heeft opgehaald bij de garage op 23 juli 2017. Dat volgt allereerst uit de vluchtgegevens van [medeverdachte 1] . Zij is op 23 juli 2017 naar Ibiza gevlogen. Vervolgens is zij op 24 juli 2017 vanaf Malaga naar Marokko gevlogen. Verder is door de eigenaren van de garage verklaard dat de auto door de partner van [naam 1] is opgehaald. Deze partner was er ook bij op het moment dat de Mercedes geparkeerd werd. Uit de vluchtgegevens is daarnaast gebleken dat [medeverdachte 1] op dezelfde terugvlucht naar Nederland zat als [naam 1] , 22 dagen eerder, op de dag dat de auto geparkeerd werd. Daarbij komt dat het telefoonnummer dat bij het ophalen van de Mercedes was achtergelaten, op naam van [medeverdachte 1] stond. Zij moet dus zijn aangezien voor de partner van [naam 1] . Verder is op basis van de aangetroffen afbeeldingen op de telefoon van [medeverdachte 1] , gemaakt in de nacht van 23 op 24 juli 2017, aannemelijk dat zij met de Mercedes een route heeft afgelegd langs de oostkust van Spanje.

Verdachte is betrokken geweest bij het verbergen van de vindplaats van de Mercedes. Hij heeft immers rondom het ophalen van de Mercedes intensief telefonisch contact gehad met [medeverdachte 1] . Verder heeft hij in het gesprek met [medeverdachte 2] verteld dat [medeverdachte 1] de auto had opgehaald en deze naar Marbella had gebracht. In dat gesprek komt naar voren dat verdachte een leidende rol heeft in het geheel. Hij zegt dat ze hem moesten hebben, dat ze bij hem moesten klagen. De auto moest voor hem worden verplaatst. Ook weet verdachte naar wie de Mercedes is toegegaan en hoeveel de Mercedes waard was. Verder heeft verdachte in dat gesprek gezegd dat de Mercedes veilig is opgeborgen, dat deze bij hem, bij “ons” is. Gelet op deze bewoordingen en het feit dat verdachte intensief contact heeft gehad met [medeverdachte 1] rondom het ophalen van de Mercedes komt de rechtbank tot de conclusie dat verdachte een wezenlijke intellectuele bijdrage heeft geleverd aan het verbergen van de Mercedes en dat hij derhalve bewust en nauw met [medeverdachte 1] heeft samengewerkt.

Het witwassen van de Mercedes, zoals in zaak A onder 1 tenlastegelegd, wordt dan ook bewezen verklaard. De rechtbank komt tot een bewezenverklaring van de periode van 7 juli 2017 tot en met 9 november 2017, omdat op die eerste datum [naam 1] is doodgeschoten en op die laatste datum de vordering tot in bewaringstelling van verdachte is betekend. Het witwassen van de Mercedes heeft dan in die periode plaatsgevonden.

4.3.

Contante stortingen en betalingen voor luxe goederen

4.3.1.

Feiten en omstandigheden

Er is onderzoek gedaan naar de vermogenspositie van verdachte. Uit een bevraging bij de infobox Crimineel en Onverklaarbaar Vermogen is gebleken dat verdachte een uitkering ontving van de gemeente Amsterdam. In 2016 was zijn netto-inkomen 11.693,- euro en ontving hij zorgtoeslag. [naam partner] , de partner van verdachte, had in 2016 een netto-inkomen van 13.118,- euro. Daarnaast ontving zij een kindgebonden budget en zorgtoeslag. Verder had zij per 10 augustus 2016 een Audi A6 met kenteken [kenteken] en per 24 april 2017 een KIA Sportage met kenteken [kenteken] op haar naam staan.

Vervolgens is onderzoek gedaan naar de bankrekeningen van verdachte. In de periode van 3 februari 2016 tot en met 23 februari 2017 heeft verdachte gebruik gemaakt van een Rabobank -rekening met nummer [nummer] . Van 22 januari 2017 tot en met 12 oktober 2017 heeft verdachte gebruik gemaakt van een ING -rekening met nummer [nummer] . Op de Rabobank-rekening zijn tussen 5 januari 2016 en 16 januari 2017 21 contante stortingen gedaan, onder meer in coupures van 200,- euro. Het totaalbedrag dat op deze rekening is gestort betreft 34.977,- euro. Op de ING-rekening zijn 14 contante storingen gedaan in de periode van 7 februari 2017 tot en met 30 oktober 2017. In totaal is er 73.060,- euro op deze rekening gestort.

Op 6 november 2017 is de woning gelegen aan de [adres] doorzocht. Verdachte verblijft samen met zijn partner op dat adres. Bij deze doorzoeking zijn verschillende facturen aangetroffen, waaronder een factuur van [naam autobedrijf] van 7 februari 2017, gericht aan “ [verdachte] ” met adres [adres] . De factuur heeft betrekking op de aankoop van een KIA Sportage, waarbij als aanbetaling 5.000,- euro contant is betaald. Ook is een factuur aangetroffen van hetzelfde autobedrijf van 24 april 2017, wederom gericht aan “ [verdachte] ”. Die factuur heeft betrekking op dezelfde aankoop van de KIA Sportage met kenteken [kenteken] voor een totaalbedrag van 19.150,- euro. Op die factuur is aangegeven: contant voldaan. Verdachte heeft bij de politie verklaard dat hij voornoemde KIA Sportage inderdaad contant heeft betaald.

Verder is een factuur aangetroffen van MF auto’s te Badhoevedorp van 9 augustus 2016, gericht aan [naam partner] met adres [adres] . Deze factuur heeft betrekking op de aankoop van een Audi A6 met kenteken [kenteken] voor een bedrag van 18.500,- euro. De eigenaar van MF auto’s is op 20 december 2017 als getuige gehoord. Hij verklaarde dat hij een man en vrouw heeft ontmoet en gesproken over de aankoop van de Audi A6. De man was groot en breed en had een donkere huidskleur. De auto is op naam van de vrouw, [naam partner] , gezet. Aan de getuige was gevraagd hoeveel er contant kon worden betaald. De getuige is akkoord gegaan met een betaling via de bank van 12.500,- euro. De man heeft bij het ophalen van de auto 6.000,- euro contant betaald. Verdachte is verder op verschillende momenten geobserveerd door het onderzoeksteam. Op verschillende data (24 en 27 juli 2017 en 27 en 31 oktober 2017) is gezien dat verdachte in de Audi A6 reed.

Bij de doorzoeking werd ook een betalingsbewijs van Clinique [naam clinique] van 21 mei 2017 aangetroffen, dat is gericht aan [verdachte] en betrekking heeft op een liposuctie aan de buik ter waarde van 3.115,- euro. Dat bedrag is contant voldaan.

Verdachte stond indertijd ingeschreven op het adres [adres 2] . Op dat adres heeft eveneens een doorzoeking plaatsgevonden. Daarbij is een factuur aangetroffen. Het betreft een factuur van Seats en Sofas B.V. van 31 mei 2017 van 2.199,- euro en heeft betrekking op de aanschaf van onder meer meubels en kussens. De factuur is gericht aan [verdachte] met adres [adres 2] . Op 7 april 2017 is een aanbetaling van 500,- euro gedaan. Op 31 mei 2017 is het restant van 1.699,- euro contant voldaan.

Verder is bij de aanhouding van verdachte op 6 november 2017 een horloge aangetroffen. Het gaat om een Rolex Oyster Perpetual van het type Date just met serienummer [nummer] . Er is onderzoek gedaan naar de echtheid van dat horloge. Gebleken is dat het horloge echt was en tussen de 7.100,- en 10.500,- euro waard is. Ten slotte zijn onder verdachte nog andere geldbedragen en luxe goederen inbeslaggenomen, deze staan op de beslaglijst, die als bijlage II aan dit vonnis is gehecht.

4.3.2.

Het standpunt van het Openbaar Ministerie

De officieren van justitie hebben zich op het standpunt gesteld dat ook deze verdenking kan worden bewezen. Zij hebben daartoe het volgende aangevoerd.

Verdachte heeft geen legaal inkomen dat het bezit van de contante geldbedragen, stortingen en goederen direct kan verklaren. Door verdachte zijn handgeschreven verklaringen en documenten overhandigd, waarin hij aangeeft dat hij van zijn stiefvader, vader, zus van zijn partner en van medeverdachte [partner medeverdachte] (hierna: [partner medeverdachte] ) contante geldbedragen heeft ontvangen. Ten aanzien van de geldbedragen van [partner medeverdachte] is niet aannemelijk dat verdachte die bedragen een langere periode heeft bewaard, hij zou deze immers medio 2016 hebben ontvangen. Daarbij komt dat de uitgaven en stortingen niet direct kunnen worden gekoppeld aan het geldbedrag van [partner medeverdachte] .

Datzelfde geldt voor de bedragen die verdachte zou hebben ontvangen van zijn vader. Allereest is niet vast komen te staan dat [naam vader] daadwerkelijk de vader van verdachte is. Daarnaast is niet gebleken dat hij zakenman en directeur van bedrijf Crystal Trend Worldwide Limited is. Verder blijkt nergens uit welk bedrag verdachte van zijn vader zou hebben ontvangen en op welke manier hij de contante geldbedragen ontving.

Tot slot is niet gebleken dat verdachte de opbrengst van een huis in Suriname, dat van zijn stiefvader zou zijn, heeft ontvangen. De stiefvader van verdachte ontkent dat. Ook is de verklaring van [naam 3] , een persoon die betrokken zou zijn geweest bij de verkoop van het huis, ongeloofwaardig. Het dossier bevat onvoldoende bewijs dat [naam 3] het geldbedrag onder zich heeft gehad. Daarnaast is niet gebleken op welke manier dat bedrag bij verdachte terecht is gekomen. Bovendien verschilt het bedrag dat verdachte noemt van het daadwerkelijke verkoopbedrag van het huis. Ook die verklaring van verdachte moet dus als ongeloofwaardig bestempeld worden en biedt geen weerlegging van de verdenking van witwassen. Nu verdachte de verdenking van het witwassen niet heeft weerlegd, kan het witwassen van de contante stortingen en aankopen, zoals in zaak A onder 1 tenlastegelegd, worden bewezen.

4.3.3.

Het standpunt van de verdediging

De raadsman heeft aangevoerd dat verdachte van deze witwasverdenking moet worden vrijgesproken. Op basis van het dossier kan weliswaar worden vastgesteld dat verdachte de stortingen en uitgaven, zoals genoemd op de tenlastelegging, heeft ontvangen en gedaan, maar daarvoor heeft hij een concrete, verifieerbare en niet volslagen onwaarschijnlijke verklaring gegeven.

Verdachte heeft verklaard dat hij een geldbedrag van 87.000,- euro heeft ontvangen. Dat geldbedrag betreft de opbrengst van een stuk grond in Suriname. De betrokkenheid van verdachte bij de verkoop van dat stuk grond en het contact dat hij daarover heeft gehad met [naam 3] worden door het dossier bevestigd. Die betrokkenheid bestond bovendien al in 2014, daarom kan niet worden gesteld dat verdachte achteraf heeft geprobeerd om zijn uitgaven hiermee te verklaren. Daarnaast heeft [naam 3] een verklaring gegeven voor het verschil in het bedrag van de verkoopprijs en het bedrag dat verdachte heeft ontvangen. Het meerdere was namelijk betaald voor de opstallen. Het is niet aan verdachte om aan te tonen op welke wijze hij het geldbedrag heeft ontvangen. Het bezit volgt uit de stortingen en betalingen die zijn gedaan. Verdachte heeft dus een verklaring gegeven voor de herkomst van de stortingen en uitgaven en die verklaring is door het Openbaar Ministerie niet ontzenuwd.

Verdachte heeft een tweede verklaring voor de stortingen en uitgaven gegeven door aan te geven dat hij financieel werd onderhouden door zijn vader. Dit wordt bevestigd door de schriftelijke verklaring van Nwarueze, de vader van verdachte, die is afgelegd tegenover een notaris. Wederom is niet relevant of is verklaard over een concreet bedrag en over de wijze waarop dat bedrag bij verdachte terecht is gekomen. Het gaat erom dat verdachte een verklaring aflegt over de herkomst van de bedragen en dat heeft hij gedaan. Verder is gebleken dat verdachte voorafgaand aan deze verdenking al contact had met Nwarueze. Door het Openbaar Ministerie is niets ingebracht dat deze verklaring van verdachte onderuithaalt. Tenslotte is gebleken dat de partner van verdachte een geldbedrag van haar zus heeft geleend voor de aanschaf van de Audi A6 en dat verdachte geld heeft geleend van [partner medeverdachte] . Daarom kan niet worden uitgesloten dat de stortingen en uitgaven van verdachte een legale herkomst hebben. Dat betekent dat verdachte moet worden vrijgesproken van het witwassen.

4.3.4.

Het oordeel van de rechtbank

Het toetsingskader, zoals genoemd in rubriek 4.2.4., is ook op deze verdenking van toepassing. Ook hier geldt dat geen directe link kan worden gelegd tussen een bepaald misdrijf en de tenlastegelegde stortingen en uitgaven, waardoor de vraag dient te worden beantwoord of sprake is van een vermoeden van witwassen.

De rechtbank stelt vast dat verdachte in de tenlastegelegde periode een uitkering en zorgtoeslag ontving. Verder stelt de rechtbank vast dat op de bankrekeningen van verdachte contante stortingen zijn gedaan, die overeenkomen met de bedragen genoemd in de tenlastelegging. Daarnaast staat vast dat verdachte een KIA Sportage contant heeft gekocht. Dat blijkt uit de aangetroffen factuur en is bovendien door verdachte bekend. In de tenlastegelegde periode is eveneens een Audi A6 gekocht. Gebleken is dat verdachte op verschillende momenten in voornoemde Audi A6 heeft gereden. Daarmee is vast komen te staan dat verdachte over de Audi A6 beschikte en kon beschikken in de tenlastegelegde periode. Verder is vast komen te staan dat verdachte betaald heeft voor een buikliposuctie en voor meubels van Seats and Sofas. Daarnaast is gebleken dat verdachte bij zijn aanhouding in het bezit was van een echt Rolex-horloge (type Oyster Perpetual Date Just met serienummer [nummer] ) en dat er onder hem geldbedragen en luxe goederen in beslag zijn genomen. Deze stortingen, uitgaven en het bezit van een Rolex-horloge en de andere spullen kunnen niet worden verklaard door het inkomen van verdachte of van zijn partner. Daarom is sprake van een vermoeden van witwassen. Dan is het aan verdachte om een verklaring te geven over de herkomst van een en ander.

Bij de beoordeling van de verklaring van verdachte over de herkomst van de stortingen en uitgaven heeft de rechtbank acht geslagen op het hierna genoemde arrest.

Door de Hoge Raad is bij arrest van 9 juli 2019 het volgende overwogen: “In de onder 2.5 weergegeven vaststellingen ligt als oordeel van het Hof besloten dat met het enkel aanwijzen van de legale verkrijging van gelden door de verdachte in een tijdvak (ruim) voor de aanvang van de bewezenverklaarde periode niet een concrete, verifieerbare en niet op voorhand hoogst onwaarschijnlijke verklaring is gegeven dat de in de bewezenverklaring bedoelde geldbedragen die tijdens de bewezenverklaarde periode contant zijn gestort niet van misdrijf afkomstig zijn, en dat ook anderszins niet de aanwezigheid van (legaal) vermogen bij aanvang van de bewezenverklaarde periode is gebleken waaruit deze contante stortingen (kunnen) worden verklaard.

Het Hof heeft daarbij in aanmerking genomen dat, enerzijds, administratie of documentatie ontbreekt terwijl de verdachte geen nadere onderbouwing of toelichting heeft gegeven met betrekking tot contante geldstromen leidend tot contante stortingen op de in de bewezenverklaring vermelde bankrekeningen en dat, anderzijds, uit de resultaten van het onderzoek naar, kort gezegd, de fiscale aangiftes door de verdachte en zijn echtgenote over de bewezenverklaarde periode, naar voren komt dat de verdachte daarin telkens geen vermogen heeft opgegeven en dat ook overigens niets is verantwoord met betrekking tot “kennelijk tussen de fiscale peildata opduikende en weer verdwijnende contante vermogens”, zodat aangenomen moet worden dat er vanaf 2008 geen (legaal) vermogen was waaruit de contante stortingen kunnen worden verklaard. Gelet hierop is het voornoemde oordeel van het Hof niet onbegrijpelijk”.

De rechtbank komt tot de conclusie dat verdachte niet meer heeft gedaan dan het enkel aanwijzen van de legale verkrijging van gelden, grotendeels gelegen in een tijdvak (ruim) vóór de tenlastegelegde periode. Volgens verdachte zou hij geldbedragen van zijn stiefvader en vader hebben ontvangen in 2014 en sinds 2015. Daarnaast zou verdachte nog kleinere bedragen hebben geleend van de zus van zijn partner en van [partner medeverdachte] medio/eind 2016. Deze laatste bedragen kunnen in ieder geval niet het totaal aantal stortingen en uitgaven verklaren. Het dossier bevat weliswaar enige aanwijzingen dat verdachte geldbedragen van zijn stiefvader en zijn vader heeft ontvangen, maar deze aanwijzingen zijn onvoldoende concreet en verifieerbaar om als een verklaring voor de herkomst van de stortingen en uitgaven in 2016 en 2017 te kunnen gelden. Verdachte heeft namelijk op geen enkele wijze willen toelichten hoe die geldbedragen bij hem terecht zijn gekomen, wanneer en in welke delen hij deze heeft ontvangen en hoe deze zich verhouden tot de contante stortingen en uitgaven zoals vermeld op de tenlastelegging Dat betekent dat verdachte geen concrete, verifieerbare en niet op voorhand hoogst onwaarschijnlijke verklaring heeft gegeven voor de contante stortingen, uitgaven en het bezit van het Rolex-horloge en de andere spullen. Daarom kan met voldoende mate van zekerheid worden uitgesloten dat de geldbedragen en goederen waarop de verdenking betrekking heeft een legale herkomst hebben en dat een criminele herkomst als enige aanvaardbare verklaring overblijft. Verdachte wist van die herkomst en heeft witwashandelingen gepleegd; hij heeft die bedragen en goederen verworven, voorhanden gehad, omgezet en gebruikt. De rechtbank zal dan ook tot een bewezenverklaring komen van het witwassen van voornoemde contante stortingen, uitgaven, het Rolex-horloge en andere goederen, zoals in zaak A onder 1 tenlastegelegd. De bewezenverklaarde periode is bepaald op basis van de datum van de eerste en datum van de laatste transactie. Gelet op de duur van de periode en de stelselmatigheid van de stortingen en uitgaven acht de rechtbank tevens bewezen dat verdachte van dit witwassen een gewoonte heeft gemaakt.

4.4.

De Rolex-horloges en medeverdachte [partner medeverdachte]

4.4.1.

Feiten en omstandigheden

Tijdens de doorzoeking van de [adres] op 6 november 2017 is onder meer een horloge van het merk Rolex Oyster Perpetual Day-Date met serienummer [nummer] aangetroffen. Gebleken is dat dit horloge op 24 april 2017 is aangeschaft door [naam 4] , wonende op de [adres 3] . Het horloge is destijds samen met een ander identiek horloge met serienummer [nummer] aangeschaft. Het aankoopbedrag voor beide horloges gezamenlijk bedroeg 51.900,- euro. Op 30 mei 2017 is de aanschaf van beide horloges gecrediteerd. Verder is op 30 mei 2017 het horloge met serienummer [nummer] opnieuw gefactureerd voor een bedrag van 25.950,- euro op naam van [partner medeverdachte] , wonende op het adres [adres 4] .

Bij de aanhouding van verdachte is een telefoon inbeslaggenomen. Op deze telefoon staat een e-mailaccount met adres [ e-mail adres] . In de ‘outbox’ van dit e-mailaccount stond een bericht van 24 april 2017 gericht aan [e-mail adres] . Het bericht had geen inhoud, alleen een bijlage. Die bijlage betrof een kopie van het paspoort van [partner medeverdachte] . Die kopie is tien minuten eerder ontvangen op het e-mailadres [e-mail adres] . De afzender betrof [partner medeverdachte] . Verder volgt uit historische bankgegevens dat op bankrekeningnummer [nummer] ten name van [partner medeverdachte] twee contante stortingen zijn gedaan op 24 april 2017 van 17.500,- en 8.250,- euro. Daarnaast is gebleken dat van die rekening 25.750,- euro is overgeschreven naar Schaap en Citroen voor een Rolex. Door Schaap en Citroen is melding gemaakt van een ongebruikelijke transactie. Die melding heeft betrekking op aankoop van twee Rolex-horloges op 24 april 2017 door [partner medeverdachte] , voor een totaal bedrag van 51.900,- euro waarvan 26.150,- euro contant is betaald.

In het heimelijk opgenomen gesprek tussen [medeverdachte 2] en verdachte op 24 april 2017 is onder meer het volgende gezegd (letterlijke weergave):

Verdachte: “Nee… Ja, luister. Ik heb een voetbalmattie van me.

[…]

Hij heet [partner medeverdachte] , toch!

[…]

Hij kan zich alles veroorloven.

[…]

Die klokjes staan ook op zijn naam. Je weet dat ik die heb gehaald, die [naam 1] ook had gehaald. Begrijp je… Hij woont in [plaats] . Zijn vrouw heet [naam vrouw] , ze hebben een kleine dochtertje van een jaar.

[…]

Hij kan zich gewoon.. ..Hij verdiend 15 duizend per maand. Hij krijgt cheques. Die cheques kan hij wel inwisselen en dan krijgt hij contant geld. Dus hij kan zich al het geld veroorloven.”

Verdachte heeft op de zitting van 3 februari 2020 bekend dat hij het gesprek heeft gevoerd, zoals hierboven is weergegeven. Het dossier bevat verder een e-mail van [partner medeverdachte] aan de toenmalige advocaat van verdachte, mr. T. Felix, van 8 december 2017, waarin hij aangeeft dat twee van zijn horloges zijn ingenomen tijdens de arrestatie van “ [verdachte] ”. Verder schrijft hij dat [verdachte] een goede vriend is en hij die horloges aan hem had uitgeleend. Het dossier bevat tevens een getypte verklaring van [partner medeverdachte] , waarin hij wederom schrijft dat bij de arrestatie van [verdachte] twee horloges zijn ingenomen die hij aan [verdachte] had uitgeleend. Het zou onder meer gaan om een Rolex Day Date horloge met serienummer [nummer] , die hij op 14 april 2017 bij Schaap en Citroen had gekocht. Ook schrijft hij dat hij als bijlage een afschrift toevoegt waaruit blijkt dat hij het horloge heeft gekocht. Verdachte zelf heeft twee handgeschreven verklaringen overgelegd over de herkomst van zijn vermogen. [partner medeverdachte] heeft in zijn tweede politieverhoor op 21 maart 2018, nadat hij meerdere stiltes had laten vallen en het volgens de verbalisanten zichtbaar moeilijk had, verklaard dat [verdachte] hem de opdracht had gegeven om de schriftelijke verklaring (DOC-069 van Mont du Chat II) op papier te zetten. Verder verklaarde hij dat hij die twee horloges niet had gekocht bij Schaap en Citroen. Hij was in Bahrein en had geld overgemaakt naar Schaap en Citroen. [verdachte] had zijn bankpas en heeft de contante bedragen op 24 april 2017 op zijn rekening gestort. [partner medeverdachte] heeft verder verklaard dat hij niet wist waar het geld vandaan kwam dat [verdachte] gebruikte om het horloge te kopen. [verdachte] had verteld dat hij twee horloges had gekocht. Het was de bedoeling om één horloge te kopen en dat was voor [verdachte] . [verdachte] wilde een horloge hebben en had hem gevraagd daarbij te helpen. [verdachte] had voorgesteld om het bankpasje van [partner medeverdachte] te gebruiken en dan geld op zijn rekening te storten. Het horloge zou dan op naam van [partner medeverdachte] komen. De horloges waren nooit voor [partner medeverdachte] bedoeld. De schriftelijke verklaringen (DOC-065 en DOC-069 van Mont du Chat II) zijn dus vals opgemaakt, aldus [partner medeverdachte] . Ter terechtzitting van 3 februari 2020 heeft verdachte verklaard dat hij niet ontkent wat [partner medeverdachte] heeft verklaard.

4.4.2.

Het standpunt van het Openbaar Ministerie

De officieren van justitie hebben het standpunt ingenomen dat het witwassen van deze horloges kan worden bewezen. Op basis van het dossier kan immers worden vastgesteld dat beide horloges door verdachte zijn gekocht met geld dat van hem zelf afkomstig is. De aanschaf kan niet worden verklaard door het inkomen van verdachte en de verklaring van verdachte voor de herkomst van zijn vermogen moet als ongeloofwaardig worden aangemerkt en biedt dus geen weerlegging van de verdenking van witwassen. Verdachte heeft [partner medeverdachte] gevraagd een alibi te verschaffen voor de aankoop van de horloges en [partner medeverdachte] is hier aanvankelijk ook in meegegaan hetgeen kan worden aangemerkt als een verhullingshandeling. Verdachte heeft aldus samen met [partner medeverdachte] de herkomst van de horloges verhuld door te doen alsof de horloges aan [partner medeverdachte] toebehoorden.

4.4.3.

Het standpunt van de verdediging

De raadsman heeft verzocht om vrijspraak van het witwassen van deze horloges. Hij heeft, zoals reeds is weergegeven onder rubriek 4.3.3., betoogd dat verdachte een concrete, verifieerbare en aannemelijk gebleken verklaring heeft afgelegd voor de herkomst van zijn vermogen. Daarom is onvoldoende gebleken dat de horloges afkomstig zijn uit enig misdrijf. Dat betekent dat het witwassen daarvan niet kan worden bewezen.

4.4.4.

Het oordeel van de rechtbank

De rechtbank gaat op basis van de genoemde feiten en omstandigheden uit van het volgende. Door verdachte is op 24 april 2017 tweemaal een contant geldbedrag gestort op de rekening van [partner medeverdachte] van in totaal 25.750,- euro. Op diezelfde dag heeft verdachte twee Rolex-horloges met serienummers [nummer] en [nummer] bij Schaap en Citroen gekocht voor een bedrag van 51.900,- euro. Dat bedrag is deels contant betaald en deels via de door verdachte contant gestorte geldbedragen op de rekening van [partner medeverdachte] . Die gestorte bedragen zijn door [partner medeverdachte] overgemaakt naar Schaap en Citroen. Daaruit en uit de verklaring van [partner medeverdachte] en het heimelijk opgenomen gesprek op 24 juli 2017 leidt de rechtbank verder af dat de horloges van verdachte zijn en bewust op naam van [partner medeverdachte] zijn gezet. [partner medeverdachte] kan het bezit van dure horloges immers verantwoorden, gelet op zijn legale inkomsten als profvoetballer. Op het moment dat verdachte was aangehouden en de politie afwist van de horloges, heeft verdachte [partner medeverdachte] gevraagd een schriftelijke verklaring op te stellen. In die schriftelijke verklaring moest [partner medeverdachte] aangeven dat de horloges hem toebehoorden. Deze verklaring heeft [partner medeverdachte] op 8 december 2017 naar de toenmalige raadsman van verdachte toegestuurd. Ook verdachte heeft handgeschreven verklaringen overhandigd aan de politie. Die verklaringen zouden de herkomst van zijn vermogen moeten verduidelijken.

De rechtbank is reeds tot de conclusie gekomen dat er geen grondmisdrijf bekend is en verdachte een beperkt legaal inkomen had. Dat inkomen biedt geen verklaring voor de aanschaf van twee Rolex-horloges ter waarde van totaal 51.900,- euro. Daarom is sprake een vermoeden van witwassen en is het aan verdachte om een verklaring af te leggen over de herkomst van de horloges. Bij de beoordeling van deze verdenking wordt opnieuw het eerder genoemde toetsingskader toegepast. Ook is door de rechtbank al overwogen dat de verklaring die verdachte heeft gegeven voor de herkomst van zijn vermogen, geen concrete, verifieerbare en niet op voorhand hoogst onwaarschijnlijke verklaring betreft. Er is immers onvoldoende gebleken van een inkomen dat wijst op de contante geldbedragen, afkomstig van de stiefvader en vader van verdachte. Laat staan dat gebleken is dat met die inkomsten deze horloges zijn aangeschaft. Verdachte heeft dus geen inzicht gegeven in hoe die eventueel ontvangen geldbedragen hebben geleid tot de aankoop van deze horloges in april 2017. Daarom is de rechtbank van oordeel dat de vereiste verklaring van verdachte is uitgebleven. Dat betekent dat met voldoende mate van zekerheid kan worden uitgesloten dat de horloges een legale herkomst hebben. Een criminele herkomst is dan ook de enige overgebleven aanvaardbare verklaring.

Verdachte heeft witwashandelingen verricht met deze horloges. Dat heeft hij samen met [partner medeverdachte] gedaan. [partner medeverdachte] heeft immers zijn bankrekening ter beschikking gesteld, heeft geld overgemaakt naar Schaap en Citroen en heeft toegestaan dat de horloges op zijn naam kwamen te staan. Door de horloges bewust op naam van [partner medeverdachte] te zetten en te doen alsof [partner medeverdachte] deze horloges zelf heeft aangeschaft, heeft verdachte verhuld wie de rechthebbende is. Bovendien heeft verdachte na zijn aanhouding geprobeerd om te doen overkomen dat de bij hem in beslag genomen horloges, waaronder die met serienummer [nummer] , van [partner medeverdachte] zijn, door [partner medeverdachte] een verklaring te laten opstellen en zelf handgeschreven verklaringen te overleggen over de herkomst van zijn vermogen. De gedragingen van verdachte en [partner medeverdachte] zijn er op gericht geweest om het zicht op de rechthebbende en de herkomst van de horloges te bemoeilijken. Die gedragingen zijn tevens geschikt om dat doel te bereiken, een van de horloges stond immers op naam van [partner medeverdachte] die zich, als gezegd wel dure horloges kon veroorloven, en beide zijn via zijn rekening gekocht. Dat ondersteunt de leugenachtige verklaringen van [partner medeverdachte] en maakt dat het zicht op de herkomst en de rechthebbende van de horloges is bemoeilijkt. De rechtbank acht daarom bewezen dat verdachte deze voorwerpen heeft witgewassen en verhullingshandelingen heeft gepleegd in de periode van 24 april 2017 tot en met 29 december 2017, omdat de horloges op de eerste datum zijn aangeschaft en verdachte in ieder geval voor de laatste datum zijn handgeschreven verklaringen heeft overgelegd aan het onderzoeksteam. Ook deze gedachtestreepjes van het in zaak A onder 1 tenlastegelegd, zullen dus bewezen worden verklaard.

4.5.

Het vuurwapen en de munitie, de uitkeringsfraude, de lening bij Santander en de aangifte

4.5.1.

Inleidende opmerkingen

Ten aanzien van de hierna te noemen verdenkingen hebben de officieren van justitie telkens tot een bewezenverklaring gerekwireerd en heeft de verdediging geen bewijsverweren gevoerd. Daarom zal worden volstaan met het benoemen van de feiten en omstandigheden en zal vervolgens direct een oordeel volgen over de verdenkingen.

4.5.2.

Het vuurwapen en de munitie

Feiten en omstandigheden

Zoals eerder aangegeven is op 6 november 2017 de woning aan de [adres] doorzocht. Tijdens deze doorzoeking is een kledingkast in de slaapkamer van verdachte doorzocht. In deze kledingkast werd een zwart heuptasje van het merk Gucci aangetroffen. In het heuptasje zat een op een vuurwapen gelijkend voorwerp. Bij het veiligstellen van het vuurwapen werd vastgesteld dat het wapen geladen was. In het vuurwapen zat een patroonhouder met acht patronen. In het heuptasje zat ook een plastic zakje, met daarin veertien patronen. Daarnaast heeft verdachte handgeschreven verklaringen overgelegd waarin hij stelt dat hij op verzoek van [naam 1] een vuurwapen in zijn woning bewaarde. Op de pro forma zitting van 16 februari 2018 heeft verdachte aangegeven spijt te hebben van de domme keuzes die hij heeft gemaakt met betrekking tot het vuurwapen.

Na onderzoek naar het aangetroffen vuurwapen is gebleken dat het gaat om een pistool, van het merk CZ (Crvena Zastava), model 70, met kaliber 7,65 mm en een onbekend serienummer. Het pistool is een vuurwapen van categorie III van de Wet wapens en munitie. De patronen zijn van het merk Sellier & Bellot, hebben als projectiel volmantel rondneus, hebben een kaliber van 7.65 mm Browning en hebben als bodemstempel S&B 7,65 Br. De patronen betreffen munitie van categorie III van de Wet wapens en munitie.

Het oordeel van de rechtbank

Op basis van het feit dat het vuurwapen op het adres van verdachte is gevonden, verdachte heeft bekend dat hij het vuurwapen voorhanden heeft gehad en na onderzoek is gebleken dat het om een vuurwapen en munitie ging van de categorie III van de Wet wapens en munitie, wordt bewezenverklaard dat verdachte het in zaak A onder 2 tenlastegelegde heeft begaan.

4.5.3.

De uitkeringsfraude

Feiten en omstandigheden

Er is in het kader van de witwasverdenkingen onderzoek gedaan naar de bankrekeningen van verdachte. Toen bleek dat er aanzienlijke stortingen op de rekeningen van verdachte werden gedaan en verdachte in de betreffende periode tevens een uitkering van de Dienst Werk en Inkomen (hierna: DWI) ontving, zijn deze bevindingen gedeeld met de sociale recherche van de gemeente Amsterdam, die vervolgens nader onderzoek heeft gedaan naar mogelijke uitkeringsfraude door verdachte.

Verdachte heeft in de periode van 3 februari 2016 tot en met 23 februari 2017 gebruik gemaakt van een Rabobankrekening met nummer [nummer] . Gebleken is dat hij in de periode onder meer een uitkering heeft ontvangen van DWI. Daarnaast heeft hij in die periode een totaalbedrag van 16.500,- euro ontvangen van [naam 5] . Bij die betalingen stond aangegeven dat deze conform contract zijn gedaan. Verder is gebleken dat in die periode op de rekening van verdachte 34.395,- euro contant is gestort. Daarnaast is gebleken dat verdachte ook ING-rekening [nummer] op zijn naam had staan. In de periode van 22 januari 2017 en 12 oktober 2017 is op deze rekening de uitkering van DWI ontvangen. Verder heeft [naam 5] conform contract een totaalbedrag van 13.500,- euro gestort. Ook is er in totaal 61.110,- euro contant gestort op die rekening. Verder is gebleken dat bij doorzoekingen van de adressen van verdachte en bij zijn aanhouding verschillende horloges zijn aangetroffen. Na onderzoek is gebleken dat twee van die horloges echte Rolex-horloges betreffen, met een waarde tussen de 7.100,- en 35.00,- euro.

[naam 5] is als getuige gehoord op 7 november 2017. Hij heeft onder meer het volgende verklaard. Onder druk is hij akkoord gegaan met betaling van een bedrag van 70.000,- euro aan verdachte. Vanaf 2013 heeft hij maandelijks een bedrag tussen de 500,- en 1.500,- euro overgemaakt naar de rekening van verdachte, met omschrijving: volgens contract. [naam 5] betaalt aan verdachte totdat de 70.000,- euro is overgemaakt. Uit de rekeningafschriften van [naam 5] volgt dat hij tussen 29 januari 2015 en 31 oktober 2017 in totaal 48.250,- euro heeft overgemaakt. Uit de afschriften van rekening [nummer] , op naam van verdachte, blijkt dat hij vanaf 21 november 2013 betalingen ontving van [naam 5] .

Verdachte heeft op 17 maart 2014 een bijstandsuitkering aangevraagd. De uitkering is op diezelfde datum toegekend. In de toekenningsbrief is aangegeven dat iedere bijstandsgerechtigde een vermogen mag hebben onder de vermogensgrens. De voor verdachte geldende vermogensgrens betreft 5.850,- euro. Ook staat in de brief dat verdachte verplicht is om wijzigingen in zijn persoonlijke en financiële situatie door te geven. Op 3 augustus 2016 is de bijstandsuitkering van verdachte veranderd, omdat hij een woning deelt met één of meerdere andere personen van 21 jaar of ouder. Ook in deze brief is aangegeven dat veranderingen in de persoonlijke, financiële en woonsituatie moeten worden doorgegeven. In de administratie van gemeente Amsterdam, Cluster Sociaal is te zien dat verdachte vanaf 2 oktober 2013 tot en met 17 februari 2014 en vervolgens vanaf 17 maart 2014 een uitkering heeft ontvangen. Op 27 maart 2014 heeft verdachte aangegeven dat hij financieel niet werd ondersteund.

Verdachte heeft geweigerd enige verklaring over de verdenking af te leggen.

Het oordeel van de rechtbank

Op basis van het dossier stelt de rechtbank vast dat verdachte vanaf 2 oktober 2013 een uitkering heeft ontvangen, deze uitkering is voor een korte periode onderbroken geweest. In de brieven die verdachte over de toekenning van deze uitkering heeft ontvangen, staat aangegeven dat verdachte verplicht is wijzigingen in zijn financiële situatie door te geven. Bovendien is een feit van algemene bekendheid dat inkomsten moeten worden opgegeven bij het ontvangen van een uitkering. Verdachte heeft, zoals volgt uit de stukken van het dossier, verschillende inkomsten gehad en beschikt over een groot vermogen, waaronder twee Rolex horloges. Op zijn rekeningen zijn onder meer grote contante geldbedragen gestort. Verder is gebleken dat hij sinds november 2013 maandelijks geldbedragen op zijn rekening ontving van [naam 5] . Niet gebleken is dat verdachte deze inkomsten en dat vermogen heeft opgegeven, hij zou dan ook geen recht meer hebben op een bijstandsuitkering. Bovendien heeft verdachte in maart 2014 aangegeven dat hij financieel niet werd onderhouden. Verdachte heeft dus opzettelijk nagelaten gegevens te verstrekken aan gemeente Amsterdam en DWI, terwijl hij wist dat deze van belang waren voor de toekenning van zijn bijstandsuitkering. De rechtbank is van oordeel dat de uitkeringsfraude, tenlastegelegd in zaak B, dan ook kan worden bewezen. De rechtbank acht het feit bewezen vanaf het moment van het ontvangen van de uitkering tot en met de datum waarop verdachte is aangehouden.

4.5.4.

De lening bij Santander en de aangifte

Feiten en omstandigheden

Op 11 januari 2017 is aangifte gedaan door [naam 6] namens Santander. Op 4 november 2016 is via internet bij Santander een aanvraag gedaan voor een persoonlijke lening op naam van [verdachte] , geboren op [geboortedatum] te [geboorteplaats] . De aanvraag had betrekking op een lening van 6.500,- euro. [verdachte] verzocht Santander het geldbedrag te storten op zijn bankrekening nadat de aanvraag definitief zou zijn goedgekeurd. Hem is vervolgens verzocht om onder meer kopieën op te sturen van zijn bankafschriften en loonstroken. Ter identificatie is 1 cent overgemaakt vanaf IBAN [nummer] , daarnaast zijn alle gevraagde stukken aan Santander geretourneerd.

Bij het bestuderen van een aantal bedragen op het verstrekte rekeningafschrift werd door Santander een afwijkend lettertype waargenomen. Vervolgens is de kopie doorgestuurd naar de fraude afdeling van de Rabobank. Daar is geconstateerd dat de kopie op meerdere plaatsen was aangepast en dat het salaris van de opgegeven werkgever [naam bedrijf] in werkelijkheid niet voorkomt. Op 14 november 2016 heeft [verdachte] gebeld over zijn kredietaanvraag. [verdachte] ontkende de kopie van het rekeningafschrift te hebben aangepast. Hij ontkende niet dat hij een aanvraag had ingediend, ook ontkende hij niet dat hij een kopie van zijn rekeningafschrift had verstrekt. Bij een acceptatie van de aanvraag zou het kredietbedrag op zijn rekening worden gestort, hij was de begunstigde.

Er is onderzoek gedaan naar de rekening van verdachte. Op de bankafschriften van rekening [nummer] zijn geen bijschrijvingen te zien van [naam bedrijf] over de maanden september 2013 tot en met december 2015.

[naam 7] , directeur/groot aandeelhouder van [naam bedrijf] is op 17 april 2018 als getuige gehoord. Hij heeft verklaard dat er al vijf à zes jaar geen activiteiten meer zitten in de onderneming. De salarisspecificatie van [naam bedrijf] , op naam van verdachte (DOC-004 van Mont du Chat III), zegt [naam 7] niets. Hij heeft die salarisspecificatie nog nooit gezien. Ook heeft verdachte nooit salaris ontvangen van [naam bedrijf] , verdachte heeft daar nooit gewerkt.

Bij de aanhouding van verdachte is onder hem een telefoon inbeslaggenomen en deze is onderzocht. Gebleken is dat via het email-account op naam van verdachte op 9 november 2016 een e-mail is gestuurd naar een persoon genaamd [naam 8] . Bij het e-mailbericht is een afschrift van bankrekening [nummer] van 9 november 2016 gevoegd. Dit afschrift is gelijk aan de gegevens zoals uitgeleverd door de Rabobank. Op diezelfde dag stuurt [naam 8] een e-mailbericht terug met de tekst: “Die andere heeft hij zo klaar zegt ie. En de berekening hoefde toch niet opnieuw dat geldt alleen voor werkgeversverklaring .” Bij dit e-mailbericht is een salarisspecificatie over oktober 2016, op naam van verdachte, gevoegd. Volgens die salarisspecificatie zou verdachte loon ontvangen van onderneming [naam bedrijf] . Op 10 november 2016 stuurt [naam 8] nog een e-mail. Bij dit e-mailbericht zit een afschrift van bankrekening [nummer] dat verschilt van het eerdere verstuurde afschrift. Nu staat er onder meer een salarisbetaling van [naam bedrijf] aangegeven. De salarisspecificatie en het aangepaste bankafschrift zijn vervolgens op 10 november 2016 naar een medewerker van Santander toegestuurd.

Vervolgens is gebleken dat verdachte op 11 januari 2017 aangifte heeft gedaan van fraude met betaalproducten. De aangifte is gedaan bij [naam medewerker] , medewerker van politie Eenheid Amsterdam. Het feit zou zijn gepleegd op 4 november 2016. Verdachte heeft verklaard dat hij nooit een lening van 6.500,- euro heeft aangevraagd bij Santander. De bank had geconstateerd dat er valse afschriften zijn gebruikt voor het aanvragen van de lening. Verdachte vermoedde dat zijn oom, [naam oom] , hiervoor verantwoordelijk is. Zijn oom beschikte in die periode namelijk over de bankpas en pincode van verdachte. Verdachte zegt geen contactgegevens van deze oom te hebben.

Het oordeel van de rechtbank

Vaststaat dat bij Santander een lening is aangevraagd voor een bedrag van 6.500,- euro. Ter onderbouwing van die aanvraag zijn een bankafschrift en een salarisspecificatie, beide op naam van verdachte, verstrekt. Ook is gebleken dat het bankafschrift vervalst is; dat bankafschrift verschilt namelijk met de gegevens van de Rabobank. Daarnaast volgt uit het dossier dat de salarisspecificatie vals is, omdat verdachte volgens de eigenaar van [naam bedrijf] nooit bij die onderneming heeft gewerkt. Bovendien volgt uit bankgegevens van verdachte dat hij nooit loon heeft ontvangen van [naam bedrijf] .

Verder stelt de rechtbank, op basis van het onderzoek naar de telefoon van verdachte, vast dat met het e-mailadres van verdachte is gecorrespondeerd met een [naam 8] . Die [naam 8] heeft een correct bankafschrift ontvangen en vervolgens een aangepast bankafschrift teruggestuurd. Ook heeft hij een salarisspecificatie naar het e-mailadres van verdachte gestuurd. Die documenten zijn vervolgens doorgestuurd naar Santander. Verdachte zou bij verstrekking van de lening voordeel hebben, het geldbedrag zou immers op zijn rekening worden gestort. Niet is gebleken dat een ander dan verdachte van zijn e-mailaccount gebruik heeft gemaakt. Daarbij komt dat een medewerker van Santander heeft verklaard dat verdachte contact heeft opgenomen over zijn leningsaanvraag. Tijdens dat telefonisch contact heeft verdachte ontkend dat het rekeningafschrift is vervalst en erkende hij dat hij de lening had aangevraagd. Op grond van deze omstandigheden komt de rechtbank tot de conclusie dat verdachte de persoon is geweest die een bankafschrift heeft laten vervalsen en een valse salarisspecificatie heeft laten opmaken en deze stukken heeft gebruikt om een lening te verkrijgen van Santander.

Nadat Santander heeft geconstateerd dat valse/vervalste gegevens zijn aangeleverd, heeft verdachte aangifte gedaan van fraude met betaalproducten. Nu hierboven al is vastgesteld dat het verdachte is die de lening heeft aangevraagd, is ook gebleken dat de aangifte die hij daarover heeft gedaan vals is. De rechtbank zal dus ook het in zaak C onder 1 en 2 tenlastegelegde bewezen verklaren.

5 Bewezenverklaring

De rechtbank acht op grond van de in rubriek 4 opgenomen bewijsmiddelen bewezen dat verdachte

in zaak A onder 1:

in de periode van 7 juli 2017 tot en met 9 november 2017 in Nederland en Spanje, tezamen en in vereniging met een ander, van een voorwerp, te weten:

een Mercedes Benz E63 AMG S4Matic Limousine, met chassisnummer [nummer] met tijdelijk (export)kenteken [kenteken] ,

de vindplaats heeft verborgen, terwijl hij en zijn mededader wisten dat dat voorwerp - onmiddellijk of middellijk - geheel of gedeeltelijk afkomstig was uit enig misdrijf

en

in de periode van 5 januari 2016 tot en met 6 november 2017 in Nederland, van het plegen van witwassen een gewoonte heeft gemaakt, immers heeft hij, verdachte, telkens voorwerpen en geldbedragen, te weten onder meer:

- contante stortingen voor een totaalbedrag van 73.060,- euro op ING betaalrekening met nummer [nummer] op naam van, verdachte, [verdachte] en

- contante stortingen voor een totaalbedrag van 34.977,- euro op Rabobank rekening [nummer] op naam van, verdachte, [verdachte] en

- contante betalingen voor een totaalbedrag van 19.150,- euro in verband met de aanschaf van een KIA Sportage met kenteken [kenteken] en

- contante betalingen voor een totaalbedrag van ongeveer 18.500,- euro in verband met de aanschaf van een Audi A6 met kenteken [kenteken] en

- een horloge Rolex Oyster Perpetual, type Date Just met serienummer [nummer] en

- contante betalingen voor een totaalbedrag van 3.115,- euro in verband met een buik liposuctie en

- contante betalingen voor een totaalbedrag 2.199,- euro voor de aanschaf van meubels bij Seats and Sofas (DOC-053) en

- geldbedragen en luxe goederen,

verworven, voorhanden gehad, omgezet en gebruik gemaakt, terwijl hij wist dat die voorwerpen - onmiddellijk of middellijk - geheel of gedeeltelijk afkomstig waren uit enig misdrijf

en

in de periode van 24 april 2017 tot en met 29 december 2017 in Nederland, tezamen en in vereniging met een ander, van voorwerpen, te weten:

een horloge Rolex Oyster Perpetual, type Day-Date met serienummer [nummer] en een horloge Rolex Oyster Perpetual, type Day-Date met serienummer [nummer] ,

heeft verhuld de herkomst en wie de rechthebbende op voornoemde voorwerpen is en verworven en voorhanden gehad, terwijl hij en zijn mededader wisten dat die voorwerpen - onmiddellijk of middellijk - geheel of gedeeltelijk afkomstig waren uit enig misdrijf.

in zaak A onder 2:

op 6 november 2017 te Amstelveen, een wapen van categorie III, te weten een pistool van het merk Crvena Zastava (model 70, 7,65 mm kaliber met onbekend serienummer) en munitie van categorie III, te weten 22 patronen (7,65 mm Browning, merk Sellier en Bellot, model volmantel rondneus met bodemstempel S&B 7,65 Browning), voorhanden heeft gehad.

in zaak B:

in de periode van 2 oktober 2013 tot en met 6 november 2017 in Nederland, in strijd met een hem bij of krachtens wettelijk voorschrift, te weten artikel 17 van de Wet werk en bijstand en artikel 17 van de Participatiewet , opgelegde verplichting, opzettelijk heeft nagelaten tijdig de benodigde gegevens te verstrekken, aan de gemeente Amsterdam en/of de Dienst werk en inkomen, immers heeft hij (in die periode niet aan genoemde diensten) medegedeeld of kenbaar gemaakt dat hij:

(oncontroleerbare) inkomsten ontving en beschikte over een vermogen hoger dan de vermogensgrens (als bedoeld in artikel 34 lid 3 onder a van de Wet werk en bijstand en de Participatiewet ),

zijnde dit gegevens waarvan hij wist dat deze van belang waren voor de vaststelling van verdachtes recht op een verstrekking of tegemoetkoming krachtens artikel 17 van de Wet werk en bijstand en artikel 17 van de Participatiewet dan wel voor de hoogte of duur van die verstrekking of tegemoetkoming, zulks terwijl dit feit kon strekken tot bevoordeling van zichzelf of een ander.

in zaak C onder 1:

op 10 november 2016 in Nederland, opzettelijk gebruik heeft gemaakt van valse en/of vervalste geschriften, te weten:

een valse salarisspecificatie over oktober 2016 van [naam bedrijf] te [plaats] , ten name van hem, verdachte, en een vervalst rekeningafschrift van Rabo DirectRekening [nummer] op naam van hem, verdachte, met datum aanmaak afschrift 9 november 2016,

zijnde geschriften die bestemd waren om tot bewijs van enig feit te dienen - als ware het echt en onvervalst - bestaande die valsheid hierin dat in strijd met de waarheid

- op die salarisspecificatie onder meer vermeld staat dat hij, verdachte, bij [naam bedrijf] een bruto loon heeft van 3.375,- euro over oktober 2016, zulks terwijl hij verdachte in werkelijkheid in oktober 2016 niet werkzaam was bij [naam bedrijf] en

- op dat rekeningafschrift met aanmaak datum 9 november 2016 onder meer een bedrag als bijgeschreven staat vermeld van 2.330,41 euro als netto loon over oktober 2016 van [naam bedrijf] , zulks terwijl hij, verdachte, geen salaris heeft ontvangen van [naam bedrijf] ,

bestaande dat gebruik maken hierin dat hij, verdachte, die salarisspecificatie en dat rekeningafschrift heeft verstrekt aan Santander Consumer Finance Benelux B.V. te Utrecht ten behoeve van het aanvragen en/of verkrijgen van een persoonlijke lening met een kredietbedrag van 6.500,- euro.

in zaak C onder 2:

op 11 januari 2017 te Amsterdam, aangifte heeft gedaan dat een strafbaar feit is gepleegd, wetende dat dat strafbare feit niet is gepleegd, immers heeft verdachte toen aldaar ten overstaan van [naam medewerker] , medewerker van politie Eenheid Amsterdam, opzettelijk in strijd met de waarheid aangifte gedaan van valsheid in geschrifte en/of poging oplichting.

Voor zover in de tenlastelegging taal- en/of schrijffouten staan, zijn deze verbeterd. Verdachte is hierdoor niet in de verdediging geschaad.

6 De strafbaarheid van de feiten

De bewezen geachte feiten zijn volgens de wet strafbaar. Het bestaan van een rechtvaardigingsgrond is niet aannemelijk geworden.

7 De strafbaarheid van verdachte

Er is geen omstandigheid aannemelijk geworden die de strafbaarheid van verdachte uitsluit. Verdachte is dan ook strafbaar.

8 Motivering van de straf

8.1.

De eis van de officier van justitie

De officieren van justitie hebben gevorderd dat verdachte voor de door hen in zaak A onder 1 en 2, in zaak B en in zaak C onder 1 en 2 bewezen geachte feiten zal worden veroordeeld tot een gevangenisstraf van 17 maanden, met aftrek van voorarrest, waarvan 3 maanden voorwaardelijk, met een proeftijd van 2 jaren.

8.2.

Het standpunt van de verdediging

De raadsman heeft ten aanzien van de feiten die zien op de erfenis van [naam 1] betoogd dat verdachte alleen heeft geprobeerd de nabestaanden te helpen en daarbij niets heeft gedaan om zichzelf te bevoordelen. Bovendien worden in vergelijkbare zaken vaak schikkingen getroffen. Verder moet worden meegewogen dat niet gebleken is dat verdachte een grondmisdrijf heeft begaan. Ook ziet de verdenking op oude feiten. Daarom verzoekt de raadsman om in het geval van een veroordeling aan verdachte hooguit een gevangenisstraf van 6 maanden in combinatie met een taakstraf op te leggen.

8.3.

Het oordeel van de rechtbank

De hierna te noemen strafoplegging is in overeenstemming met de ernst van het bewezen geachte, de omstandigheden waaronder dit is begaan en de persoon van verdachte, zoals daarvan ter terechtzitting is gebleken.

De rechtbank heeft bij de keuze tot het opleggen van een vrijheidsbenemende straf en bij de vaststelling van de duur daarvan in het bijzonder het volgende laten meewegen.

Verdachte heeft zich schuldig gemaakt aan een aantal ernstige strafbare feiten. Zo heeft hij, nadat [naam 1] om het leven was gebracht, diens waardevolle Mercedes witgewassen, door samen met een ander de vindplaats van die Mercedes in Spanje te verbergen terwijl hij wist dat de auto van misdrijf afkomstig moest zijn. Ook heeft hij hoge contante stortingen, luxe uitgaven, auto’s en Rolex-horloges witgewassen. Daarnaast heeft hij met een ander de rechthebbende van twee Rolex-horloges verhuld. Verder heeft verdachte gedurende een lange periode uitkeringsfraude gepleegd en heeft hij gebruik gemaakt van valse/vervalste documenten voor het aanvragen van een lening. Vervolgens is verdachte zo brutaal geweest om een ander daarvan te beschuldigen en de politie te belasten met onnodig werk door een valse aangifte te doen. Verder heeft verdachte een geladen vuurwapen en munitie voorhanden gehad. Het aanwezig hebben van een vuurwapen kan gemakkelijk leiden tot gebruik ervan en vormt daarom een onaanvaardbaar risico in de maatschappij. Vuurwapengebruik leidt regelmatig tot slachtoffers, zoals ook in dit dossier eens te meer is gebleken. Daarom treedt de rechtbank streng op tegen dit soort feiten. Verdachte heeft gedurende een lange periode een luxe leven geleid, waarbij het geld waarmee hij dit leven bekostigde een criminele herkomst had, gemeenschapsgeld betrof dat bedoeld is om sociaal en economisch zwakkeren te helpen en afkomstig was van stortingen door iemand die verklaart door verdachte onder druk te zijn gezet. De geldbedragen waarover verdachte beschikte, waren kennelijk nog niet genoeg, verdachte heeft met vervalste stukken een geldlening aangevraagd. Dat verdachte zich baadde in luxe, zonder daarvoor te hoeven werken, acht de rechtbank achteloos, respectloos naar de samenleving en kwalijk. Verdachte heeft met zijn gedrag de integriteit van het financiële en economische verkeer aangetast en bijgedragen aan de instandhouding van criminaliteit. Door het plegen van witwassen worden onderliggende strafbare feiten afgedekt en wordt de mogelijkheid gecreëerd van een geldelijke beloning voor strafbare feiten. De rechtbank herkent verdachte niet in het beeld dat de raadsman van hem schetst, te weten een persoon die zich alleen voor anderen inzet. Uit het dossier komt namelijk duidelijk naar voren dat juist verdachte heeft geprofiteerd van de door hem gepleegde frauduleuze delicten. Bovendien is telkens gebleken dat verdachte de leiding nam op het moment dat strafbare feiten in vereniging werden gepleegd. Op geen enkel moment gedurende het proces heeft verdachte er blijk van gegeven het strafwaardige van zijn handelen in te zien. Verdachte heeft geen enkele verantwoording voor zijn daden afgelegd. De rechtbank is van oordeel dat, vanwege de hoeveelheid feiten, de ernst en de omvang daarvan, als signaal naar de samenleving en in het bijzonder naar verdachte met geen andere straf kan worden volstaan dan een onvoorwaardelijke gevangenisstraf.

Er zijn geen specifieke oriëntatiepunten van het Landelijk Overleg Vakinhoud Strafrecht (hierna: LOVS) beschikbaar ten aanzien van witwassen, uitkeringsfraude en het gebruik maken van valse/vervalste geschriften. Voor dergelijke feiten wordt het oriëntatiepunt Fraude toegepast. Daarbij is van belang dat de feiten in een frauduleuze context hebben plaatsgevonden. De fraudedelicten worden ernstiger en strafwaardiger naarmate de bedragen waar het om gaat hoger worden. De rechtbank gaat uit van een benadelingsbedrag van ruim 250.000,- euro. Bij dat bedrag is het uitgangspunt een onvoorwaardelijke gevangenisstraf van 12 tot 18 maanden. Voor vuurwapenbezit is het oriëntatiepunt van het LOVS een onvoorwaardelijke gevangenisstraf van drie maanden. De rechtbank Amsterdam heeft daarnaast eigen oriëntatiepunten met betrekking tot vuurwapenbezit. De rechtbank Amsterdam hanteert voor vuurwapenbezit een uitgangspunt van zes maanden onvoorwaardelijke gevangenisstraf. Strafverzwarend weegt mee dat het vuurwapen door verdachte werd bewaard in omgeving van zijn kinderen en bovendien geladen was. De rechtbank zal genoemde oriëntatiepunten als vertrekpunt nemen bij de bepaling van de strafmaat.

De rechtbank heeft acht geslagen op naar het Uittreksel Justitiële Documentatie (het strafblad) van verdachte van 19 december 2019. Hieruit blijkt dat verdachte niet eerder is veroordeeld voor soortgelijke feiten.

Verder bevat het dossier een reclasseringsadvies van 23 januari 2018 en een Pro Justitia rapportage van 30 januari 2018. In beide rapporten komt naar voren dat er geen advies kan worden gegeven, omdat er te weinig informatie bekend is. Deze rapporten zijn dan ook niet meegewogen bij de strafbepaling.

De rechtbank constateert dat sprake is van oude feiten en bovendien van een overschrijding van de redelijke termijn. Als uitgangspunt geldt dat binnen een termijn van twee jaar na aanvang van de redelijke termijn vonnis moet worden gewezen. De redelijke termijn is in dit geval beginnen te lopen op het moment dat verdachte in verzekering is gesteld, te weten op 6 november 2017. De datum van het vonnis betreft 12 maart 2020. Dat betekent dat de redelijke termijn met ruim vier maanden is overschreden. De rechtbank zal daarmee in het voordeel van verdachte rekening houden bij de strafoplegging.

Gelet op het bovenstaande, ziet de rechtbank geen reden om af te wijken van de eis van de officieren van justitie en acht in beginsel een gevangenisstraf van 18 maanden met aftrek, waarvan 3 maanden voorwaardelijk met een proeftijd van 2 jaar, passend. In verband met de overschrijding van de redelijke termijn zal de rechtbank één maand gevangenisstraf minder opleggen. Dat betekent dat de rechtbank verdachte een gevangenisstraf zal opleggen voor de duur van 17 maanden, waarvan 3 maanden voorwaardelijk met een proeftijd van 2 jaar. De rechtbank hoopt dat de dreiging die uitgaat van een voorwaardelijke gevangenisstraf van 3 maanden verdachte er in de toekomst van weerhoudt opnieuw strafbare feiten te plegen.

9 Beslag

Onder verdachte zijn de voorwerpen in beslag genomen zoals vermeld op de beslaglijst in bijlage II.

Verbeurdverklaring

De in de beslaglijst opgenomen goederen onder 1, 2, 4, 7 tot en met 9, 11 tot en met 36 en 38 behoren aan verdachte toe. Hij kan deze goederen en geldbedragen geheel of ten dele ten eigen bate aanwenden. Nu deze voorwerpen geheel of grotendeels door middel van of uit de baten van het in zaak A onder 1 bewezen geachte zijn verkregen, worden deze voorwerpen verbeurd verklaard. Dat is anders dan door de officieren van justitie is gevorderd en de raadsman heeft betoogd. De rechtbank acht namelijk bewezen dat verdachte ook geldbedragen en luxe goederen, die niet zijn gespecificeerd op de tenlastelegging, heeft witgewassen. De hierboven genoemde goederen maken daar onderdeel van uit en worden daarom ook niet aan verdachte teruggeven.

Onttrekking aan het verkeer

Nu met betrekking tot de goederen op de beslaglijst onder 3 en 10 het in zaak A onder 2 bewezen geachte is begaan en zij van zodanige aard zijn, dat het ongecontroleerde bezit daarvan in strijd is met de wet of het algemeen belang, worden deze voorwerpen onttrokken aan het verkeer. Datzelfde geldt voor de voorwerpen onder 5 en 6. Gebleken is immers dat die horloges nep zijn en dus is het ongecontroleerde bezit daarvan in strijd met de wet of het algemeen belang.

Teruggave aan verdachte

Het in de beslaglijst opgenomen goed onder 37 behoort aan verdachte toe en kan aan hem worden teruggeven.

10 Toepasselijke wettelijke voorschriften

De op te leggen straf is gegrond op de artikelen 14a, 14 b, 14c, 33, 33a, 36b, 36c, 36d, 47, 57, 188, 225, 227b, 420bis, 420ter van het Wetboek van Strafrecht en de artikelen 26 en 55 van de Wet wapens en munitie .

11 Beslissing

De rechtbank komt op grond van het voorgaande tot de volgende beslissing.

Verklaart bewezen dat verdachte het tenlastegelegde heeft begaan zoals hiervoor in rubriek 5 is vermeld.

Verklaart niet bewezen wat aan verdachte meer of anders is tenlastegelegd dan hiervoor is bewezen verklaard en spreekt verdachte daarvan vrij.

Het bewezen verklaarde levert op:

in zaak A onder 1

van het plegen van witwassen een gewoonte maken en medeplegen van witwassen, meermalen gepleegd;

in zaak A onder 2

handelen in strijd met artikel 26, eerste lid, van de Wet wapens en munitie en het feit begaan met betrekking tot een vuurwapen van categorie III en handelen in strijd met artikel 26, eerste lid, van de Wet wapens en munitie ;

in zaak B

in strijd met een hem bij of krachtens wettelijk voorschrift opgelegde verplichting, opzettelijk nalaten tijdig de benodigde gegevens verstrekken, terwijl het feit kan strekken tot bevoordeling van zichzelf of een ander, en terwijl hij weet of redelijkerwijze moet vermoeden dat de gegevens van belang zijn voor de vaststelling van zijn of eens anders recht op een verstrekking of tegemoetkoming of de hoogte of de duur van een verstrekking of tegemoetkoming, meermalen gepleegd;

in zaak C onder 1

opzettelijk gebruik maken van een vals geschrift, als bedoeld in artikel 225, eerste lid, van het Wetboek van Strafrecht, als ware het echt en onvervalst en opzettelijk gebruik maken van een vervalst geschrift, als bedoeld in artikel 225, eerste lid, van het Wetboek van Strafrecht, als ware het echt en onvervalst;

in zaak C onder 2

aangifte doen dat een strafbaar feit gepleegd is, wetende dat het niet gepleegd is.

Verklaart het bewezene strafbaar.

Verklaart verdachte, [verdachte], daarvoor strafbaar.

Veroordeelt verdachte tot een gevangenisstraf voor de duur van 17 (zeventien) maanden.

Beveelt dat de tijd die door veroordeelde voor de tenuitvoerlegging van deze uitspraak in verzekering en in voorlopige hechtenis is doorgebracht, bij de tenuitvoerlegging van die straf in mindering gebracht zal worden.

Beveelt dat een gedeelte, groot 3 (drie) maanden, van deze gevangenisstraf niet tenuitvoergelegd zal worden, tenzij later anders wordt gelast.

Stelt daarbij een proeftijd van 2 (twee) jaren vast.

De tenuitvoerlegging kan worden gelast indien de veroordeelde zich voor het einde van de proeftijd schuldig maakt aan een strafbaar feit.

Verklaart verbeurd:

- de goederen op de beslaglijst onder 1, 2, 4, 7 tot en met 9, 11 tot en met 36 en 38.

Verklaart onttrokken aan het verkeer:

- de goederen op de beslaglijst onder 3, 5, 6 en 10.

Gelast de teruggave aan veroordeelde van:

- het goed op de beslaglijst onder 37.

Dit vonnis is gewezen door

mr. M.J.E. Geradts, voorzitter,

mrs. J.P.W. Helmonds en F. Dekkers, rechters,

in tegenwoordigheid van mr. M.N. Greeven, griffier,

en uitgesproken op de openbare terechtzitting van deze rechtbank van 12 maart 2020.

Voor zover niet anders vermeld, wordt in de hierna volgende voetnoten telkens verwezen naar bewijsmiddelen die zich in het aan deze zaak ten grondslag liggende dossier bevinden, volgens de in dat dossier toegepaste nummering.

DOC-001 van Mont du Chat I.

DOC-009 van Mont du Chat I.

DOC-015 van Mont du Chat I.

G008-02 van Mont du Chat I.

V004-05 van Mont du Chat I.

AMB-031 van Mont du Chat I.

DOC-013 van Mont du Chat I.

DOC-014 van Mont du Chat I.

AMB-047 van Mont du Chat I.

V004-11 van Mont du Chat I.

AMB-006 van Mont du Chat I.

AMB-016 en DOC-028a van Mont du Chat I.

AMB-016 en AMB-042 van Mont du Chat I.

AMB-037 en DOC-109 van Mont du Chat I.

AMB-018a van Mont du Chat I.

EHRC 2012/59, EHRM, 10-01-2012, 33468/03 met noot mr. W. Morra

AMB-001 van Mont du Chat II.

AMB-007 van Mont du Chat II.

AMB-055 van Mont du Chat II.

AMB-043 van Mont du Chat II.

DOC-007 van Mont du Chat II.

DOC-008 van Mont du Chat II.

V004-10 van Mont du Chat I.

DOC-010 van Mont du Chat II.

AMB-048 van Mont du Chat II.

OBS-001, OBS-002, OBS-003 en OBS-004 van Mont du Chat II.

DOC-013 van Mont du Chat II.

DOC-043 van Mont du Chat II.

DOC-053 van Mont du Chat II.

AMB-015 van Mont du Chat II.

AMB-033 van Mont du Chat II.

ECLI:HR:2019:1137

AMB-015 van Mont du Chat II.

AMB-044, DOC-086 en DOC-087 van Mont du Chat II.

DOC-088 van Mont du Chat II.

AMB-044 en DOC-054 van Mont du Chat II.

AMB-044A en DOC-054A van Mont du Chat II.

AMB-054 en DOC-067 van Mont du Chat II.

AMB-062 van Mont du Chat II.

AMB-018a van Mont du Chat I.

DOC-065 van Mont du Chat II.

DOC-069 van Mont du Chat II.

V004-06 van Mont du Chat I.

V003-02 van Mont du Chat II.

AMB-011 van Mont du Chat II.

V004-05 van Mont du Chat I.

AMB-014 van Mont du Chat II.

Een proces-verbaal van bevindingen ING/RABO bankrekeningen [verdachte] met nummer AMB-007 van 8 november 2017, in de wettelijke vorm opgemaakt door de daartoe bevoegde opsporingsambtenaar [nummer] , doorgenummerde pag. 41 van Proces-verbaal Uitkeringsfraude 2018/1.

Een proces-verbaal van ambtshandeling met nummer AMB-033 van 15 november 2017, in de wettelijke vorm opgemaakt door de daartoe bevoegde opsporingsambtenaar [nummer] , pag. 78 van Proces-verbaal Uitkeringsfraude 2018/1.

Een proces-verbaal van verhoor getuige [naam 5] met nummer G van 7 november 2017, in de wettelijke vorm opgemaakt door de daartoe bevoegde opsporingsambtenaren [opsporingsambtenaar 1] en [opsporingsambtenaar 2] , doorgenummerde pag. 85 e.v. van Proces-verbaal Uitkeringsfraude 2018/1.

Een geschrift, zijnde rekeningafschriften van rekeningnummer [nummer] / [nummer] van 31 januari 2015 tot en met 31 oktober 2017, doorgenummerde pag. 94 e.v. van Proces-verbaal Uitkeringsfraude 2018/1.

Een proces-verbaal van relaas van 13 februari 2018, in de wettelijke vorm opgemaakt door de daartoe bevoegde opsporingsambtenaar [opsporingsambtenaar 3] , doorgenummerde pag. 3 e.v. van Proces-verbaal Uitkeringsfraude 2018/1, pag. 25.

Een geschrift, zijnde een brief van Gemeente Amsterdam DWI met onderwerp Toekennen uitkering levensonderhoud WWB van 3 april 2014, doorgenummerde pag. 125 e.v. van Proces-verbaal Uitkeringsfraude.

Een geschrift, zijnde een brief van de Gemeente Amsterdam met onderwerp Bijstandsuitkering wijzigen van 29 augustus 2017, doorgenummerde pag. 129 e.v. van Proces-verbaal Uitkeringsfraude 2018/1.

DOC-008 van Mont du Chat III.

AMB-003 van Mont du Chat III.

G001 van Mont du Chat III.

AMB-001 en DOC-001 van Mont du Chat III.

AMB-001 en DOC-002 van Mont du Chat III.

AMB-001 en DOC-003 van Mont du Chat III.

AMB-001 en DOC-004 van Mont du Chat III.

AMB-001, DOC-005 en DOC-006 van Mont du Chat III.

AMB-001 en DOC-007 van Mont du Chat III.

DOC-009 van Mont du Chat III.


» Juridisch advies nodig? « advertorial

Heeft u een juridisch probleem of een zaak die u wilt voorleggen aan een gespecialiseerde jurist of advocaat ?

Neemt u dan gerust contact met ons op en laat uw zaak vrijblijvend beoordelen.



naar boven      |      zoeken      |      uitgebreid zoeken

Snel uitspraken zoeken en filteren

> per rechtsgebied > op datum > op instantie

Gerelateerde advocaten

Recente vacatures

Meer vacatures | Plaats vacature