Datum uitspraak:
Datum publicatie:
Rechtsgebied:
Zaaknummer:
Soort procedure:
Zittingsplaats:
Instantie:

Inhoudsindicatie:

Bij de gemeente Amsterdam heeft in 2015 een algehele reorganisatie plaatsgevonden. Als onderdeel van deze reorganisatie is in 2015 de [afdeling] opgericht. In 2017 heeft het college besloten [afdeling] te reorganiseren. Eiseres is daardoor per 1 mei 2018 in de [functie] geplaatst. In geschil is of het college eiseres terecht in de [functie] heeft geplaatst. Specifiek is hierbij de vraag of eiseres niet in de [functie] had moeten worden geplaatst.

De rechtbank is allereerst van oordeel dat het college uit mocht gaan van de peildatum 1 januari 2017, hetgeen tot gevolg heeft dat de werkzaamheden die eiseres ná 1 januari 2017 heeft verricht niet door het college kunnen worden betrokken bij het vaststellen van het Functie Informatie Formulier (hierna: FIF). Verder zijn de door eiseres verrichtte werkzaamheden in het kader van een tijdelijke tewerkstelling/detachering naar het oordeel van de rechtbank per definitie tijdelijk van aard, waardoor die niet hoeven te worden betrokken bij het vaststellen van het FIF. Voor wat betreft de overige werkzaamheden van eiseres is de rechtbank van oordeel dat deze zijn onder te brengen in de in het FIF opgenomen resultaatgebieden. Eiseres heeft verder ook niet, althans onvoldoende, aannemelijk gemaakt dat de werkzaamheden uit het FIF, gelet op de gemotiveerde betwisting van het college, meer te kwalificeren zijn als de werkzaamheden die de [functie] kenmerkt. Eiseres heeft daarmee niet aannemelijk gemaakt dat plaatsing in de [functie] onhoudbaar is.

Uitspraak



RECHTBANK AMSTERDAM

Bestuursrecht

zaaknummer: AMS 18/6667

uitspraak van de meervoudige kamer van 24 februari 2020 in de zaak tussen

[eiseres] , te Amsterdam, eiseres (hierna: [eiseres] )

(gemachtigde: mr. E. Schermerhorn),

en

het college van burgemeester en wethouders van de gemeente Amsterdam, verweerder (hierna: het college)

(gemachtigde: mr. T. Jaspers).

Procesverloop

Bij e-mail van 23 februari 2018 (het primaire besluit 1) heeft het college [eiseres] voor de [functie 1] en [functie 2] afgewezen.

Bij besluit van 24 april 2018 (het primaire besluit 2) heeft het college [eiseres] met ingang van 1 mei 2018 geplaatst in de [functie 3] (hierna: [functie 3] ).

Bij besluit van 28 september 2018 (het bestreden besluit) heeft het college het bezwaar van [eiseres] tegen het primaire besluit 2 ongegrond verklaard.

[eiseres] heeft tegen het bestreden besluit beroep ingesteld.

Het college heeft een verweerschrift ingediend.

Het onderzoek ter zitting heeft plaatsgevonden op 2 december 2019. [eiseres] is verschenen, bijgestaan door haar gemachtigde. Het college heeft zich laten vertegenwoordigen door zijn gemachtigde, vergezeld door [de persoon 1] , [functie 4] , en [de persoon 2] , teamleider bij [afdeling 1] .

Overwegingen

Wat aan deze procedure voorafging

1.1.

Bij de gemeente Amsterdam heeft in 2015 een algehele reorganisatie plaatsgevonden. Als onderdeel van deze reorganisatie is in 2015 de [afdeling 1] opgericht. Alle medewerkers met [werkzaamheden] uit diverse gemeentelijke organisatie-onderdelen zijn destijds bij elkaar geplaatst binnen de [afdeling 1] . Hierbij heeft geen harmonisatie van functies plaatsgevonden, waardoor er een veelheid aan verschillende functies, met verschillende schaalniveaus, bij elkaar zijn gebracht in één [afdeling 1] .

1.2.

Op 11 april 2017 heeft het college een voorgenomen besluit genomen inzake de reorganisatie van de [afdeling 1] . Na raadpleging van de Ondernemingsraad (OR) voor advies is uiteindelijk op 10 oktober 2017 het definitieve besluit inzake de reorganisatie genomen en het plaatsingsproces gestart. Om een goede functievergelijking te kunnen maken, is begin 2017 door het management een Functie Informatie Formulier (hierna: FIF) voor alle medewerkers opgesteld. Daarin is vermeld welk takenpakket de medewerker op of rond 1 januari 2017 daadwerkelijk uitvoerde.

1.3.

Een categoriseringscommissie heeft vervolgens de huidige functies/takenpakketten van de medewerkers, zoals deze zijn vastgelegd in de FIF’s, vergeleken met en getoetst aan de nieuwe functies van de [afdeling 1] en vastgelegd in het nieuwe functieboek dat op 2 maart 2017 is vastgesteld. Op basis hiervan zijn aan alle functies categorieën toegewezen conform de artikelen uit de Nieuwe Rechtspositieregeling Gemeente Amsterdam (hierna: NRGA). Het resultaat van deze vergelijking is door het college vastgelegd in de was/wordt‑lijst.

1.4.

Aan [eiseres] is op 30 oktober 2017 het voornemen geuit aan haar functiecategorie 1 toe te kennen en haar per 1 mei 2018 te plaatsen in de functie van [functie 3] . Omdat het aantal medewerkers dat in deze functie kon worden geplaatst groter was dan de beschikbare formatieruimte, heeft het college het afspiegelingsbeginsel toegepast. Op grond hiervan bestond het voornemen [eiseres] vooralsnog niet te plaatsen.

1.5.

[eiseres] heeft op 8 november 2017 haar zienswijze ingediend tegen het voorgenomen besluit van 30 oktober 2017. Dit is voorgelegd aan de zienswijzecommissie, die het college geadviseerd heeft om het FIF van [eiseres] te herzien en eventueel aan te passen en op basis daarvan een nieuwe functievergelijking te laten uitvoeren. Het college heeft het FIF onderzocht en vervolgens geconcludeerd dat de door [eiseres] overgelegde stukken te weinig aanknopingspunten boden om te veronderstellen dat het FIF niet volledig zou zijn. Het FIF is daarom niet door het college aangepast en opnieuw voorgelegd aan de categoriseringscommissie.

1.6.

Omdat [eiseres] niet direct kon worden geplaatst, is zij in de gelegenheid gesteld tijdens de eerste belangstellingsronde, die liep van 21 december 2017 tot en met 10 januari 2018, haar belangstelling te tonen voor de nog openstaande functies. [eiseres] heeft hier gebruik van gemaakt door haar belangstelling te tonen voor de [functie 1] , [functie 2] en Coördinerend [functie 3] . Naar aanleiding van haar belangstelling hebben er selectiegesprekken plaatsgevonden voor de [functie 1] en [functie 2] . De selectiecommissie heeft [eiseres] voor geen van deze functies geschikt bevonden. Dit heeft het college bij het primaire besluit 1 aan [eiseres] kenbaar gemaakt.

1.7.

[eiseres] heeft op 6 april 2018 een nieuw voorgenomen besluit gekregen, waarin het voornemen is geuit haar te plaatsen in de functie van [functie 3] . Op 24 april 2018 heeft [eiseres] het primaire besluit 2 ontvangen, waarmee zij definitief per 1 mei 2018 in deze functie is geplaatst.

Standpunt van [eiseres]

2.1.

[eiseres] stelt zich – samengevat – op het standpunt dat het college ten onrechte is overgegaan tot toekenning van functiecategorie 1 en plaatsing in de functie van [functie 3] .

2.2.

[eiseres] stelt zich op het standpunt dat haar werkzaamheden geheel c.q. grotendeels overeenkomen met de werkzaamheden in de [functie 5] , met als werktitel [functie 2] (hierna: [functie 2] ). Het FIF is onzorgvuldig opgesteld en geeft een onvolledig en onjuist beeld van de werkzaamheden. Zo geeft het FIF niet haar werkelijke werkzaamheden weer en bevat het niet haar takenpakket op

1 januari 2017. Ook als wordt uitgegaan van het FIF zoals dat is opgesteld, is onvoldoende onderbouwd dat de functie dient te worden gecategoriseerd als [functie 3] . [eiseres] stelt dat ook in dat geval dient te worden uitgegaan van plaatsing in de functie [functie 2] .

2.3.

Verder stelt [eiseres] dat de peildatum 1 januari 2017 voor de werkzaamheden onjuist is. Deze moet zijn 1 januari 2018. [eiseres] verwijst daarvoor naar pagina 46 van het reorganisatieplan [afdeling 1] . Zij merkt ook nog op dat de werkzaamheden die zij in de periode 1 januari 2015 tot 1 mei 2018 heeft uitgevoerd weliswaar een tijdelijk karakter hadden, maar dat deze wel structureel en bestendig waren en daarom wel in het FIF hadden moeten worden opgenomen.

2.4.

[eiseres] stelt zich tot slot ten aanzien van de afwijzing voor de functie van [functie 2] op het standpunt dat de eis van 3 tot 7 jaar ervaring ziet op participatie of aansturing. Zij heeft voldoende ervaring in het participeren in complexe projecten met omvangrijke budgetten en voldoet daarmee aan de eisen die gesteld worden in de vacaturetekst.

2.5

Ter zitting heeft [eiseres] toegelicht dat zij weliswaar per 15 november 2018 werkzaam is als [functie 5] , [functie 6] , binnen de [afdeling 2] en daar tevreden is, maar zij wel (financieel) belang heeft bij gegrondverklaring van dit beroep. Zij heeft dan namelijk een bedrag van afgerond € 13.000,-, aan salaris misgelopen, uitgaande van haar huidige salaris behorende bij de functie van [functie 5] , [functie 6] , met terugwerkende kracht vanaf

1 mei 2018.

Het wettelijk kader

3. Voor het gehanteerde juridisch kader verwijst de rechtbank naar de bijlage die aan deze uitspraak is gehecht.

Het oordeel van de rechtbank

4.1.

In geschil is of het college [eiseres] terecht in de functie [functie 3] heeft geplaatst. Specifiek is hierbij de vraag of [eiseres] niet in de functie [functie 2] had moeten worden geplaatst.

4.2.

De rechtbank stelt voorop dat in het functiesysteem, zoals dat door het college wordt gehanteerd, niet de feitelijk verrichte werkzaamheden centraal staan, maar de taken die formeel zijn opgedragen. Dat betekent dat feitelijk verrichte werkzaamheden alleen in ogenschouw worden genomen indien die werkzaamheden ook passen bij de aan de betrokken ambtenaar opgedragen taken. Indien wel sprake was van feitelijk verrichte, maar niet binnen het samenstel van taken passende werkzaamheden, behoeft het college daarmee dus geen rekening te houden. Binnen het door het college gehanteerde systeem gaat het bovendien om werkzaamheden die niet incidenteel, maar structureel (dat wil zeggen gedurende ten minste één jaar) worden verricht.

De peildatum

5.1.

Wat betreft de door het college gehanteerde peildatum van 1 januari 2017, heeft het college zich op het standpunt gesteld dat een andere peildatum niet mogelijk is, aangezien het reorganisatietraject begin 2017 al volop in gang was gezet en de was/wordt-lijst zelfs al definitief was vastgesteld. Het is volgens het college derhalve praktisch onmogelijk om een latere peildatum aan te houden dan 1 januari 2017, omdat men niet een FIF of een was/wordt-lijst kan opstellen die is gebaseerd op de vraag welke werkzaamheden de medewerker mogelijk in de toekomst structureel zal gaan verrichten. Daarbij heeft het college ook opgemerkt dat juist werd beoogd dat de reorganisatie op 1 januari 2018 zou zijn afgerond en dat de nieuwe organisatie op dat moment van start zou gaan. Voor zover [eiseres] heeft gesteld dat 1 januari 2018 als peildatum moet worden gehanteerd, omdat dit uit het Reorganisatieplan blijkt, heeft het college ter zitting gesteld dat dit een (eenmalige) en niet eerder opgemerkte schrijf/tikfout in het Reorganisatieplan is.

5.2.

De rechtbank is van oordeel dat het college uit mocht gaan van de peildatum 1 januari 2017. Het college heeft naar de medewerkers toe op verschillende momenten steeds de peildatum 1 januari 2017 gecommuniceerd. Dit blijkt onder andere uit de door het college overgelegde informatie van [de persoon 3] van 17 januari 2018, waarin ook wordt gesproken over de peildatum van 1 januari 2017. De FIF’s zijn begin 2017 opgesteld. Op basis daarvan is in april 2017 de was/wordt-lijst opgesteld. Ook blijkt uit het reorganisatieplan dat de personele situatie tussen 1 januari 2017 en 1 januari 2018 is ‘bevroren’, hetgeen betekent dat geen wijzigingen in functies meer plaatsvonden. Het is praktisch onmogelijk om van het college te verlangen een FIF of een was/wordt-lijst op te stellen die is gebaseerd op de vraag welke werkzaamheden de medewerker mogelijk in de toekomst structureel zal gaan verrichten. Een peildatum later dan 1 januari 2017 is naar het oordeel van de rechtbank dan ook (praktisch) niet mogelijk. Het standpunt van [eiseres] dat 1 januari 2018 als peildatum moet worden gehanteerd, is enkel gebaseerd op de letterlijke bewoordingen van het reorganisatieplan. Dit is naar het oordeel van de rechtbank onvoldoende om uit te gaan van de peildatum 1 januari 2018, temeer nu er genoeg aanwijzingen zijn dat het college steeds heeft beoogd peildatum 1 januari 2017 te hanteren en de reorganisatie per 1 januari 2018 af te ronden.

5.3.

Het voorgaande betekent dat de werkzaamheden die [eiseres] ná 1 januari 2017 heeft verricht niet door het college kunnen worden betrokken bij het vaststellen van het FIF.

De werkzaamheden in de periode 1 november 2016 tot 1 mei 2017

6.1.

Ten aanzien van de door [eiseres] verrichte werkzaamheden in de periode van 1 november 2016 tot 1 mei 2017 overweegt de rechtbank als volgt. [eiseres] heeft gedurende die periode de werkzaamheden voor de jaarrekening 2016 overgenomen van een collega met de functie [functie 2] ( [functie 5] ) bij [afdeling 3] die met zwangerschapsverlof was. Ze deed deze werkzaamheden naast haar reguliere werkzaamheden vanuit haar eigen functie. Ze heeft voor deze werkzaamheden een functioneringstoelage ontvangen. Volgens het college heeft [eiseres] de werkzaamheden, die op een hoger niveau lagen dan haar eigen werkzaamheden, tijdelijk - en dus niet structureel - overgenomen van de betreffende collega. Dit blijkt ook uit de door [eiseres] overgelegde verklaring van [de persoon 4] .

6.2.

Volgens rechtspraak van de Centrale Raad van Beroep (hierna: de Raad) wordt bij een detachering bij een ander [afdeling 4] geen wijziging gebracht in de functie waarin iemand formeel is aangesteld. Aan een detachering kan dus geen rechtens te honoreren verwachting worden ontleend op een plaatsing in de gedetacheerde functie. Werkzaamheden die in het kader van een tijdelijke tewerkstelling/detachering worden verricht, zoals de werkzaamheden van [eiseres] in de functie van [functie 2] bij [afdeling 3] , zijn per definitie tijdelijk van aard. De door [eiseres] op 1 januari 2017 verrichte werkzaamheden in de functie van [functie 2] bij [afdeling 3] betreffen hierdoor geen structurele werkzaamheden en geven daarmee geen goed beeld van de werkzaamheden die [eiseres] normaliter uitvoert. Er wordt door de tewerkstelling/detachering van [eiseres] geen wijziging gebracht in de functie waarin zij formeel was aangesteld, namelijk [functie 7] . Dit betekent dat de tijdelijk door [eiseres] verrichte werkzaamheden in de periode van 1 november 2016 tot 1 mei 2017 niet hoeven te worden betrokken bij het vaststellen van het FIF. Dat in de onderhavige zaak geen sprake is van een detacheringsovereenkomst maakt dit oordeel niet anders.

Zorgvuldigheid van het reorganisatieproces

7. De rechtbank stelt voorop dat [eiseres] , na het besluit van 30 oktober 2017, het voorgenomen besluit toekenning functiecategorie 1, in de gelegenheid is gesteld om een zienswijze te geven. [eiseres] heeft op 8 november 2017 haar zienswijze ingediend en hierbij een nader stuk overgelegd waarin zij haar werkzaamheden per onderdeel toelicht. Dit is voorgelegd aan de zienswijzecommissie, die het college geadviseerd heeft om het FIF van [eiseres] te herzien en eventueel aan te passen en op basis daarvan een nieuwe functievergelijking te laten uitvoeren. Het college heeft het FIF naar aanleiding hiervan onderzocht en vervolgens juist bevonden. Dit heeft het college summier, dan wel onvoldoende concreet, gemotiveerd. Er is hier sprake van een motiveringsgebrek. Zo is niet duidelijk waarom de door [eiseres] ingediende zienswijze op bepaalde onderdelen niet heeft geleid tot aanpassing van het FIF. In de bezwaarfase heeft het college de door [eiseres] in haar bezwaarschrift, de bijlagen bij haar zienswijze en de bij de hoorzitting opgesomde werkzaamheden die niet zijn opgenomen in het FIF echter wel uitgebreid besproken en gemotiveerd waarom die werkzaamheden niet in het FIF zijn opgenomen. Naar het oordeel van de rechtbank heeft het college met de motivering in bezwaar het geconstateerde motiveringsgebrek in de zienswijzeprocedure voldoende hersteld.

Het FIF: de overige werkzaamheden

8.1.

De rechtbank ziet zich vervolgens voor de vraag gesteld of de overige werkzaamheden van [eiseres] betrokken hadden moeten worden bij het vaststellen van het FIF. Het gaat hierbij om de volgende werkzaamheden: deelname aan de [stuurgroep] , coördineren P&C-processen voor [afdeling 3] , opstellen prognoses, uitvoeren complexe analyses en koppelen inhoud aan cijfers, adviseren van budgethouders over afwijkingen, mogelijke oplossingen en scenario’s voor verbetering of bijsturing binnen de financiële kaders, deelname aan [afdeling 1] -overschrijdende overleggen en participeren/ leidinggeven aan projecten bij [afdeling 1] met maatschappelijk afbreukrisico en omvangrijke budgetten, afstemmen met accountmanagers backoffice [afdeling 1] en sparringpartner voor businesscontroler [afdeling 3] op het gebied van risicomanagement.

8.2.

De rechtbank stelt vast dat ten aanzien van deze overige werkzaamheden – samengevat – een drietal punten in geschil zijn, namelijk (1) de complexiteit van de werkzaamheden, (2) de sparringswerkzaamheden voor het MT en de businesscontroller, en (3) de werkzaamheden die zien op deelname aan [afdeling 1] overschrijdende overleggen en participatie of leiding geven aan projecten bij de [afdeling 1] met een maatschappelijk afbreukrisico en omvangrijke budgetten.

8.3.

[eiseres] heeft ter onderbouwing van haar standpunt dat haar overige werkzaamheden als complex moeten worden aangemerkt en dat zij als sparringpartner voor het MT en de businesscontroller fungeerde, verklaringen overgelegd van [de persoon 5] , [functie 8] , en van [de persoon 6] , [functie 9] [afdeling 3] . Onder verwijzing naar de verklaring van [de persoon 4] heeft [eiseres] zich op het standpunt gesteld dat de door haar verrichte werkzaamheden voldoen aan het functiebeeld [functie 2] : zij geeft gevraagd en ongevraagd [advies] over complexe projecten en strategische/tactische beleidsontwikkelingen. Het college heeft dit standpunt gemotiveerd betwist, het betreft namelijk vergelijking van bestanden waarvoor hoofdzakelijk Excel-vaardigheden nodig zijn. Bovendien is het maken van analyses een van de werkzaamheden die in het functiebeeld van [functie 3] worden genoemd. Met betrekking tot de sparringswerkzaamheden voor het MT of voor de businesscontroler van het [afdeling 3] op het gebied van risicomanagement heeft [eiseres] zich - onder verwijzing naar de verklaring van de [de persoon 5] - op het standpunt gesteld dat zij onderdeel uitmaakte van het kernteam van het project zero based. Het college heeft dit standpunt gemotiveerd betwist. Een sparringpartner spart regelmatig op inhoudelijke onderwerpen en nergens blijkt uit dat [eiseres] dit met enige regelmaat deed. Uit haar zienswijze komt slechts naar voren dat zij een keer is gevraagd te helpen met de voorbereiding van gesprekken tussen de businesscontroler en de afdelingshoofden. Met betrekking tot het deelnemen aan [afdeling 1] -overschrijdend overleg en participeren in en leidinggeven aan projecten/ontwikkelingen bij [afdeling 1] F met maatschappelijk afbreukrisico en omvangrijke budgetten heeft [eiseres] zich op het standpunt gesteld dat zij verantwoordelijk was voor de implementatie van [naam] in het [afdeling 3] en met de businesscontroler deelnam aan de werkgroep uniformeren kostenverdeelstaat. Het college heeft dit standpunt gemotiveerd betwist: [naam] is een pakket dat door alle adviseurs wordt gebruikt en de implementatie hiervan hield vooral in dat werd uitgelegd aan collega’s hoe zij dit pakket moesten gebruiken. Van enig maatschappelijk afbreukrisico was dan ook geen sprake.

8.4.

De rechtbank is met het college van oordeel dat deze overige werkzaamheden zijn onder te brengen in de in het FIF opgenomen resultaatgebieden. Zij kunnen namelijk worden ondergebracht onder het voeren van budgethoudergesprekken met de afdeling of [afdeling 1] , het zijn van adviseur voor de directeur, het deelnemen aan projecten, het opstellen van begroting en organisatiebreed voeren van overeleg over [projecten] . De door [eiseres] overgelegde verklaringen geven dan ook geen aanleiding tot een ander oordeel. Dit betekent dan ook dat de overige werkzaamheden volledig door het college in het FIF zijn opgenomen.

9.1.

Nu alle werkzaamheden van [eiseres] volledig in het FIF zijn opgenomen, is de vraag of het college de werkzaamheden in het FIF op een juiste wijze heeft gekwalificeerd door [eiseres] in de functie van [functie 3] te plaatsen.

9.2.

Op grond van vaste rechtspraak van de Raad moet de inpassing in een generieke functie terughoudend worden getoetst. Die toetsing is beperkt tot de vraag of de inpassing op voldoende gronden berust. Dit betekent dat pas tot vernietiging van het bestreden besluit kan worden overgegaan als deze inpassing als onhoudbaar moet worden aangemerkt. Daarvoor is ontoereikend de enkele omstandigheid dat inpassing in een ander, hoger gewaardeerd functieprofiel op zichzelf denkbaar en verdedigbaar is.

9.3.

De rechtbank stelt voorop dat de functie [functie 2] wordt gekenmerkt door het gevraagd en ongevraagd [advies] geven over complexe projecten en strategische/tactische beleidsontwikkelingen binnen de [afdeling 1] of het [afdeling 4] , het zijn van aanspreekpunt voor de directeur en de businesscontroller/afdelingshoofd, het aansturen van complexe projecten en het overleg met het hoger ambtelijk management. De nadruk ligt op het zijn van adviseur of sparringpartner voor het management over belangrijke ontwikkelingen binnen de [afdeling 1] en het geven van strategisch/tactisch advies inzake beleidsontwikkelingen binnen de [afdeling 1] . Ook is men eerste aanspreekpunt voor de directeur. [eiseres] heeft niet, althans onvoldoende, aannemelijk gemaakt dat de werkzaamheden uit het FIF, gelet op de gemotiveerde betwisting van het college zoals weergegeven onder 8.4, meer te kwalificeren zijn als de werkzaamheden die de functie [functie 2] kenmerkt. De werkzaamheden passen wel onder de werkzaamheden in de functie van [functie 3] . [eiseres] heeft daarmee niet aannemelijk gemaakt dat plaatsing in de functie van [functie 3] onhoudbaar is.

Afwijzing voor de functie [functie 2]

10.1.

Niet in geschil is dat het beroep van [eiseres] tevens is gericht tegen het primaire besluit 1, waarin het college [eiseres] onder andere voor de functie van [functie 2] heeft afgewezen. In geschil is de vraag of [eiseres] ten onrechte voor deze functie is afgewezen, omdat zij niet 3 tot 7 jaar ervaring heeft in het aansturen van complexe projecten.

10.2.

De rechtbank stelt voorop dat het functiebeeld van de functie van [functie 2] als leidend moet worden gezien bij de beoordeling of [eiseres] voldoet aan de vereisten die worden gesteld aan de functie van [functie 2] . Niet in geschil is dat deze functie een uitwerking is van de generieke functietypering van de [functie 5] uit het functiegebouw van de gemeente Amsterdam. In de generieke functietypering is opgenomen dat voor deze functie ruimere/langere ervaring gevraagd wordt. In de begrippenlijst bij de uitleg behorend bij het functiegebouw van de gemeente Amsterdam is vermeld dat met ruimere/langere ervaring wordt bedoeld 3 tot 7 jaar ervaring. Nadat [eiseres] voor deze functie belangstelling had getoond is zij - hoewel ze dus niet voldeed aan de selectiecriteria - desondanks uitgenodigd voor een selectiegesprek en is zij na het voeren van het selectiegesprek op basis van de selectiecriteria alsnog afgewezen. Met het college is de rechtbank van oordeel dat deze werkwijze niet de schoonheidsprijs verdient. De rechtbank kan het college echter wel volgen waar hij zich op het standpunt stelt dat het in het kader van rechtsgelijkheid noodzakelijk was de selectiecriteria juist toe te passen. Het standpunt van [eiseres] dat zij – samengevat – voldoet aan het functiebeeld van de [functie 2] en het college haar onterecht heeft afgewezen voor de functie [functie 2] kan echter niet slagen. Het is de rechtbank niet uit de stukken gebleken dat [eiseres] aan het in het functiebeeld gestelde vereiste van 3 tot 7 jaar ervaring in het aansturen van complexe projecten voldoet. Dit betekent dat [eiseres] alleen daarom al niet voldoet aan de voor de functie [functie 2] gestelde selectiecriteria. De overige selectievereisten behoeven geen verdere bespreking meer.

10.3.

Uit het voorgaande volgt dat het college [eiseres] op basis van de selectiecriteria terecht niet geschikt heeft geacht voor de functie van [functie 2] .

Conclusie

11. Het beroep is ongegrond.

12. Voor een veroordeling in de proceskosten of vergoeding van het griffierecht bestaat geen aanleiding.

Beslissing

De rechtbank verklaart het beroep ongegrond.

Deze uitspraak is gedaan door mr. S.E. Reichert, voorzitter, mr. J.A.W. Jansen enmr. R. Hirzalla, leden,in aanwezigheid van mr. L.H.J. van Haarlem, griffier. De beslissing is in het openbaar uitgesproken op 24 februari 2020.

griffier

voorzitter

Afschrift verzonden aan partijen op:

Rechtsmiddel

Tegen deze uitspraak kan binnen zes weken na de dag van verzending daarvan hoger beroep worden ingesteld bij de Centrale Raad van Beroep.

Als hoger beroep is ingesteld, kan bij de voorzieningenrechter van de hogerberoepsrechter worden verzocht om het treffen van een voorlopige voorziening.

Bijlage: Wettelijk kader

In artikel 16.9 van de NRGA is bepaald dat plaatsing het proces is waarbij ambtenaren die betrokken zijn bij een reorganisatie een functie krijgen toegewezen in de categorieën 0, 1 of 2 zoals bepaald in artikel 16.1 8.

In artikel 16.18 van de NRGA is het volgende bepaald:

“Indeling van huidige functies of takenpakketten in vergelijking met de nieuwe functies in de nieuwe organisatie. Er zijn de volgende categorieën:

Categorie 0: sleutelfuncties

Dit zijn functies die cruciaal zijn voor het slagen van de reorganisatie. Indien gewenst kan in het plaatsingsproces prioriteit worden gegeven aan de plaatsing op aangewezen sleutelfuncties. Deze functionarissen kunnen dan vervolgens betrokken worden bij het plaatsingsproces van de volgende laag. De criteria voor geschiktheid voor een functie worden vastgelegd in een functieprofiel. Hierin worden de vereiste kennis, ervaring en vaardigheden vermeld waaraan de kandidaten moeten voldoen. Plaatsing in deze functie gebeurt op basis van geschiktheid. De plaatsingsprocedure zoals opgenomen in artikel 16.28 is voor deze functies van toepassing.

Categorie 1: ongewijzigde en licht gewijzigde functies

Dit zijn functies die voor wat betreft de inhoud niet of beperkt wijzigen en waaraan beperkte eisen ten aanzien van de competenties kunnen zijn toegevoegd. De enkele verandering van de functiebenaming is niet van invloed. Deze ambtenaren worden één op één geplaatst. Indien er niettemin sprake is van boventalligheid (er zijn meer ambtenaren dan formatieplaatsen) dan is de plaatsing zoals opgenomen in artikel 16.27 van toepassing (afspiegeling in combinatie met anciënniteit).

Categorie 2: sterk gewijzigde en nieuwe functies

Dit zijn functies die voor wat betreft de inhoud van de functie, de vereiste competenties of de positie of ophanging binnen de organisatie, wezenlijk wijzigen en nieuwe functies.

Een verandering in de functiebenaming is niet relevant. De criteria voor geschiktheid voor een functie worden vastgelegd in een functieprofiel. Hierin worden de vereiste kennis, ervaring en vaardigheden vermeld waaraan de kandidaten moeten voldoen. Plaatsing in deze functie gebeurt op basis van geschiktheid. De plaatsingsprocedure zoals opgenomen in artikel 16.28 is voor deze functies van toepassing. ”

In artikel 16.26 van de NRGA is bepaald dat op basis van een vergelijking van de huidige functie in de oude organisatie en de functie in de nieuwe organisatie wordt bepaald in welke categorie de oude (huidige) functie wordt ingedeeld. Bij de huidige functie wordt gekeken naar de feitelijke situatie: met welke werkzaamheden is betrokkene belast en verricht hij daadwerkelijk. De categorie-indeling is de uitkomst van de vergelijking van de huidige en de nieuwe functie (was-wordt lijst).

Zie de uitspraak van 7 maart 2013, ECLI:NL:CRVB:2013:BZ3513.

Zie bijvoorbeeld de uitspraak van 5 februari 2015, ECLI:NL:CRVB:2015:291.


» Juridisch advies nodig? « advertorial

Heeft u een juridisch probleem of een zaak die u wilt voorleggen aan een gespecialiseerde jurist of advocaat ?

Neemt u dan gerust contact met ons op en laat uw zaak vrijblijvend beoordelen.



naar boven      |      zoeken      |      uitgebreid zoeken

Snel uitspraken zoeken en filteren

> per rechtsgebied > op datum > op instantie

Gerelateerde advocaten

Gerelateerde advocatenkantoren

Recente vacatures

Meer vacatures | Plaats vacature