Datum uitspraak:
Datum publicatie:
Rechtsgebied:
Zaaknummer:
Soort procedure:
Zittingsplaats:
Instantie:

Inhoudsindicatie:

Een 58-jarige man krijgt 120 uur taakstraf waarvan 60 uur voorwaardelijk omdat hij in februari 2019 in Amsterdam ruim 24 kilo ketamine in zijn auto vervoerde.

Uitspraak



RECHTBANK AMSTERDAM

VONNIS

Parketnummer: 13/203198-19 (Promis)

Datum uitspraak: 26 februari 2020

Vonnis van de rechtbank Amsterdam, meervoudige economische strafkamer, in de strafzaak tegen

[verdachte] ,

geboren te [geboorteplaats] op [geboortedatum] 1962,

ingeschreven in de Basisregistratie Personen op het adres [adres] , [woonplaats] .

1 Het onderzoek ter terechtzitting

Dit vonnis is op tegenspraak gewezen naar aanleiding van het onderzoek op de terechtzitting van 12 februari 2020.

De rechtbank heeft kennisgenomen van de vordering van de officier van justitie mr. A.J.M. Vreekamp en van wat verdachte en zijn raadsman mr. T.P. van der Eerden naar voren hebben gebracht.

2 Tenlastelegging

2.1

Aan verdachte is – kort gezegd – ten laste gelegd dat hij zich, al dan niet met anderen, heeft schuldig gemaakt aan het zonder registratie in voorraad hebben of afleveren van ongeveer 24,11 kilo ketamine, hetgeen een overtreding van artikel 38 van de Geneesmiddelenwet oplevert.

2.2.

De tekst van de integrale tenlastelegging is opgenomen in een bijlage die aan dit vonnis is gehecht en geldt als hier ingevoegd.

3 Voorvragen

De dagvaarding is geldig, deze rechtbank is bevoegd tot kennisneming van het ten laste gelegde feit en de officier van justitie is ontvankelijk. Er zijn geen redenen voor schorsing van de vervolging.

4 Waardering van het bewijs

4.1

Feiten en omstandigheden

De rechtbank gaat op grond van de wettige bewijsmiddelen van de volgende feiten en omstandigheden uit.

Op 11 februari 2019 krijgen verbalisanten [verbalisant 1] en [verbalisant 2] de melding om uit te kijken naar een auto met een mogelijk vals kenteken. De verbalisanten zien het voertuig rijden, houden de bestuurder staande door het geven van een stopteken en voeren een verkeerscontrole uit. Met toestemming van de bestuurder (verdachte) wordt het voertuig doorzocht. Verbalisanten treffen in de kofferbak van het voertuig twee kartonnen dozen en een IKEA-tas aan, waarin meerdere plastic sealbags zitten met daarin een grote hoeveelheid wit poeder. Vervolgens wordt verdachte aangehouden voor vermoedelijke overtreding van de Opiumwet. Verdachte heeft verklaard dat hij is gevraagd om cafeïne van Rotterdam naar Amsterdam te vervoeren. Hij zou hier 500 euro voor krijgen. Hij wist niet dat er mogelijk drugs in de sealbags zaten.

De inhoud van de sealbags is indicatief getest op ketamine. Het betreft een brutogewicht van in totaal 24,11 kilogram. Van de inhoud zijn drie monsters genomen, die elk positief zijn getest op ketamine.

Uit een aanvullend proces-verbaal van de Inspectie Gezondheidszorg en Jeugd blijkt dat ketamine in het medische circuit wordt gebruikt als werkzame stof bij geneesmiddelen met een pijnstillende en/of verdovende werking. Buiten het medische circuit wordt ketamine gebruikt als partydrug vanwege het hallucinerende effect. Ketamine mag alleen worden vervoerd door een persoon die geregistreerd is als bedoeld in artikel 38 lid 2 van de Geneesmiddelenwet . Verdachte stond niet vermeld in dit register.

4.2

Het standpunt van het Openbaar Ministerie

De officier van justitie heeft gerekwireerd tot bewezenverklaring. Zij acht de lezing van verdachte dat hij niet wist dat de sealbags drugs zouden bevatten, niet geloofwaardig en bovendien niet toetsbaar. Cafeïne is een legaal middel dat via websites als bol.com te bestellen is. Dat maakt het niet aannemelijk dat verdachte cafeïne voor een kennis moest vervoeren. Verdachte wist dat hij iets illegaals vervoerde, aldus de officier van justitie.

4.3

Het standpunt van de verdediging

De raadsman heeft primair vrijspraak bepleit. Verdachte is gedagvaard voor het overtreden van artikel 38 van de Geneesmiddelenwet , waarin onder meer het in voorraad hebben van werkzame stoffen verboden is.

In onderhavige zaak was het gezien de context duidelijk dat de ketamine bestemd was als partydrug en niet voor het vervaardigen van geneesmiddelen. De ketamine is in poedervorm aangetroffen en kon gesnoven worden. Gelet op deze bestemming is volgens de verdediging geen sprake van een werkzame stof als bedoeld in artikel 38, eerste lid, van de Geneesmiddelenwet . Ter onderbouwing van dit standpunt verwijst de raadsman naar een uitspraak van 13 mei 2015 van de rechtbank te Den Haag, ECLI:NL:RBDHA:2015:5622, waarin is geoordeeld dat ketamine in poedervorm niet is aan te merken als een geneesmiddel als bedoeld in artikel 1, eerste lid, onder b, van de Geneesmiddelenwet . Tevens heeft de raadsman verwezen naar de memorie van toelichting bij de implementatie van hoofdstuk 3a van de Geneesmiddelenwet. Hieruit blijkt dat dit hoofdstuk een uitwerking is van Europese richtlijn 2011/62, welke als doelstelling heeft om te verhinderen dat vervalste geneesmiddelen in de legale distributieketen van geneesmiddelen komen. De onderhavige ketamine was echter niet bedoeld voor het produceren van illegale geneesmiddelen. De Geneesmiddelenwet heeft niet tot doel om vervoerders van partydrugs te bestraffen. Verdachte dient daarom te worden vrijgesproken, aldus de raadsman.

Subsidiair heeft de raadsman verzocht om verdachte partieel vrij te spreken voor wat betreft het opzet. Verdachte was in de veronderstelling dat hij cafeïne vervoerde en had dus geen opzet op het vervoeren van een illegale stof.

4.4

Het oordeel van de rechtbank

Anders dan de raadsman is de rechtbank van oordeel dat het feit wettig en overtuigend kan worden bewezen. De rechtbank verwerpt het verweer van de raadsman dat geen sprake is van een werkzame stof in de zin van artikel 38, eerste lid, van de Geneesmiddelenwet . Met dit verweer geeft de raadsman, althans zo begrijpt de rechtbank de raadsman, een subjectieve invulling aan het begrip ‘bestemming’. De rechtbank volgt de raadsman echter niet dat de wetgever de bestemming afhankelijk heeft willen maken van de wil van de persoon die de werkzame stof voorhanden heeft. De door de raadsman aangehaalde wetsgeschiedenis waaruit volgt dat artikel 38 van de Geneesmiddelenwet onderdeel vormt van de implementatie van de Europese richtlijn 2011/62 en dat de centrale doelstelling van deze richtlijn is het verhinderen dat vervalste geneesmiddelen in de legale distributieketen van geneesmiddelen komen, brengt de rechtbank niet tot een andere uitleg van deze wettelijke bepaling en het begrip ‘werkzame stof’. De door de raadsman geopperde omstandigheid dat de ketamine was bedoeld als partydrug – verdachte heeft dit overigens zelf niet verklaard - , laat dus onverlet dat verdachte artikel 38, eerste lid, van de Geneesmiddelenwet heeft overtreden door deze ketamine in voorraad te hebben. Voor zover de verdediging in dit verband verwijst naar de uitspraak van de rechtbank Den Haag kan de rechtbank dit evenmin volgen, nu het in die zaak ging om de vraag of de betrokkene in strijd met artikel 40, tweede lid, van de Geneesmiddelenwet een geneesmiddel – 20 kilo ketamine in poedervorm – in voorraad had gehad. In de thans voorliggende zaak van verdachte gaat het om de vraag of de ketamine een werkzame stof is als bedoeld in artikel 38, eerste lid, van de Geneesmiddelenwet en dus niet om de vraag of het een geneesmiddel is. Zoals staat vermeld in het aanvullend proces-verbaal van de Inspectie Gezondheidszorg en Jeugd, dient de ketamine te worden aangemerkt als een werkzame stof als bedoeld in de Geneesmiddelenwet.

Het verweer ten aanzien van het ontbreken van opzet, wordt eveneens verworpen. Zowel de twee dozen als de IKEA-tas bevatten plastic sealbags met wit poeder. De kans dat sprake was van een illegale stof acht de rechtbank, gelet op de kleur van het poeder en de verpakkingswijze, aanmerkelijk. De politie was aanvankelijk ook in de veronderstelling dat verdachte cocaïne bij zich had. Bovendien heeft verdachte verklaard dat hij voor het vervoer van cafeïne is benaderd door een vage kennis uit de kroeg en dat hem een beloning van €500,00 in het vooruitzicht was gesteld voor het vervoeren. Onder deze omstandigheden heeft verdachte bewust de aanmerkelijke kans aanvaard dat hij een andere stof dan cafeïne vervoerde en dat deze stof illegaal was.

De rechtbank zal verdachte vrijspreken van het medeplegen van het feit, aangezien het dossier geen aanknopingspunten bevat voor een bewuste en nauwe samenwerking met een ander.

5 Bewezenverklaring

De rechtbank acht op grond van de in de bijlage vervatte bewijsmiddelen bewezen dat verdachte:

op 11 februari 2019 te Amsterdam opzettelijk, zonder registratie, een hoeveelheid van

24,11 kilogram (bruto) ketamine, in voorraad heeft gehad.

Voor zover in de tenlastelegging taal- en/of schrijffouten staan, zijn deze verbeterd. Verdachte is hierdoor niet in de verdediging geschaad.

6 De strafbaarheid van het feit

Het bewezen geachte feit is volgens de wet strafbaar. Het bestaan van een rechtvaardigingsgrond is niet aannemelijk geworden.

7 De strafbaarheid van verdachte

Er is geen omstandigheid aannemelijk geworden die de strafbaarheid van verdachte uitsluit. Verdachte is dan ook strafbaar.

8 Motivering van de straffen en maatregelen

8.1.

De eis van de officier van justitie

De officier van justitie heeft gevorderd dat verdachte voor het door haar bewezen geachte feit zal worden veroordeeld tot een taakstraf voor de duur van 120 uur, subsidiair 60 dagen hechtenis, waarvan 60 uur, subsidiair 30 dagen hechtenis voorwaardelijk met een proeftijd van 2 jaar.

8.2.

Het strafmaatverweer van de verdediging

De raadsman heeft ten aanzien van de strafmaat geen verweer gevoerd.

8.3.

Het oordeel van de rechtbank

De hierna te noemen strafoplegging is in overeenstemming met de ernst van het bewezen verklaarde feit, de omstandigheden waaronder dit is begaan en de persoon van verdachte, zoals daarvan ter terechtzitting is gebleken.

De rechtbank overweegt in het bijzonder het volgende:

Verdachte heeft opzettelijk een aanzienlijke hoeveelheid werkzame stof in voorraad gehad, zonder over de daartoe vereiste registratie te beschikken.

Artikel 38 lid 1 van de Geneesmiddelenwet beoogt met name de volksgezondheid te beschermen en mede daarom de legale productieketen van geneesmiddelen te versterken. Tegen deze achtergrond beoordeelt de rechtbank de strafwaardigheid van het handelen van verdachte.

De rechtbank heeft verder acht geslagen op het Uittreksel Justitiële Documentatie (het strafblad) van verdachte van 15 januari 2020. Hieruit blijkt dat verdachte geen recente noemenswaardige veroordelingen op zijn naam heeft staan.

Onder deze omstandigheden acht de rechtbank de door de officier van justitie gevorderde taakstraf van 120 uur, waarvan 60 uur voorwaardelijk met een proeftijd van 2 jaar, passend en geboden.

9 Toepasselijke wettelijke voorschriften

De op te leggen straf is gegrond op de artikelen 14a, 14b, 14c, 22c en 22d van het Wetboek van Strafrecht , artikel 38 van de Geneesmiddelenwet en artikel 1 van de Wet op de Economische Delicten.

De rechtbank komt op grond van het voorgaande tot de volgende beslissing.

10 Beslissing

Verklaart bewezen dat verdachte het ten laste gelegde heeft begaan zoals hiervoor in rubriek 5 is vermeld.

Verklaart niet bewezen wat aan verdachte meer of anders is ten laste gelegd dan hiervoor is bewezen verklaard en spreekt verdachte daarvan vrij.

Het bewezen verklaarde levert op:

overtreding van een voorschrift gesteld bij artikel 38, lid 1, van de Geneesmiddelenwet

Verklaart het bewezene strafbaar.

Verklaart verdachte, [verdachte] , daarvoor strafbaar.

Veroordeelt verdachte tot een taakstraf van 120 uren.

Beveelt, voor het geval dat de verdachte de taakstraf niet naar behoren heeft verricht, dat vervangende hechtenis zal worden toegepast van 60 dagen.

Beveelt dat de tijd die door verdachte vóór de tenuitvoerlegging van deze uitspraak in verzekering is doorgebracht, bij de uitvoering van deze straf geheel in mindering zal worden gebracht naar de maatstaf van 2 uren per dag.

Beveelt dat een gedeelte, groot 60 uren, van deze taakstraf niet ten uitvoer zal worden gelegd, tenzij later anders wordt gelast.

Stelt daarbij een proeftijd van 2 (twee) jaren vast.

De tenuitvoerlegging kan worden gelast indien de veroordeelde zich voor het einde van de proeftijd schuldig maakt aan een strafbaar feit.

Beveelt dat, als de verdachte het voorwaardelijk deel van de taakstraf bij tenuitvoerlegging niet naar behoren heeft verricht, vervangende hechtenis zal worden toegepast van 30 dagen.

Dit vonnis is gewezen door

mr. C.M. Berkhout, voorzitter,

mrs. R.H.G. Odink en A.A. Fase, rechters,

in tegenwoordigheid van mr. A.D.N. Tool, griffier,

en uitgesproken op de openbare terechtzitting van deze rechtbank van 26 februari 2020.

De oudste rechter is buiten staat

het vonnis te ondertekenen.


» Juridisch advies nodig? « advertorial

Heeft u een juridisch probleem of een zaak die u wilt voorleggen aan een gespecialiseerde jurist of advocaat ?

Neemt u dan gerust contact met ons op en laat uw zaak vrijblijvend beoordelen.



naar boven      |      zoeken      |      uitgebreid zoeken

Snel uitspraken zoeken en filteren

> per rechtsgebied > op datum > op instantie

Gerelateerde jurisprudentie

Gerelateerde advocaten

Gerelateerde advocatenkantoren

Recente vacatures

Meer vacatures | Plaats vacature