Datum uitspraak:
Datum publicatie:
Rechtsgebied:
Zaaknummer:
Soort procedure:
Zittingsplaats:
Instantie:
Vindplaatsen:

Inhoudsindicatie:

Verzoek tot verwijdering van URL’s uit Google Search afgewezen (AVG); geen recht om vergeten te worden

Uitspraak



beschikking

RECHTBANK AMSTERDAM

Afdeling privaatrecht

zaaknummer / rekestnummer: C/13/663563 / HA RK 19-97

Beschikking van 23 december 2019

in de zaak van

[verzoeker] ,

wonende te [woonplaats] (Duitsland),

verzoeker,

advocaat mr. I. Brouwer te Bussum,

tegen

de rechtspersoon naar vreemd recht

GOOGLE LLC,

gevestigd te Mountain View (Verenigde Staten van Amerika)

verweerster,

advocaat mr. D. Verhulst te Amsterdam.

Partijen zullen hierna [verzoeker] en Google worden genoemd.

1 De procedure

1.1.

Het verloop van de procedure blijkt uit:

het verzoekschrift met producties 1-7, ingekomen ter griffie op 18 maart 2019,

het aangepaste verzoekschrift gericht tegen Google Netherlands B.V., ingekomen ter griffie op 26 maart 2019,

het eenstemmige verzoek van partijen van 18 juni 2019 om op de mondelinge behandeling eerst de formele vragen in deze zaak te behandelen,

de brief van 30 april 2019 namens [verzoeker] met een aanvulling op het verzoekschrift,

de tussenbeschikking van 9 mei 2019 waarbij een mondelinge behandeling is bepaald,

de brief van 18 juni 2019 namens [verzoeker] waarin is geschreven dat partijen zijn overeengekomen dat het verzoekschrift wordt gewijzigd in die zin dat het verzoek zich uitsluitend tot Google richt en niet tot Google Netherlands B.V. en dat Google vrijwillig in de procedure zal verschijnen,

het verweerschrift met producties 1-23, ingekomen ter griffie op 24 juni 2019,

het proces-verbaal van de mondelinge behandeling van 25 september 2019, met de daarin genoemde (proces)stukken.

1.2.

Partijen zijn in de gelegenheid gesteld opmerkingen te maken bij het buiten hun aanwezigheid opgemaakte proces-verbaal van de mondelinge behandeling. Google heeft hiervan bij brief van 9 oktober 2019 en [verzoeker] bij brief van 10 oktober 2019 gebruik gemaakt. Deze beschikking wordt gewezen met inachtneming van de door partijen gemaakte opmerkingen.

1.3.

Vervolgens is beschikking bepaald op heden. Partijen zijn door de rechtbank van de uitgestelde beschikkingsdatum op de hoogte gebracht.

2 De feiten

2.1.

[verzoeker] is tandarts en voert zijn praktijk vanuit zijn kliniek “ [tandarts kliniek] ” in Duitsland. Daarnaast heeft hij de praktijk “ [tandarts praktijk] ” in Nederland. [verzoeker] heeft deelgenomen aan de televisieprogramma’s “ [televisieprogramma 1] ” en “ [televisieprogramma 2] ”.

2.2.

Voorheen hield [verzoeker] enkel praktijk in Nederland. [verzoeker] was vanaf 17 maart 2009 geregistreerd als tandarts in het BIG-register. Hij heeft zich recentelijk laten uitschrijven uit het BIG-register. Het BIG‑register is gebaseerd op de Wet op de beroepen in de gezondheidszorg (hierna: de Wet BIG). In het BIG‑register staan alle beroepsbeoefenaren die in de Wet BIG als beschermende beroepen staan vermeld.

2.3.

Google exploiteert de internetzoekmachine Google Search. Deze zoekmachine stelt gebruikers in staat informatie op het internet te vinden. Gebruikers kunnen op de openingswebpagina van Google, bijvoorbeeld http://www.google.nl of http://www.google.com, aan de hand van één of meer zoektermen een zoekopdracht opgeven, waarna de zoekmachine een pagina met zoekresultaten weergeeft. Deze zoekresultaten bestaan uit een combinatie van een titel van een webpagina met daaronder het internetadres van de webpagina, de Uniform Resource Locator (hierna: URL), en een snippet, een korte samenvatting van de webpagina (hierna wordt deze combinatie genoemd: een zoekresultaat). De selectie en ordening van de zoekresultaten en de vertoning daarvan aan de gebruiker zijn het resultaat van een geautomatiseerd, algoritmisch proces. De zoekmachine indexeert op het internet gepubliceerde of opgeslagen informatie, slaat die tijdelijk op en stelt aan de hand van zoektermen zoekresultaten in een bepaalde volgorde aan internetgebruikers ter beschikking.

2.4.

Het Regionaal Tuchtcollege voor de Gezondheidszorg in Amsterdam en in Zwolle hebben bij uitspraken van 28 oktober 2014, 22 mei 2015, 14 augustus 2015 en 4 november 2016 aan [verzoeker] tuchtmaatregelen opgelegd naar aanleiding van klachten van patiënten over behandelingen die [verzoeker] in Nederland heeft uitgevoerd. Het Centraal Tuchtcollege voor de Gezondheidszorg heeft het beroep van [verzoeker] tegen de beslissing van 28 oktober 2014 verworpen, de beslissing van 14 augustus 2015 vernietigd en een voorwaardelijke schorsing voor de duur van drie maanden opgelegd en de beslissing van 4 november 2016 deels vernietigd en de maatregel van waarschuwing opgelegd. De tuchtrechtelijke uitspraken zijn in geanonimiseerde vorm gepubliceerd op de website https://tuchtrecht.overheid.nl/. De opgelegde maatregelen zijn op grond van de Wet BIG in het BIG-register gepubliceerd. Het BIG-register kan worden geraadpleegd via de website https://www.bigregister.nl/.

2.5.

In het BIG-register is vermeld dat aan [verzoeker] op 6 juli 2015 en 10 december 2015 een berisping is opgelegd vanwege onjuiste behandeling en/of verkeerde diagnose. Berispingen blijven in het BIG-register vijf jaar na de publicatie van de onherroepelijke uitspraak van het tuchtcollege zichtbaar. Verder is in het BIG-register vermeld dat aan [verzoeker] een voorwaardelijke schorsing is opgelegd van drie maanden vanaf 21 juli 2016 en een proeftijd van twee jaar vanwege onjuiste behandeling en/of verkeerde diagnose, onjuiste declaratie(s), verstrekking van onvoldoende informatie en onvolledige dossiervorming. Voorwaardelijke schorsingen blijven in het BIG-register na de publicatie van de onherroepelijke uitspraak van het tuchtcollege tijdens de proeftijd en vijf jaar na afloop daarvan zichtbaar.

2.6.

Bij het opgeven van de voor- en achternaam (hierna: de naam) van [verzoeker] of de naam in combinatie met de zoekterm “tuchtrecht” als zoekopdracht in de zoekmachine wordt een aantal zoekresultaten weergegeven, die leiden naar door derden gepubliceerde webpagina’s waarop de aan [verzoeker] opgelegde tuchtmaatregelen onder de aandacht van het publiek worden gebracht. Op de eerste pagina van de zoekresultaten wordt ook een foto van [verzoeker] getoond.

2.7.

Op 5 februari 2019 heeft (de advocaat van) [verzoeker] Google via het daartoe bestemd online webformulier verzocht de zoekresultaten die voortkomen uit zoekopdrachten op zijn naam of de combinatie van zijn naam met de zoekterm “tuchtrecht” te verwijderen. Het verzoek zag op de volgende URL’s:

https://www.sin-nl.org/doofpot/ [internet adres] /

https://www.sin-nl.org/ [internet adres] /

https://drimble.nl/gezondheid [internet adres]

https://www.sin-nl.org/ [internet adres] /

https://www.zwartelijstartsen.nl/ [internet adres]

https://www.zwartelijstartsen.com/ [internet adres]

https://www.bigregister.nl/binaries/bigregister/documenten/publicaties/ [internet adres]

(De URL’s worden hierna met de hiervoor genoemde nummers aangeduid.)

2.8.

Bij e-mail van 11 februari 2019 heeft Google het verzoek van [verzoeker] tot verwijdering van URL’s 5 en 7 ingewilligd en de zoekresultaten verwijderd. Ten aanzien van URL 6 heeft Google [verzoeker] bericht dat die URL niet verschijnt bij een zoekopdracht op zijn naam. De verwijderingsverzoeken ten aanzien van URL’s 1 tot en met 4 heeft Google afgewezen met de volgende mededeling:

“(…) Having assessed the balance of relevant rights and interests relating to the content in question, including factors such as its relevance to your professional life, Google has decided not to block this content.

At this time, Google has decided not to take action on these URLs. (…)”

2.9.

Bij e-mails van 14 februari 2019 en 1 maart 2019 heeft (de advocaat van) [verzoeker] Google nogmaals verzocht URL’s 1 tot en met 4 naar www.sin-nl.org en www.drimble.nl te verwijderen. Daarbij heeft zij erop gewezen dat de website www.sin-nl.org nauw verweven is met de website www.zwartelijstenartsen.nl, waarvan de URL’s door Google zijn verwijderd, zodat de door Google te maken belangenafweging in beide gevallen tot dezelfde conclusie zou moeten leiden. Google is hiertoe niet overgegaan.

2.10.

Op 15 juli 2019 heeft [verzoeker] Google verzocht de .com variant van URL 5 te verwijderen. Op 16 juli 2019 heeft Google dit verzoek ingewilligd en is Google overgegaan tot verwijdering van de URL https://www.zwartelijstartsen.com/ [internet adres] (hierna: URL 8).

3 Het verzoek en het verweer

3.1.

[verzoeker] verzoekt de rechtbank – na wijziging van het verzoek – Google bij uitvoerbaar bij voorraad te verklaren beschikking:

I te bevelen om binnen tien dagen, althans binnen een door de rechtbank te bepalen termijn, de met de hiervoor onder 2.7 genoemde URL’s 1 tot en met 4 verbonden zoekresultaten te verwijderen en verwijderd te houden;

II te bevelen om het proces tot verwijdering van persoonsgegevens zo in te richten dat eenmaal verwijderde koppelingen ten aanzien van [verzoeker] verwijderd blijven en nieuwe, soortgelijke, koppelingen niet verschijnen;

III te veroordelen in de proceskosten.

3.2.

[verzoeker] legt – samengevat – aan zijn verzoek ten grondslag.

Primair voert [verzoeker] aan dat Google in strijd met artikel 9 en 10 AVG handelt, omdat de persoonsgegevens over zijn tuchtrechtelijke verleden moeten worden aangemerkt als strafrechtelijke, dan wel bijzondere persoonsgegevens. Ter onderbouwing van dit standpunt verwijst hij naar de wetsgeschiedenis van de Wet Bescherming Persoonsgegevens (hierna: Wbp), de daaronder geldende rechtspraak, de wetsgeschiedenis van de Uitvoeringswet Algemene verordening gegevensbescherming (hierna: UAVG) en de beschikking van deze rechtbank van 22 maart 2018 (ECLI:NL:RBAMS:2018:3355). Volgens [verzoeker] hebben tuchtrechtelijke gegevens vanwege hun specifieke en gevoelige aard een andere status dan de verwerking van “normale minder gevoelige” persoonsgegevens. Gelet hierop is de verwerking van Google van zijn persoonsgegevens onderworpen aan een strenger regime en is die verwerking onrechtmatig, omdat geen sprake is van de in artikel 10 AVG genoemde gronden en evenmin van de in de UAVG vermelde uitzonderingen. Voor zover sprake is van een publiek belang bij kennisname van de gegevens, moet de belangenafweging in het voordeel van [verzoeker] uitvallen, omdat het verwerken van de tuchtrechtelijke persoonsgegevens onevenredig nadelige gevolgen voor zijn werk- en privéleven heeft, terwijl zijn veroordeling ziet op relatief lichtelijke vergrijpen in een ver verleden.

Indien de verwerking van de persoonsgegevens van [verzoeker] niet als verwerking van strafrechtelijke gegevens wordt aangemerkt, dan moet de verwerking volgens [verzoeker] als de verwerking van bijzondere persoonsgegevens in de zin van artikel 9 AVG worden aangemerkt. Tuchtrechtelijke gegevens behoren niet tot de “gewone” categorie persoonsgegevens en bezoekers kunnen gelet op de aard van de informatie en de foto van [verzoeker] die via de URL’s beschikbaar wordt gemaakt, de etniciteit, het ras of de afkomst van [verzoeker] uit de persoonsgegevens afleiden. Van een zwaarwegend belang als bedoeld onder g, lid 2, van artikel 9 AVG is geen sprake, zodat een belangenafweging in het nadeel van Google uitvalt.

3.3.

Subsidiair doet [verzoeker] een beroep op artikel 17 lid 1 onder a en onder c AVG (het recht op vergetelheid) onder verwijzing naar de uitspraak van het Hof van Justitie van de Europese Unie (HvJEU) van 13 mei 2014 in de zaak Costeja (C‑131/12, ECLI:EU:C:2014:317, hierna: Costeja-arrest), het arrest van de Hoge Raad (HR) van 24 februari 2017 (ECLI:NL:HR:2017:316, hierna: X/Google-arrest) en de beschikking van 19 juli 2018 van deze rechtbank (ECLI:NL:RBAMS:2018:8606). Volgens [verzoeker] zijn de persoonsgegevens niet langer nodig voor de doeleinden waarvoor ze zijn verzameld en zijn er geen dwingende gerechtvaardigde gronden aanwezig voor de verwerking daarvan, omdat de informatie op de websites beschadigend, onjuist en niet actueel is.

Volgens [verzoeker] moet de belangenafweging in zijn voordeel uitvallen. Het publiek kan het BIG-register raadplegen waarin de tuchtmaatregelen met de bijbehorende reden is geregistreerd en de tuchtrechtelijke uitspraken zijn online gepubliceerd op www.tuchtrecht.overheid.nl. De wettelijke grondslag van de zogenaamde “zwarte lijsten” is dubieus. Via de URL’s wordt informatie op een zeer tendentieuze, suggestieve en insinuerende wijze openbaar gemaakt. [verzoeker] ondervindt daarvan veel last en lijdt schade zowel privé als in de uitoefening van zijn praktijk. Gelet hierop moet het recht van [verzoeker] op privacy prevaleren, aldus steeds [verzoeker] .

Verder stelt [verzoeker] dat Google in strijd heeft gehandeld met artikel 12 AVG. Volgens [verzoeker] valt niet in te zien waarom de belangenafweging tot een weigering van het verzoek om verwijdering van de onder 2.7 genoemde URL’s 1 tot en met 4 heeft geleid, maar een inwilliging van het verzoek tot verwijdering van de zoekresultaten die op www.zwartelijsten.nl, dan wel www.zwartelijsten.com (URL’s 5, 6 en 8) zien, terwijl het om dezelfde informatie gaat en de bronpagina’s van URL’s 1, 2 en 4 naar de verwijderde zoekresultaten verwijzen. De toelichting die Google hiervoor heeft gegeven is onvoldoende transparant, omdat daaruit niet volgt op basis waarvan Google meent een gerechtvaardigd belang te hebben bij de vertoning van de zoekresultaten.

3.4.

Google voert verweer en concludeert tot afwijzing van het verzoek met veroordeling van [verzoeker] in de proceskosten. Zeer kort samengevat stelt Google zich op het standpunt dat geen sprake is van bijzondere of strafrechtelijke gegevens. Volgens Google is de verwerking van de persoonsgegevens van [verzoeker] noodzakelijk voor een gerechtvaardigd belang in de zin van artikel 6 lid 1 sub f AVG van Google om via haar zoekmachine een ongecensureerd, betrouwbaar en nuttig zoekresultaat te kunnen bieden, het belang van het publiek om informatie op internet vrij te kunnen vinden en raadplegen en de belangen van de internetgebruikers en media om informatie vrij op internet te kunnen publiceren en die informatie ook vindbaar te laten zijn. Volgens Google maken die gerechtvaardigde belangen dat de gegevensverwerking in beginsel rechtmatig is.

3.5.

Op de standpunten van partijen wordt hierna, voor zover van belang, nader ingegaan.

4 De beoordeling

Rechtsmacht en relatieve bevoegdheid 4.1.

[verzoeker] woont in Duitsland en Google is gevestigd in de Verenigde Staten van Amerika (VS). Hoewel een betwisting op dit punt ontbreekt moet de rechtbank ambtshalve beoordelen of de Nederlandse rechter rechtsmacht heeft om van het verzoek van [verzoeker] tegen Google kennis te nemen. De Nederlandse rechter heeft rechtsmacht, omdat Google in deze procedure is verschenen zonder die rechtsmacht te betwisten (artikel 9, aanhef en onder a Rv en artikel 26 Brussel I bis-Verordening). Gelet op de woonplaats van [verzoeker] heeft deze rechtbank ingevolge artikel 262 aanhef en onder a Rv in beginsel geen relatieve bevoegdheid om van zijn verzoek kennis te nemen. Op de zitting hebben partijen echter verklaard dat zij voor de relatieve bevoegdheid van deze rechtbank kiezen, zodat deze rechtbank ook relatief bevoegd is om van het verzoek van [verzoeker] kennis te nemen.

Toepasselijk recht

4.2.

Het verzoek van [verzoeker] is na 25 mei 2018 aanhangig gemaakt, zodat op het verzoek de AVG moet worden toegepast. Als EU-verordening is de AVG rechtstreeks toepasselijk. Partijen gaan ervan uit dat de zaak kan worden beslist op basis van de maatstaf die het HvJEU heeft geformuleerd in het Costeja-arrest, omdat die maatstaf ook onder de AVG toepasbaar blijft. Op de zitting hebben partijen een rechtskeuze voor Nederlands recht gemaakt, voor zover dat in aanvulling op de AVG van toepassing is.

De omvang van het verzoek

4.3.

Op de zitting heeft [verzoeker] verklaard dat Google de koppeling naar URL 8 inmiddels heeft verwijderd uit de zoekresultaten van de zoekmachine en dat hij zijn verzoek tot verwijdering van het aan de hand van URL 8 aangeduide zoekresultaat niet langer handhaaft.

4.4.

Ten tijde van de zitting werden URL’s 1 en 2 in de zoekresultaten weergegeven na een zoekopdracht in de zoekmachine op de naam van [verzoeker] . Op de zitting is gebleken dat URL’s 3 en 4 niet verschijnen bij een zoekopdracht uitsluitend op de naam van [verzoeker] , maar na toevoeging van in elk geval de zoekterm “tuchtrecht”. Tussen partijen is discussie ontstaan of URL’s 3 en 4 vallen onder de reikwijdte van de AVG. Google heeft betoogd dat zij ten aanzien van URL’s 3 en 4 geen persoonsgegevens verwerkt, omdat deze URL’s geen betrekking hebben op zoekopdrachten uitsluitend op de naam van [verzoeker] .

4.5.

Uit het Costeja-arrest volgt dat de Richtlijn 95/46/EG van het Europees Parlement en de Raad van 24 oktober 1995 betreffende de bescherming van natuurlijke personen in verband met de verwerking van persoonsgegevens en betreffende het vrije verkeer van die gegevens (hierna: de Richtlijn persoonsgegevens), zoals geïmplementeerd in de Wet bescherming persoonsgegevens (hierna: de Wbp) en van belang voor de toepassing van de daarvoor in plaats getreden AVG, uitsluitend van toepassing is voor zover de verrichtingen van de zoekmachine zijn aan te merken als verwerking van persoonsgegevens. Hiervan is onder meer sprake indien deze informatie gegevens betreffende een geïdentificeerde of identificeerbare natuurlijke persoon bevat en de exploitant van de zoekmachine voor deze gegevensverwerking verantwoordelijk is. Daarbij gaat het volgens het HvJEU om de zoekresultaten, die na een zoekopdracht op de naam van een persoon in de zoekmachine worden weergegeven.

4.6.

Tussen partijen is niet in geschil dat Google door informatie over [verzoeker] te presenteren in de zoekresultatenlijst die verschijnt nadat op zijn volledige naam in de zoekmachine is gezocht, persoonsgegevens over [verzoeker] verwerkt. Het standpunt van Google dat enkel sprake is van verwerking van persoonsgegevens bij een zoekopdracht op uitsluitend de volledige naam van een persoon in de zoekmachine en niet bij een zoekopdracht op de volledige naam van een persoon in combinatie met een bepaalde zoekterm, vindt geen steun in het Costeja-arrest. Ook als een zoekmachine gegevens verwerkt die tevens gegevens bevatten over geïdentificeerde of identificeerbare natuurlijke personen is sprake van persoonsgegevens in de zin van artikel 2, sub a, van de Richtlijn persoonsgegevens (zie rov. 27 van het Costeja-arrest).

Een ander oordeel zou vanwege de specifieke omstandigheden in deze zaak tot een gekunsteld en niet te rechtvaardigen onderscheid tussen de gewraakte zoekresultaten leiden. In deze zaak verwijst URL 3 naar gedeeltelijk dezelfde informatie als URL 2 en verwijst URL 4 onder meer naar URL 1 en informatie met betrekking tot URL 2 (zie ook 4.15). De URL’s hebben dus een vergelijkbare strekking waarbij het inhoudelijk gezien om dezelfde informatie gaat. Uit het verzoek en de daarop tijdens de zitting gegeven toelichting blijkt dat de klachten van [verzoeker] met name zijn gericht tegen de URL’s die verwijzen naar www.sin-nl.org. De rechtbank zal de URL’s 3 en 4 daarom bij de beoordeling van het verzoek betrekken.

4.7.

Het voorgaande leidt ertoe dat de beoordeling van het verzoek van [verzoeker] zich toespitst op de aan de hand van de URL’s 1 tot en met 4 aangeduide zoekresultaten.

Het toetsingskader

4.8.

In de wetshistorie van de AVG is geen aanwijzing te vinden dat tuchtrechtelijke persoonsgegevens wegens de aard daarvan kwalificeren als bijzondere, dan wel strafrechtelijke persoonsgegevens in de zin van artikel 9 en 10 AVG. De rechtbank zal het specifieke toetsingskader die deze artikelen meebrengen daarom niet toepassen in deze zaak.

4.9.

Google stelt de verwerking van persoonsgegevens te kunnen baseren op gerechtvaardigde belangen in de zin van artikel 6 lid 1 onder f AVG. Die bepaling schrijft in de kern voor dat de verwerking van persoonsgegevens alleen dan rechtmatig is als de verwerking noodzakelijk is voor de behartiging van de gerechtvaardigde belangen van de verwerkingsverantwoordelijke of van een derde, behalve wanneer de belangen of de grondrechten en de fundamentele vrijheden van de betrokkene die tot bescherming van persoonsgegevens nopen, zwaarder wegen dan die belangen.

4.10.

Op grond van artikel 17 lid 1 onder a en c AVG heeft [verzoeker] het recht uitwissing van zijn persoonsgegevens te verkrijgen als de persoonsgegevens niet langer nodig zijn voor de doeleinden waarvoor zij zijn verzameld, of als [verzoeker] overeenkomstig artikel 21 lid 1 AVG bezwaar heeft gemaakt tegen de verwerking van hem betreffende persoonsgegevens op basis van artikel 6 lid 1 onder f AVG en er geen prevalerende dwingende gerechtvaardigde gronden voor de verwerking zijn. In artikel 17 lid 3 onder a is bepaald dat lid 1 van artikel 17 AVG niet van toepassing is voor zover verwerking nodig is voor het uitoefenen van het recht op vrijheid van meningsuiting en informatie.

Als de verwerkingsverantwoordelijke het bezwaar van de betrokkene niet honoreert, kan de betrokkene in rechte om een doeltreffende voorziening vragen (artikel 79 AVG en artikel 35 UAVG ). De rechter toetst of de verwerkingsverantwoordelijke heeft aangetoond dat zijn dwingende gerechtvaardigde belangen in dit specifieke geval zwaarder wegen dan de belangen of de grondrechten en de fundamentele vrijheden van de betrokkene. Deze afweging moet worden gemaakt aan de hand van de op het moment van de afweging bekende feiten en omstandigheden.

4.11.

De artikelen van de AVG moeten worden uitgelegd in het licht van de rechtspraak van het HvJEU. Uit het hiervoor aangehaalde Costeja-arrest, zoals uitgelegd door de Hoge Raad in het eveneens hiervoor aangehaalde X/Google-arrest, volgt dat indien een zoekmachine persoonsgegevens verwerkt en de betrokkene zich beroept op bescherming van zijn recht op privacy de rechter met inachtneming van de artikelen 17 en 21 AVG een belangenafweging moet maken, waarbij uit de overwegingen van het Costeja-arrest van het HvJEU volgt dat de grondrechten van een natuurlijk persoon als bedoeld in de artikelen 7 en 8 Handvest (het recht op eerbiediging van het privéleven en het recht op bescherming van persoonsgegevens) in de regel zwaarder wegen dan, en dus voorrang hebben op, het economisch belang van de exploitant van de zoekmachine en het gerechtvaardigde belang van de internetgebruikers die mogelijk toegang willen krijgen tot de desbetreffende zoekresultaten (zie ook HvJEU 24 september 2019, C‑507/17, ECLI:EU:C:2019:772, rov. 44 en 45). Dat kan in bijzondere gevallen anders zijn, afhankelijk van de “aard van de betrokken informatie en de gevoeligheid ervan voor het privéleven van de betrokkene en van het belang dat het publiek erbij heeft om over deze informatie te beschikken, wat met name wordt bepaald door de rol die deze persoon in het openbare leven speelt.” (zie rov. 3.5.5. van het X/Google-arrest). Uit de rechtspraak volgt verder dat in de te maken belangenafweging richtinggevende criteria kunnen zijn of de zoekresultaten feitelijk onjuist zijn of, gelet op het geheel van de omstandigheden van het geval, voor het doel van de verwerking onvolledig of niet ter zake dienend of bovenmatig zijn.

4.12.

Verder is het arrest van het HvJEU van 24 september 2019 (HvJEU 24 september 2019, C-136/17, ECLI:EU:C:2019:773, hierna: het GC e.a./CNIL-arrest) voor de beoordeling van het verzoek relevant. Daarin heeft het HvJEU overwogen dat het verbod op de verwerking van bijzondere persoonsgegevens en strafrechtelijke persoonsgegevens enkel de eigen verwerking van bijzondere persoonsgegevens door Google als exploitant van de zoekmachine betreft, met name het weergeven van een verwijzing naar een bronpagina met bijzondere persoonsgegevens in de lijst met zoekresultaten bij een zoekopdracht op naam van de betrokkene. De exploitant is niet verantwoordelijk voor het feit dat bijzondere of strafrechtelijke persoonsgegevens op die bronpagina’s staan (HvJEU GC e.a./CNIL-arrest, rov. 45-47).

4.13.

Uit dit arrest volgt ook dat ten aanzien van een verwijderingsverzoek in verband met zoekresultaten die verwijzen naar webpagina’s met daarop bijzondere of strafrechtelijke persoonsgegevens, waarbij de inbreuk op de grondrechten van de betrokkene bijzonder ernstig kan zijn vanwege de gevoeligheid van deze gegevens, steeds een belangenafweging moet worden gemaakt tussen enerzijds het recht op eerbiediging van het privéleven en het recht op bescherming van die bijzondere of strafrechtelijke persoonsgegevens van de betrokkene en anderzijds het recht op toegang tot informatie van het publiek en de vrijheid van meningsuiting van degene van wie die informatie afkomstig is. Daarbij moet gelet op de ernst van de inbreuk op de grondrechten van de betrokkene, worden nagegaan of de opname van een link in de resultatenlijst die wordt weergegeven na een zoekopdracht op de naam van deze persoon strikt noodzakelijk blijkt ter bescherming van in artikel 11 van het Handvest van de grondrechten van de Europese Unie (het Handvest) verankerde recht op vrijheid van informatie van de internetgebruikers die mogelijk geïnteresseerd zijn in toegang tot deze webpagina via een dergelijke zoekopdracht (HvJEU GC e.a./CNIL-arrest, rov. 66-69).

De inhoudelijke beoordeling

4.14.

Hoewel uit de hiervoor aangehaalde rechtspraak volgt dat bij de belangenafweging het recht op eerbiediging van het privéleven en het recht op bescherming van persoonsgegevens zwaarder wegen en in beginsel voorrang hebben op het recht van vrijheid van informatie, is in dit geval inmenging in het recht op privacy van [verzoeker] gerechtvaardigd vanwege het zwaarwegend publiek belang bij toegang tot de informatie. Daarvoor is het volgende redengevend.

4.15.

De aan de hand van de URL’s 1, 2 en 4 aangeduide zoekresultaten verwijzen naar diverse artikelen op de website www.sin-nl.org. De website wordt beheerd door de Stichting Iatrogene Nalatigheid-Nederland (hierna: SIN-NL) die stelt dat zij zich inzet om de positie van slachtoffers van medische fouten en de kwaliteit van de gezondheidszorg te verbeteren. Op de webpagina’s van voornoemde URL’s van SIN-NL wordt informatie over tuchtrechtmaatregelen uit het BIG-register onder vermelding van de naam van [verzoeker] gekoppeld aan de geanonimiseerde tuchtrechtelijke uitspraken over [verzoeker] . De desbetreffende webpagina’s bevatten ook koppelingen die doorverwijzen naar artikelen ove r [verzoeker] op de website www.zwartelijstenartsen.nl, vermelden onder meer het BIG‑nummer van [verzoeker] en voorzien in een (samenvattende, dan wel integrale) weergave van de tuchtrechtelijke uitspraken. Verder toont de webpagina van URL 1 een foto van [verzoeker] en betreft de webpagina van URL 2 een artikel over een nieuwe website van [betrokkene] , die in dat artikel als klager in een van de tuchtrechtelijke procedures tegen [verzoeker] wordt vermeld. De webpagina van URL 2 voorziet ook in verwijzingen naar de website van [betrokkene] en naar de webpagina van URL 1. De webpagina van URL 3 betreft een webpagina van Drimble waarop de eerste en gedeeltelijke tweede regel van het artikel dat via URL 2 is te raadplegen, wordt weergegeven en vermeldt SIN-NL als bron daarvan. De webpagina van URL 4 betreft een artikel over een van de tuchtrechtelijke uitspraken over [verzoeker] en voorziet in verwijzingen naar de webpagina van URL 1 en voornoemde website van [betrokkene] . De als zoekresultaat getoonde foto is gekoppeld aan URL 1 en verwijst naar de webpagina van URL 1 en de daarop weergegeven foto van [verzoeker] .

4.16.

Bij de beoordeling wordt vooropgesteld dat [verzoeker] er terecht op heeft gewezen dat zwarte lijsten omstreden zijn en dat vraagtekens kunnen worden geplaatst bij de rechtmatigheid daarvan. In deze zaak gaat het echter niet om de rechtmatigheid van de websites www.zwartelijstenartsen.nl en www.sin-nl.org, maar of het weergeven van een verwijzing naar de bronpagina’s van deze websites in de lijst met zoekresultaten bij een zoekopdracht op naam van [verzoeker] gerechtvaardigd is. Google is niet verantwoordelijk voor de informatie die op die bronpagina’s staat (zie het hiervoor onder 4.12. aangehaalde GC e.a./CNIL-arrest van het HvJEU). In de te maken belangenafweging kan echter niet geheel voorbij worden gegaan aan de inhoud van de webpagina’s waarnaar in de zoekresultaten wordt verwezen.

4.17.

[verzoeker] heeft onvoldoende aangetoond dat de berichtgeving in URL’s 1 tot en met 4 onjuist, irrelevant, bovenmatig of achterhaald is. Allereerst is van belang dat de tuchtrechtelijke informatie die gevonden wordt feitelijk juist is. Niet in geschil is dat [verzoeker] in tuchtrechtelijke procedures is veroordeeld omdat hij in zijn hoedanigheid van tandarts verwijtbaar is tekortgeschoten in de zorg ten opzichte van patiënten, en dat hem daarbij een aantal berispingen en een voorwaardelijke schorsing van zijn BIG-inschrijving van drie maanden is opgelegd. Daarbij komt dat de bewoordingen in de publicaties niet extreem tendentieus, suggestief of op sensatie gericht zijn en niet dermate grievende kwalificaties of beschuldigingen betreffen. Weliswaar wordt op de webpagina van URL 1 gesproken van “doofpotdossier” en op de webpagina van URL 2 gesproken van een “duidelijk falende tandarts”, maar dat maakt – mede in het licht van het feit dat in de publicaties voor het overige voornamelijk wordt aangesloten bij de tekst van het BIG‑register en de tuchtrechtelijke uitspraken – op zichzelf niet dat de publicaties, zoals [verzoeker] heeft gesteld, weinig vormen van objectiviteit tonen en beschadigend zijn. Ook bij de toelichting op de webpagina van URL 1 over wat onder doorhaling in het BIG‑register en een beroepsverbod wordt verstaan, worden geen onjuistheden weergegeven, maar wordt uitgelegd wat de termen inhouden. Dat de kwestie in het verleden ligt, maakt evenmin dat de informatie incorrect of verouderd is. Internetgebruikers zullen begrijpen dat de opgelegde maatregelen uit 2015 en 2016 niet noodzakelijkerwijs de stand van zaken op dit moment weergeven.

4.18.

Daarnaast is de inhoud van de publicaties gelet op de zichtbaarheidstermijn van vijf jaar van de tuchtmaatregelen in het BIG-register (zie 2.5.) actueel. De publicaties hebben betrekking op het professionele handelen van [verzoeker] . Informatie over het privéleven van [verzoeker] is niet opgenomen. Het is aannemelijk dat het privéleven van [verzoeker] nadelige gevolgen ondervindt van de publicaties en de verwijzing in de zoekresultaten van Google. Zijn belangen op dat punt wegen echter niet op tegen het belang dat het publiek heeft om kennis te kunnen nemen van de in deze zaak door Google beschikbaar gestelde informatie. Die informatie wordt bovendien weergegeven in een zoekresultatenlijst met voldoende positieve berichtgeving over de tandartsenpraktijk van [verzoeker] . Niet is gebleken dat de zoekresultatenlijst zodanig is geordend dat het algehele beeld dat hiermee voor de internetgebruiker wordt geschetst geen juiste afspiegeling vormt van de actuele situatie. Dat de zoekresultaten bovenmatig zijn, is dus niet komen vast te staan.

4.19.

Doorslaggevend is echter dat [verzoeker] – zoals Google terecht heeft betoogd – is aan te merken als een publiek figuur en daardoor meer heeft te dulden dan de gemiddelde burger. [verzoeker] heeft ervoor gekozen om een rol te spelen in het publieke debat over esthetische tandheelkunde door in de televisieprogramma’s “ [televisieprogramma 1] ” en “ [televisieprogramma 2] ” te verschijnen en naar bekende Nederlanders als zijn patiënten te verwijzen. Verder geniet hij bekendheid doordat in diverse tijdschriften over zijn diensten is geschreven. Zijn optreden in de televisieprogramma’s kan, anders dan [verzoeker] heeft gesteld, dan ook niet slechts als een marketingactiviteit worden aangemerkt. De opgelegde tuchtmaatregelen zijn gelet op de publieke rol van [verzoeker] een relevant gegeven bij de beoordeling door het publiek en (potentiële) klanten van [verzoeker] . Tegen die achtergrond bestaat op dit moment nog een zwaarwegend belang van het publiek om de betreffende informatie over [verzoeker] te kunnen blijven vinden. Dat de informatie ook beschikbaar is via raadpleging van het BIG‑register doet daar – mede gelet op het gemotiveerde betoog van Google dat de zoekresultaten de informatie in het BIG‑register vindbaar maken – niet aan af.

4.20.

Het komt erop neer dat de aard van de betrokken informatie, het beperkte tijdsverloop sinds het opleggen van de tuchtmaatregelen, het feit dat de publicatietermijn nog niet is verlopen en het belang dat het publiek erbij heeft om over deze informatie te beschikken gelet op de rol die [verzoeker] in het openbare leven speelt, in dit geval dermate zwaarwegend zijn en noodzakelijk ter bescherming van de vrijheid van informatie, dat het privacybelang en het recht op bescherming van persoonsgegevens van [verzoeker] moet wijken voor het recht op vrije meningsuiting inclusief het door Google gediende belang van de internetgebruiker. Het verzoek tot verwijdering van URL’s 1 tot en met 4 zal dan ook worden afgewezen. Daarmee is evenmin plaats voor toewijzing van het verzoek van [verzoeker] om het proces tot verwijdering van persoonsgegevens zo in te richten dat nieuwe, soortgelijke, koppelingen niet verschijnen. Ook dat verzoek wordt afgewezen.

4.21.

Hetgeen [verzoeker] heeft aangevoerd over de als zoekresultaat getoonde foto, zal buiten beschouwing worden gelaten, nu hij geen verzoek tot verwijdering van dit zoekresultaat heeft ingediend, anders dan verwijdering van de daaraan gekoppelde URL 1.

4.22.

Tot slot heeft [verzoeker] aangevoerd dat Google in strijd heeft gehandeld met artikel 12 AVG door zijn beslissing om het verwijderingsverzoek ten aanzien van URL’s 1 tot en met 4 af te wijzen (zie 2.8) niet op een transparante, beknopte en begrijpelijke vorm toe te lichten. Dit standpunt, en de reactie van Google daarop, zal de rechtbank niet beoordelen, omdat [verzoeker] hieraan geen rechtsgevolg heeft verbonden.

4.23.

[verzoeker] zal in de proceskosten worden veroordeeld. De kosten aan de zijde van Google worden tot op heden begroot op:

- griffierecht € 639

- salaris advocaat € 1.086 (2 punten × tarief EUR 543)

totaal € 1.725

De nakosten worden ambtshalve begroot en zijn toewijsbaar op de wijze die in de beslissing is vermeld.

5 De beslissing

De rechtbank

5.1.

wijst het verzoek af,

5.2.

veroordeelt [verzoeker] in de proceskosten, aan de zijde van Google tot op heden begroot op € 1.725,

5.3.

veroordeelt [verzoeker] in de na deze beschikking ontstane kosten, begroot op € 157 aan salaris advocaat, te vermeerderen, onder de voorwaarde dat [verzoeker] niet binnen veertien dagen na aanschrijving aan de beschikking heeft voldaan en er vervolgens betekening van de uitspraak heeft plaatsgevonden, met een bedrag van € 82 aan salaris advocaat en de explootkosten van betekening van de uitspraak,

5.4.

verklaart de kostenveroordelingen onder 5.2 en 5.3 uitvoerbaar bij voorraad.

Deze beschikking is gegeven door mr. M.C.H. Broesterhuizen, rechter en mr. E.M. Rocha, griffier, en in het openbaar uitgesproken op 23 december 2019.

type: EMR

coll: MCHB


» Juridisch advies nodig? « advertorial

Heeft u een juridisch probleem of een zaak die u wilt voorleggen aan een gespecialiseerde jurist of advocaat ?

Neemt u dan gerust contact met ons op en laat uw zaak vrijblijvend beoordelen.



naar boven      |      zoeken      |      uitgebreid zoeken

Snel uitspraken zoeken en filteren

> per rechtsgebied > op datum > op instantie

Gerelateerde advocaten

Gerelateerde advocatenkantoren

Recente vacatures

Meer vacatures | Plaats vacature